12.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 321/128


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/2130 VAN DE COMMISSIE

van 25 november 2019

tot vaststelling van gedetailleerde regels voor de werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd tijdens en na documentencontroles, overeenstemmingscontroles en materiële controles van dieren en goederen die onderworpen zijn aan officiële controles aan grenscontroleposten

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (1), en met name artikel 52,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EU) 2017/625 zijn voorschriften vastgesteld die de bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten naleven bij het uitvoeren officiële controles van dieren en goederen die de Unie binnenkomen, om de naleving van de agro-voedselketenwetgeving van de Unie te verifiëren.

(2)

Op grond van Verordening (EU) 2017/625 worden zendingen van de in artikel 47, lid 1, bedoelde categorieën dieren en goederen onderworpen aan officiële controles aan grenscontroleposten voor officiële controles, tenzij zij op grond van artikel 48 van die verordening van dergelijke controles zijn vrijgesteld. Die officiële controles moeten documentencontroles, overeenstemmingscontroles en materiële controles omvatten. Om eenvormige toepassing van de artikelen 49, 50 en 51 van Verordening (EU) 2017/625 en een doelmatige uitvoering van de officiële controles van de bovengenoemde categorieën dieren en goederen te waarborgen, moeten in deze verordening gedetailleerde regels voor de uitvoering van documentencontroles, overeenstemmingscontroles en materiële controles aan grenscontroleposten worden vastgesteld.

(3)

De regels voor de werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd tijdens en na documentencontroles, overeenstemmingscontroles en materiële controles aan de grenscontroleposten van aankomst of controlepunten moeten ook van toepassing zijn op bepaalde categorieën levensmiddelen en diervoeders van niet-dierlijke oorsprong waarvoor een tijdelijke uitbreiding van de controles, andere voorwaarden voor binnenkomst in de Unie en noodmaatregelen gelden uit hoofde van de in artikel 47, lid 1, onder d), e) en f), van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde handelingen.

(4)

De werkzaamheden die vóór de datum van toepassing van deze verordening tijdens documentencontroles, overeenstemmingscontroles en materiële controles werden uitgevoerd, zijn doeltreffend gebleken en waarborgen zeer kwalitatieve controles. De regels in deze verordening moeten derhalve worden gebaseerd op dezelfde beginselen als die welke vereist zijn voor de uitvoering van documentencontroles, overeenstemmingscontroles en materiële controles als vastgesteld in de Richtlijnen 91/496/EEG (2), 97/78/EG (3) en 2000/29/EG (4) van de Raad, Verordeningen (EG) nr. 136/2004 (5) en (EG) nr. 282/2004 (6) van de Commissie en Beschikking 97/794/EG (7) van de Commissie.

(5)

Alle relevante documenten waarvan zendingen van de in artikel 47, lid 1, van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde categorieën dieren en goederen vergezeld moeten gaan, moeten worden gecontroleerd om te waarborgen dat zij op het desbetreffende modeldocument zijn gebaseerd, dat aan de algemene certificeringsvoorschriften is voldaan en dat zij de krachtens de wetgeving van de Unie of de toepasselijke nationale regels nodige garanties bieden.

(6)

In de wetgeving van de Unie is bepaald dat, wanneer zendingen van bepaalde in artikel 47, lid 1, van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde categorieën goederen de Unie binnenkomen, laboratoriumanalysen, -tests of -diagnosen moeten worden uitgevoerd of dat het vervoermiddel moet worden verzegeld om een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen en eventuele risico’s voor de gezondheid van mensen, dieren en planten te voorkomen. In dergelijke gevallen moeten de resultaten van de laboratoriumanalysen, -tests of -diagnosen of de zegelnummers worden vermeld in het gemeenschappelijk gezondheidsdocument van binnenkomst (GGB).

(7)

Om de traceerbaarheid van de dieren en goederen die de Unie binnenkomen, te kunnen waarborgen, moet het origineel en, indien van toepassing, de kopie van de officiële certificaten of documenten gedurende een bepaalde periode aan de grenscontrolepost van aankomst in de Unie worden bewaard.

(8)

Aangezien deze verordening bepalingen bevat op de domeinen waarop de Verordeningen (EG) nr. 136/2004 en (EG) nr. 282/2004 en Beschikking 97/794/EG betrekking hebben, moeten deze handelingen met ingang van de datum van toepassing van deze verordening worden ingetrokken.

