27.9.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 248/28


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1590 VAN DE COMMISSIE

van 26 september 2019

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 tot instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde staalproducten

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2015/478 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer (1), en met name de artikelen 16 en 20,

Gezien Verordening (EU) 2015/755 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer uit bepaalde derde landen (2), en met name de artikelen 13 en 16,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   CHRONOLOGISCH OVERZICHT

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 (“de definitieve verordening”) (3) heeft de Europese Commissie (“de Commissie”) definitieve vrijwaringsmaatregelen ingesteld ten aanzien van bepaalde staalproducten. De bij die verordening ingestelde maatregelen behelzen een tariefcontingent ten aanzien van 26 productcategorieën van staal, dat hoog genoeg is om de traditionele handelsstromen te handhaven. Enkel boven het vastgestelde kwantitatieve niveau van de traditionele handelsstromen voor elke afzonderlijke productcategorie zou een tarief van 25 % gelden.

(2)

In overweging 161 en artikel 9 van de definitieve verordening wordt opgemerkt dat de Commissie, op grond van het belang van de Unie, “mogelijk het niveau of de toewijzing van de [tariefcontingenten] moet bijstellen […] in geval van veranderende omstandigheden tijdens de periode van instelling van de maatregelen” en dat zij het nieuwe onderzoek “uiterlijk op 1 juli 2019” moet starten.

(3)

In het licht hiervan heeft de Commissie op 17 mei 2019 (4) een nieuw onderzoek geopend naar de definitieve verordening en de belanghebbenden verzocht hun standpunten kenbaar te maken, informatie in te dienen en ondersteunend bewijsmateriaal te verstrekken met betrekking tot de vijf gronden voor het onderzoek die de Commissie in het bericht van opening betreffende het nieuwe onderzoek voor de 26 productcategorieën heeft vastgesteld. De gronden voor het nieuwe onderzoek worden als volgt uiteengezet in afdeling 3 van dat bericht:

a)

niveau en toewijzing van tariefcontingenten voor een aantal specifieke productcategorieën;

b)

verdringing van traditionele handelsstromen;

c)

mogelijke schadelijke gevolgen voor het behalen van de integratiedoelstellingen die met preferentiële handelspartners worden nagestreefd;

d)

actualisering van de lijst van ontwikkelingslanden die lid zijn van de WTO en die op basis van bijgewerkte invoerstatistieken zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van de maatregelen, en

e)

andere veranderende omstandigheden waardoor een aanpassing van het niveau of de toewijzing van de tariefcontingenten nodig wordt.

(4)

De Commissie heeft opmerkingen ontvangen van meer dan 150 verschillende partijen. De belanghebbenden konden ook opmerkingen plaatsen en tegenargumenten formuleren bij de opmerkingen van andere partijen. In dit verband heeft de Commissie meer dan 50 aanvullende tegenargumenten ontvangen.

(5)

Na een grondige analyse van alle ontvangen opmerkingen komt de Commissie tot de volgende bevindingen. Deze zijn in afdeling 2 onderverdeeld in vijf punten die overeenstemmen met de vijf gronden voor het nieuwe onderzoek zoals genoemd in overweging (3).

2.   BEVINDINGEN VAN HET ONDERZOEK

2.A   Niveau en toewijzing van tariefcontingenten voor een aantal specifieke productcategorieën

(6)

Zoals reeds aangekondigd in overweging 161 van de definitieve verordening had het nieuwe onderzoek door de Commissie van de bestaande maatregelen betrekking op “eender welke productcategorie die onderworpen is aan maatregelen, met inbegrip van (maar niet beperkt tot) de productcategorieën 3, 4, 6 en 16”. Tijdens het onderzoek heeft de Commissie veel opmerkingen ontvangen met betrekking tot deze productcategorieën, die aanleiding gaven tot de instelling van de definitieve vrijwaringsmaatregelen. Die productcategorieën zijn ook het onderwerp geweest van talrijke uitwisselingen in het kader van bilaterale raadplegingen met de handelspartners van de Unie.

(7)

Daarbij geldt dat alle 26 productcategorieën dagelijks door de Commissie werden gemonitord.

(8)

In het bericht van opening betreffende het nieuwe onderzoek kondigde de Commissie aan dat zij zou onderzoeken of de omstandigheden sinds de instelling van de definitieve maatregelen waren veranderd, onder meer of er bewijs was voor een aanzienlijke stijging of daling van de vraag in de Unie of voor de instelling van handelsbeschermende maatregelen voor bepaalde productcategorieën. Is dat het geval, dan moet het niveau of de toewijzing van de tariefcontingenten worden gecorrigeerd.

(9)

De Commissie legde uit dat zij, om aanzienlijke veranderingen in de vraag vast te stellen, keek naar de ontwikkeling van het gebruik van de betreffende tariefcontingenten om te bezien of contingenten waren uitgeput of dat het gebruik ervan niet strookte met de traditionele handelsstromen.

(10)

Bij de opening van het nieuwe onderzoek stelde de Commissie vast dat er sprake was van potentieel abnormale handelspatronen in de productcategorieën 4B, 5, 13, 15, 16, 17 en 25. Voor deze categorieën waren bepaalde jaarlijkse landspecifieke contingenten of de bijbehorende residuele contingenten, die volgens de berekening zouden moeten volstaan tot eind juni 2019, al binnen twee maanden na de instelling van de definitieve vrijwaringsmaatregelen uitgeput of bijna uitgeput.

(11)

In het kader van het nieuwe onderzoek heeft de Commissie de ontwikkeling van de 26 productcategorieën uitvoerig geanalyseerd op basis van haar dagelijkse monitoring en meer in het bijzonder door ook te kijken naar de ontwikkeling van deze categorieën tussen 2 februari 2019 en eind juni 2019. Met behulp van deze analyse trachtte de Commissie te bepalen of mogelijke abnormale gebruikspatronen voortkomen uit een echte aanzienlijke stijging van de vraag in de Unie, of dat die gebruikspatronen van de tariefcontingenten het resultaat zijn van speculatieve hamsterpraktijken of van een handelsverlegging als gevolg van beperkende handelsmaatregelen die in het buitenland zijn genomen.

Opmerkingen van de belanghebbenden

(12)

Vele belanghebbenden verzochten in hun opmerkingen ofwel om een verhoging van de tariefcontingenten ofwel om een ander systeem voor de toewijzing of het gebruik van contingenten voor de productcategorieën die zij invoeren. Slechts enkele belanghebbenden dienden betekenisvol bewijsmateriaal in ter staving van de conclusie dat de kwantitatieve limieten van de tariefcontingenten niet in balans zijn met de bestaande (of zich ontwikkelende) EU-vraag of met andere gewijzigde omstandigheden. De meerderheid van deze opmerkingen had betrekking op de volgende productcategorieën die in deze afdeling afzonderlijk aan bod zullen komen: categorie 1 (bladen en strippen van niet-gelegeerd of ander gelegeerd staal, warm gewalst), 4B (metallisch beklede platen gebruikt in de automobielindustrie), 16 (niet-gelegeerde en ander gelegeerde walsdraad) en 25 (grote gelaste buizen).

(13)

Er werd een beperkt aantal opmerkingen ontvangen over de overige productcategorieën die in de toetsingsclausule of in het bericht van opening betreffende het nieuwe onderzoek worden genoemd, te weten de categorieën 3 (elektroplaten), 5 (organisch beklede platen), 6 (blik), 13 (betonstaal), 15 (walsdraad van roestvrij staal) en 17 (walsdraad, staven en profielen, van ijzer of van niet-gelegeerd staal). Er is geen bewijsmateriaal ontvangen dat duidt op problemen in verband met een tekort aan de aanbodzijde (bv. lage kwantitatieve limieten van de betreffende tariefcontingenten) als gevolg van een gestegen vraag of van andere gewijzigde omstandigheden. In tal van opmerkingen werd echter gewezen op verdringingsproblemen met betrekking tot productcategorie 13, die eveneens afzonderlijk zal worden geanalyseerd in punt 2.B van deze afdeling.

Analyse van de Commissie

(14)

Aan het eind van het eerste jaar van de maatregelen, op 30 juni 2019, lag de werkelijke invoer voor 24 van de 26 productcategorieën onder de kwantitatieve niveaus van hun respectieve tariefcontingent (voor een of meer landspecifieke tariefcontingenten en/of de algemene tariefcontingenten). Met andere woorden: slechts voor twee productcategorieën (13 — betonstaal en 14 — staven en lichte profielen van roestvrij staal) waren de totale (landspecifieke en residuele) contingenten die uit hoofde van de maatregelen beschikbaar waren, tegen het eind van juni 2019 volledig uitgeput.

(15)

In totaal werd 1,3 miljoen ton van de tariefcontingenten die voor de periode van 2 februari tot en met 30 juni 2019 beschikbaar waren, niet gebruikt. Bovendien bevestigde de Commissie dat ongeveer twee miljoen ton aan beschikbare contingenten niet was gebruikt tijdens de periode waarin voorlopige maatregelen van kracht waren (18 juli 2018 – 1 februari 2019). Hieruit volgt dat meer dan 3,2 miljoen ton aan rechtenvrije invoer niet was gebruikt tijdens het eerste jaar waarin de vrijwaringsmaatregelen werden toegepast.

(16)

Op basis hiervan stelde de Commissie vast dat het uit hoofde van de lopende vrijwaringsmaatregelen vastgestelde niveau van de tariefcontingenten de handelsstromen niet onrechtmatig beperkte, maar er juist voor zorgde dat de traditionele handelsstromen werden gehandhaafd op een niveau dat aansloot op de behoeften van de Uniemarkt. De belanghebbenden hebben geen bewijsmateriaal ingediend dat wijst op een tekort aan de aanbodzijde als gevolg van een gestegen vraag.

Specifieke beoordeling: Categorie 1 — Warmgewalste platte producten

(17)

Voor alle aan definitieve vrijwaringsmaatregelen onderworpen productcategorieën met uitzondering van categorie 1 bestond het door de Commissie vastgestelde systeem van tariefcontingenten uit een combinatie van landspecifieke en residuele tariefcontingenten. Daarmee beoogde de Commissie de traditionele handelsstromen zowel wat betreft het volume als wat betreft de oorsprong te handhaven.

(18)

De Commissie was echter van mening dat dit systeem van preferentiële tariefcontingenten vanwege de volgende specifieke omstandigheden niet passend was voor categorie 1. Vijf van de voornaamste historische landen van uitvoer (5), die in de periode 2015-2017 goed waren voor bijna 60 % van de totale invoer, zijn in diezelfde periode onderworpen aan antidumping- en/of compenserende maatregelen (6). Dat had grote invloed op het niveau van hun invoer.

(19)

Daarom concludeerde de Commissie dat deze landen normaal niet langer in de positie zouden verkeren om hun uitvoer naar de Unie op het historische niveau te handhaven, d.w.z. gebaseerd op het gemiddelde niveau van hun invoer in de Unie in de laatste drie jaren (2015-2017). Derhalve besloot de Commissie dat het in het belang van de Unie was om een enkelvoudig systeem van algemene tariefcontingenten vast te stellen waarbij de contingenten op kwartaalbasis worden toegewezen, om het risico van tekorten te vermijden waar een landspecifieke toewijzing onrechtmatig aanleiding toe zou kunnen geven.

(20)

In de opmerkingen die zij in het kader van dit nieuwe onderzoek hebben ingediend, verzoeken bepaalde belanghebbenden, waaronder de bedrijfstak van de Unie en enkele landen van uitvoer, de Commissie om ook voor productcategorie 1 een systeem van landspecifieke tariefcontingenten in te voeren. Zij stellen dat de huidige ontwikkeling van de invoer leidt tot onevenwichtige handelsstromen waardoor bepaalde landen van uitvoer worden benadeeld, met marktverstoringen tot gevolg.

(21)

Naar aanleiding hiervan heeft de Commissie de ontwikkeling van de invoer van productcategorie 1 in 2018 en de eerste helft van 2019 geanalyseerd. Zij constateerde ten aanzien van Rusland als land van uitvoer dat dankzij de Russische uitvoer, ondanks de tegen het land ingestelde antidumpingmaatregelen (die leidden tot een aanzienlijke daling van het invoervolume in 2017), tussen januari 2018 en juni 2019 een aanzienlijk deel van het historische handelsvolume was hersteld. Rusland was goed voor 16 % van het gebruik van het tariefcontingent tussen februari en juni 2019 (7). Bovendien hebben andere landen die aan antidumpingmaatregelen onderworpen waren — Brazilië en Oekraïne — hun uitvoer naar de Unie voortgezet (8), zij het in veel kleinere hoeveelheden dan vóór de instelling van de antidumpingrechten.

(22)

In het licht van de hierboven beschreven ontwikkeling van de invoer, met name uit Rusland, die niet kon worden voorzien toen de definitieve vrijwaringsmaatregelen werden ingesteld, was de Commissie nu van oordeel dat het aandeel van de invoer dat grote gevolgen ondervond van handelsbeschermende maatregelen aanzienlijk kleiner was dan verwacht. Bovendien is het potentiële risico van een tekort aan de aanbodzijde, dat werd verwacht toen de definitieve maatregelen werden ingesteld, nu aanzienlijk lager gelet op het aanhoudend hoge gebruikspercentage van het tariefcontingent in de twee aan definitieve vrijwaringsmaatregelen onderworpen kwartalen (februari-juni 2019) door andere landen van uitvoer, met name Turkije, India en Servië, met een aandeel van respectievelijk 40 %, 15 % en 12 %.

(23)

Dienovereenkomstig achtte de Commissie het in het licht van deze gewijzigde omstandigheden in het belang van de Unie de toewijzing van het tariefcontingent voor productcategorie 1 te wijzigen en een mechanisme in te stellen om de oorsprong van de handelsstromen te waarborgen, dat zoveel mogelijk lijkt op het mechanisme dat voor de andere productcategorieën wordt gebruikt.

