5.12.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 315/187 |
VERORDENING (EU) 2019/2019 VAN DE COMMISSIE
van 1 oktober 2019
tot vaststelling van eisen inzake ecologisch ontwerp voor koelapparaten overeenkomstig Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 643/2009 van de Commissie
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten (1), en met name artikel 15, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Richtlijn 2009/125/EG moet de Commissie eisen inzake ecologisch ontwerp vaststellen voor energiegerelateerde producten met een significant omzet- en handelsvolume in de Unie en met een significant milieueffect en een significant potentieel voor verbetering met betrekking tot het milieueffect, zonder dat dit buitensporige kosten meebrengt. |
(2) |
In de mededeling van de Commissie COM(2016) 773 (2) (werkplan ecologisch ontwerp), die door de Commissie is vastgesteld overeenkomstig artikel 16, lid 1, van Richtlijn 2009/125/EG, worden de prioritaire werkzaamheden binnen het kader voor energie-etikettering en ecologisch ontwerp voor de periode 2016-2019 uiteengezet. In het werkplan ecologisch ontwerp staan de energiegerelateerde productgroepen die als prioritair moeten worden beschouwd voor de uitvoering van voorbereidende studies en de uiteindelijke vaststelling van uitvoeringsmaatregelen, alsook voor de herziening van Verordening (EG) nr. 643/2009 van de Commissie (3) en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1060/2010 van de Commissie (4). |
(3) |
De maatregelen uit het werkplan ecologisch ontwerp hebben een geraamd potentieel van meer dan 260 TWh aan jaarlijkse energiebesparingen in 2030, hetgeen neerkomt op een reductie van de broeikasgasemissies met ongeveer 100 miljoen ton per jaar in 2030. Koelapparaten zijn als productgroep opgenomen in de lijst van het werkplan, en zijn naar schatting goed voor 10 TWh jaarlijkse energiebesparingen in 2030. |
(4) |
De Commissie heeft bij Verordening (EG) nr. 643/2009 eisen inzake ecologisch ontwerp voor koelapparaten voor huishoudelijk gebruik vastgesteld; in die verordening is bepaald dat de Commissie de verordening regelmatig moet evalueren in het licht van de technologische vooruitgang. |
(5) |
De Commissie heeft Verordening (EG) nr. 643/2009 geëvalueerd en daarbij de technische, economische en milieuaspecten van koelapparaten alsmede het gedrag van gebruikers in de praktijk geanalyseerd. De evaluatie is uitgevoerd in nauwe samenwerking met de belanghebbenden uit de Unie en uit derde landen. De resultaten van het onderzoek zijn openbaar gemaakt en voorgelegd aan het overlegforum dat is opgericht bij artikel 18 van Richtlijn 2009/125/EG. |
(6) |
Uit de evaluatie blijkt het nut van voortdurende verbetering van de eisen, aangepast aan de technologische vooruitgang van koelapparaten. Meer in het bijzonder blijkt daaruit dat aan wijnbewaarkasten eisen op het gebied van energie-efficiëntie kunnen worden gesteld en dat de correctiefactoren kunnen worden afgeschaft of aanzienlijk kunnen worden verlaagd. |
(7) |
Het jaarlijkse energieverbruik in de Unie van producten die binnen de werkingssfeer van deze verordening vallen, is voor 2015 geraamd op 86 TWh, wat overeenkomt met een CO2-equivalent van 34 miljoen ton. Voorspeld wordt dat het energieverbruik van koelapparaten in 2030 bij ongewijzigd beleid zal dalen. Deze daling zal echter waarschijnlijk vertragen als de bestaande eisen inzake ecologisch ontwerp niet worden geactualiseerd. |
(8) |
De milieuaspecten van binnen de werkingssfeer van deze verordening vallende koelapparaten, die als belangrijk zijn aangemerkt voor de doeleinden van deze verordening, zijn energiegebruik in de gebruiksfase, toegenomen energiegebruik in de loop van de levenscyclus van het product als gevolg van lekkende deurafdichtingen, slechte repareerbaarheid en suboptimale voedselconserveringsopties die leiden tot vermijdbare voedselverspilling. |
(9) |
In de mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s COM(2015) 614 final (5) (actieplan voor de circulaire economie) en in het werkplan ecologisch ontwerp wordt het belang van het gebruik van het kader inzake ecologisch ontwerp ter ondersteuning van de overgang naar een hulpbronnenefficiëntere en meer circulaire economie benadrukt. In Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en van de Raad (6) wordt naar Richtlijn 2009/125/EG verwezen, en daarin wordt aangegeven dat eisen inzake ecologisch ontwerp het hergebruik, de ontmanteling en het terugwinnen van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) moeten vergemakkelijken door de problemen in een vroeg stadium aan te pakken. In deze verordening moeten hiertoe derhalve passende eisen worden vastgesteld. |
(10) |
Koelapparaten met een directe-verkoopfunctie moeten onder een aparte verordening inzake ecologisch ontwerp vallen. |
(11) |
Vrieskisten, met inbegrip van professionele vrieskisten, moeten binnen de werkingssfeer van deze verordening vallen, aangezien zij buiten de werkingssfeer van Verordening (EU) 2015/1095 van de Commissie (7) vallen en in andere dan professionele omgevingen kunnen worden gebruikt. |
(12) |
Wijnbewaarkasten en geluidsarme koelapparaten (zoals minibars), met inbegrip van die met transparante deuren, hebben geen directe-verkoopfunctie. Wijnbewaarkasten worden gewoonlijk ofwel in huishoudelijke omgevingen ofwel in restaurants gebruikt, terwijl minibars gewoonlijk in hotelkamers worden gebruikt. Wijnbewaarkasten en minibars, met inbegrip van die met transparante deuren, moeten derhalve onder deze verordening vallen. |
(13) |
De relevante productparameters moeten worden gemeten door gebruik te maken van betrouwbare, accurate en reproduceerbare methoden. Bij de toepassing van die methoden moet rekening worden gehouden met de erkende, meest recente meetmethoden, waaronder, indien beschikbaar, geharmoniseerde normen die door de in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad (8) genoemde Europese normalisatieorganisaties worden vastgesteld. |
(14) |
Overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2009/125/EG moeten de toepasselijke overeenstemmingsbeoordelingsprocedures in deze verordening worden gespecificeerd. |
(15) |
Ter ondersteuning van de controles op de naleving moeten de fabrikanten, importeurs of gemachtigde vertegenwoordigers informatie vermelden in de technische documentatie als bedoeld in de bijlagen IV en V van Richtlijn 2009/125/EG, voor zover deze informatie betrekking heeft op de eisen van deze verordening. |
(16) |
Ten behoeve van markttoezicht moet het fabrikanten, importeurs of gemachtigde vertegenwoordigers worden toegestaan naar de productendatabank te verwijzen, indien de technische documentatie als bedoeld in Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2016 van de Commissie (9) dezelfde informatie bevat. |
(17) |
Om de doeltreffendheid van deze verordening te verbeteren en om de consumenten te beschermen, moeten producten waarvan de prestaties in een testomgeving automatisch anders worden om de opgegeven parameters te verbeteren, worden verboden. |
(18) |
Naast de wettelijk bindende eisen die in deze verordening zijn vastgesteld, moeten indicatieve benchmarks voor de beste beschikbare technologieën worden vastgesteld om de informatie over de milieuprestaties van de producten die onder deze verordening vallen, gedurende hun levenscyclus breed beschikbaar en gemakkelijk toegankelijk te maken, overeenkomstig deel 3, punt 2, van bijlage I bij Richtlijn 2009/125/EG. |
(19) |
Bij een evaluatie van deze verordening moet worden beoordeeld of de bepalingen ervan passend en doeltreffend zijn om de doelstellingen ervan te verwezenlijken. Het moment van de evaluatie moet zo worden gekozen dat alle bepalingen zijn uitgevoerd en op de markt een effect laten zien. |
(20) |
Verordening (EG) nr. 643/2009 moet derhalve worden ingetrokken, |
(21) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 19, lid 1, van Richtlijn 2009/125/EG ingestelde comité, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Onderwerp en toepassingsgebied
1. Deze verordening stelt eisen inzake ecologisch ontwerp aan het in de handel brengen en het in bedrijf stellen van op het elektriciteitsnet aangesloten koelapparaten met een totaal volume van meer dan 10 liter en niet meer dan 1 500 liter.