(9)

Verordening (EU) 2017/625 is van toepassing met ingang van 14 december 2019. Bijgevolg moeten de in deze verordening vastgestelde regels ook vanaf die datum van toepassing zijn.

(10)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

In deze verordening worden gedetailleerde regels vastgesteld voor de werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd tijdens en na de in de artikelen 49, 50 en 51 van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde documentencontroles, overeenstemmingscontroles en materiële controles van zendingen van de in artikel 47, lid 1, van die verordening bedoelde categorieën dieren en goederen.

Artikel 2

Gedetailleerde regels inzake de documentencontroles

1.   Voor elke zending van de in artikel 1 bedoelde dieren en goederen controleert de bevoegde autoriteit waarvoor de dieren en goederen volgens de officiële certificaten, officiële verklaringen en andere documenten die de zending vergezellen, zullen worden gebruikt, alsook de bestemming van de zending zoals vermeld in deze certificaten, verklaringen en documenten.

2.   De bevoegde autoriteit inspecteert alle in artikel 3, punt 41, van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde officiële certificaten, officiële verklaringen en andere documenten of de elektronische equivalenten daarvan die zijn geregistreerd in het informatiemanagementsysteem voor officiële controles (Imsoc) zoals bedoeld in artikel 131 van die verordening of via bestaande nationale systemen, om na te gaan of:

a)

zij zijn afgegeven door de bevoegde autoriteit van het derde land, indien van toepassing;

b)

zij voldoen aan de voorschriften van artikel 89, lid 1, en artikel 91, lid 2, van Verordening (EU) 2017/625 en aan de in artikel 90 van die verordening bedoelde uitvoeringshandelingen;

c)

zij overeenstemmen met het model dat is vastgesteld op grond van de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde regels;

d)

de informatie in de certificaten of documenten voldoet aan de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde regels.

3.   De bevoegde autoriteit controleert of de voor de zending verantwoordelijke exploitant het desbetreffende deel van het gemeenschappelijk gezondheidsdocument van binnenkomst (GGB) volledig en correct heeft ingevuld zoals vereist in artikel 56, lid 1, van Verordening (EU) 2017/625 en dat de informatie in dat deel overeenstemt met de informatie in de officiële certificaten, de officiële verklaringen en de andere documenten die de zending vergezellen.

Artikel 3

Gedetailleerde regels inzake de overeenstemmingscontroles

1.   Tijdens de overeenstemmingscontroles van de in artikel 1 bedoelde zendingen dieren en goederen controleert de bevoegde autoriteit of de volgende elementen overeenstemmen met de informatie in de officiële certificaten, de officiële verklaringen en de andere documenten die de zendingen vergezellen:

a)

het aantal dieren en de soort, het ras, het geslacht, de leeftijd en de categorie van de dieren, indien van toepassing,

b)

de inhoud van de zendingen,

c)

de hoeveelheid van de zendingen,

d)

de passende stempels en identificatiemerken of -codes, indien van toepassing,

e)

de identificatiegegevens van het gebruikte vervoermiddel, indien van toepassing,

f)

de zegels op de containers of vervoermiddelen, indien van toepassing.

2.   In het geval van zendingen producten van dierlijke oorsprong, levende producten, dierlijke bijproducten, afgeleide producten, hooi en stro en samengestelde producten mogen de overeenstemmingscontroles worden beperkt tot lid 1, punten e) en f), indien:

a)

de zendingen niet zijn geselecteerd voor materiële controles;

b)

de zendingen zijn geladen in vervoerseenheden die gesloten en verzegeld zijn;

c)

de zegels op de containers of vervoermiddelen intact zijn en er niet mee is geknoeid;

d)

de zegels op de containers of vervoermiddelen werden aangebracht door of onder toezicht van de bevoegde autoriteit die het officiële certificaat heeft afgegeven, en

e)

de informatie op de zegels overeenstemt met de informatie die op grond van de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde regels verplicht moet worden vermeld in het begeleidend officieel certificaat.