(24)

De Commissie merkte op dat de aard van productcategorie 1 het moeilijk maakt om een dergelijk systeem in te voeren. Zoals reeds aangegeven in overweging (19) zou de vaststelling van de landspecifieke contingenten op basis van de gemiddelde historische invoer van 2015-2017 leiden tot een aanzienlijk tekort aan de aanbodzijde. Anderzijds zou het gebruik van 2018 als eerste volledige jaar waarin de antidumping- en compenserende maatregelen werden toegepast, kunnen leiden tot een onjuiste toewijzing. Dat houdt verband met het feit dat de invoervolumes van 2018 ook werden beïnvloed door de inwerkingtreding van de vrijwaringsmaatregelen (in juli 2018) en met invoervolumes die voortvloeien uit een handelsverlegging weg van derde landen die wat betreft categorie 1 al in de definitieve verordening tot stand was gebracht.

(25)

Gezien deze omstandigheden en bij gebrek aan werkelijk representatieve invoergegevens met betrekking tot een voldoende lange en betrouwbare periode, was de Commissie van mening dat de traditionele handelsstromen voor categorie 1 qua volume en oorsprong het best konden worden gehandhaafd door het aandeel in het algemene contingent waar afzonderlijke landen van uitvoer in een bepaald kwartaal aanspraak op mogen maken, te beperken.

(26)

Bij de vaststelling van dit plafond analyseerde de Commissie de historische invoergegevens (2013-2017) (9) van productcategorie 1 en constateerde zij dat geen enkel land van uitvoer in deze periode een gemiddeld aandeel van meer dan 25 % had en dat Turkije in 2017 het hoogste aandeel in een afzonderlijk jaar bereikte (28 %). Dienovereenkomstig was de Commissie van mening dat het geen enkel afzonderlijk land van uitvoer mag worden toegestaan om voor de resterende duur van de maatregelen een aandeel van meer dan 30 % in het beschikbare algemene tariefcontingent per kwartaal te realiseren.

(27)

Deze grenswaarde moet landen van uitvoer voldoende ruimte geven om het marktaandeel dat niet wordt gebruikt door aan antidumping- of compenserende maatregelen onderworpen landen van uitvoer, in te vullen, waarbij tegelijkertijd de traditionele handelsstromen zoveel mogelijk worden gehandhaafd en gebruikers in de Unie voldoende diversiteit aan de aanbodzijde wordt geboden, teneinde potentiële risico's van tekorten aan de aanbodzijde te minimaliseren (10).

(28)

Door de toewijzing van het tariefcontingent te corrigeren probeerde de Commissie een evenwicht tot stand te brengen tussen de legitieme rechten van de verschillende belanghebbenden in overeenstemming met het belang van de Unie.

Specifieke beoordeling: Categorie 4B — Metallisch beklede bladen die voornamelijk in de automobielindustrie worden gebruikt

(29)

In de definitieve verordening besloot de Commissie dat het in het belang van de Unie was om categorie 4 (metallisch beklede bladen) op te splitsen in twee subcategorieën: 4A en 4B. Die opsplitsing had tot doel het traditionele niveau van de invoer voor de EU-automobielindustrie zoveel mogelijk te handhaven. Gezien het grote aantal productsoorten in categorie 4 had de Commissie namelijk een ernstig risico vastgesteld op verdringing van de staalsoorten die de EU-automobielindustrie nodig heeft door andere “standaard” subcategorieën. Er wordt aan herinnerd dat de meeste standaardsoorten in deze categorie momenteel onderworpen zijn aan antidumpingmaatregelen, wat niet geldt voor de meer specialistische producten die geen deel uitmaakten van het desbetreffende verzoek om antidumpingmaatregelen.

(30)

In het kader van het nieuwe onderzoek ontving de Commissie talrijke opmerkingen van belanghebbenden die gevolgen ondervinden van de opsplitsing in twee subcategorieën, o.a. van de Vereniging van Europese autofabrikanten (ACEA) en de regeringen en producenten-exporteurs van Zuid-Korea en China. In deze opmerkingen werd gesteld dat de huidige onderverdeling niet geheel doeltreffend is voor het halen van de doelstellingen. Diezelfde belanghebbenden voerden verder aan dat de definitie van de producten onduidelijk was wat betreft hun indeling in subcategorieën en met name dat de invoer van de producten gericht op de automobielindustrie is verdrongen door standaardproducten, wat nadelige gevolgen heeft voor de automobielindustrie.

(31)

De belanghebbenden hebben verschillende voorstellen ingediend om het tariefcontingent voor deze categorie doeltreffender te maken. De ACEA en de Chinese regering hebben de Commissie verzocht om vanwege hun bijzondere bestemming een vrijstelling te verlenen voor staalproducten in categorie 4B die bedoeld zijn voor gebruik in de automobielindustrie. Andere belanghebbenden, zoals de regeringen van Zuid-Korea, Taiwan en China, hebben bij wijze van alternatief voorgesteld om het tariefcontingent te verhogen en een systeem in te voeren dat ervoor moet zorgen dat de traditionele handelsvolumes voor de automobielindustrie doeltreffend worden afgeschermd tegen de invoer van andere staalsoorten. De staalindustrie van de Unie is het er op haar beurt mee eens dat de mogelijke ontwijking van de antidumpingmaatregelen van categorie 4A moet worden onderzocht en dat er een oplossing voor de automobielindustrie moet worden gevonden, zonder echter categorie 4B van het toepassingsgebied van de maatregelen uit te sluiten.

(32)

De analyse die de Commissie verrichtte naar aanleiding van het nieuwe onderzoek naar de definitieve maatregelen bevestigt dat de traditionele handelsstromen voor producten in categorie 4B inderdaad zijn verstoord. Volgens de invoerstatistieken van Eurostat heeft China (dat een van de grootste landspecifieke tariefcontingenten kreeg toegewezen) zijn landspecifieke tariefcontingent binnen een enkel kwartaal (2 februari tot en met 31 maart 2019) volledig uitgeput, om vervolgens in het laatste kwartaal van dezelfde periode (1 april tot en met 30 juni 2019) een aanzienlijk deel van het algemene tariefcontingent te gebruiken (meer dan 75 %).

(33)

Bovendien constateerde de Commissie dat China zijn jaarlijkse landspecifieke tariefcontingent voor het tweede jaar van de maatregelen (1 juli 2019 tot en met 30 juni 2020) al binnen een dag had uitgeput. Het is daarom twijfelachtig of deze invoer daadwerkelijk bestaat uit producten bestemd voor de automobielindustrie. De uitputting van het jaarlijkse landspecifieke tariefcontingent binnen één dag laat in elk geval ook zien dat de traditionele handelsstromen voor deze subcategorie zijn verlegd. Deze trend zou waarschijnlijk worden verergerd indien de werking van het tariefcontingent voor categorie 4B niet zou worden gecorrigeerd om het beoogde doel — handhaving van de traditionele invoer uit een verscheidenheid aan landen van uitvoer voor de automobielindustrie — te verwezenlijken.

(34)

De Commissie bleef van mening dat er geen redenen waren om bepaalde aan de maatregelen onderworpen productcategorieën uit te sluiten, noch middels een uitdrukkelijke uitsluiting van productcategorie 4B, noch aan de hand van een vrijstelling wegens een bijzondere bestemming (11). De Commissie wees het verzoek om producten bestemd voor de automobielindustrie op grond van hun bijzondere bestemming uit te sluiten dan ook af.

(35)

De Commissie erkende echter dat het in het belang van de Unie was om de traditionele handelsstromen van productsoorten die door de EU-automobielindustrie worden gebruikt, af te schermen. Een van de manieren om dit doel te bereiken is, het gebruik van categorie 4B te beperken tot de invoer die aantoonbaar een bijzondere bestemming in de automobielindustrie heeft.

(36)

Dienovereenkomstig achtte de Commissie het in het belang van de Unie om de werking van het tariefcontingent voor categorie 4 als volgt te corrigeren. Om in aanmerking te komen voor het tariefcontingent van categorie 4B, moeten de categorieën staalproducten in deze categorie die daadwerkelijk voor de productie van auto-onderdelen worden gebruikt, worden geplaatst in de regeling bijzondere bestemming als bedoeld in artikel 254 van Verordening (EU) nr. 952/2013 (12). Zodra het voor categorie 4B toegewezen tariefcontingent is uitgeput, geldt een tarief van 25 % voor invoer boven het contingent.

(37)

Echter, aangezien bepaalde GN-codes die momenteel bij categorie 4B zijn ingedeeld niet uitsluitend door de automobielindustrie worden gebruikt, was het nodig om de verdeling van de codes over de categorieën 4A en 4B te corrigeren om ervoor te zorgen dat de uitvoer van niet-autogerelateerde producten gehandhaafd bleef. Hiertoe werd het toepassingsgebied van 4A als volgt uitgebreid en herzien: alle GN-codes die voorheen uitsluitend bij categorie 4B waren ingedeeld, gaan ook deel uitmaken van categorie 4A. Het toepassingsgebied van categorie 4A wordt als gevolg hiervan uitgebreid. Tegelijkertijd verandert het toepassingsgebied van categorie 4B niet.

(38)

Dienovereenkomstig moet de invoer van producten die vallen onder de codes van categorie 4B en die niet bestemd zijn voor gebruik in de automobielindustrie in de toekomst uitsluitend plaatsvinden in het kader van categorie 4A. Omgekeerd moet alle invoer van producten bestemd voor gebruik in de automobielindustrie plaatsvinden in het kader van productcategorie 4B en voldoen aan de vereisten van de regeling bijzondere bestemming zoals uitgelegd in overweging 36.

(39)

In verband met deze correctie wordt aan India één landspecifiek tariefcontingent uit hoofde van categorie 4A toegekend (waarin de volumes voor het landspecifieke tariefcontingent voor de categorieën 4A en 4B worden gecombineerd), aangezien uit de informatie waarover de Commissie beschikt, blijkt dat dit land geen producten uitvoert voor gebruik in de automobielindustrie.

(40)

Naar aanleiding van de informatie die de Commissie heeft ontvangen in het kader van het overleg met de Republiek Korea heeft de Commissie het niveau van het landspecifieke tariefcontingent voor dit land in de categorieën 4A en 4B aangepast. Het deel van het tariefcontingent voor categorie 4B dat overeenkomt met de GN-codes die voorheen uitsluitend in deze categorie waren opgenomen en niet voor gebruik in de automobielindustrie bestemd waren, wordt nu overgedragen aan het landspecifieke tariefcontingent voor categorie 4A van de Republiek Korea, zodat de desbetreffende producten naar de markt van de Unie kunnen blijven worden uitgevoerd. De Commissie achtte deze correctie noodzakelijk in het belang van de Unie, teneinde de definitieve maatregelen met betrekking tot deze categorie doeltreffender te maken en ervoor te zorgen dat de invoer van de EU-automobielindustrie niet onrechtmatig wordt beperkt.

Specifieke beoordelingen: Categorie 16 — Walsdraad

(41)

De Commissie heeft verscheidene argumenten met betrekking tot deze productcategorie ontvangen. Ten eerste werd de Commissie verzocht de tariefcontingenten naar boven bij te stellen om mogelijke tekorten op de markt van de Unie te vermijden. In het bijzonder hebben sommige belanghebbenden gevraagd het tariefcontingent met maximaal 20 % te verhogen of het invoerniveau in de jaren 2016-2018 te gebruiken als grondslag voor een herziening van de hoogte van het tariefcontingent. Anderen stelden dat het tariefcontingent volledig moet worden gecorrigeerd om rekening te houden met de groeiende vraag in de Unie.

(42)

Ten tweede merkten sommige belanghebbenden op dat de producenten in de Unie hun capaciteit of productie niet hadden opgeschroefd (en ook niet verder konden opschroeven) tot het niveau dat nodig is om te voorzien in de huidige en toekomstige vraag naar walsdraad in de Unie. Bovendien voerden zij aan dat de producenten van walsdraad in de Unie voornamelijk leverden aan gerelateerde downstreamgebruikers, waardoor er minder walsdraad beschikbaar was voor de open markt, hetgeen de positie van de onafhankelijke gebruikers, d.w.z. die welke niet verticaal geïntegreerd zijn, ondermijnde. Als gevolg hiervan zou de toegang van onafhankelijke gebruikers tot een toereikende hoeveelheid walsdraad ernstig worden beperkt.

(43)

Ten derde beweerden sommige belanghebbenden dat de uitputting van bepaalde tariefcontingenten niet kon voortkomen uit hamsterpraktijken in deze productcategorie en dat de invoer tot aan de uitputting van de desbetreffende tariefcontingenten een vrij regelmatig en consistent verloop kende.

(44)

Ten vierde verzochten verschillende belanghebbenden de Commissie om landspecifieke tariefcontingenten toe te kennen aan bepaalde landen van uitvoer, omdat zij specifieke subcategorieën zouden leveren aan de markt van de Unie. In dezelfde geest stelden verschillende belanghebbenden dat bepaalde subcategorieën moesten worden uitgesloten, of dat de Commissie deze productcategorie zou moeten opsplitsen en specifieke tariefcontingenten zou moeten toewijzen aan de nieuwe subcategorieën.

(45)

Ten vijfde verzochten enkele partijen om een opsplitsing van deze categorie, waarbij de subcategorieën die worden gebruikt voor de automobielindustrie een eigen tariefcontingent zouden krijgen.

(46)

Tot slot voerde één belanghebbende aan niet in staat te zijn een bepaalde productsoort te produceren, omdat de vrijwaringsmaatregelen de beschikbaarheid van een benodigde soort walsdraad beperkten. Verschillende belanghebbenden verzochten ook om ongebruikte landspecifieke tariefcontingenten in het laatste kwartaal van elke periode (1 april tot en met 30 juni) over te dragen naar het residuele tariefcontingent.

(47)

In het kader van het nieuwe onderzoek heeft de Commissie al deze opmerkingen zorgvuldig beoordeeld. Ten eerste oordeelde de Commissie, ofschoon zij in het bericht van opening betreffende het nieuwe onderzoek had erkend dat bepaalde landspecifieke tariefcontingenten en het algemene tariefcontingent voor deze categorie in het laatste kwartaal van de eerste jaarperiode (1 april tot en met 30 juni 2019) in bijzonder hoog tempo waren gebruikt, dat de totale aanvoer van dit product niet op een abnormale manier lijkt te zijn beperkt. Er waren geen tekenen van een aanzienlijk gestegen vraag die duiden op veranderde omstandigheden. Uit de analyse van het gebruik van het tariefcontingent bleek namelijk dat er, hoewel sommige landen hun individuele contingent zeer snel hadden gebruikt, in de laatste twee weken (13) van het laatste kwartaal van het eerste maatregelenjaar nog kwantitatieve ruimte beschikbaar was in het contingent van ten minste drie landen van uitvoer (Moldavië, Zwitserland en Oekraïne), ter grootte van meer dan 6 % van het totale periodieke tariefcontingent. Aan het eind van het eerste jaar van de maatregelen was er nog kwantitatieve ruimte beschikbaar in het tariefcontingent van één land van uitvoer (Oekraïne).