2. Deze verordening is niet van toepassing op:
a) |
professionele koelbewaarkasten en snelkoelers/-vriezers, met uitzondering van professionele vrieskisten; |
b) |
koelapparaten met een directe-verkoopfunctie; |
c) |
mobiele koelapparaten; |
d) |
apparaten waarvan de primaire functie niet het door koeling bewaren van levensmiddelen is. |
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
1) |
“netspanning”: de elektriciteitsvoorziening van het elektriciteitsnet van 230 (± 10 %) volt wisselstroom bij 50 Hz; |
2) |
“koelapparaat”: geïsoleerde kast met één of meer compartimenten die op specifieke temperaturen worden gehouden, die worden gekoeld door natuurlijke of geforceerde convectie waarbij de koeling wordt verkregen op een of meer energieverbruikende wijzen; |
3) |
“compartiment”: een gesloten ruimte binnen een koelapparaat, gescheiden van andere compartimenten door een scheidingswand, een recipiënt of een vergelijkbare constructie, die rechtstreeks toegankelijk is via een of meer buitendeuren en die zelf in subcompartimenten kan zijn verdeeld. Voor de doeleinden van deze verordening verwijst “compartiment” naar zowel compartimenten als subcompartimenten, tenzij anders vermeld; |
4) |
“buitendeur” is het deel van een kast dat kan worden bewogen of verwijderd om ten minste toe te laten dat producten in de kast kunnen worden geplaatst of eruit kunnen worden gehaald; |
5) |
“subcompartiment”: een gesloten ruimte in een compartiment met een ander bedrijfstemperatuurbereik dan het compartiment waartoe het behoort; |
6) |
“totaal volume” (V): het volume van de ruimte binnen de binnenwand van het koelapparaat, gelijk aan de som van de volumes van de compartimenten, uitgedrukt in dm3 of in liters; |
7) |
“volume van het compartiment” (Vc): het volume van de ruimte binnen de binnenwand van het compartiment, uitgedrukt in dm3 of liters; |
8) |
“professionele koelbewaarkast” een geïsoleerd koelapparaat waarin één of meer compartimenten zijn geïntegreerd die toegankelijk zijn via één of meer deuren of laden, die de temperatuur van levensmiddelen op continue wijze binnen voorgeschreven grenswaarden kan houden bij een bedrijfstemperatuur voor koelen of invriezen, met gebruikmaking van een dampcompressie-kringloop, en die gebruikt wordt voor het bewaren van levensmiddelen in niet-huishoudelijke omgevingen, maar niet voor het tonen aan of de toegang van klanten, zoals gedefinieerd in Verordening (EU) 2015/1095; |
9) |
“snelkoeler/-vriezer”: een geïsoleerd koelapparaat dat in de eerste plaats bedoeld is om warme levensmiddelen snel af te koelen tot minder dan 10 °C bij koeling en tot minder dan —18 °C bij invriezen, zoals gedefinieerd in Verordening (EU) 2015/1095; |
10) |
“professionele vrieskist”: een diepvriezer waarvan het (de) compartiment(en) toegankelijk is (zijn) van bovenaf of dat zowel van bovenaf te openen als rechtopstaande compartimenten heeft, maar waarvan het brutovolume van het (de) naar boven openende compartiment(en) meer dan 75 % bedraagt van het totale brutovolume van het apparaat, gebruikt voor de opslag van levensmiddelen in niet-huishoudelijke omgevingen; |
11) |
“diepvriezer”: een koelapparaat met uitsluitend 4-sterrencompartimenten; |
12) |
“vriescompartiment”: een compartimenttype met een doeltemperatuur van 0 °C of lager; dat wil zeggen een 0-, 1-, 2-, 3- of 4-sterrencompartiment, zoals uiteengezet in tabel 3 van bijlage III; |
13) |
“compartimenttype”: het opgegeven compartimenttype overeenkomstig de koelprestatieparameters Tmin, Tmax, Tc en andere, zoals vermeld in tabel 3 van bijlage III; |
14) |
“minimumtemperatuur” (Tmin): de minimumtemperatuur binnen een compartiment tijdens de opslagtest zoals vermeld in tabel 3 van bijlage III; |
15) |
“maximumtemperatuur” (Tmax): de maximumtemperatuur binnen een compartiment tijdens de opslagtest zoals vermeld in tabel 3 van bijlage III; |
16) |
“doeltemperatuur” (Tc): de referentietemperatuur in een compartiment tijdens het testen, zoals vermeld in tabel 3 van bijlage III; gelijk aan de temperatuur voor het testen van het energieverbruik, uitgedrukt als het gemiddelde in de tijd en over een reeks sensoren; |
17) |
“0-sterrencompartiment” en “ijsmaker”: een vriescompartiment met een doeltemperatuur en opslagomstandigheden van 0 °C zoals vermeld in tabel 3 van bijlage III; |
18) |
“1-sterrencompartiment”: een vriescompartiment met een doeltemperatuur en opslagomstandigheden van -6 °C zoals vermeld in tabel 3 van bijlage III; |
19) |
“2-sterrencompartiment”: een vriescompartiment met een doeltemperatuur en opslagomstandigheden van -12 °C zoals vermeld in tabel 3 van bijlage III; |
20) |
“3-sterrencompartiment”: een vriescompartiment met een doeltemperatuur en opslagomstandigheden van -18 °C zoals vermeld in tabel 3 van bijlage III; |
21) |
“diepvriescompartiment” of “4-sterrencompartiment”: een vriescompartiment met een doeltemperatuur en opslagomstandigheden van -18 °C dat voldoet aan de vereisten voor het vriesvermogen; |
22) |
“vriesvermogen”: de hoeveelheid verse levensmiddelen die binnen 24 uur kunnen worden ingevroren in een diepvriescompartiment; deze mag niet minder bedragen dan 4,5 kg per 24 uur per 100 liter volume van het diepvriescompartiment, met een minimum van 2,0 kg/24 h; |
23) |
“koelapparaat met een directe-verkoopfunctie”: een koelapparaat met als gebruiksfuncties het tonen en verkopen aan klanten van producten bij gespecificeerde temperaturen beneden de omgevingstemperatuur, dat rechtstreeks toegankelijk is via open zijkanten of via een of meer deuren of laden, of beide, met inbegrip van kasten met ruimten die worden gebruikt voor de opslag of het opdienen van producten die voor de consument niet toegankelijk zijn en met uitsluiting van minibars en wijnbewaarkasten, zoals gedefinieerd in Verordening (EU) 2019/2024 van de Commissie (10); |
24) |