3.   In het geval van zendingen producten van dierlijke oorsprong, levende producten, dierlijke bijproducten, afgeleide producten, hooi en stro en samengestelde producten wordt 1 % van de voorwerpen of verpakkingen in een zending, met een minimum van twee en een maximum van tien voorwerpen of verpakkingen, voor overeenstemmingscontroles geselecteerd. Indien de bevoegde autoriteit op basis van de geselecteerde voorwerpen of verpakkingen geen volledige overeenstemmingscontrole kan uitvoeren, kan, met het oog op een meer uitgebreide controle, het aantal te controleren voorwerpen of verpakkingen worden verhoogd en wordt eventueel het totale aantal voorwerpen of verpakkingen in de betrokken zending gecontroleerd.

4.   Voor zendingen dieren worden de overeenstemmingscontroles op de volgende regels gebaseerd:

a)

in het geval van dieren waarvoor op grond van de wetgeving van de Unie individuele overeenstemmingscontroles moeten worden uitgevoerd, wordt een representatief monster samengesteld van ten minste 10 % van de dieren in de zending, met een minimum van tien dieren. Wanneer de zending uit minder dan tien dieren bestaat, worden de overeenstemmingscontroles op alle dieren in de zending uitgevoerd;

b)

in het geval van dieren waarvoor op grond van de wetgeving van de Unie geen individuele overeenstemmingscontroles moeten worden uitgevoerd, worden de merktekens van een representatief aantal verpakkingen of containers gecontroleerd;

c)

indien de in de punten a) en b) vastgestelde overeenstemmingscontroles geen bevredigende resultaten hebben opgeleverd, wordt het aantal te controleren dieren verhoogd en wordt eventueel het totale aantal dieren in de betrokken zending gecontroleerd.

5.   De zendingen worden geheel of gedeeltelijk van het vervoermiddel gelost wanneer er voor de overeenstemmingscontroles volledige toegang tot de gehele zending nodig is.

Artikel 4

Gedetailleerde regels inzake de materiële controles

1.   Tijdens de materiële controles van de in artikel 1 bedoelde zendingen dieren en goederen controleert de bevoegde autoriteit of de zendingen voldoen aan de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde regels die op de betrokken dieren of goederen van toepassing zijn en aan de specifieke voorschriften die in de desbetreffende officiële certificaten, officiële verklaringen en andere documenten zijn vastgesteld.

2.   De zendingen worden geheel of gedeeltelijk van het vervoermiddel gelost wanneer er voor de materiële controles volledige toegang tot de gehele zending nodig is.

3.   De materiële controles van dieren worden uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften van bijlage I bij deze verordening.

4.   De materiële controles van producten van dierlijke oorsprong, levende producten, dierlijke bijproducten, afgeleide producten, hooi en stro en samengestelde producten, en van levensmiddelen en diervoeders van niet-dierlijke oorsprong waarvoor een tijdelijke uitbreiding van de controles, andere voorwaarden voor binnenkomst in de Unie en noodmaatregelen gelden uit hoofde van de in artikel 47, lid 1, onder d), e) en f), van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde handelingen, worden uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften van bijlage II bij deze verordening.

5.   De laboratoriumtests voor het opsporen van gevaren bij producten van dierlijke oorsprong, levende producten, dierlijke bijproducten, afgeleide producten, hooi en stro en samengestelde producten worden uitgevoerd overeenkomstig het in bijlage II, punt 5, bedoelde monitoringplan.

6.   De materiële controles van planten, plantaardige producten en ander materiaal als bedoeld in artikel 47, lid 1, onder c), van Verordening (EU) 2017/625 en, in voorkomend geval, waarvoor noodmaatregelen gelden uit hoofde van in de in artikel 47, lid 1, onder e), van die verordening bedoelde handelingen, worden uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften in bijlage III bij deze verordening.

7.   De volgende zendingen dieren mogen in de handel worden gebracht voordat de resultaten van de tijdens de materiële controles uitgevoerde laboratoriumtests beschikbaar zijn:

a)

zendingen hoefdieren die zijn bemonsterd volgens de in bijlage I, deel III, bedoelde bemonsteringsvoorschriften, wanneer er van die hoefdieren geen onmiddellijk gevaar voor de volksgezondheid of de diergezondheid uitgaat, en

b)

zendingen andere dieren zoals bedoeld in artikel 47, lid 1, onder a), van Verordening (EU) 2017/625, wanneer er van die dieren geen onmiddellijk gevaar voor de volksgezondheid of de diergezondheid uitgaat.