(48)

In bepaalde opmerkingen wordt erop gewezen dat de vraag in de EU-bouwsector — een van de belangrijkste bestemmingen van walsdraad — met 2,8 % is gegroeid in 2018 en naar verwachting met 1,6 % zal blijven groeien in 2019-2021. Dit groeipatroon is echter al in aanmerking genomen in de beoordeling die ten grondslag ligt aan de vaststelling van het huidige kwantitatieve niveau van de tariefcontingenten. Bij het instellen van de definitieve maatregelen heeft de Commissie het traditionele invoerniveau met 5 % verhoogd om de historische gegevens te actualiseren en rekening te houden met een normale stijging van de vraag in de volgende jaren. Bovendien verhoogt zij in feite de hoogte van de beschikbare tariefcontingenten verder om rekening te houden met de vermeende stijging van de vraag boven de voorziene groei, ook indien de liberalisering van de vrijwaringsmaatregelen na het eerste jaar naar beneden zou worden bijgesteld (14). Op basis hiervan is de Commissie van mening dat de huidige hoogte van het tariefcontingent voor productcategorie 16 toereikend is en dat er geen risico van tekorten op de markt van de Unie bestaat.

(49)

Ten aanzien van het argument dat het aanbod door de producenten in de Unie op kunstmatige wijze zou zijn beperkt, merkt de Commissie op basis van de haar ter beschikking staande informatie (waaronder de geverifieerde antwoorden van producenten in de Unie op de enquête in het kader van het onderzoek dat aanleiding gaf tot de definitieve maatregelen) op dat de productie en de verkoop van de bedrijfstak van de Unie (op de vrije markt) aanhoudend zijn gestegen in de periode 2013-2017. In dezelfde periode steeg ook de verkoop aan gerelateerde ondernemingen (interne verkoop), zij het in veel bescheidener mate. Uit de gegevens blijkt dat het volume van de verkoop op de vrije markt (in de Unie) in dezelfde periode meer dan drie keer zo hoog was als dat van de interne verkoop. Bovendien is er geen bewijs waaruit blijkt dat deze heldere en consistente ontwikkeling van de afgelopen jaren onlangs drastisch is gekanteld. Het in het dossier opgenomen bewijs was zodoende in tegenspraak met dit argument.

(50)

Het bewijsmateriaal in het dossier met betrekking tot mogelijke hamsterpraktijken was in strijd met de bewering dat de invoer uit alle landen van uitvoer een regelmatig en consistent verloop kende. Hoewel dit inderdaad het geval was voor een aantal landen van uitvoer en voor het residuele tariefcontingent in het derde kwartaal (februari-maart 2019), hebben enkele belangrijke landen van uitvoer (Turkije en Rusland) het voor een periode van vijf maanden resterende tariefcontingent binnen enkele dagen of weken uitgeput. Dit abnormale patroon werd bevestigd in de eerste dagen van de tweede periode van de maatregelen (tot 19 juli 2019 had Turkije 60 % van zijn jaarlijkse landspecifieke tariefcontingent gebruikt). Bovendien constateerde de Commissie dat het residuele tariefcontingent in het laatste kwartaal van de eerste periode van de maatregelen (1 april tot en met 30 juni 2019) al na de tweede dag van dat kwartaal (op 2 april 2019) was uitgeput, en wel door slechts twee landen (Turkije en Rusland), terwijl dat residuele contingent in het voorgaande kwartaal (2 februari tot en met 31 maart 2019) door meerdere landen gestaag was gebruikt, verspreid over het hele kwartaal. Deze ongebruikelijk snelle uitputting van het tariefcontingent door enkele landen van uitvoer kan niet worden aangemerkt als “een reguliere en consistente handelsstroom”.

(51)

Ten aanzien van het verzoek om categorie 16 op te splitsen herinnerde de Commissie eraan dat zij in Verordening (EU) 2019/159 bij wijze van uitzondering twee categorieën heeft opgesplitst met vermelding van redenen. Na een zorgvuldige analyse van de in dit verband ontvangen opmerkingen bepaalde de Commissie dat niet is aangetoond dat de omstandigheden zodanig zijn veranderd dat er aanleiding is om nog meer categorieën op te splitsen. De Commissie constateert dat de Europese automobielindustrie (ACEA) in haar opmerkingen niet eens noemt dat deze categorie mogelijk correcties behoeft. Verder merkte de Commissie op dat het loutere feit dat bepaalde productsoorten binnen een productcategorie voor de automobielindustrie worden gebruikt, niet automatisch betekent dat die soorten in aanmerking komen voor een afwijkende behandeling in het kader van de maatregelen. Er moet worden aangetoond dat een dergelijke correctie in het belang van de Unie is. Het ingediende bewijsmateriaal was derhalve ontoereikend voor de Commissie om te concluderen dat de correctie inderdaad in het belang van de Unie is.

(52)

Wat betreft de impact van de definitieve vrijwaringsmaatregelen op het vermogen om een bepaald product te produceren waar een bepaald type walsdraad voor nodig is, nam de Commissie op basis van de ingediende bewijzen tussen 2013 en 2018, d.w.z. voordat de vrijwaringsmaatregelen werden ingesteld, een consistente en scherpe neerwaartse ontwikkeling van de verkoop van die producten waar. Dit argument werd echter niet met voldoende bewijsmateriaal gestaafd.

(53)

Daarom is de Commissie van mening dat er onvoldoende bewijs is om een verhoging van het tariefcontingent voor deze productcategorie te rechtvaardigen.

Specifieke beoordeling: Categorie 25 — Grote gelaste buizen

(54)

Verschillende belanghebbenden hebben aangevoerd dat de huidige toewijzing van tariefcontingenten voor categorie 25 in het licht van gewijzigde omstandigheden moet worden gewijzigd. Sommige belanghebbenden stelden met name dat een groot gasleidingproject (Nord Stream 2), waarvoor in 2017 een grote hoeveelheid leidingen uit Rusland is ingevoerd, zich in de afrondende fase zou bevinden, zodat de toewijzing van tariefcontingenten voor dit product niet aansloot op de huidige marktsituatie. Dit argument zou worden gestaafd door de ontwikkeling van de invoer in Rusland. Op basis hiervan bepleitten deze partijen voor afschaffing van de landspecifieke tariefcontingenten voor deze categorie ten faveure van één algemeen tariefcontingent om tekorten aan de aanbodzijde voor komende projecten te vermijden.

(55)

Enerzijds is Rusland het land met het grootste individuele tariefcontingent voor deze categorie (dat goed is voor ongeveer 70 % van het totale tariefcontingent). De analyse die de Commissie in het kader van het nieuwe onderzoek verrichte naar de invoergegevens laat zien dat de Russische invoer na een enorme stijging in 2017 constant is afgenomen. Na deze stijging daalde de Russische invoer al sterk in 2018 (hoewel het volume toen redelijk hoog bleef). Deze neerwaartse trend werd echter versneld in de periode waarin de definitieve vrijwaringsmaatregelen werden toegepast. Uit de analyse van het gebruik van het tariefcontingent bleek dat Rusland zijn landspecifieke tariefcontingent hierdoor tijdens het eerste jaar van de maatregelen bij lange na niet benutte (30 %) (15). Deze onderbenutting van het tariefcontingent hield verband met de behoeften voor het specifieke technische project als bedoeld in overweging (54).

(56)

Anderzijds hadden andere landen van uitvoer in deze productcategorie hun landspecifieke tariefcontingenten volledig uitgeput en tot 79 % van het algemene tariefcontingent gebruikt (waarbij moet worden opgemerkt dat het volume van dit algemene tariefcontingent relatief klein is).

(57)

Gezien de gewijzigde omstandigheden in verband met het technische project als bedoeld in overweging (54) en de meest recente ontwikkeling van het gebruik van het tariefcontingent, achtte de Commissie het noodzakelijk het bestaande tariefcontingent door één algemeen tariefcontingent te vervangen. Zij achtte deze verandering van het systeem van tariefcontingenten in lijn met het belang van de Unie, omdat het risico van een mogelijk tekort aan de aanbodzijde als gevolg van een ontoereikende toewijzing van tariefcontingenten zo beter kon worden beperkt en tegelijkertijd kon worden gezorgd voor een voldoende divers aanbod en gelijke kansen voor alle potentiële landen van uitvoer om deel te nemen aan nieuwe technische projecten met een behoefte aan producten uit deze categorie.

(58)

De Commissie constateerde dat het tegenovergestelde — handhaving van de tariefcontingenten van de momenteel aan de definitieve maatregelen onderworpen landen — mogelijk kan leiden tot een onrechtmatige verstoring van de deelname van leveranciers uit andere potentiële landen van uitvoer aan aanbestedingsprocedures voor andere lopende of toekomstige projecten. Hetzelfde probleem zou zich kunnen voordoen indien de Commissie een plafond instelt per land van uitvoer, zoals zij heeft gedaan voor categorie 1. De Commissie was bijgevolg van mening dat handhaving van de oorspronkelijke situatie niet in het belang van de Unie was en dat de verandering van de toewijzing van tariefcontingenten voor deze categorie gerechtvaardigd was.

(59)

Zoals voor alle algemene contingenten in het kader van de bestaande maatregelen geldt, moet het algemene tariefcontingent voor categorie 25 op kwartaalbasis worden toegewezen.

Algemene beoordeling: argumenten met betrekking tot productcategorieën

(60)

Waar in de vorige overwegingen uitvoerig werd ingegaan op het nut van potentiële correcties van tariefcontingenten voor de productcategorieën waarover de belanghebbenden de meeste opmerkingen hebben ingediend, komen de argumenten over de overige productcategorieën in deze paragraaf beknopter aan bod middels argumenten van algemene strekking voor de overeenkomstige categorieën waarvoor opmerkingen zijn ingediend.

(61)

Verschillende belanghebbenden hebben verzocht om een verhoging van de landspecifieke tariefcontingenten die vóór het eind van een bepaalde periode waren uitgeput. Sommigen van hen vonden dat het loutere feit dat een landspecifiek tariefcontingent was uitgeput, voldoende reden was om een verhoging van het tariefcontingent te rechtvaardigen. In dezelfde geest merkten bepaalde belanghebbenden op dat de tariefcontingenten te laag waren vastgesteld bij de definitieve maatregelen, aangezien de invoer in bepaalde productcategorieën in 2018 relatief hoger was dan het kwantitatieve niveau van de betrokken tariefcontingenten.

(62)

Ten eerste merkte de Commissie op dat er voor 24 van de 26 productcategorieën nog kwantitatieve ruimte beschikbaar was in de tariefcontingenten van een of meerdere landen van uitvoer en/of in het residuele tariefcontingent. Zoals aangegeven in overweging (15) bedroeg het totale ongebruikte tariefcontingent tijdens de periode waarin voorlopige maatregelen van kracht waren (18 juli 2018 – 1 februari 2019) en in de eerste periode van de definitieve maatregelen (2 februari 2019 – 30 juni 2019) meer dan drie miljoen ton. Gelet hierop was de Commissie het niet eens met het argument dat het totale kwantitatieve niveau van de tariefcontingenten te laag was. Bovendien komt het feit dat bepaalde tariefcontingenten binnen een bepaalde productcategorie vóór het einde van een periode waren uitgeput, op zichzelf niet neer op gewijzigde omstandigheden die een automatische verhoging van het contingent rechtvaardigen, indien er geen aanvullend bewijs wordt geleverd waaruit blijkt dat de uitputting het gevolg was van een stijging van de vraag die niet werd voorzien toen de definitieve maatregelen werden ingesteld. De Commissie bracht in herinnering dat de gedachte achter de vrijwaringsmaatregelen was, noodmaatregelen te nemen naar aanleiding van invoerstijgingen van bepaalde producten. Daarentegen verzochten belanghebbenden in het kader van het nieuwe onderzoek vaak simpelweg om een verhoging van het kwantitatieve niveau van een tariefcontingent zonder bewijs te leveren voor gewijzigde omstandigheden (bv. geen risico van handelsverlegging). Derhalve werden zulke argumenten ongegrond verklaard.

(63)

Verscheidene belanghebbenden hebben de Commissie verzocht om de periode voor de berekening van het tariefcontingent te wijzigen. In veel gevallen verzochten zij om uit te gaan van de periode 2016-2018 om rekening te houden met de meest recente en doorgaans omvangrijkste invoer.

(64)

In Verordening (EU) 2019/159, en in het licht van artikel 15 van Verordening (EU) 2015/478 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2015 betreffende de gemeenschappelijke regeling voor de invoer (16) (“Verordening (EU) 2015/478”) en de beginselen van evenredigheid en non-discriminatie, merkte de Commissie op dat de tariefcontingenten worden berekend op basis van het gemiddelde niveau van invoer in de laatste drie representatieve jaren (2015-2017). De Commissie wees erop dat dit nieuwe onderzoek, zoals uitgelegd in het bericht van opening betreffende het nieuwe onderzoek, het doel had om de maatregelen zeer specifiek te corrigeren indien er voldoende bewijs bestaat dat de omstandigheden sinds de instelling van die maatregelen zijn veranderd. Bovendien toonden de belanghebbenden niet aan dat de door de Commissie geselecteerde periode niet strookt met de desbetreffende regels of beginselen van het Unierecht. Bijgevolg concludeerde de Commissie dat de periode die wordt gebruikt voor het vaststellen van de tariefcontingenten in het kader van dit nieuwe onderzoek niet zou worden herzien.

(65)

Sommige belanghebbenden wezen op het feit dat bepaalde landspecifieke tariefcontingenten niet volledig waren gebruikt. In sommige gevallen was het gebruik ervan zelfs verwaarloosbaar. Deze partijen hebben de Commissie verzocht om deze volumes te verdelen onder andere landen van uitvoer die hun tariefcontingenten mogelijk hebben uitgeput.