“minibar”: een koelapparaat met een totaal volume van maximaal 60 liter, dat in de eerste plaats bedoeld is voor de opslag en de verkoop van levensmiddelen in hotelkamers en dergelijke ruimten; |
25) |
“wijnbewaarkast”: een speciaal koelapparaat voor het bewaren van wijn, met precieze temperatuurcontrole voor de bewaaromstandigheden en de doeltemperatuur van een wijnbewaarcompartiment zoals omschreven in tabel 3 van bijlage III, en uitgerust met trillingdempende maatregelen; |
26) |
“speciaal koelapparaat”: een koelapparaat met maar één soort compartiment; |
27) |
“wijnbewaarcompartiment”: een niet-vriescompartiment met een doeltemperatuur van 12 °C, een interne vochtigheidsgraad van 50 % tot 80 % en opslagomstandigheden variërend van 5 °C tot 20 °C, zoals gedefinieerd in tabel 3 van bijlage III; |
28) |
“mobiel koelapparaat”: een koelapparaat dat kan worden gebruikt wanneer er geen toegang is tot het elektriciteitsnet, en dat gebruikmaakt van elektriciteit met extra lage spanning (< 120V DC) of brandstoffen, of beide, als energiebron voor de koelfunctie, met inbegrip van een koelapparaat dat niet alleen op elektriciteit met extra lage spanning of op brandstoffen, of op beide werkt, maar dat ook op het elektriciteitsnet kan worden aangesloten. Een apparaat dat op de markt wordt gebracht met een wissel/gelijkstroomomzetter is geen mobiel koelapparaat; |
29) |
“levensmiddelen”: voedsel, ingrediënten, dranken, inclusief wijn, en andere hoofdzakelijk voor consumptie gebruikte producten die op een bepaalde temperatuur moeten worden gekoeld; |
30) |
“energie-efficiëntie-index” (EEI): een indexcijfer voor de relatieve energie-efficiëntie van een koelapparaat, uitgedrukt in een percentage, zoals vermeld in punt 5 van bijlage III; |
31) |
“geluidsarm koelapparaat”: een koelapparaat zonder dampcompressie met een emissie van akoestisch luchtgeluid van minder dan 27 A-gewogen decibel met een referentiewaarde van 1 picowatt (dB(A) re 1 pW); |
32) |
“emissie van akoestisch luchtgeluid”: het geluidsvermogensniveau van een koelapparaat, uitgedrukt in A-gewogen decibel met een referentiewaarde van 1 picowatt (dB(A) re 1 pW); |
33) |
“combiapparaat”: een koelapparaat dat meer dan één compartimenttype heeft waarvan ten minste één een niet-vriescompartiment is; |
34) |
“niet-vriescompartiment”: een compartimenttype met een doeltemperatuur van 4 °C of hoger; dat wil zeggen een voorraad-, kelder- of versvoedselcompartiment, met opslagomstandigheden en doeltemperaturen zoals vermeld in tabel 3 van bijlage III; |
35) |
“voorraadcompartiment”: een niet-vriescompartiment met een doeltemperatuur van 17 °C en opslagomstandigheden variërend van 14 °C tot 20 °C, zoals vermeld in tabel 3 van bijlage III; |
36) |
“keldercompartiment”: een niet-vriescompartiment met een doeltemperatuur van 12 °C en opslagomstandigheden variërend van 2 °C tot 14 °C, zoals vermeld in tabel 3 van bijlage III; |
37) |
“versvoedselcompartiment”: een niet-vriescompartiment met een doeltemperatuur van 4 °C en opslagomstandigheden variërend van 0 °C tot 8 °C zoals vermeld in tabel 3 van bijlage III; |
38) |
“omgevingsgestuurd anticondensverwarmingselement”: een anticondensverwarmingselement waarbij de verwarmingscapaciteit ofwel van de omgevingstemperatuur, ofwel van de vochtigheid van de omgevingslucht, ofwel van beide afhangt; |
39) |
“anticondensverwarmingselement”: een verwarmingselement dat condensatie op het koelapparaat voorkomt; |
40) |
“hulpenergie” (Eaux ): de energie die wordt gebruikt door een omgevingsgestuurd anticondensverwarmingselement, uitgedrukt in kWh/jaar. |
Voor de bijlagen worden in bijlage I aanvullende definities gegeven.
Artikel 3
Eisen inzake ecologisch ontwerp
De in bijlage II vermelde eisen inzake ecologisch ontwerp zijn van toepassing met ingang van de daarin vermelde datums.
Artikel 4
Overeenstemmingsbeoordeling
1. De in artikel 8 van Richtlijn 2009/125/EG vastgestelde overeenstemmingsbeoordelingsprocedure bestaat uit het in bijlage IV bij die richtlijn beschreven interne ontwerpcontrolesysteem of het in bijlage V bij die richtlijn beschreven beheersysteem.
2. Ten behoeve van de overeenstemmingsbeoordeling overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 2009/125/EG bevat het technisch documentatiedossier een exemplaar van de productinformatie die overeenkomstig punt 4 van bijlage II is verstrekt, alsmede de details en de resultaten van de in bijlage III vermelde berekeningen.
3. Wanneer de informatie die is opgenomen in de technische documentatie voor een bepaald model is verkregen:
a) |
op basis van een model met dezelfde technische kenmerken die relevant zijn voor de te verstrekken technische informatie, maar door een andere fabrikant wordt geproduceerd, of |
b) |
door berekeningen op basis van het ontwerp of door extrapolatie van een ander model van dezelfde of een andere fabrikant, of beide, |
dan omvat de technische documentatie de details van deze berekening, de beoordeling door de fabrikant van de juistheid van de berekening en, indien van toepassing, de verklaring van overeenkomstigheid tussen de modellen van verschillende fabrikanten.
De technische documentatie omvat een lijst van alle equivalente modellen, met inbegrip van de typeaanduidingen.
4. De technische documentatie omvat de informatie in de volgorde van en als vermeld in bijlage VI bij Verordening (EU) 2019/2016. Ten behoeve van markttoezicht mogen fabrikanten, importeurs of gemachtigde vertegenwoordigers, onverminderd bijlage IV, punt 2, onder g), bij Richtlijn 2009/125/EG, refereren aan de technische documentatie die is geüpload naar de productendatabank die dezelfde informatie bevat als bedoeld in Verordening (EU) 2019/2016.
Artikel 5
Controleprocedure voor markttoezicht
Bij het uitvoeren van de in artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG bedoelde markttoezichtcontroles gebruiken de lidstaten de in bijlage IV bij deze verordening beschreven controleprocedure.