8.   Zendingen goederen die zijn getest overeenkomstig het in lid 5 bedoelde monitoringplan en waarvan geen onmiddellijk gevaar voor de volksgezondheid of de diergezondheid uitgaat, mogen in de handel worden gebracht voordat de resultaten van de laboratoriumtests beschikbaar zijn.

9.   Wanneer zendingen planten, plantaardige producten en andere materialen als bedoeld in artikel 47, lid 1, onder c), van Verordening (EU) 2017/625 tijdens materiële controles worden bemonsterd voor laboratoriumanalysen en geen onmiddellijk gevaar voor de gezondheid van planten ervan uitgaat, mogen dergelijke zendingen in de handel worden gebracht voordat de resultaten van de laboratoriumtests beschikbaar zijn.

Artikel 5

Na de documentencontroles, overeenstemmingscontroles en materiële controles uit te voeren werkzaamheden

1.   De bevoegde autoriteit voert de volgende werkzaamheden uit nadat zij de in artikel 49, lid 1, van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde controles heeft afgerond:

a)

zij sluit de verpakkingen die zij voor de overeenstemmings- of materiële controles heeft geopend, en brengt een officieel merkteken erop aan;

b)

zij verzegelt het vervoermiddel in de door de wetgeving van de Unie voorgeschreven gevallen en vermeldt het zegelnummer in het GGB.

2.   Zodra deze beschikbaar zijn, registreren de bevoegde autoriteiten alle resultaten in het GGB van de laboratoriumanalysen, -tests of -diagnosen van zendingen die zijn getest en in de handel zijn gebracht voordat de resultaten van de laboratoriumtests beschikbaar waren.

3.   De bevoegde autoriteit van de grenscontrolepost van aankomst in de Unie bewaart de in artikel 50, lid 1, van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde originele officiële certificaten of documenten, of de elektronische equivalenten, daarvan gedurende ten minste drie jaar vanaf de datum waarop de zendingen tot de Unie werden toegelaten.

Het originele certificaat of de originele documenten van de in artikel 47, lid 1, onder c), van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde planten, plantaardige producten en ander materiaal mogen echter worden bewaard via elektronische opslag van informatie, op voorwaarde dat de bevoegde autoriteit die informatie heeft gegenereerd op basis van het originele certificaat of de originele documenten. In dergelijke gevallen wordt het originele certificaat of document door de bevoegde autoriteit ongeldig gemaakt of vernietigd.

4.   Indien de bevoegde autoriteit op grond van de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde regels geen origineel certificaat of geen originele documenten moet ontvangen en bewaren, bewaart de bevoegde autoriteit van de grenscontrolepost van aankomst in de Unie een kopie van het originele officiële certificaat of de originele documenten als bedoeld in artikel 50, lid 1, van Verordening (EU) 2017/625, op papier of in elektronische vorm gedurende ten minste drie jaar vanaf de datum waarop de zendingen tot de Unie of voor verder vervoer werden toegelaten.

Artikel 6

Intrekkingen

1.   Verordening (EG) nr. 282/2004 en Beschikking 97/794/EG worden ingetrokken met ingang van 14 december 2019.

2.   Verordening (EG) nr. 136/2004 wordt ingetrokken met ingang van 14 december 2019.

Artikel 9 van Verordening (EG) nr. 136/2004 blijft evenwel van toepassing tot en met 20 april 2021 wat betreft de lijst van geautoriseerde landen die zijn opgenomen in bijlage V bij die verordening.

Artikel 7

Inwerkingtreding en datum van toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 14 december 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 november 2019.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1.

(2)  Richtlijn 91/496/EEG van de Raad van 15 juli 1991 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor dieren uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht en tot wijziging van de Richtlijnen 89/662/EEG, 90/425/EEG en 90/675/EEG (PB L 268 van 24.9.1991, blz. 56).

(3)  Richtlijn 97/78/EG van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (PB L 24 van 30.1.1998, blz. 9).

(4)  Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen (PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1).

(5)  Verordening (EG) nr. 136/2004 van de Commissie van 22 januari 2004 tot vaststelling van procedures voor de veterinaire controles in de grensinspectieposten van de Gemeenschap bij het binnenbrengen van producten uit derde landen (PB L 21 van 28.1.2004, blz. 11).