(66)

De Commissie erkende dat bepaalde landspecifieke tariefcontingenten niet volledig werden benut en dat het gebruik in specifieke gevallen ongewoon laag was. De Commissie wees erop dat de toewijzing van tariefcontingenten aan bepaalde landen was gebaseerd op de historische invoer om de traditionele handelsstromen te handhaven. In dit verband heeft geen van de belanghebbenden afdoende aangetoond dat het ongewoon lage gebruik voortkwam uit duurzaam gewijzigde omstandigheden voor de desbetreffende productsoorten. De belanghebbenden hebben evenmin bewijs ingediend voor het argument dat ongebruikte contingenten leidden tot een algemeen tekort voor de betreffende productcategorieën, waardoor de bestaande toewijzing van de tariefcontingenten in kwestie niet langer passend zou zijn en nieuw onderzoek behoefde. Derhalve stelde de Commissie vast dat er onvoldoende reden was om historische landen van uitvoer hun eigen contingent te ontnemen.

(67)

Met betrekking tot de ongebruikte residuele contingenten aan het eind van elk van de eerste drie kwartalen van een periode verzochten enkele belanghebbenden de Commissie om alle ongebruikte tariefcontingenten aan het eind van de periode naar de volgende periode door te schuiven.

(68)

De Commissie kan dit verzoek niet honoreren. Er moet worden opgemerkt dat de omvang van de periodiek beschikbare tariefcontingenten per jaar wordt berekend. Daarom zou de overdracht van ongebruikte tariefcontingenten van de ene periode naar de andere ertoe leiden dat de beschikbare contingenten in elke periode hoger zijn dan de historische traditionele invoer, waardoor de doeltreffendheid van de maatregelen in het gedrang komt.

(69)

Sommige belanghebbenden vroegen de Commissie in dezelfde geest om ook landspecifieke tariefcontingenten toe te wijzen aan landen waarvan de invoer in een bepaalde categorie tijdens de periode die voor de toewijzing van de contingenten relevant werd geacht (2015-2017) minder dan 5 % bedroeg.

(70)

De Commissie bracht in herinnering dat de tariefcontingenten voor alle productcategorieën en plaatsen van oorsprong volgens dezelfde methode worden toegewezen. Het criterium om een landspecifiek tariefcontingent toe te wijzen, zoals gedefinieerd in Verordening (EU) 2019/159, luidt dat de invoer van een land goed moet zijn voor ten minste 5 % van de gemiddelde invoer in een productcategorie in de periode 2015-2017. De in dit verband ontvangen opmerkingen bevatten geen objectieve redenen om deze aanpak te veranderen. Bovendien zou de incidentele toewijzing van landspecifieke tariefcontingenten aan landen die de drempel van 5 % niet halen volgens de WTO-regels neerkomen op discriminatie tussen belanghebbenden. Daarom moest de Commissie deze verzoeken afwijzen.

(71)

Andere belanghebbenden riepen bepalingen van bilaterale handelsovereenkomsten tussen de Europese Unie en bepaalde handelspartners in om een vrijstelling van de maatregelen of een voorkeursbehandeling voor hun invoer te verkrijgen.

(72)

De Commissie merkte op dat alle door de partijen aangehaalde bilaterale handelsovereenkomsten de mogelijkheid bieden om vrijwaringsmaatregelen in te stellen. Derhalve kan op grond hiervan geen vrijstelling worden ingeroepen. De Commissie was het ook niet eens met het standpunt om bepaalde landen een voorkeursbehandeling te geven en andere niet. Die bilaterale overeenkomsten voorzien niet in de mogelijkheid, en leggen de Unie geen verplichting op, om de ene partij waarop maatregelen van toepassing zijn anders te behandelen dan de andere. Voorts kon geen van de belanghebbenden verwijzen naar zulke bepalingen in de desbetreffende overeenkomsten. Daarom moest de Commissie deze verzoeken afwijzen.

(73)

Andere belanghebbenden stelden juist dat het tariefcontingent moest worden opgehoogd, omdat de bedrijfstak van de Unie niet in staat was om een toereikende hoeveelheid te leveren op de markt van de Unie, wat tot tekorten op de markt zou kunnen leiden.

(74)

De Commissie herinnerde eraan dat er voor de meeste productcategorieën nog steeds ruimte in de contingenten beschikbaar was, zowel aan het einde van de periode waarin voorlopige maatregelen van kracht waren (1 februari 2019) als aan het einde van de eerste periode waarin de definitieve maatregelen werden toegepast (30 juni 2019). Daarom meende de Commissie dat deze argumenten haaks stonden op het daadwerkelijke gebruik van de contingenten. Bovendien hebben die belanghebbenden geen bewijsmateriaal ingediend dat wijst op een tekort aan de aanbodzijde voor de desbetreffende productcategorieën. Daarom heeft de Commissie deze verzoeken afgewezen.

(75)

Sommige belanghebbenden koppelden hun verzoek om hogere tariefcontingenten in bepaalde categorieën aan een vermeende toename van de vraag in de bedrijfstakken waar deze categorieën worden gebruikt.

(76)

De Commissie merkte op dat deze argumenten betrekking hebben op stijgingen van de vraag die vóór de instelling van de definitieve maatregelen optraden. In dit verband wees de Commissie erop dat zij mogelijke stijgingen al met ingang van de inwerkingtreding van de definitieve vrijwaringsmaatregelen in aanmerking had genomen door de traditionele invoerniveaus met 5 % te verhogen. Wat de ontwikkeling van de vraag in latere perioden betreft, wijst de informatie waar de Commissie over beschikt niet op een aanzienlijke stijging van de vraag, maar eerder op een vermindering van de reële staalconsumptie (17).

(77)

Sommige belanghebbenden verzochten de Commissie om ofwel bepaalde subcategorieën van producten uit te sluiten, ofwel de huidige productcategorieën op te splitsen. Ter ondersteuning van deze argumenten beweerden zij dat het in het belang van de Unie was, te voorkomen dat de invoer van bepaalde subcategorieën van nicheproducten zou worden verdrongen door de invoer van andere, meer standaard subcategorieën.

(78)

In dit verband wees de Commissie erop dat het nieuwe onderzoek geen betrekking had op de uitsluiting van productcategorieën of subcategorieën van, of hun opneming in, de maatregelen. Wat betreft de verzoeken om opsplitsing van bepaalde productcategorieën verwees de Commissie naar haar uitleg in overweging (34).

(79)

Verscheidene belanghebbenden drongen er bij de Commissie op aan een vergunningenstelsel voor de toewijzing van de tariefcontingenten in te voeren.

(80)

In dit verband wees de Commissie erop dat een systeem van tariefcontingenten zo moet worden opgezet dat de uitvoering ervan redelijkerwijs haalbaar is. Gezien de brede productomschrijving van de huidige maatregelen zou de invoering van een vergunningenstelsel zeer ingewikkeld zijn, terwijl het nog niet duidelijk was of de voordelen ervan zouden opwegen tegen de tekortkomingen. De Commissie vond dat het huidige systeem van tariefcontingenten passend is, tenzij het tegendeel wordt aangetoond. Zij benadrukt dat in het kader van dit nieuwe onderzoek geen bewijs is ingediend dat de passendheid van het huidige systeem voor het beheer van de tariefcontingenten ter discussie stelt.

(81)

Een aantal belanghebbenden verzocht de Commissie om de landspecifieke tariefcontingenten te gaan beheren op kwartaalbasis. Zij betoogden dat op die manier de risico's van hamsterpraktijken zouden worden beperkt en de contingenten gelijkmatiger zouden worden gebruikt.

(82)

De Commissie was van mening dat het huidige systeem, waarbij jaarlijks landspecifieke tariefcontingenten worden toegewezen aan historische landen van uitvoer, in het belang van de Unie is, omdat het de leverancierskeuze van importeurs in de Unie en gebruikers op een gegeven moment niet onnodig of kunstmatig beperkt. De Commissie zag daarom geen aanleiding om het systeem te wijzigen.

(83)

Enkele belanghebbenden verzochten ook om landen die hun landspecifieke tariefcontingent hebben uitgeput, direct toegang te bieden tot het residuele contingent. Die mogelijkheid is momenteel beperkt tot het vierde kwartaal van elke periode.

(84)

De Commissie wees erop dat de mogelijkheid om in het laatste kwartaal van een periode toegang te krijgen tot het residuele tariefcontingent is ingevoerd om het risico dat residuele contingenten ongebruikt blijven te verminderen en een mogelijk tekort aan de aanbodzijde op de markt van de Unie te voorkomen. Zoals hierboven is opgemerkt, monitort de Commissie dagelijks het gebruik van de residuele tariefcontingenten. Met uitzondering van de verdringing die in punt 2.B is vastgesteld, merkte de Commissie op dat het gebruik van de meeste residuele contingenten zeer hoog was (in veel gevallen waren deze contingenten volledig uitgeput). Verder constateerde de Commissie dat voor de paar categorieën waarin het residuele tariefcontingent maar zeer beperkt werd gebruikt, gold dat ook de meeste landspecifieke tariefcontingenten niet volledig waren uitgeput. In het licht hiervan stelde de Commissie vast dat het bieden van toegang in het laatste kwartaal van een periode tot nu toe doeltreffend is geweest om de traditionele handelsstromen goeddeels te handhaven (18), waarbij het risico van een tekort aan de aanbodzijde wordt geminimaliseerd.

2.B   Verdringing van traditionele handelsstromen

(85)

Krachtens de definitieve vrijwaringsmaatregelen krijgt een land, zodra het zijn landspecifieke tariefcontingent voor een bepaalde productcategorie heeft uitgeput, tijdens het laatste kwartaal (d.w.z. van 1 april 2019 tot en met 30 juni 2019) toegang tot het algemene tariefcontingent. Hoewel het algemene tariefcontingent in principe bedoeld is voor de overige landen zonder landspecifiek tariefcontingent, is dit mechanisme in het leven geroepen om te voorkomen dat er aan het eind van elk aan maatregelen onderworpen jaar ongebruikte residuele tariefcontingenten overblijven.

(86)

In het bericht van opening betreffende het nieuwe onderzoek wordt erop gewezen dat een of meer landen met een landspecifiek tariefcontingent het residuele contingent voor bepaalde productcategorieën in het laatste kwartaal snel hebben uitgeput, waardoor de traditionele invoerstromen uit andere landen werden verdrongen. De Commissie besloot daarom te onderzoeken of dit feit het belang van de Unie heeft geschaad, met name wat betreft de noodzaak om traditionele handelsstromen te handhaven, en waar nodig mogelijke oplossingen voor deze situatie vast te stellen.

Opmerkingen van de belanghebbenden

(87)

Enerzijds klaagden vele belanghebbenden, waaronder landen van uitvoer, exporteurs, gebruikers en de bedrijfstak van de Unie, over de uitsluitende effecten die het huidige systeem van toegang tot de residuele contingenten in het laatste kwartaal kan veroorzaken voor hun belangen. Deze partijen verzochten de Commissie onmiddellijk actie te ondernemen om de vermeende onevenwichtigheid te verhelpen door een land dat al over een landspecifiek tariefcontingent beschikt, niet toe te staan andere historische landen van uitvoer te verdringen, ook al waren die landen minder prominent in termen van ingevoerd volume. Zij verzochten derhalve om een beperking van het gebruik van het algemene residuele tariefcontingent in het laatste kwartaal van elk respectief jaar waarin de maatregelen van kracht zijn. Anderzijds betoogden enkele belanghebbenden het tegenovergestelde: zij wilden niet dat de werking van het huidige mechanisme zou worden veranderd. Naar hun mening zou elke verandering van het systeem het volledige gebruik van de residuele tariefcontingenten in gevaar brengen.

Analyse van de Commissie

(88)

De Commissie heeft het huidige mechanisme voor het beheer van de algemene residuele tariefcontingenten grondig geëvalueerd, inclusief de overdracht van ongebruikte contingenten van het ene kwartaal naar het andere en de toegang in het vierde kwartaal voor landen die hun landspecifieke contingent hebben uitgeput. De evaluatie laat zien dat het bestaande mechanisme over het algemeen goed werkt en zonder problemen heeft geleid tot een maximalisering van het gebruik van de residuele tariefcontingenten. In de overgrote meerderheid van de aan de definitieve maatregelen onderworpen productcategorieën heeft het gebruik van het algemene tariefcontingent door landen van uitvoer die hun landspecifieke quota hebben uitgeput, ook wanneer zij in het laatste kwartaal soms een groot deel van het algemene tariefcontingent verbruikten, kleinere historische leveranciers die onder het residuele tariefcontingent vielen, niet verhinderd om in dezelfde periode producten te blijven exporteren. Gelet hierop bleef de onbeperkte toegang tot het algemene tariefcontingent in het laatste kwartaal een cruciaal kenmerk van het systeem van tariefcontingenten in het belang van de Unie, dat moet worden gehandhaafd.

(89)

Uit de analyse van de Commissie bleek echter ook dat in twee productcategorieën (13 en 16) (19) het totale algemene tariefcontingent in het laatste kwartaal van de eerste periode van maatregelen (1 april tot en met 30 juni 2019) bijna exclusief door twee landen met een landspecifiek tariefcontingent (Turkije en Rusland) was uitgeput, soms al binnen enkele dagen.

(90)

Dit gold met name voor productcategorie 13 (betonstaal), waarvoor het algemene tariefcontingent op 27 mei 2019 uitgeput was — meer dan een maand voor het eind van het kwartaal en ondanks de overdracht van 23 % van het ongebruikte tariefcontingent van het derde kwartaal van 2018. Het beschikbare volume bleek volledig te zijn gebruikt door twee landen met een landspecifiek tariefcontingent (Turkije en Rusland), ten koste van andere, historisch kleinere landen van uitvoer die het algemene tariefcontingent voorheen regelmatig aanspraken, zoals Belarus en Servië.