Artikel 6
Ontwijking
De fabrikant, de importeur, of de gemachtigde vertegenwoordiger mag geen producten op de markt brengen die zijn ontworpen om in staat te zijn te herkennen dat zij getest worden (bv. door de testomstandigheden of testcyclus te herkennen) en daarop te reageren door tijdens de test automatisch beter te presteren en zo betere waarden te behalen voor de door de fabrikant, de importeur of de gemachtigde vertegenwoordiger in de technische documentatie opgegeven of in de documentatie opgenomen parameters.
Het energieverbruik en alle andere opgegeven parameters van het product verslechteren niet na een software- of firmware-update, gemeten met dezelfde testnorm die oorspronkelijk voor de verklaring van overeenstemming werd gebruikt, tenzij de eindgebruiker daartoe voorafgaand aan de update expliciet toestemming heeft gegeven.
Artikel 7
Indicatieve benchmarks
De indicatieve benchmarks voor de best presterende producten en technologieën die op de markt beschikbaar zijn op het ogenblik dat deze verordening wordt vastgesteld, worden vermeld in bijlage V.
Artikel 8
Evaluatie
Uiterlijk op 25 december 2025 evalueert de Commissie deze verordening in het licht van de technologische vooruitgang en legt zij de bevindingen van deze evaluatie en, in voorkomend geval, een ontwerp van een herzieningsvoorstel voor aan het overlegforum.
Bij deze evaluatie wordt met name het volgende beoordeeld:
a) |
de energie-efficiëntie-index voor geluidsarme koelapparaten en wijnbewaarkasten, met inbegrip van die met transparante deuren; |
b) |
of het passend is eisen op het gebied van de energie-efficiëntie-index vast te stellen voor geluidsarme combiapparaten met vriescompartiment(en); |
c) |
de behandeling van professionele vrieskisten; |
d) |
het niveau van de toleranties; |
e) |
of het passend is een geluidssignaal verplicht te stellen voor het lang open laten staan van de deur; |
f) |
de compensatiefactoren en de modelleringsparameters; |
g) |
of het passend is aanvullende eisen op het gebied van hulpbronnenefficiëntie voor producten vast te stellen overeenkomstig de beginselen van de circulaire economie, onder andere of daarin meer reserveonderdelen moeten worden opgenomen; |
h) |
of het passend is andere hulptoestellen of -functies dan het omgevingsgecontroleerd anticondensverwarmingselement op te nemen bij de vaststelling van de hulpenergie; |
i) |
de methode om rekening te houden met automatisch en intelligent ontdooien. |
Artikel 9
Intrekking
Verordening (EG) nr. 643/2009 van de Commissie wordt ingetrokken met ingang van 1 maart 2021.
Artikel 10
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 maart 2021. Artikel 6 is evenwel van toepassing met ingang vanaf 25 december 2019.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 1 oktober 2019.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 285 van 31.10.2009, blz. 10.
(2) Mededeling van de Commissie. Mededeling van de Commissie — Werkplan inzake ecologisch ontwerp 2016-2019 (COM(2016) 773 final van 30.11.2016).
(3) Verordening (EG) nr. 643/2009 van de Commissie van 22 juli 2009 tot uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor koelapparaten voor huishoudelijk gebruik (PB L 191 van 23.7.2009, blz. 53).
(4) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1060/2010 van de Commissie van 28 september 2010 houdende aanvulling van Richtlijn 2010/30/EU van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van huishoudelijke koelapparaten (PB L 314 van 30.11.2010, blz. 17).
(5) Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s. Maak de cirkel rond — Een EU-actieplan voor de circulaire economie (COM(2015) 614 final, 2.12.2015).
(6) Richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) (PB L 197 van 24.7.2012, blz. 38).
(7) Verordening (EU) 2015/1095 van de Commissie van 5 mei 2015 tot uitvoering van Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad wat eisen inzake ecologisch ontwerp voor professionele koelbewaarkasten, snelkoelers/-vriezers, condensoreenheden en proces-chillers betreft (PB L 177 van 8.7.2015, blz. 19).
(8) Verordening (EU) nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende Europese normalisatie, tot wijziging van de Richtlijnen 89/686/EEG en 93/15/EEG van de Raad alsmede de Richtlijnen 94/9/EG, 94/25/EG, 95/16/EG, 97/23/EG, 98/34/EG, 2004/22/EG, 2007/23/EG, 2009/23/EG en 2009/105/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van Beschikking 87/95/EEG van de Raad en Besluit nr. 1673/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 316 van 14.11.2012, blz. 12).
(9) Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2016 van de Commissie van 11 maart 2019 tot aanvulling van Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de energie-etikettering van koelapparaten en tot intrekking van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1060/2010 van de Commissie (zie bladzijde 102 van dit Publicatieblad).
(10) Verordening (EU) 2019/2024 van de Commissie van 1 oktober 2019 tot vaststelling van eisen inzake ecologisch ontwerp voor koelapparaten met een directe-verkoopfunctie overeenkomstig Richtlijn 2009/125/EG van het Europees Parlement en de Raad (zie bladzijde 313 van dit Publicatieblad).
BIJLAGE I
Definities voor de bijlagen
In de bijlagen wordt verstaan onder:
1) |
“transparante deur(en)”: (een) van transparant materiaal gemaakte buitendeur(en) waardoor de eindgebruiker producten kan zien, waarbij ten minste 75 % van de hoogte van de binnenkant van de kast en ten minste 75 % van de breedte van de binnenkant van de kast transparant is, beide aan de voorkant van de kast gemeten; |
2) |
“snelvriesfunctie”: een functie die door de eindgebruiker volgens de aanwijzingen van de fabrikant, de importeur, of de gemachtigde vertegenwoordiger wordt geactiveerd en die de bewaartemperatuur van het (de) diepvriescompartiment(en) verlaagt voor het sneller invriezen van niet-bevroren levensmiddelen; |
3) |
“winterinstelling”: een regelaar voor een combiapparaat met één compressor en één thermostaat, die volgens de aanwijzingen van de fabrikant, de importeur, of de gemachtigde vertegenwoordiger in omgevingstemperaturen onder de +16 °C kan worden gebruikt, bestaande uit een schakelaar of een functie die ervoor zorgt dat, zelfs wanneer het niet nodig zou zijn voor het compartiment waarin de thermostaat zich bevindt, de compressor blijft werken om de juiste bewaartemperatuur in de andere compartimenten te handhaven; |
4) |
“chillcompartiment”: een compartiment waarin de gemiddelde temperatuur binnen een bepaalde marge wordt gehouden zonder aanpassingen van de regelaar door de gebruiker, met een doeltemperatuur van 2 °C en opslagomstandigheden variërend van -3 °C tot 3 °C, zoals vermeld in tabel 3 van bijlage III; |
5) |
“vacuümisolatiepaneel” (VIP): een isolatiepaneel dat bestaat uit een stevig, hoogporeus materiaal dat is ingebed in een dunne, gasdichte buitenste omhulling, waaruit de gassen zijn verwijderd en dat is afgedicht om te voorkomen dat gassen van buiten het paneel binnendringen; |
6) |
“2-sterrengedeelte”: het deel van een 3- of 4-sterrencompartiment dat geen eigen individuele toegangsdeur of -deksel heeft en met een doeltemperatuur en opslagomstandigheden van -12 °C; |
7) |