(6)  Verordening (EG) nr. 282/2004 van de Commissie van 18 februari 2004 betreffende de vaststelling van een document voor de aangifte en de veterinaire controle van uit derde landen afkomstige dieren die in de Gemeenschap worden binnengebracht (PB L 49 van 19.2.2004, blz. 11).

(7)  Beschikking 97/794/EG van de Commissie van 12 november 1997 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Richtlijn 91/496/EEG van de Raad met betrekking tot de veterinaire controles van uit derde landen in te voeren levende dieren (PB L 323 van 26.11.1997, blz. 31).


BIJLAGE I

Gedetailleerde regels voor de werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd tijdens materiële controles van de in artikel 4, lid 3, bedoelde dieren

I.   Inspectie inzake de geschiktheid van de dieren om verder te worden vervoerd

1.

Alle dieren worden door middel van visuele inspectie algemeen beoordeeld om na te gaan of zij geschikt zijn voor verder vervoer; hierbij wordt rekening gehouden met de tijd die zij al onderweg zijn en de voorzieningen die al werden getroffen voor het voederen, drenken en laten rusten van de dieren. Ook de nog resterende reistijd en de voorgestelde voorzieningen voor het voederen, drenken en laten rusten van de dieren voor dat deel van de reis worden in acht genomen.

2.

Er wordt gecontroleerd of de voor het vervoer van de dieren gebruikte vervoermiddelen en het journaal in overeenstemming zijn met Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad (1).

II.   Klinisch onderzoek

1.

Het klinisch onderzoek van de dieren bestaat uit een visueel onderzoek van alle dieren en omvat ten minste het volgende:

a)

een visueel onderzoek van de dieren, met inbegrip van een algemene beoordeling van de gezondheidsstatus van de dieren, de mogelijkheid van de dieren om vrij te bewegen, de staat van de huid en de mucosae van de dieren en eventuele tekenen van abnormale afscheiding;

b)

controle van het ademhalingsstelsel en het spijsverteringsstelsel;

c)

steekproefsgewijze controle van de lichaamstemperatuur wanneer anomalieën zijn vastgesteld als bedoeld in de punten a) of b);

d)

palpatie wanneer anomalieën zijn vastgesteld als bedoeld in de punten a), b) of c).

2.

Bij zendingen fok- of gebruiksdieren wordt klinisch onderzoek verricht bij ten minste 10 % van de dieren met een minimum van tien dieren, die zo zijn gekozen dat zij representatief zijn voor de gehele zending. Wanneer de zending uit minder dan tien dieren bestaat, worden de controles op alle dieren in de zending uitgevoerd.

3.

Bij zendingen slachtdieren wordt klinisch onderzoek verricht bij ten minste 5 % van de dieren met een minimum van vijf dieren, die zo zijn gekozen dat zij representatief zijn voor de gehele zending. Wanneer de zending uit minder dan vijf dieren bestaat, worden de controles op alle dieren in de zending uitgevoerd.

4.

Wanneer bij de materiële controles van de overeenkomstig de punten 2 en 3 gecontroleerde dieren geen bevredigende resultaten zijn verkregen, wordt het aantal gecontroleerde dieren verhoogd en wordt eventueel het totale aantal dieren in de zending gecontroleerd.

5.

De onderstaande dieren hoeven geen individueel klinisch onderzoek te ondergaan:

pluimvee,

vogels,

aquacultuurdieren en alle levende vis,

knaagdieren,

haasachtigen,

bijen en andere insecten,

reptielen en amfibieën,

andere ongewervelde dieren,

bepaalde dierentuindieren en circusdieren, met inbegrip van hoefdieren, die als gevaarlijk worden beschouwd,

pelsdieren.

6.

Voor de in punt 5 bedoelde dieren omvat het klinisch onderzoek een observatie van de gezondheidstoestand en het gedrag van de gehele groep of van een representatief aantal dieren. Wanneer uit het hierboven genoemd klinisch onderzoek enige anomalie blijkt, wordt een grondiger klinisch onderzoek verricht, eventueel met inbegrip van bemonstering.

7.

In het geval van levende vis, schaal- en weekdieren en voor wetenschappelijke onderzoekscentra bestemde dieren met een gecertificeerde specifieke gezondheidsstatus, die onder gecontroleerde omstandigheden in verzegelde containers worden vervoerd, worden het klinisch onderzoek en de bemonstering alleen uitgevoerd wanneer wordt vermoed dat er een specifiek risico bestaat in verband met de betrokken soort of de herkomst ervan of wanneer andere onregelmatigheden zijn vastgesteld.