(91)

Het algemene tariefcontingent voor productcategorie 16 (niet-gelegeerde en ander gelegeerde walsdraad) was vrijwel aan het begin van het laatste kwartaal van de eerste maatregelenperiode (op 2 april 2019) uitgeput als gevolg van het grootschalige gebruik ervan door Turkije en in mindere mate door Rusland (die respectievelijk 62 % en 33 % gebruikten van het totale residuele tariefcontingent dat voor het vierde kwartaal beschikbaar was). Kleinere landen van uitvoer, zoals Bosnië en Herzegovina, Japan en Zuid-Korea, konden daarom alleen producten uitvoeren tegen het tarief van 25 % voor invoer die het contingent overstijgt (20).

(92)

De Commissie was naar aanleiding van deze analyse van oordeel dat het mechanisme dat ervoor zorgt dat de tariefcontingenten volledig worden uitgeput, bij deze twee productcategorieën onbedoelde effecten sorteert. De reden hiervoor is dat het bestaande mechanisme vooral grote landen van uitvoer in staat stelt hun uitvoer op te schroeven tot een niveau voorbij hun traditionele handelsstromen, wat ten koste gaat van kleinere spelers die anders tot aan de uitputting van het residuele contingent waren blijven exporteren.

(93)

De Commissie was van mening dat deze ontwikkeling om twee redenen indruist tegen het belang van de Unie. Ten eerste druist de uitsluiting van kleine landen van uitvoer in tegen het doel om de traditionele handelsstromen te handhaven, ook wat betreft hun oorsprong. Ten tweede blijven verwerkende ondernemingen in de Unie hierdoor verstoken van bepaalde specialistische staalsoorten in deze categorieën die uitsluitend, en in beperkte hoeveelheden, door kleinere landen van uitvoer worden uitgevoerd.

(94)

Daarom achtte de Commissie het nodig een kwantitatief plafond in te stellen voor individuele landen van uitvoer: tijdens het laatste kwartaal van de twee resterende perioden van de definitieve maatregelen zal het gebruik van het algemene tariefcontingent voor de productcategorieën 13 en 16 (de categorieën waarvoor negatieve verdringingseffecten zijn vastgesteld) worden beperkt tot 30 % per land van uitvoer. Deze beperking houdt in dat minstens vier landen van uitvoer gebruik moeten maken van het tariefcontingent.

(95)

De Commissie acht dit plafond om de volgende redenen passend: de invoergegevens die tijdens de twee aan definitieve maatregelen onderworpen kwartalen van 2019 zijn beoordeeld, laten zien dat niet meer dan vier landen van uitvoer (in elk van de twee categorieën) minimaal-betekenisvolle hoeveelheden (21) naar de Unie hadden uitgevoerd. De Commissie is van mening dat het plafond de toegang van bepaalde landen van uitvoer tot het residuele tariefcontingent niet kunstmatig beperkt en gebruikers in de Unie een voldoende gevarieerd palet van leveranciers biedt.

(96)

Volgens de Commissie zorgt deze correctie van het systeem van tariefcontingenten voor een juist evenwicht tussen enerzijds de doelstelling om het gebruik van de contingenten te maximaliseren en anderzijds het doel om een minimale kwantitatieve ruimte zeker te stellen voor kleinere landen van uitvoer, zodat zij producten kunnen blijven uitvoeren uit hoofde van het algemene tariefcontingent zonder te worden verdrongen door grote landen van uitvoer die de omvang van hun traditionele handelsstromen al met de uitvoer uit hoofde van hun landspecifieke tariefcontingent hebben bereikt. Dit mechanisme zou er tevens voor zorgen dat de traditionele handelsstromen in de categorieën 13 en 16 worden gehandhaafd in het belang van de Unie — niet alleen in termen van volume, maar ook qua oorsprong.

(97)

Sommige belanghebbenden maakten bezwaar tegen de beweringen dat er sprake zou zijn van verdringing en stelden daarentegen dat het uitvoergedrag van bepaalde landen slechts bevestigde dat het toegewezen tariefcontingent lager was dan de behoefte van de markt.

(98)

In dit verband merkte de Commissie, zoals uiteengezet in punt 2.A, op dat de totale hoogte van de tariefcontingenten op basis van de analyse van de tijdens de toepassing van de definitieve maatregelen verzamelde gegevens, tot op heden toereikend lijkt te zijn, en dat zij, zoals uitgelegd in de overwegingen (89) tot en met (93), slechts in twee productcategorieën negatieve verdringingseffecten heeft vastgesteld. Voor die categorieën neemt zij passende maatregelen, waarbij zij rekening houdt met de traditionele handelsstromen van alle landen van uitvoer en weegt zij de belangen van het verbruik in de Unie tegen die handelsstromen af.

2.C   Mogelijke schadelijke gevolgen voor het behalen van de integratiedoelstellingen die met preferentiële handelspartners worden nagestreefd

(99)

De Commissie heeft ook onderzocht of de werking van de bestaande vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van staal enig materieel risico heeft veroorzaakt voor de stabilisatie of de economische ontwikkeling van bepaalde preferentiële handelspartners in een mate die schadelijk is voor de integratiedoelstellingen van hun overeenkomsten met de Unie. Het betrof daarbij met name de situatie in sommige landen waarmee de Unie een stabilisatie- en associatieovereenkomst heeft gesloten.

Opmerkingen van de belanghebbenden

(100)

In het kader van het nieuwe onderzoek hebben de landen van de Westelijke Balkan — Bosnië en Herzegovina, Noord-Macedonië en Servië — soortgelijke zorgen geuit en soortgelijke argumenten aangevoerd als die welke zij al vóór de instelling van de definitieve vrijwaringsmaatregelen hadden geformuleerd.

(101)

Deze landen stellen dat de definitieve vrijwaringsmaatregelen de uitbreiding van hun staalindustrie en hun vermogen om naar de Unie te exporteren beperken, waardoor een risico van banenverlies ontstaat, hun economische ontwikkeling wordt ondermijnd en de integratie- en stabilisatiedoelstellingen in het kader van hun overeenkomsten met de Unie in gevaar worden gebracht. Zij beweren met name dat hun landspecifieke tariefcontingent in bepaalde categorieën te laag is en moet worden verhoogd. Ook voeren zij aan dat de huidige toewijzing van tariefcontingenten de traditionele handelsstromen niet handhaaft en dat de contingenten daarom moeten worden herverdeeld. Deze landen verzoeken om een snellere liberalisering van de tariefcontingenten en voeren daarbij aan dat de vraag in de Unie is gestegen.

(102)

Servië herhaalde dat de gemiddelde invoervolumes van de afgelopen drie jaar die de Commissie heeft gebruikt om de hoogte van de contingenten vast te stellen, d.w.z. 2015 tot en met 2017, niet representatief zijn voor zijn historische handel met de Unie. Het land stelde dat dit met name komt doordat zijn enige staalfabriek gedurende deze periode stillag en dat de nieuwe eigenaren van de fabriek de traditionele productie en verkoop pas onlangs weer op het normale niveau hebben gebracht. Servië beweerde dat het lagere contingent de levensvatbaarheid van de fabriek in gevaar brengt en ernstige negatieve effecten met zich meebrengt voor de ontwikkeling van de gehele Westelijke Balkan. Ten slotte verzochten de landen van de Westelijke Balkan ook om vanwege hun bijzondere betrekkingen met de Unie te worden uitgesloten van het toepassingsgebied van de maatregelen op dezelfde grond die geldt voor landen die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER).

(103)

Bij wijze van alternatief dienden zij verschillende argumenten en verzoeken in met betrekking tot specifieke productcategorieën, te weten: 1, 2, 5, 6, 16, 20 en 21.

Analyse van de Commissie

(104)

Naar aanleiding van het verzoek om te worden uitgesloten van het toepassingsgebied van de maatregelen brengt de Commissie in herinnering dat vrijwaringsmaatregelen krachtens artikel 2 van de WTO-Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen worden toegepast op het onderzochte product dat wordt ingevoerd, ongeacht de herkomst daarvan. De enige uitzonderingen op de regels hebben betrekking op de specifieke situatie van bepaalde ontwikkelingslanden die lid zijn van de WTO of — in voorkomend geval — op verplichtingen uit hoofde van bilaterale overeenkomsten. In dit geval bevestigen de stabilisatie- en associatieovereenkomsten die de EU met de landen van de Westelijke Balkan heeft gesloten echter dat de invoer kan worden onderworpen aan vrijwaringsmaatregelen die in overeenstemming zijn met de WTO-Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen.

(105)

De Commissie heeft de verzoeken om verhoging van het tariefcontingent in een aantal productcategorieën in verband met een vermeende stijging van de vraag al behandeld in haar gedetailleerde analyse van het gebruik van de contingenten, zie punt 2.A. De Commissie stelde vast dat het niveau van de contingenten passend en evenredig is om de traditionele handelsstromen te handhaven en dat er geen aanwijzingen zijn voor een aanzienlijke stijging van de vraag in de Unie die een wijziging van dat niveau zou rechtvaardigen. Bovendien betekende het feit dat er in de meeste productcategorieën aan het eind van het eerste jaar van toepassing van de vrijwaringsmaatregelen (30 juni 2019) nog volumes beschikbaar waren, dat deze maatregelen in het algemeen geen beperking vormden voor het vermogen van derde landen om staal naar de Unie uit te voeren. De Commissie kon bijgevolg niet concluderen dat het huidige tariefcontingent een schadelijk effect had op het bereiken van de nagestreefde integratiedoelen.

(106)

Een van de landen van de Westelijke Balkan stelde dat de maatregelen een bepaald uitvoervolume moesten garanderen — met name in de productcategorieën 1 en 6 — die het land noodzakelijk achtte voor de levensvatbaarheid van zijn binnenlandse industrie en de stabiliteit van zijn economie. De analyse van het gebruik van de individuele tariefcontingenten in deze twee productcategorieën laat evenwel zien dat het vermogen van dit land om naar de EU uit te voeren, niet onrechtmatig wordt beperkt door de maatregelen. De gemiddelde uitvoervolumes van dit land waren in het derde en vierde kwartaal van het eerste jaar waarin de vrijwaringsmaatregelen werden toegepast (2 februari tot en met 30 juni 2019) zelfs hoger dan de eerdere prognoses van het land.

(107)

De landen van de Westelijke Balkan die hun landspecifieke tariefcontingent hadden uitgeput, beweerden dat hun tariefcontingent voor de productcategorieën 6, 20 en 21 moest worden verhoogd om de negatieve effecten van de vrijwaringsmaatregelen op hun economieën te compenseren.

(108)

Naar aanleiding van deze argumenten heeft de Commissie een grondige analyse verricht van de trends die ten grondslag liggen aan de uitputting van de betreffende tariefcontingenten door deze landen en aan het gebruik van de residuele tariefcontingenten in het laatste kwartaal van het eerste jaar van de maatregelen (1 april tot en met 30 juni 2019). Deze analyse toonde aan dat sommige landen van de Westelijke Balkan weliswaar hun landspecifieke tariefcontingent hadden uitgeput vóór het einde van de eerste periode van de maatregelen (d.w.z. vóór 30 juni 2019), maar dat zij naar de Unie konden blijven uitvoeren in het kader van de desbetreffende residuele contingenten, die pas een paar weken voor de vrijgave van de nieuwe contingenten voor de tweede periode van de maatregelen op 1 juli 2019 waren uitgeput. Dit feit, in combinatie met de extra uitvoermarge waarin de contingentverhoging als gevolg van de liberalisering van de maatregelen per 1 juli 2019 voorziet, is voor de Commissie aanleiding om te concluderen dat deze argumenten onvoldoende zijn onderbouwd en dat het niet nodig was het tariefcontingent te verhogen.

(109)

Bovendien merkte de Commissie op dat de in de vorige punten (2.A en 2.B) voorgestelde correcties van de werking van het systeem van tariefcontingenten — zoals de beperking van het gebruik van de algemene contingenten voor de productcategorieën 1, 13 en 16 tot 30 % per land (22) — die naar aanleiding van dit nieuwe onderzoek in werking zullen treden, in elk geval ook zullen helpen om bepaalde zorgen van de landen van de Westelijke Balkan weg te nemen, in het bijzonder met betrekking tot de bescherming van de traditionele uitvoerstromen van historische landen die aan de Unie leveren.

(110)

Tot slot voerde één land aan dat het een landspecifiek tariefcontingent voor productcategorie 16 toegewezen moest krijgen op grond van het uitvoervolume in 2017, dat net boven de drempel van 5 % lag. Zoals de Commissie echter in overweging 147 van Verordening (EU) 2019/159 al heeft uitgelegd, wordt de toewijzing van landspecifieke tariefcontingenten voor alle landen van uitvoer gebaseerd op de gemiddelde uitvoer in de afgelopen drie jaar, d.w.z. 2015-2017, en niet uitsluitend op basis van het laatste jaar in dit tijdvak. Dit verzoek kan daarom niet worden gehonoreerd.

2.D   Actualisering van de lijst van ontwikkelingslanden die lid zijn van de WTO en die op basis van bijgewerkte invoerstatistieken zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van de maatregelen

(111)

Overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) 2015/478 en de internationale verplichtingen van de Unie, te weten artikel 9.1 van de WTO-Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen, mogen vrijwaringsmaatregelen niet worden toegepast ten aanzien van producten van oorsprong uit een ontwikkelingsland dat lid is van de WTO zolang het aandeel van dat land in de invoer in de Unie van dat product niet meer dan 3 % bedraagt, mits de ontwikkelingslanden die lid zijn van de WTO en waarvan het aandeel in de invoer in de Unie minder dan 3 % bedraagt, tezamen niet meer dan 9 % vertegenwoordigen van de totale invoer in de Unie van het betrokken product. Bovendien is het in het belang van de Unie om de lijst van ontwikkelingslanden die van het toepassingsgebied van de maatregelen zijn uitgesloten, aan te passen om te voorkomen dat bepaalde ontwikkelingslanden onrechtmatig profiteren van de oorspronkelijke uitsluiting.

(112)

Naar aanleiding van de instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen bij Verordening (EU) 2019/159 heeft de Commissie zich ertoe verbonden de lijst van ontwikkelingslanden die mogelijk van het toepassingsgebied van de maatregelen zijn uitgesloten, regelmatig opnieuw te onderzoeken op basis van bijgewerkte invoerstatistieken.