“deurafdichting”: een mechanische afdichting die de ruimte tussen de deur en de kast van het koelapparaat vult om lekkage van de kast naar de buitenlucht te voorkomen; |
8) |
“reserveonderdeel”: een afzonderlijk onderdeel dat een onderdeel met dezelfde of een soortgelijke functie in een product kan vervangen; |
9) |
“professionele reparateur”: een exploitant of onderneming die professionele reparatie- en onderhoudsdiensten voor koelapparaten aanbiedt; |
10) |
“vrijstaand apparaat”: een koelapparaat dat geen inbouwapparaat is; |
11) |
“inbouwapparaat”: een koelapparaat dat uitsluitend is ontworpen, getest en op de markt gebracht om:
|
12) |
“garantie”: iedere verbintenis door de kleinhandelaar of een fabrikant, importeur of gemachtigde vertegenwoordiger aan de consument om:
|
13) |
“klimaatklasse”: het bereik van omgevingstemperaturen, zoals bedoeld in punt 1, onder i), van bijlage III, waarin de koelapparaten bestemd zijn te worden gebruikt, en waarvoor aan de in tabel 3 van bijlage III voorgeschreven bewaartemperaturen in alle compartimenten tegelijk is voldaan; |
14) |
“productendatabank”: een verzameling gegevens over producten, die op systematische wijze geordend is en bestaat uit een openbaar, consumentgericht gedeelte waarin informatie over individuele productparameters toegankelijk is langs elektronische weg, een internetportaal voor toegankelijkheid en een overeenstemmingsgedeelte, met duidelijk omschreven voorschriften inzake toegankelijkheid en beveiliging, zoals vastgesteld in Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad (1); |
15) |
“jaarlijks energieverbruik” (AE): het gemiddelde dagelijkse energieverbruik, vermenigvuldigd met 365 (dagen per jaar), uitgedrukt in kilowattuur per jaar (kWh/jaar), zoals berekend overeenkomstig punt 3 van bijlage III; |
16) |
“dagelijks energieverbruik” (Edaily ): de elektriciteit die door een koelapparaat wordt gebruikt gedurende 24 uur bij referentieomstandigheden, uitgedrukt in kilowattuur per 24 uur (kWh/24 h), berekend overeenkomstig punt 3 van bijlage III; |
17) |
“dispenser”: een apparaat dat naar believen gekoelde of bevroren producten levert vanuit een koelapparaat, zoals ijsblokjesdispensers of koudwaterdispensers; |
18) |
“compartiment met variabele temperatuur”: een compartiment dat bedoeld is voor gebruik als twee (of meer) alternatieve compartimenttypen (bijvoorbeeld een compartiment dat ofwel een versvoedselcompartiment ofwel een diepvriescompartiment kan zijn) en dat door een gebruiker zo kan worden ingesteld dat het de bedrijfstemperatuur voortdurend op het toepasselijke bereik voor elk opgegeven compartimenttype kan houden. Een compartiment dat bedoeld is voor gebruik als één enkel compartimenttype dat ook aan opslagvoorwaarden van andere compartimenttypen kan voldoen (bijvoorbeeld een chillcompartiment dat ook aan 0-sterreneisen kan voldoen) is geen compartiment met variabele temperatuur; |
19) |
“netwerk”: een communicatie-infrastructuur met een topologie van verbindingen, een architectuur, inclusief de fysieke componenten daarvan, organisatiebeginselen, communicatieprocedures en -formaten (protocols); |
20) |
“steady-state-elektriciteitsverbruik” (Pss ): het gemiddelde elektriciteitsverbruik in stabiele omstandigheden, uitgedrukt in watt (W); |
21) |
“oplopend energieverbruik voor ontdooien en opnieuw bevriezen” (ΔΕd-f ): het gemiddelde extra energieverbruik voor één maal ontdooien en opnieuw bevriezen, uitgedrukt in wattuur (Wh); |
22) |
“zelfontdooifunctie”: een functie waardoor compartimenten worden ontdooid zonder interventie van buitenaf om de verwijdering van ijsafzetting in gang te zetten bij alle temperatuurcontrole-instellingen of om normaal functioneren te herstellen, waarbij de afvoer van dooiwater automatisch gebeurt; |
23) |
“ontdooiinterval” (td-f ): het representatieve gemiddelde interval, uitgedrukt in uren (h), tussen twee opeenvolgende tijdstippen waarop de ontdooiverwarming wordt geactiveerd in twee achtereenvolgende cycli voor ontdooien en opnieuw bevriezen, of, als er geen ontdooiverwarming is, tussen twee opeenvolgende tijdstippen waarop de compressor wordt gedeactiveerd; |
24) |
“periode voor ontdooien en opnieuw bevriezen”: de periode vanaf het begin van een ontdooicontrolecyclus totdat de stabiele bedrijfsomstandigheden zijn hersteld; |
25) |
“ontdooitype”: de methode om ijsafzetting op de verdamper(s) van een koelapparaat te verwijderen, d.w.z. zelfontdooifunctie of handmatige ontdooifunctie; |
26) |
“handmatige ontdooifunctie”: het ontbreken van een zelfontdooifunctie; |
27) |
“belastingsfactor” (L): een factor voor de extra koelbelasting als gevolg van het inbrengen van warme levensmiddelen (bovenop hetgeen reeds is voorzien door de hogere gemiddelde omgevingstemperatuur voor het testen), met waarden als vermeld in punt 3, onder a), van bijlage III; |
28) |
“standaard jaarlijks energieverbruik” (SAE): het jaarlijkse referentie-energieverbruik van een koelapparaat, uitgedrukt in kilowattuur per jaar (kWh/jaar), zoals berekend overeenkomstig punt 4 van bijlage III; |
29) |
“combiparameter” (C): een modelleringsparameter die rekening houdt met het synergie-effect wanneer verschillende compartimenttypes in één apparaat worden gecombineerd, met waarden als vermeld in tabel 4 van bijlage III; |
30) |
“deurwarmteverliesfactor” (D): een compensatiefactor voor combiapparaten volgens het aantal verschillende temperatuurcompartimenten of het aantal buitendeuren, als dat aantal minder is, zoals vermeld in tabel 5 van bijlage III. Voor deze factor wordt onder “compartiment” geen subcompartiment verstaan; |
31) |
“ontdooifactor” (Ac ): een compensatiefactor die rekening houdt met de vraag of het koelapparaat een zelfontdooifunctie of een handmatige ontdooifunctie heeft, met waarden als vermeld in tabel 5 van bijlage III; |
32) |
“inbouwfactor” (Bc ): een compensatiefactor die rekening houdt met de vraag of het koelapparaat ingebouwd of vrijstaand is, met waarden als vermeld in tabel 5 van bijlage III; |
33) |
“Mc” en “Nc”: modelleringsparameters die rekening houden met de volumeafhankelijkheid van het energiegebruik, met waarden als vermeld in tabel 4 van bijlage III; |
34) |
“thermodynamische parameter” (rc ): een modelleringsparameter waarmee het standaard jaarlijks energieverbruik wordt gecorrigeerd tot een omgevingstemperatuur van 24 °C, met waarden als vermeld in tabel 4 van bijlage III; |
35) |
“equivalent model”: een model dat dezelfde voor de te verstrekken technische informatie relevante technische eigenschappen heeft, maar door dezelfde fabrikant, importeur, of gemachtigde vertegenwoordiger in de handel wordt gebracht of in gebruik wordt gesteld als een ander model met een andere typeaanduiding; |
36) |
“typeaanduiding”: de doorgaans alfanumerieke code waarmee een specifiek model van een product wordt onderscheiden van andere modellen met hetzelfde handelsmerk of dezelfde leveranciersnaam; |
37) |
“koelvrieskast”: een combiapparaat dat ten minste één diepvriescompartiment en één versvoedselcompartiment heeft. |
(1) Verordening (EU) 2017/1369 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2017 tot vaststelling van een kader voor energie-etikettering en tot intrekking van Richtlijn 2010/30/EU (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 1).