III.   Bemonstering van hoefdieren

1.

Er wordt nagegaan of zendingen van hoefdieren in overeenstemming zijn met de gezondheidsvoorschriften in de begeleidende officiële certificaten of documenten, of de elektronische equivalenten daarvan, door middel van de volgende bemonsteringsprocedure:

a)

ten minste 3 % van de zendingen die maandelijks aan de grenscontrolepost aankomen, wordt serologisch bemonsterd, met uitzondering van geregistreerde paarden als omschreven in artikel 2, onder c), van Uitvoeringsverordening (EU) 2018/659 van de Commissie (2), die vergezeld gaan van een individueel gezondheidscertificaat waarin wordt verklaard dat aan de in die uitvoeringsverordening vastgestelde veterinairrechtelijke voorschriften is voldaan. Ten minste 10 % van de dieren in elke partij wordt bemonsterd, met een minimum van vier dieren. Als de bevoegde autoriteit redenen heeft om aan te nemen dat die bemonstering niet sluitend is, wordt dat percentage verhoogd en wordt eventueel het totale aantal dieren in de betrokken zending gecontroleerd;

b)

na een risicobeoordeling door de officiële dierenarts of wanneer de wetgeving van de Unie daarin voorziet, kunnen de nodige monsters worden genomen van een willekeurig dier in een zending die voor de officiële controles wordt aangeboden;

c)

de laboratoriumtests die moeten worden uitgevoerd om na te gaan of aan de veterinairrechtelijke voorschriften is voldaan en, in voorkomend geval, of er residuen en contaminanten aanwezig zijn, worden onverwijld verricht.


(1)  Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG en van Verordening (EG) nr. 1255/97 (PB L 3 van 5.1.2005, blz. 1).

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/659 van de Commissie van 12 april 2018 betreffende de voorschriften voor het binnenbrengen in de Unie van levende paardachtigen en sperma, eicellen en embryo’s van paardachtigen (PB L 110 van 30.4.2018, blz. 1).


BIJLAGE II

Gedetailleerde regels voor de werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd tijdens de materiële controles van de in artikel 4, lid 4, bedoelde goederen

1.   

De bevoegde autoriteit voert materiële controles uit om na te gaan of:

a)

de vervoersomstandigheden van die aard waren dat de goederen in het licht van hun doel goed werden bewaard;

b)

het bij wetgeving van de Unie voorgeschreven temperatuurbereik tijdens het vervoer werd gehandhaafd en dat er geen gebreken of onderbrekingen in de koudeketen waren, door middel van een onderzoek van de gegevens over het temperatuurbereik tijdens het vervoer;

c)

het verpakkingsmateriaal nog intact is.

2.   

De bevoegde autoriteit voert materiële controles uit om na te gaan of de etikettering van de uiterste consumptiedatum in overeenstemming is met Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad (1).

De bevoegde autoriteit kan materiële controles uitvoeren om na te gaan of de etikettering voldoet aan de andere in artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde regels.

3.   

De bevoegde autoriteit gaat na of de goederen geschikt zijn om voor het beoogde doel te worden gebruikt en dat hun eigenschappen tijdens het vervoer niet zijn veranderd, door middel van:

a)

een organoleptisch onderzoek van de geur, de kleur, de consistentie of de smaak van de goederen, of

b)

eenvoudige materiële of chemische tests door de goederen open te snijden, te ontdooien of te koken, of

c)

laboratoriumtests.

4.   

In het geval van zendingen producten van dierlijke oorsprong, levende producten, dierlijke bijproducten, afgeleide producten, hooi en stro en samengestelde producten voert de bevoegde autoriteit de in punt 3 bedoelde werkzaamheden als volgt uit:

a)

vóór het uitvoeren van de in punt 3 bedoelde werkzaamheden wordt een selectie van voorwerpen of verpakkingen gemaakt, of worden in het geval van bulkproducten monsters genomen;

b)

de voor de in punt 3, onder a) en b), bedoelde onderzoeken gemaakte selectie van monsters omvat 1 % van de voorwerpen of verpakkingen in een zending, met een minimum van twee en een maximum van tien voorwerpen of verpakkingen. De bevoegde autoriteit kan, indien nodig, met het oog op meer uitgebreide controles het aantal gecontroleerde voorwerpen of verpakkingen verhogen;

c)

de in lid 3, onder b) en c), bedoelde tests worden uitgevoerd op een reeks monsters die zodanig is samengesteld dat zij representatief is voor de gehele zending.