(113)

Voor de opstelling van de lijst met van de definitieve maatregelen uitgesloten landen maakte de Commissie gebruik van de destijds meest recente gegevens, met betrekking tot de tweede helft van 2017 en de eerste helft van 2018. Bij het bijwerken van de lijst in het kader van het nieuwe onderzoek gebruikte zij recentere, meer geconsolideerde statistieken met betrekking tot het volledige jaar 2018. De Commissie heeft het volledige jaar 2018 als nieuwe referentieperiode aangehouden, omdat dit de meest representatieve periode is met geconsolideerde statistieken. Bovendien worden seizoenseffecten bij de keuze voor een volledig jaar vermeden. Bij de desbetreffende berekeningen werd de invoer uit landen die zijn uitgesloten op grond van artikel 6 van Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 van de Commissie niet in aanmerking genomen.

Analyse van de Commissie

(114)

Op basis van de gegevens met betrekking tot het hele jaar 2018 lag de invoer uit de volgende landen — die tot dusverre waren uitgesloten van het toepassingsgebied van de maatregelen — in bepaalde productcategorieën boven de drempel van 3 %. Daarom moeten zij naar aanleiding van dit nieuwe onderzoek aan de maatregelen worden onderworpen:

(115)

de invoer uit Indonesië in de productcategorieën 8 (roestvrije warmgewalste platen en banden) en 9 (roestvrije koudgewalste platen en banden), goed voor respectievelijk 10,12 % en 3,77 %;

(116)

wat productcategorie 24 (andere naadloze buizen) betreft lag de totale invoer van alle ontwikkelingslanden met een aandeel van minder dan 3 % bij elkaar opgeteld in 2018 boven de drempel van 9 % (10,74 %). Daarom wordt de invoer van productcategorie 24 uit alle ontwikkelingslanden onderworpen aan vrijwaringsmaatregelen.

(117)

Vervolgens beoordeelde de Commissie of de betrokken ontwikkelingslanden voor de categorieën 8, 9 en 24 in aanmerking kwamen voor een landspecifiek tariefcontingent (23). Hiertoe ging de Commissie na of de invoer van deze categorieën uit de betrokken landen in de periode 2015-2017 ten minste 5 % van de totale invoer in die periode in elke categorie bedroeg. De uitkomst was dat geen van de landen in aanmerking kwam voor een landspecifiek tariefcontingent. Daarom zullen al deze landen vallen onder de residuele tariefcontingenten in de respectieve categorieën.

(118)

Het nieuwe onderzoek kent de volgende uitkomsten wat betreft de uitsluiting van het toepassingsgebied van de vrijwaringsmaatregelen:

(119)

de invoer uit Brazilië in de productcategorieën 8 (roestvrije warmgewalste platen en banden) en 17 (walsdraad, staven en profielen, van ijzer of van niet-gelegeerd staal) is uitgesloten van het toepassingsgebied van de vrijwaringsmaatregelen, aangezien de invoer in 2018 minder dan 3 % bedroeg (respectievelijk 2,22 % en 2,52 %);

(120)

de invoer uit Oekraïne in de productcategorieën 1 (bladen en strippen van niet-gelegeerd of ander gelegeerd staal, warm gewalst) en 19 (spoorwegmateriaal) wordt niet onderworpen aan de maatregelen, aangezien de invoer in 2018 minder dan 3 % bedroeg (respectievelijk 1,68 % en 0,6 %);

(121)

de invoer uit Egypte in productcategorie 12 (niet-gelegeerd en ander gelegeerd staafstaal, waaronder lichte profielen) wordt niet onderworpen aan de maatregelen, aangezien de invoer in 2018 minder dan 3 % bedroeg (2,41 %);

(122)

de invoer uit India in productcategorie 8 (roestvrije warmgewalste platen en banden) wordt niet onderworpen aan de vrijwaringsmaatregelen, aangezien de invoer in 2018 minder dan 3 % bedroeg (2,87 %);

(123)

de invoer uit Turkije in productcategorie 10 (roestvrije warmgewalste kwartoplaten) wordt niet onderworpen aan de vrijwaringsmaatregelen, aangezien de invoer in 2018 minder dan 3 % bedroeg (2,58 %);

(124)

de invoer uit China in productcategorie 22 (naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal) wordt niet onderworpen aan de vrijwaringsmaatregelen, aangezien de invoer in 2018 minder dan 3 % bedroeg (2,61 %).

(125)

De landspecifieke tariefcontingenten van de ontwikkelingslanden die lid zijn van de WTO en die naar aanleiding van het nieuwe onderzoek van de maatregelen zullen worden uitgesloten, zullen worden overgedragen naar het desbetreffende residuele tariefcontingent. De precieze omvang van het over te dragen tariefcontingent zal worden berekend na het eerste kwartaal van de desbetreffende periode (1 juli tot en met 30 september 2019) om te beoordelen in hoeverre het landspecifieke tariefcontingent al is gebruikt. Zodra de berekening is gemaakt, wordt het beschikbare tariefcontingent binnen twintig werkdagen overgedragen naar het desbetreffende residuele tariefcontingent.

(126)

Naar aanleiding van deze herberekening heeft de Commissie de lijst met uitgesloten landen voor alle 26 aan maatregelen onderworpen productcategorieën bijgewerkt op basis van de invoergegevens zoals uitgelegd in de overwegingen (114) tot en met (124) (de volledige bijgewerkte lijst is opgenomen in bijlage II).

(127)

De Commissie heeft verscheidene andere opmerkingen ontvangen over dit aspect van het nieuwe onderzoek. Belanghebbenden stelden met name voor om andere perioden aan te houden voor de berekening van de omvang van de invoer. Sommige belanghebbenden verzochten ook om een vrijstelling, al erkenden zij dat zij de desbetreffende drempel mogelijk overschrijden. Andere tot nu toe van de vrijwaringsmaatregelen uitgesloten partijen stelden dat zij een periode moeten krijgen om zich aan te passen aan de nieuwe situatie waarin zij aan de maatregelen worden onderworpen. Een belanghebbende stelde dat de Commissie een land dat voorheen was uitgesloten niet kon onderwerpen aan de maatregelen, omdat dat zou indruisen tegen de WTO-verplichting om de maatregel gedurende de looptijd geleidelijk minder beperkend te maken. Tot slot verzochten sommige belanghebbenden om een landspecifiek tariefcontingent indien zij aan vrijwaringsmaatregelen werden onderworpen.

(128)

De Commissie merkte het volgende op. Ten eerste heeft de Commissie in Verordening (EU) 2019/159 en in het bericht van opening betreffende het nieuwe onderzoek duidelijk gemaakt dat zij de lijst van ontwikkelingslanden die zijn vrijgesteld van de definitieve maatregelen zou bijwerken op basis van recentere gegevens. Zodoende waren alle belanghebbenden ruim van tevoren geïnformeerd over het aanstaande nieuwe onderzoek. Bovendien baseerde de Commissie zich op openbaar beschikbare gegevens over de invoer. Alle belanghebbenden konden dus redelijkerwijs voorzien of de maatregelen naar alle waarschijnlijkheid op hen van toepassing zouden worden op basis van de meer recente ontwikkeling van de invoer in een bepaalde productcategorie. Daarom wordt het argument dat een aanpassingsperiode nodig is, van de hand gewezen.

(129)

Ten tweede wordt de invoer uit deze landen uitgesloten van de desbetreffende maatregelen “zolang het aandeel van dat land in de invoer in de Unie van het betrokken product niet meer dan 3 % bedraagt, mits de ontwikkelingslanden die lid zijn van de WTO en waarvan het aandeel in de invoer in de Unie minder dan 3 % bedraagt, tezamen niet meer dan 9 % vertegenwoordigen van de totale invoer in de Unie van het betrokken product” (artikel 18 van Verordening (EU) 2015/478, dat een afspiegeling vormt van artikel 9.1 van de WTO-Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen).

(130)

Om deze reden geldt de vrijstelling voor ontwikkelingslanden niet onvoorwaardelijk voor de gehele looptijd van de maatregelen. Op grond hiervan besloot de Commissie de lijst met vrijstellingen te onderzoeken aan de hand van recentere gegevens. Bovendien verwierp de Commissie het argument dat een land dat ten tijde van de instelling van de definitieve maatregelen was uitgesloten, niet in het kader van het nieuwe onderzoek aan maatregelen zou mogen worden onderworpen, omdat dat beperkender zou zijn. De Commissie merkte daarbij op dat de definitieve vrijwaringsmaatregelen geleidelijk worden geliberaliseerd, onder meer als gevolg van het nieuwe onderzoek (zie punt 2.E). De betreffende maatregelen zijn derhalve niet beperkender dan aan het einde van het eerste jaar van de maatregelen. Door een ontwikkelingsland dat niet langer aan de wettelijke criteria voor uitsluiting voldoet aan de maatregelen te onderwerpen, worden slechts de EU- en WTO-verplichtingen uit hoofde van artikel 18 van Verordening (EU) 2015/478 en artikel 9.1 van de WTO-Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen nagekomen. Derhalve werd dit argument verworpen.

(131)

De Commissie bracht verder in herinnering dat zij, wanneer een land de drempels haalt, geen beoordelingsmarge heeft om te bepalen of dat land wel of niet aan de maatregelen moet worden onderworpen. Elke andere interpretatie, zoals geopperd door bepaalde belanghebbenden, zou in strijd zijn met artikel 18 van Verordening (EU) 2015/478.

(132)

Ten slotte beoordeelde de Commissie of een van de landen die nu in een bepaalde productcategorie aan de maatregelen worden onderworpen, in aanmerking zou kunnen komen voor een landspecifiek tariefcontingent. Zoals reeds is opgemerkt in overweging 117, stelde zij vast dat geen van deze landen voldeed aan de voorwaarden voor een landspecifiek tariefcontingent.

2.E   Andere veranderende omstandigheden waardoor een aanpassing van het niveau of de toewijzing van de tariefcontingenten nodig wordt

(133)

EUROFER en verschillende lidstaten hebben de Commissie verzocht de liberalisering van de definitieve vrijwaringsmaatregelen af te schaffen of te verminderen wegens een vermeende stagnatie van de staalmarkt van de Unie. Volgens EUROFER ligt de liberaliseringsgraad veel hoger dan de groeivooruitzichten voor de staalsector van de Unie, waardoor de doeltreffendheid van de maatregelen ernstig in het gedrang komt. ESTA ondersteunde dit verzoek van EUROFER en stelde de Commissie voor om in ruil voor de afschaffing van de liberalisering het tarief voor invoer boven het contingent te verlagen van 25 % naar 20 %.

(134)

De Commissie herinnerde eraan dat bij Verordening (EU) 2019/159 is vastgesteld dat alle rechtenvrije contingenten aan het eind van het eerste en het tweede jaar van de maatregelen met 5 % worden verhoogd om deze maatregelen geleidelijk te liberaliseren, d.w.z. op 1 juli 2019 en 1 juli 2020 (24).

(135)

Ook bracht de Commissie in herinnering dat dit nieuwe onderzoek juist tot doel heeft de nodige correcties aan te brengen in de maatregelen om de vrijwaringsmaatregelen in overeenstemming te houden met de ontwikkeling van de EU-staalmarkt, uitgaande van het belang van de Unie.

(136)

Artikel 5, lid 1, van de WTO-Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen bepaalt het volgende: “Vrijwaringsmaatregelen worden slechts toegepast voor zover zij noodzakelijk zijn om ernstige schade te voorkomen of te herstellen en om aanpassing te vergemakkelijken”. Dit beginsel is bij artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) 2015/478 omgezet in EU-recht. Artikel 7, lid 1, van de WTO-Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen specificeert dat vrijwaringsmaatregelen “slechts zolang [mogen worden toegepast] als noodzakelijk is om ernstige schade te voorkomen of herstellen en om aanpassing te vergemakkelijken”. Dit beginsel is bij artikel 19, leden 1 en 2, van Verordening (EU) 2015/478 in EU-recht omgezet. Artikel 7, lid 4, van de WTO-Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen verplicht leden die vrijwaringsmaatregelen toepassen ertoe om die maatregelen op gezette tijden geleidelijk te liberaliseren “[o]m de aanpassing te vergemakkelijken wanneer de verwachte duur van een vrijwaringsmaatregel […] meer dan een jaar bedraagt”. Dezelfde vereiste is vervat in artikel 19, lid 2, van Verordening (EU) 2015/478.

(137)

Hoewel het krachtens het Unie- en het WTO-recht verplicht is om vrijwaringsmaatregelen na het eerste jaar van toepassing te liberaliseren, bepalen de regels niet hoe en in welk tempo dat moet gebeuren, enkel dat de liberalisering tijdens de periode van toepassing geleidelijk en op gezette tijden moet plaatsvinden.

(138)

Hoe dan ook en met het oog op de consistentie mag de liberalisering van vrijwaringsmaatregelen, zowel wat de vorm als het tempo betreft, het beoogde effect van de vrijwaringsmaatregelen niet ondermijnen. Dit is zo omdat de maatregelen de binnenlandse markt moeten beschermen tegen invoer zo lang als noodzakelijk is om ernstige schade te voorkomen of te herstellen en om aanpassing te vergemakkelijken, zoals toegestaan bij artikel 7, lid 1, van de WTO-Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen. Het zou onlogisch zijn als de liberaliseringsvoorwaarden van de betreffende maatregelen zouden indruisen tegen deze doelstelling.

(139)

Om te beoordelen in hoeverre het liberaliseringstempo van de kwantitatieve drempel van het tariefcontingent (5 % + 5 %) in overeenstemming is met de bestaande vrijwaringsmaatregelen achtte de Commissie het nodig om twee soorten analyses te integreren. Enerzijds heeft de Commissie een op het verleden gerichte analyse uitgevoerd om — in het licht van alle tijdens het nieuwe onderzoek verzamelde informatie — te beoordelen of de bestaande kwantitatieve drempel van het tariefcontingent toereikend is om ernstige schade voor de staalindustrie van de EU te voorkomen en te verhelpen. Anderzijds heeft de Commissie een toekomstgerichte analyse uitgevoerd om na te gaan of de beoogde liberalisering van 5 % + 5 % in overeenstemming zou zijn met de meest recente algemene economische en industriële vooruitzichten in de Unie.