BIJLAGE II
Eisen inzake ecologisch ontwerp
1. Eisen inzake energie-efficiëntie:
a) |
Met ingang van 1 maart 2021 bedraagt de energie-efficiëntie-index (EEI) van koelapparaten niet meer dan de waarden van tabel 1. Tabel 1 Maximale EEI voor koelapparaten, uitgedrukt in %
|
b) |
Met ingang van 1 maart 2024 bedraagt de EEI van koelapparaten niet meer dan de waarden van tabel 2. Tabel 2 Maximale EEI voor koelapparaten, uitgedrukt in %
|
2. Functionele vereisten:
Met ingang van 1 maart 2021 voldoen koelapparaten aan de volgende eisen:
a) |
Een snelvriesfunctie, of andere vergelijkbare functies in diepvriescompartimenten waarbij de temperatuurinstelling wordt veranderd, keert uiterlijk 72 uur nadat deze door de eindgebruiker volgens de aanwijzingen van de fabrikant, de importeur of de gemachtigde vertegenwoordiger is geactiveerd, automatisch terug naar de eerdere, normale, bewaaromstandigheden. |
b) |
Winterinstellingen worden automatisch geactiveerd of gedeactiveerd in overeenstemming met de noodzaak om het (de) vriescompartiment(en) op de juiste temperatuur te houden. |
c) |
Elk compartiment moet worden gemarkeerd met het juiste identificatiesymbool. Voor de vriescompartimenten is dit het aantal sterren van het compartiment. Voor het chill- en het niet-vriescompartiment is dit een door de fabrikant, de importeur of de gemachtigde vertegenwoordiger gekozen indicatie van het type voedingsmiddelen dat in dat compartiment moet worden opgeslagen. |
d) |
Indien het koelapparaat vacuümisolatiepanelen bevat, wordt het koelapparaat voorzien van de letters “VIP”, op een duidelijk zichtbare en leesbare manier. |
e) |
Bij 2-sterrensubcompartimenten of 2-sterrengedeeltes:
|
f) |
Bij 4-sterrencompartimenten is het specifieke vriesvermogen zodanig dat de tijd om de temperatuur van een lichte lading (3,5 kg/100 l) van +25 op – 18 °C te brengen bij een omgevingstemperatuur van 25 °C, 18,5 uur of minder bedraagt. |
Tot 1 maart 2024 zijn de voorschriften van punt 2, onder a) en b), niet van toepassing op combiapparaten met één elektromechanische thermostaat en één compressor die niet zijn uitgerust met een elektronisch bedieningspaneel.
3. Energie-efficiëntie-eisen:
Met ingang van 1 maart 2021 voldoen koelapparaten aan de volgende eisen:
a) |
Beschikbaarheid van reserveonderdelen:
|
b) |
Toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie: Vanaf twee jaar nadat het eerste exemplaar van een model of van een equivalent model op de markt is gebracht, tot het einde van de onder a) genoemde periode verleent de fabrikant, de importeur of de gemachtigde vertegenwoordiger professionele reparateurs onder de volgende voorwaarden toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie:
Eenmaal geregistreerd, krijgen professionele reparateurs binnen één werkdag nadat zij hierom vragen, toegang tot de gevraagde reparatie- en onderhoudsinformatie. De beschikbare reparatie- en onderhoudsinformatie omvat:
|
c) |
Maximale levertijd van reserveonderdelen:
|
d) |
Ontmantelingseisen met het oog op materiaalterugwinning en recycling en voorkoming van verontreiniging:
|
4. Informatievereisten:
Met ingang van 1 maart 2021 bevatten de gebruikershandleidingen voor installateurs en eindgebruikers en de vrij toegankelijke websites van fabrikanten, importeurs of gemachtigde vertegenwoordigers de volgende informatie:
a) |
de combinatie van laden, manden en schappen die resulteert in het meest efficiënte energieverbruik voor het koelapparaat; |
b) |
duidelijke richtsnoeren over waar en hoe voedingsmiddelen in een koelapparaat moeten worden bewaard voor de beste bewaring gedurende de langst mogelijke periode, om voedselverspilling te vermijden; |
c) |
de aanbevolen temperatuurinstelling van elk compartiment voor optimale conservering van voedingsmiddelen. Deze instellingen zijn niet in tegenspraak met de opslagomstandigheden zoals vermeld in tabel 3 van bijlage III; |
d) |
een raming van de impact van temperatuurinstellingen op voedselverspilling; |
e) |
een beschrijving van de gevolgen van bijzondere modi en kenmerken, en met name welk effect deze hebben op de temperatuur in elk compartiment en hoe lang; |
f) |
voor wijnbewaarkasten: “Dit apparaat is uitsluitend bedoeld voor het bewaren van wijn”. Dit is niet van toepassing op koelapparaten die niet specifiek zijn ontworpen voor het bewaren van wijn, maar die daarvoor kunnen worden gebruikt, of op koelapparaten die een wijnbewaarcompartiment hebben in combinatie met een ander type compartiment; |
g) |
instructies voor de correcte installatie en het correcte onderhoud van het koelapparaat door de eindgebruiker, met inbegrip van reiniging; |
h) |
voor een vrijstaand apparaat: “Dit koelapparaat is niet bedoeld om te worden gebruikt als inbouwapparaat”; |
i) |
voor apparaten zonder 4-sterrencompartiment: “dit koelapparaat is niet geschikt voor het invriezen van levensmiddelen”; |
j) |
toegang tot professionele reparatiemogelijkheden, zoals internetpagina’s, adressen, contactgegevens; |
k) |
relevante, door de fabrikant, de importeur of de gemachtigde vertegenwoordiger verstrekte informatie voor het bestellen van reserveonderdelen, rechtstreeks of via andere kanalen; |
l) |
de minimumperiode gedurende welke de voor reparatie van het apparaat benodigde reserveonderdelen beschikbaar zijn; |
m) |
de minimumduur van de door de fabrikant, de importeur of de gemachtigde vertegenwoordiger geboden garantie op de koelapparaten; |
n) |
voor koelapparaten met klimaatklasse:
|
o) |
instructies over hoe de informatie over een model kan worden gevonden in de productendatabank, zoals gedefinieerd in Verordening (EU) 2019/2016 door middel van een weblink naar de informatie over een model zoals opgeslagen in de productendatabank en informatie over hoe de typeaanduiding op een product kan worden gevonden. |
BIJLAGE III
Meetmethoden en berekeningen