5.   

Voor de toepassing van artikel 4, lid 5, stelt de bevoegde autoriteit een monitoringplan op om na te gaan of de in artikel 1, lid 2, van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde regels worden nageleefd, en met name om gevaren op te sporen door aan te duiden welke goederen moeten worden onderzocht en welke tests moeten worden uitgevoerd, en voert de bevoegde autoriteit overeenkomstig dat plan de in punt 3, onder c), bedoelde tests uit.

Dat monitoringplan is risicogebaseerd, waarbij rekening wordt gehouden met alle desbetreffende parameters, zoals de aard van de goederen, het risico dat zij vormen, de frequentie van en het aantal binnenkomende zendingen en de resultaten van eerdere monitoring.

6.   

In het geval van zendingen levensmiddelen en diervoeders van niet-dierlijke oorsprong waarvoor maatregelen gelden uit hoofde van de in artikel 47, lid 1, onder d), e) en f), van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde handelingen, voert de bevoegde autoriteit materiële controles uit in overeenstemming met de volgende regels:

a)

de materiële controles omvatten laboratoriumtests overeenkomstig de in artikel 47, lid 1, onder d), e) en f), van Verordening (EU) 2017/625 bedoelde handelingen;

b)

de materiële controles worden zodanig uitgevoerd dat de exploitanten van levensmiddelen- en diervoederbedrijven of hun vertegenwoordigers niet kunnen voorspellen of een bepaalde zending aan dergelijke controles zal worden onderworpen;

c)

de resultaten van de materiële controles zijn zo spoedig als technisch mogelijk is beschikbaar;

d)

de geteste zendingen moeten in afwachting van de resultaten van de laboratoriumtests in officiële bewaring worden genomen, tenzij de bevoegde autoriteit aan de grenscontrolepost overeenkomstig artikel 4 van Gedelegeerde Verordening 2019/2124 van de Commissie (2) toelating geeft voor het verdere vervoer naar de eindbestemming.


(1)  Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1924/2006 en (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Richtlijn 87/250/EEG van de Commissie, Richtlijn 90/496/EEG van de Raad, Richtlijn 1999/10/EG van de Commissie, Richtlijn 2000/13/EG van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2002/67/EG en 2008/5/EG van de Commissie, en Verordening (EG) nr. 608/2004 van de Commissie (PB L 304 van 22.11.2011, blz. 18).

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2124 van de Commissie van 10 oktober 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft voorschriften voor officiële controles van zendingen van dieren en goederen bij doorvoer, overlading en verder vervoer, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 798/2008, (EG) nr. 1251/2008, (EG) nr. 119/2009, (EU) nr. 206/2010, (EU) nr. 605/2010, (EU) nr. 142/2011 en (EU) nr. 28/2012 van de Commissie, Uitvoeringsverordening (EU) 2016/759 van de Commissie, en Beschikking 2007/777/EG van de Commissie (zie bladzijde 73 van dit Publicatieblad).


BIJLAGE III

Gedetailleerde regels voor de werkzaamheden die moeten worden uitgevoerd tijdens materiële controles van de in artikel 4, lid 6, bedoelde planten, plantaardige producten en ander materiaal

1.   

De bevoegde autoriteit voert materiële controles uit op gehele zendingen en partijen daarvan of op representatieve monsters. De homogene partijen in de zending worden vastgesteld op basis van de informatie die in het officiële fytosanitaire certificaat is verstrekt en met inachtneming van de in punt 2 bedoelde gegevens.

2.   

De homogeniteit van een partij in de zin van artikel 2, lid 7, van Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad (1) wordt vastgesteld op basis van de volgende gegevens, die zijn opgenomen in het officiële fytosanitaire certificaat:

de oorsprong,

de teler,

de verpakkingsinrichting,

de soort verpakking,

het geslacht, de soort, het ras of de rijpheidsgraad,

de exporteur,

het productiegebied,

de gereguleerde plaagorganismen en de kenmerken ervan,

de behandeling op de plaats van oorsprong,

het type verwerking.