(140)

In dit verband wordt erop gewezen dat in Verordening (EU) 2019/159 de gemiddelde invoer in de periode 2015-2017 ten grondslag ligt aan de berekening van de kwantitatieve drempel van de tariefcontingenten tijdens het eerste jaar van de maatregelen. Dit gemiddelde werd verhoogd met 5 % om rekening te houden met de gestegen vraag op de EU-markt. Dit resulteerde de facto in een kwantitatief niveau dat bijna gelijk was aan het volume van de gehele import voor de aan maatregelen onderworpen producten in het kalenderjaar 2017 (een kwantitatieve drempel van 30,1 miljoen ton tegenover een invoer in 2017 van 30,09 miljoen ton). Op basis van het voor het onderzoektijdvak (2013-2017) vergaarde bewijsmateriaal constateerde de Commissie dat de EU-staalindustrie ernstige schade dreigt op te lopen als gevolg van de trend die tot dit niveau van invoer leidt (25).

(141)

De analyse in Verordening (EU) 2019/159 (die gebaseerd is op de destijds meest recente gegevens van na 2017, d.w.z. de statistische gegevens tot september 2018) bevestigde dat de vooruitzichten voor de bedrijfstak van de Unie zijn verslechterd door een verdere stijging van de invoer (26).

(142)

Hierbij moet worden opgemerkt dat betrouwbare invoerstatistieken voor de totale invoer van staalproducten in het kalenderjaar 2018 pas na het eerste kwartaal van 2019 beschikbaar kwamen (d.w.z. ongeveer drie maanden nadat de Commissie de definitieve vrijwaringsmaatregelen had ingesteld). Uit de statistieken bleek dat de totale invoer van de onder de maatregelen vallende staalinvoer in 2018 een recordhoogte bereikte met 33,4 miljoen ton, ver boven de totale invoer in 2017 en ver boven de gemiddelde kwantitatieve drempel die is bepaald op basis van het onderzoektijdvak (27).

(143)

In het licht van deze bevindingen zou het totale volume van de beschikbaar gestelde contingenten voor het tweede en derde jaar van de maatregelen (2019-2020 en 2020-2021) respectievelijk 31,6 miljoen en 33,2 miljoen ton bedragen indien de Commissie zou vasthouden aan het liberaliseringstempo van 5 % + 5 % als bedoeld in Verordening (EU) 2019/159. Een dergelijk liberaliseringsscenario zou betekenen dat de Commissie in het derde jaar van de vrijwaringsmaatregelen (van 1 juli 2020 tot en met 30 juni 2021) zou toestaan dat de invoer bijna hetzelfde niveau zou bereiken als het in 2018 gemeten niveau (d.w.z. ongeveer 33,4 miljoen ton). Dat volume zou 3,3 miljoen ton boven het niveau van 2017 liggen, dat door de Commissie wordt gezien als een dreiging van ernstige schade en dat als zodanig de werking van de Uniemarkt ernstig verstoort.

(144)

Indien dat niveau van invoer automatisch wordt aanvaard zonder dat de mogelijkheid bestaat om de potentiële effecten van die invoer te beoordelen, zou de nuttige werking van de betrokken maatregelen in het gedrang komen. Zoals in de definitieve verordening wordt benadrukt (28) is er in de invoer van 2018 sprake van een aanzienlijke handelsverlegging als gevolg van de maatregelen van de VS op grond van afdeling 232, alsook van buiten de maatregelen vallende invoer waar geen rekening mee kon worden gehouden bij de opstelling van de voorlopige maatregelen in juli 2018 (waaronder een aanzienlijke hoeveelheid producten die op grond van de verzendingsclausule van artikel 4 van Verordening (EU) 2018/1013 (29) de markt van de Unie zijn binnengekomen).

(145)

Met andere woorden: het liberaliseringstempo van 5 % + 5 % zou in het licht van de volledige gegevensset van 2018 niet stroken met de definitieve vrijwaringsmaatregelen die zijn ingesteld om een onvoorziene aanzienlijke invoer van het betrokken product aan te pakken. Indien de liberalisering van de definitieve maatregelen niet zou worden gecorrigeerd, dan zou de Commissie een ongekende staalinvoer naar de Unie toestaan tijdens het derde jaar van de maatregelen zonder dat verstorende invoervolume te kunnen bestrijden, waardoor zij mogelijk zou bijdragen aan een verergering van de “dreiging van ernstige schade”.

(146)

Daarom kwam de Commissie tot de conclusie dat een cumulatieve liberalisering van 5 % + 5 %, zoals door belanghebbenden was gevraagd, zonder de mogelijkheid om de effecten van die liberalisering te onderzoeken, niet in verhouding staat tot het doel om “ernstige schade te voorkomen of herstellen en om aanpassing te vergemakkelijken” in de zin van artikel 7, lid 1, van de WTO-Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen en artikel 19, leden 1 en 2, van Verordening (EU) 2015/478.

(147)

Bijgevolg achtte de Commissie het nodig om het momenteel verwachte liberaliseringspercentage te verlagen. In dit verband acht zij een cumulatief percentage van 3 % + 3 % voor het tweede en derde jaar van toepassing van de vrijwaringsmaatregelen passend. Dit bescheidener liberaliseringspercentage zal ertoe leiden dat het totale niveau van de contingenten tijdens het derde jaar van de maatregelen gehandhaafd blijft op 31,6 miljoen ton, oftewel 1,5 miljoen ton onder het verstoorde record van 2018. Verder moet worden opgemerkt dat deze correctie het liberaliserende effect volledig zou handhaven, aangezien het niveau van de contingenten tijdens het tweede jaar van toepassing van de vrijwaringsmaatregelen bij dit liberaliseringspercentage zou neerkomen op 31 miljoen ton (ongeveer een miljoen ton meer dan het in 2017 gemeten niveau van invoer). De Commissie vond dat dit percentage zou bijdragen aan een gelijkmatiger correctie voor de bedrijfstak van de Unie, met contingentverhogingen van 0,9 en 0,9 aan het einde van het eerste en tweede jaar van de maatregelen (30 juni 2019 en 30 juni 2020). Daarna zou de invoer met 1,5 miljoen ton mogen stijgen om mogelijk het niveau van 2018 te bereiken, maar pas nadat de definitieve maatregelen volledig zijn opgeheven na de in het WTO- en het Unierecht voorziene periode van drie jaar.

(148)

Ten slotte moet met het oog op de toekomst worden opgemerkt dat dit verlaagde liberaliseringspercentage in overeenstemming is met de meest recente algemene economie en industriële vooruitzichten, die een groeivermindering voor de Unie- en de wereldeconomie voorspellen.

(149)

Het IMF stelde in zijn World Economic Outlook van april 2019 namelijk het volgende: De mondiale groei zal afnemen van 3,6 % in 2018 tot 3,3 % in 2019, om vervolgens weer te stijgen tot 3,6 % in 2020. De groei in de eurozone zal afnemen van 1,8 % in 2018 tot 1,3 % in 2019 (0,6 procentpunt minder dan in oktober werd geraamd) en 1,5 % in 2020. Hoewel de groei zich naar verwachting in de eerste helft van 2019 zal herstellen door het verdwijnen van enkele tijdelijke remmende factoren voor de activiteit, wordt verwacht dat de doorwerking van de zwakke prestaties in de tweede helft van 2018 de groei in 2019 zal drukken.

(150)

De Commissie constateerde het volgende in haar economische voorjaarsprognose: De groei van het bbp in de eurozone zal naar verwachting afnemen van 1,9 % in 2018 tot 1,2 % dit jaar, om weer te stijgen tot 1,5 % in 2020, wanneer de groei zal afvlakken door een groter aantal werkdagen. Het bbp zal in alle lidstaten naar verwachting groeien gedurende de prognoseperiode. Deze ramingen zijn echter aanzienlijk lager dan vorig jaar herfst en iets lager dan in de tussentijdse prognose voor de winter. Dat heeft te maken met de zwakke prestaties van eind 2018.

(151)

Wat de vooruitzichten voor de bedrijfstak betreft, zal de vertraging van de EU-productieactiviteit van de afgelopen maanden naar verwachting groter zijn dan aan het begin van het jaar werd voorspeld. Door deze verslechterende bedrijfsomstandigheden in de industriële sector neemt de vraag naar staal af. De EUROFER Steel Outlook 2019-2020 van 18 juli 2019 voorspelt bovendien dat de reële staalconsumptie in de EU in 2019 zal dalen met 0,4 %, wat zou betekenen dat de consumptie voor het eerst sinds 2013 in twee achtereenvolgende jaren daalt.

(152)

Recente rapporten van de bedrijfstak bevestigen dat de productie zal blijven dalen. In dit verband wordt het volgende opgemerkt in de Global Steel Users Purchasing Managers Index (PMI), die op 5 juli 2019 door IHS Markit werd gepubliceerd: Staalgebruikers in Europa hebben nog steeds te maken met ernstige vertraging, ingegeven door de zwakke autoproductie en de verslechterende wereldwijde handelsomstandigheden. IHS Markit beschrijft de economische omstandigheden in vergelijkbare termen in zijn Flash Eurozone PMI van 24 juli 2019: De productiesector geeft steeds meer reden tot bezorgdheid. Geopolitieke onrust, de brexit, groeiende handelsfricties en de verslechterende prestaties van met name de autosector hebben de productie verder in een neerwaartse spiraal gebracht; het onderzoek laat zien dat de sectoren die goederen produceren ongeveer 1 % per kwartaal krimpen.

(153)

Als gevolg hiervan blijft het aantal nieuwe orders voor staalverbruikers in de afgelopen maanden dalen wegens een zwakkere vraag naar duurzame goederen. De lagere productie in de staalverwerkende industrie en de daling van hun vraag zorgen voor een krimpende vraag naar staal.

(154)

De vooruitzichten zijn niet anders voor de vraag in de automobielindustrie. Volgens de door Oxford Economics en FERI gepubliceerde jaarlijkse groei-indicatoren voor de productie boekte de automobielindustrie in het tweede kwartaal van 2019 de slechtste resultaten sinds de mondiale financiële crisis; de groei van de productie zal in de eerste helft van 2019 waarschijnlijk negatief uitvallen op mondiaal niveau en in West-Europa, en ook het aantal voertuigregistraties in West-Europa bevindt zich op een dieptepunt. FERI wijst er ook op dat consumenten een afwachtende houding aannemen vanwege de toegenomen onzekerheid over de toekomst van het vervoer. Het gebrek aan duidelijkheid over de transitie van traditionele verbrandingsmotoren naar nieuwe soorten brandstoffen is een belangrijke uitdaging die de verwachte uitrol in de automobielindustrie vertraagt. Ondertussen leidt de daling van de productie in de automobielindustrie tot een algemene neergang van de productieactiviteiten. In recente onderzoeken wordt gewezen op een aanhoudende achteruitgang van de mondiale automobiel- en auto-onderdelenbranche. De productie daalde voor de achtste maand op rij, wat ook gold voor het aantal nieuwe orders. De inkoop van productiemiddelen door fabrikanten van auto's en auto-onderdelen vertoonde de scherpste daling in bijna zeven jaar tijd. Vijf andere sectoren noteerden een lagere productie in mei. Op de vastgoedsector na waren al deze sectoren gerelateerd aan de verwerkende industrie. De meest opvallende in deze groep waren de sectoren industriegoederen en metalen en mijnbouw, waar de productie respectievelijk voor de vijfde en achtste maand op rij daalde.

(155)

Oxford Economics en FERI beschrijven ook dat de groei in de techniek- en metaalwarenindustrie in de eerste helft van 2019 aanzienlijk verder is vertraagd, in lijn met de zwakkere vraag die verband houdt met tragere mondiale handel en kapitaaluitgaven in Europa. Tot slot presteert de bouwsector — zij het met grote verschillen tussen landen — weliswaar beter dan andere staalverwerkende sectoren in Europa, met een aanhoudende groei, maar is die groei bescheiden en wordt de sector in Europa door verschillende factoren belemmerd, zoals het gebrek aan vakkrachten en de geleidelijk krapper wordende kredietverlening als gevolg van hogere rentetarieven.

(156)

Dienovereenkomstig achtte de Commissie het in het belang van de Unie om het liberaliseringspercentage te verlagen naar cumulatief 3 % + 3 % voor het tweede en derde jaar van de maatregelen. Met het oog hierop zullen de resterende contingenten voor het tweede jaar van de maatregelen op 1 oktober 2019 (aan het begin van het tweede kwartaal van het tweede jaar van de maatregelen) naar beneden worden bijgesteld, zodat de totale stijging voor het jaar 3 % zal bedragen. Bovendien moeten alle rechtenvrije contingenten op 1 juli 2020 — aan het eind van het tweede jaar van de maatregelen — verder worden verhoogd met nog eens 3 %.

Overige opmerkingen

(157)

Naast de opmerkingen over de mate van liberalisering heeft de Commissie ook opmerkingen ontvangen over andere kwesties die binnen deze afdeling vallen. Daar wordt als volgt mee omgegaan:

(158)

Sommige belanghebbenden beweerden dat hun individuele uitvoer naar de Unie geen schade of dreiging van schade kon veroorzaken voor de producenten in de Unie. Bovendien voerden zij aan dat een enkel land geen risico op verlegging van handelsverkeer kan veroorzaken.

(159)

In dit verband brengt de Commissie in herinnering dat de huidige maatregelen in overeenstemming met de Unie- en de WTO-regels erga omnes zijn en daarom betrekking hebben op invoer van elke oorsprong, met uitzondering van een zeer klein aantal naar behoren gemotiveerde vrijstellingen. De analyse van de vraag of er sprake is van een absolute stijging van de invoer, een dreiging van ernstige schade of een risico van handelsverlegging kan dus niet per afzonderlijk land van uitvoer worden verricht, maar wordt gebaseerd op het totaal van alle ingevoerde producten. Dit argument werd derhalve aangemerkt als ongefundeerd.

(160)

Sommige belanghebbenden wezen op de recente ontwikkelingen met betrekking tot staalmaatregelen in andere rechtsgebieden om aan te tonen dat het risico van handelsverlegging was verminderd. Daarbij wezen zij op de uitsluiting van Mexico en Canada van de maatregelen van de VS op grond van afdeling 232, de afronding van het vrijwaringsonderzoek met betrekking tot Turks staal waarbij geen maatregelen zijn ingesteld en het beperktere toepassingsgebied van de door Canada ingestelde vrijwaringsmaatregelen dan oorspronkelijk werd verwacht.