Met het oog op de naleving en de controle op de naleving van de eisen van deze verordening, worden metingen verricht en berekeningen gemaakt volgens geharmoniseerde normen of andere betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare methoden, die beantwoorden aan de algemeen erkende laatste stand van de techniek en in overeenstemming zijn met de onderstaande bepalingen. De referentienummers van deze geharmoniseerde normen zijn voor dit doel bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie:
1. Algemene testomstandigheden:
a) |
bij koelapparaten met een anticondensverwarmingselement dat door de eindgebruiker kan worden in- en uitgeschakeld, zijn de anticondensverwarmingselementen ingeschakeld en, indien instelbaar, op maximaal vermogen gezet en in het jaarlijkse energieverbruik (AE) opgenomen als dagelijks energieverbruik (Edaily ); |
b) |
bij koelapparaten met een omgevingsgestuurd anticondensverwarmingselement, worden de omgevingsgestuurde elektrische anticondensverwarmingselementen waar mogelijk uitgeschakeld of anderszins buiten werking gesteld tijdens de meting van het energieverbruik; |
c) |
bij koelapparaten met dispensers die door de eindgebruiker kunnen worden in- en uitgeschakeld, worden die dispensers tijdens de energieverbruikstest ingeschakeld, maar zijn deze niet in werking; |
d) |
voor de meting van het energieverbruik zijn de compartimenten met variabele temperatuur in werking op de laagste temperatuur die door de eindgebruiker kan worden ingesteld om voortdurend het in tabel 3 vermelde temperatuurbereik van het compartiment met de laagste temperatuur te handhaven; |
e) |
bij koelapparaten die kunnen worden aangesloten op een netwerk, wordt de communicatiemodule geactiveerd, maar hoeft geen specifiek type communicatie of gegevensuitwisseling of beide plaats te vinden tijdens de energieverbruikstest. Tijdens de energieverbruikstest moet ervoor worden gezorgd dat het exemplaar verbonden is met een netwerk; |
f) |
voor de prestaties van chillcompartimenten:
|
g) |
bij compartimenten waarvan het volume kan worden aangepast en waarbij het volume van twee compartimenten ten opzichte van elkaar door de eindgebruiker kan worden aangepast, worden het energieverbruik en het volume getest terwijl het volume van het compartiment met de hogere doeltemperatuur is teruggebracht tot zijn minimumvolume; |
h) |
het specifieke vriesvermogen wordt berekend door 12 maal het gewicht van een lichte lading te delen door de tijd die nodig is om een lichte lading van +25 op – 18 °C te brengen bij een omgevingstemperatuur van 25 °C, uitgedrukt in kg/12 uur en afgerond op één decimaal; het gewicht van een lichte lading is 3,5 kg per 100 liter volume van de vriescompartimenten, en bedraagt ten minste 2,0 kg; |
i) |
bij de bepaling van de klimaatklassen, waarbij de afkortingen voor de verschillende omgevingstemperatuurbereiken SN, N, ST en T zijn:
|
2. Opslagomstandigheden en doeltemperaturen per compartimenttype:
In tabel 3 worden de opslagomstandigheden en de doeltemperatuur per compartimenttype vermeld.
3. Vaststelling van het AE:
a) |
Voor alle koelapparaten, behalve geluidsarme koelapparaten, geldt: Het energieverbruik wordt bepaald door bij een omgevingstemperatuur van 16 °C en van 32 °C te testen. Om het energieverbruik te bepalen moet de gemiddelde luchttemperatuur in elk compartiment evenveel bedragen als of lager zijn dan de in tabel 3 voor elk compartimenttype gespecificeerde, door de fabrikant, de importeur of de gemachtigde vertegenwoordiger geclaimde doeltemperatuur. Waarden boven en onder de doeltemperatuur kunnen, in voorkomend geval, worden gebruikt om het energieverbruik bij de doeltemperatuur door interpolatie te ramen voor elk betrokken compartiment. De belangrijkste componenten van het energieverbruik die moeten worden vastgesteld zijn:
|
b) |
Voor geluidsarme koelapparaten geldt: Het energieverbruik wordt op dezelfde manier bepaald als in punt 3, onder a), maar bij een omgevingstemperatuur van 25 °C in plaats van bij 16 °C en bij 32 °C. Edaily , uitgedrukt in kWh/24 uur, afgerond op drie decimalen voor de berekening van AE, is in dat geval als volgt: Edaily = E25 waarbij E25 is E T bij een omgevingstemperatuur van 25 °C en is verkregen door interpolatie van de energietest bij de doeltemperaturen van tabel 3. |
4. Vaststelling van het standaard jaarlijks energieverbruik (SAE):
a) |
Voor alle koelapparaten geldt: SAE, uitgedrukt in kWh/jaar en afgerond tot op twee decimalen, wordt als volgt berekend: waarbij
Wanneer de bovenstaande berekeningen worden uitgevoerd voor compartimenten met variabele temperatuur, wordt gekozen voor het compartimenttype met de laagste doeltemperatuur waarvoor het geschikt is verklaard. |
b) |
Modelleringsparameters per compartimenttype voor de berekening van SAE: De modelleringsparameters zijn opgenomen in tabel 4. Tabel 4 De waarden van de modelleringsparameters per compartimenttype
|
c) |
De compensatiefactoren per compartimenttype bij de berekening van SAE: De compensatiefactoren zijn opgenomen in tabel 5. Tabel 5 De waarden van de compensatiefactoren per compartimenttype
|
5. Vaststelling van de EEI:
EEI, uitgedrukt in % en afgerond op één decimaal, wordt als volgt berekend:
EEI = AE/SAE
(1) Tmin en Tmax zijn de gemiddelde waarden die tijdens de testperiode zijn gemeten (gemiddelde in de tijd en over een reeks sensoren).
(2) De gemiddelde temperatuurvariatie gedurende de testperiode voor elke sensor bedraagt niet meer dan ± 0,5 kelvin (K). Tijdens een periode voor ontdooien en opnieuw bevriezen mag het gemiddelde van alle sensoren niet meer dan 1,5 K boven de gemiddelde waarde van het compartiment stijgen.
(3) Tmin en Tmax zijn de momentane waarden tijdens de testperiode.
(4) Tmax is de maximumwaarde die tijdens de testperiode is gemeten (maximum in de tijd en over een reeks sensoren).
(5) Indien het compartiment van het zelfontdooitype is, mag de temperatuur (gedefinieerd als het maximum van alle sensoren) met niet meer dan 3,0 K stijgen tijdens een periode voor ontdooien en opnieuw bevriezen.
(6) Tmin en Tmax zijn de gemiddelde waarden die gedurende de testperiode worden gemeten (het gemiddelde in de tijd voor elke sensor) en bepalen het maximaal toegestane bedrijfstemperatuurbereik.
(1) rc=(Ta-Tc)/20; waarbij Ta = 24 °C en Tc waarden heeft als vermeld in tabel 3.