3.   

Voor de bemonstering van partijen in een zending wordt een geschikte afzonderlijke eenheid voor bemonstering vastgesteld. In het geval van bepaalde planten of plantaardige producten is de vastgestelde eenheid voor:

vruchten in botanische zin: 1 stuk,

snijbloemen: 1 stengel,

gebladerte, bladgroenten: 1 blad,

knollen, bollen, wortelstokken: 1 knol, bol of wortelstok,

planten, bestemd voor opplant: 1 plant,

takken: 1 tak,

hout en bast: te bepalen per geval; het kleinste stuk mag niet minder dan 1 kg wegen,

zaaigoed: 1 zaadje.

Indien de eenheid niet kan worden vastgesteld vanwege de afmetingen, vorm of wijze van verpakking, wordt de kleinste verpakkingseenheid genomen als eenheid voor bemonstering.

4.   

De bemonstering in het kader van materiële controles die worden uitgevoerd door middel van visuele inspectie, geschiedt volgens de volgende goederenspecifieke bemonsteringsschema’s die zijn opgenomen in de desbetreffende tabel van de internationale norm voor fytosanitaire maatregelen nr. 31 Methodologies for sampling of consignments (ISPM31):

a)

niet-slapende voor opplant bestemde bewortelde planten:

een bemonsteringsschema waarmee met een betrouwbaarheid van 95 % een aanwezigheid van besmette planten van 1 % of meer kan worden aangetoond;

b)

voor opplant bestemde slapende planten, met inbegrip van knollen, bollen en wortelstokken:

een bemonsteringsschema waarmee met een betrouwbaarheid van 95 % een aanwezigheid van besmette planten van 2 % of meer kan worden aangetoond;

c)

zaden of plantaardige producten die voldoen aan de specifieke voorwaarden van de artikelen 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 1756/2004 van de Commissie (2):

een bemonsteringsschema waarmee met een betrouwbaarheid van 80 % een aanwezigheid van besmette planten van 5 % of meer kan worden aangetoond;

d)

stekken zonder wortels, planten, plantaardige producten en andere materialen die niet onder a), b) en c) vallen:

een bemonsteringsschema waarmee met een betrouwbaarheid van 95 % een aanwezigheid van besmette planten van 5 % of meer kan worden aangetoond;

e)

partijen zaden en bladgroenten met ten hoogste 500 eenheden:

een hypergeometrisch bemonsteringsschema waarmee met een betrouwbaarheid van 95 % een aanwezigheid van besmette planten van 10 % of meer kan worden aangetoond.

5.   

Elke maatregel die naar aanleiding van een geval van niet-naleving wordt genomen, moet betrekking hebben op de partij zoals die vóór de materiële controle werd vastgesteld.

6.   

Op basis van een risicoanalyse wordt een minimumaantal monsters voor laboratoriumtests voor de opsporing van latente infecties bij voor opplant bestemde planten genomen, en hierbij worden de volgende criteria in acht genomen:

a)

de geschiedenis van het niveau van de door de lidstaten overeenkomstig artikel 11, eerste alinea, onder c), van Verordening (EU) 2016/2031 onderschepte en gemelde EU-quarantaineorganismen, met inbegrip van prioritaire plaagorganismen als omschreven in artikel 6, lid 1, van die verordening, van een derde land van oorsprong;

b)

de aanwezigheid van een prioritair plaagorganisme in het derde land van oorsprong, overeenkomstig de beschikbare wetenschappelijke informatie;

c)

via het Imsoc beschikbare informatie.


(1)  Verordening (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bij planten, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 228/2013, (EU) nr. 652/2014 en (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van de Richtlijnen 69/464/EEG, 74/647/EEG, 93/85/EEG, 98/57/EG, 2000/29/EG, 2006/91/EG en 2007/33/EG van de Raad (PB L 317 van 23.11.2016, blz. 4).

(2)  Verordening (EG) nr. 1756/2004 van de Commissie van 11 oktober 2004 tot vaststelling van de gedetailleerde voorwaarden inzake de vereiste aanwijzingen en de criteria inzake type en niveau van de beperking van de fytosanitaire controles op bepaalde in bijlage V, deel B, van Richtlijn 2000/29/EG van de Raad genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen (PB L 313 van 12.10.2004, blz. 6).