(2) C voor combiapparaten met 3- of 4-sterrencompartimenten wordt als volgt bepaald:
waarbij frzf het volume van het 3- of 4-sterrencompartiment Vfr in verhouding tot V is met frzf = Vfr/V:
— |
als frzf ≤ 0,3 dan C =1,3 + 0,87 × frzf; |
— |
als 0,3 < frzf < 0,7 dan C =1,87 – 1,0275 × frzf; |
— |
anders C =1,15. |
(3) aantal buitendeuren of compartimenten (laagste aantal).
BIJLAGE IV
Controleprocedure voor markttoezicht
De in deze bijlage vastgestelde controletoleranties worden uitsluitend gebruikt voor de controle van de gemeten parameters door de autoriteiten van de lidstaat; zij mogen door de fabrikant, de importeur of de gemachtigde vertegenwoordiger niet worden gebruikt als een toegestane tolerantie voor de vaststelling van de in de technische documentatie opgenomen waarden of om deze waarden te interpreteren om ervoor te zorgen dat naleving wordt bereikt of om op welke manier dan ook betere prestaties naar buiten te brengen.
Wanneer een model is ontworpen om in staat te zijn te herkennen dat het getest wordt (bv. door de testomstandigheden of testcyclus te herkennen) en daarop te reageren door tijdens de test automatisch beter te presteren en zo betere waarden te behalen voor de in deze verordening vastgestelde of in de technische documentatie of in de verstrekte documentatie aangegeven parameters, worden dit model en alle equivalente modellen geacht niet aan de eisen te voldoen.
Wanneer de autoriteiten van de lidstaat aan de hand van de in deze verordening vervatte eisen overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG controleren of een productmodel aan de in bijlage II vervatte eisen voldoet, passen zij de volgende procedure toe:
1. |
De autoriteiten van de lidstaat controleren één exemplaar van het model. |
2. |
Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als:
|
3. |
Indien de in punt 2, onder a), b), c) of d), bedoelde resultaten niet worden behaald, worden het model en alle equivalente modellen geacht niet aan deze verordening te voldoen. |
4. |
Als het in punt 2, onder e), bedoelde resultaat niet wordt behaald, selecteren de autoriteiten van de lidstaat drie extra te testen exemplaren van hetzelfde model. Als alternatief mogen de drie aanvullende geselecteerde exemplaren één of meer equivalente modellen zijn. |
5. |
Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als voor deze drie exemplaren het rekenkundig gemiddelde van de vastgestelde waarden aan de in tabel 6 vastgestelde respectieve controletoleranties voldoet. |
6. |
Indien de onder punt 5 bedoelde resultaten niet worden behaald, worden het model en alle equivalente modellen geacht niet aan deze verordening te voldoen. |
7. |
Zodra het besluit van niet-overeenstemming van het model overeenkomstig de punten 3 of 6 is genomen, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat alle relevante informatie aan de autoriteiten van de overige lidstaten en aan de Commissie. |
De autoriteiten van de lidstaten gebruiken de in bijlage III vastgestelde meet- en berekeningsmethoden.
De autoriteiten van de lidstaten passen uitsluitend de controletoleranties toe die in tabel 6 zijn vastgesteld, en gebruiken uitsluitend de in de punten 1 tot en met 7 beschreven procedure voor de in deze bijlage bedoelde eisen. Voor de parameters van tabel 6 worden geen andere toleranties, zoals die welke zijn opgenomen in geharmoniseerde normen of in een andere meetmethode, toegepast.
Tabel 6
Controletoleranties
Parameters |
Controletoleranties |
Totaal volume en volume van het compartiment |
De vastgestelde waarde (1) mag maximaal 3 % of 1 liter minder bedragen dan de opgegeven waarde, waarbij de grootste van de twee waarden geldt. |
Vriesvermogen |
De vastgestelde waarde (1) ligt niet meer dan 10 % lager dan de aangegeven waarde. |
E16, E32 |
De vastgestelde waarde (1) ligt niet meer dan 10 % hoger dan de aangegeven waarde. |
Eaux |
De vastgestelde waarde (1) ligt niet meer dan 10 % hoger dan de aangegeven waarde. |
Jaarlijks energieverbruik |
De vastgestelde waarde (1) ligt niet meer dan 10 % hoger dan de aangegeven waarde. |
Interne vochtigheidsgraad van wijnbewaarkasten (%) |
De vastgestelde waarde (1) wijkt niet meer dan 10 % af van de grenzen van het voorgeschreven bereik. |
Emissie van akoestisch luchtgeluid |
De vastgestelde waarde (1) ligt niet meer dan 2 dB(A) re 1 pW hoger dan de aangegeven waarde. |
(1) Indien drie extra exemplaren worden getest overeenkomstig punt 4, is de vastgestelde waarde het rekenkundig gemiddelde van de waarden die zijn vastgesteld voor deze drie extra exemplaren.
BIJLAGE V
Benchmarks
Op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening gelden onderstaande cijfers voor de energie-efficiëntie-index (EEI) en de emissie van akoestisch luchtgeluid als beste op de markt verkrijgbare technologie voor koelapparaten.
De onderstaande cijfers zijn verkregen met behulp van een vereenvoudigde omzetting van de EEI-waarden als bepaald aan de hand van Verordening (EG) nr. 643/2009. De cijfers tussen rechte haken geven de EEI-waarden aan als bepaald aan de hand van Verordening (EG) nr. 643/2009.
Koelapparaten:
Speciaal koelapparaat voor vers voedsel (“koelkast”):
Groot: |
EEI = 57 % [18 %], |
V = 309 liter, |
AE = 70 kWh/jaar |
Tafelmodel: |
EEI = 63 % [22 %], |
V = 150 liter, |
AE = 71 kWh/jaar |
Wijnbewaarkast:
Geïsoleerde buitendeur: |
EEI = 113 % [33 %], |
V = 499 liter, |
AE = 111 kWh/jaar |
Transparante deur: |
EEI = 140 % [42 %], |
V = 435 liter, |
AE = 133 kWh/jaar |
Koelvrieskast:
EEI = 59 % [18 %], |
V = 343 liter (223/27/93 liter voor vers voedsel/chill/diepvriezer), |
AE = 146 kWh/jaar |
Diepvriezer:
Rechtopstaand Klein: |
EEI = 52 % [20 %], |
V = 103 liter, |
AE = 95 kWh/jaar |
Rechtopstaand Middelgroot: |
EEI = 63 % [22 %], |
V = 206 liter, |
AE = 137 kWh/jaar |
Kist: |
EEI = 55 % [22 %], |
V = 230 liter, |
AE = 116 kWh/jaar |
Laagste gerapporteerde geluidsniveau (van alle modellen): 34-35 dB(A) re 1 pW
Geluidsarm koelapparaat (speciaal koelapparaat op kelder- of voorraadkamertemperatuur):
Geïsoleerde buitendeur: |
EEI = 233 % [73 %], |
V = 30 liter, |
AE = 182 kWh/jaar |
Transparante deur: |
EEI = 330 % [102 %], |
V = 40 liter, |
AE = 255 kWh/jaar |
Geluidsarme apparatuur heeft volgens opgave op basis van de huidige testnormen een emissie van akoestisch luchtgeluid van minder dan 15 dB(A) re 1 pW.