(161)

De Commissie was niet van mening dat het risico van handelsverlegging in verband met de maatregelen van de VS op grond van afdeling 232 was verminderd of zelfs was verdwenen als gevolg van de recente ontwikkelingen. Enerzijds behoorden Canada en Mexico van oudsher niet tot de grootste leveranciers van staal aan de Unie. Dit werd gestaafd door het feit dat geen van de twee landen beschikte over een landspecifiek tariefcontingent. Anderzijds zou een dergelijke ontwikkeling in het kader van de Amerikaanse maatregelen juist het tegengestelde effect kunnen hebben. Indien twee van de grootste leveranciers van staal aan de VS de rechtenvrije uitvoer naar de markt van de VS zouden kunnen hervatten, dan zou dat de mogelijkheden voor concurrerende landen van uitvoer op die markt verminderen. Het risico op verlegging van het handelsverkeer naar de Unie zou dus zelfs nog groter kunnen zijn. Ten aanzien van de vrijwaringsonderzoeken met betrekking tot Turks en Canadees staal merkt de Commissie op dat deze ontwikkeling geen aanzienlijke gevolgen heeft voor de bevindingen ten aanzien van het risico van handelsverlegging in de Unie. De situatie is niet veranderd wat betreft Turkije, aangezien dit land geen maatregelen heeft ingesteld.

(162)

Bepaalde belanghebbenden merkten op dat de Commissie bepaalde productcategorieën en/of subcategorieën zou moeten opnemen in / uitsluiten van het toepassingsgebied van de maatregelen.

(163)

De Commissie merkt op dat het toepassingsgebied van de bestaande vrijwaringsmaatregelen qua producten is gedefinieerd bij Verordening (EU) 2019/159 en dat een wijziging van het toepassingsgebied buiten dit nieuwe onderzoek valt.

(164)

Sommige partijen wezen er ook op dat de maatregelen niet voldeden aan de normen van de WTO-Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen en derhalve zouden moeten worden beëindigd.

(165)

De Commissie wijst erop dat de rechtsgronden van de verordeningen tot instelling van voorlopige en definitieve vrijwaringsmaatregelen voldoende onderbouwd zijn. De Commissie verwijst naar de uitleg die in die rechtshandelingen wordt gegeven.

(166)

Tot slot verzochten verschillende belanghebbenden de Commissie om te komen met een mechanisme voor de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie (“brexit”).

(167)

De Commissie merkt op dat de voorwaarden waarop het Verenigd Koninkrijk zal uittreden uit de Unie ten tijde van de vaststelling van de correcties in het kader van dit nieuwe onderzoek nog niet bekend zijn. Daarom kunnen in dit stadium geen correcties worden doorgevoerd die verband houden met de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de Unie. De Commissie zal de situatie onverwijld opnieuw onderzoeken indien zich ontwikkelingen voordoen met betrekking tot de brexit.

(168)

De Commissie merkte tot slot op dat de onderhavige evaluatie tot wijziging van de lopende vrijwaringsmaatregelen tevens voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit de bilaterale overeenkomsten die zijn ondertekend met een aantal derde landen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EU) 2019/159 wordt als volgt gewijzigd:

1)

artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de leden 2 en 3 worden vervangen door:

“2.   Voor elk van de betrokken productcategorieën, met uitzondering van de productcategorieën 1 en 25, wordt een deel van elk tariefcontingent toegewezen aan de in bijlage IV gespecificeerde landen. Om in aanmerking te komen voor de desbetreffende tariefcontingenten, worden staalproducten uit categorie 4B onder de regeling bijzondere bestemming als bedoeld in artikel 254 van Verordening (EU) nr. 952/2013 geplaatst om aan te tonen dat zij worden gebruikt voor de productie van auto-onderdelen.

3.   Voor de toewijzing van het resterende deel van elk tariefcontingent en het tariefcontingent voor productcategorie 1 wordt uitgegaan van het beginsel dat de aanvragen in chronologische volgorde van binnenkomst worden behandeld, op basis van een gelijk tariefcontingent voor elk kwartaal van de instellingsperiode. Voor categorie 1 is het geen enkel land toegestaan om meer dan 30 % van het per kwartaal beschikbare tariefcontingent te gebruiken.”

b)

lid 5 wordt vervangen door

“5.   Indien het relevante contingent op grond van lid 2 voor een specifiek land is uitgeput, kan de invoer uit dat land verdergaan op basis van het resterende deel van het tariefcontingent voor dezelfde productcategorie. Deze bepaling zal enkel gelden gedurende het laatste kwartaal van elk jaar van toepassing van het definitieve tariefcontingent. Voor de categorieën 13 en 16 is het geen enkel afzonderlijk land van uitvoer toegestaan om meer dan 30 % te gebruiken van het residuele tariefcontingent van het laatste kwartaal van elk jaar waarin maatregelen worden toegepast.”

2)

de bijlagen worden als volgt gewijzigd:

a)

bijlage III.2 wordt vervangen door bijlage I bij deze verordening;

b)

bijlage IV wordt vervangen door bijlage II bij deze verordening.

Artikel 2

1.   De ongebruikte delen van de tariefcontingenten die zijn toegewezen aan ontwikkelingslanden die bij de inwerkingtreding van deze verordening zullen worden uitgesloten van de vrijwaringsmaatregelen als bedoeld in Verordening (EU) 2019/159, worden toegewezen aan de residuele tariefcontingenten in de desbetreffende productcategorieën.

2.   De ongebruikte delen van de landspecifieke tariefcontingenten in productcategorie 25 worden bij de inwerkingtreding van deze verordening toegewezen aan het residuele tariefcontingent.

3.   Het opnemen van de desbetreffende landspecifieke tariefcontingenten als bedoeld in de leden 1 en 2 zal op 4 november 2019 worden beëindigd.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 26 september 2019

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 83 van 27.3.2015, blz. 16.

(2)  PB L 123 van 19.5.2015, blz. 33.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2019/159 van de Commissie van 31 januari 2019 tot instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde staalproducten (PB L 31 van 1.2.2019, blz. 27).

(4)  Bericht van opening betreffende het nieuwe onderzoek van de vrijwaringsmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde staalproducten (C/2019/3623), PB C 169 van 17.5.2019, blz. 9 (“bericht van opening betreffende het nieuwe onderzoek”).

(5)  Brazilië, China, Iran, Rusland en Oekraïne.

(6)  Uitvoeringsverordening (EU) 2017/649 van de Commissie van 5 april 2017 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China; PB L 92 van 6.4.2017, blz. 68; Uitvoeringsverordening (EU) 2017/969 van de Commissie van 8 juni 2017 tot instelling van een definitief compenserend recht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/649 van de Commissie tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit de Volksrepubliek China; PB L 146 van 9.6.2017, blz. 17; Uitvoeringsverordening (EU) 2017/1795 van de Commissie van 5 oktober 2017 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Brazilië, Iran, Rusland en Oekraïne, en tot beëindiging van het onderzoek naar de invoer van bepaalde warmgewalste platte producten van ijzer, van niet-gelegeerd staal of van ander gelegeerd staal van oorsprong uit Servië; PB L 258 van 6.10.2017, blz. 24.

(7)  Rusland had in 2018 een aandeel van 20 % in de invoer.

(8)  In februari-juni 2019 waren Oekraïne en Brazilië samen goed voor meer dan 5 % van het gebruik van het tariefcontingent. Bovendien bedroeg het aandeel van deze drie aan antidumpingmaatregelen onderworpen landen in de tariefcontingenten (dus inclusief Rusland) in februari-juni 2019 meer dan 21 % en waren zij goed voor 25 % van de totale invoer in 2018.

(9)  De Commissie merkte op dat zij voor de berekening van de tariefcontingenten voor alle productcategorieën behalve categorie 1 de periode 2015-2017 had geselecteerd, maar dat zij het in dit geval passend achtte om ook te kijken naar de jaren daarvoor (2013-2014) om het niveau van de historische invoer te analyseren in een periode voorafgaand aan de stijging van de invoer die het gevolg was van gedumpte invoer van verschillende oorsprong. In dezelfde geest besloot de Commissie het invoerniveau van 2018 om de volgende redenen niet in aanmerking te nemen, omdat dat niveau: i) wordt beïnvloed door de inleiding van de vrijwaringsmaatregelen in maart 2018 en door de instelling van voorlopige vrijwaringsmaatregelen in juli 2018 en ii) een aanzienlijke invoer omvat die voortkomt uit handelsverlegging zoals vastgesteld in de definitieve verordening.

(10)  De Commissie bracht in herinnering dat het risico van een tekort aan de aanbodzijde in het kader van de definitieve maatregelen is aangemerkt als een belangrijk probleem vanwege de speciale omstandigheden in deze categorie.

(11)  Zie de overwegingen 23 tot en met 26 van Verordening (EU) 2019/159.

(12)  PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1.

(13)  Op grond van het gebruik van het tariefcontingent tot 17 juni 2019.

(14)  Zie punt 2.E.

(15)  Het ongebruikte tariefcontingent van Rusland maakt ongeveer 94 % uit van het totale ongebruikte tariefcontingent in deze categorie.

(16)  PB L 83 van 27.3.2015, blz. 16.

(17)  Zie punt 2.E.

(18)  Zie punt 2.B voor de twee uitzonderingen waarvoor verdringing werd vastgesteld.

(19)  De uitputting van het residuele tariefcontingent voor productcategorie 4 in het vierde kwartaal is afzonderlijk beoordeeld in punt 2.A.

(20)  Deze landen hadden het algemene tariefcontingent voor de periode van 2 februari tot en met 31 maart 2019 uitgeput.

(21)  De Commissie merkt op dat in beide categorieën niet meer dan vier landen van uitvoer individueel ten minste goed waren voor ten minste 1 % van de invoer uit hoofde van het residuele tariefcontingent in elk van de twee kwartalen in kwestie (februari-maart en april-juni 2019).

(22)  Zoals uitgelegd in punt 2.B geldt het plafond van 30 % voor de categorieën 13 en 16 alleen in het vierde kwartaal van de desbetreffende periode (1 april tot en met 30 juni).

(23)  Deze aanpak kon niet worden toegepast op de categorieën 1 en 25, aangezien die uit een residueel tariefcontingent bestonden.

(24)  Zie overweging 188 van Verordening (EU) 2019/159.

(25)  Punten 5.1 tot en met 5.5 van de definitieve verordening.

(26)  Punt 5.6 van de definitieve verordening.

(27)  De belangrijkste landen van uitvoer die de stijging van de invoer in 2018 veroorzaakten, waren Turkije, Rusland en Taiwan, die respectievelijk 2,7 miljoen, 0,9 miljoen en 0,5 miljoen ton meer uitvoerden dan in 2017.

(28)  Overweging 179 van de definitieve verordening.

(29)  Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1013 van de Commissie van 17 juli 2018 tot instelling van voorlopige vrijwaringsmaatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde staalproducten


BIJLAGE I

“BIJLAGE III.2

III.2 — Lijst van productcategorieën uit ontwikkelingslanden ten aanzien waarvan de definitieve maatregelen gelden

Land/Productgroep

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

12

13

14

15

16

17

18

19

20

21

22

24

25

26

27

28

Brazilië

x

x

 

 

 

x

x

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 

China

 

 

x

x

 

x

 

x

 

x

x

 

 

x

 

 

x

x

 

x

 

x

x

x

x

x

Egypte

x

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 

India

x

x

x

x

x

x

x

 

x

x

 

 

x

x

 

 

 

 

x

 

x

x

 

x

 

 

Indonesië

 

 

 

 

 

 

x

x

x

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 

Maleisië

 

 

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 

Mexico

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 

Moldavië

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

x

 

 

x

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 

Noord-Macedonië

 

 

 

 

x

 

x

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

x

x

 

x

 

 

 

 

Thailand

 

 

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 

Turkije

x

x

 

x

x

 

 

 

x

 

x

x

 

 

x

x

 

x

x

x

 

x

x

x

x

x

Oekraïne

 

x

 

 

 

 

x

 

 

 

 

x

x

 

x

x

 

 

x

x

x

x

 

 

x

x

Verenigde Arabische Emiraten

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

x

x

 

x

 

 

x

 

x

 

 

Vietnam

 

x

 

x

 

 

 

 

x

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 

Alle andere ontwikkelingslanden

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

x

 

 

 

 

”.

BIJLAGE II

“BIJLAGE IV

IV.1 — Omvang tariefcontingenten

Productnummer

Productcategorie

GN-codes

Toewijzing per land (indien van toepassing)

Van 2.2.2019 t.e.m. 30.6.2019

Van 1.7.2019 t.e.m. 30.6.2020

Van 1.7.2020 t.e.m. 30.6.2021

Aanvullend recht

Volgnummers

Omvang tariefcontingent (ton netto)

Omvang tariefcontingent (ton netto)

Omvang tariefcontingent (ton netto)

1

Bladen en strippen van niet-gelegeerd of ander gelegeerd staal, warm gewalst

7208 10 00 , 7208 25 00 , 7208 26 00 , 7208 27 00 , 7208 36 00 , 7208 37 00 , 7208 38 00 , 7208 39 00 , 7208 40 00 , 7208 52 10 , 7208 52 99 , 7208 53 10 , 7208 53 90 , 7208 54 00 , 7211 13 00 , 7211 14 00 , 7211 19 00 , 7212 60 00 , 7225 19 10 , 7225 30 10 , 7225 30 30 , 7225 30 90 , 7225 40 15 , 7225 40 90 , 7226 19 10 , 7226 91 20 , 7226 91 91 , 7226 91 99

Alle derde landen

3 359 532,08

8 476 618,01

8 730 916,55

25 %

 (1)

2

Niet-gelegeerde en ander gelegeerde koudgewalste platen

7209 15 00 , 7209 16 90 , 7209 17 90 , 7209 18 91 , 7209 25 00 , 7209 26 90 , 7209 27 90 , 7209 28 90 , 7209 90 20 , 7209 90 80 , 7211 23 20 , 7211 23 30 , 7211 23 80 , 7211 29 00 , 7211 90 20 , 7211 90 80 , 7225 50 20 , 7225 50 80 , 7226 20 00 , 7226 92 00

India

234 714,39

592 220,64

609 987,26

25 %

09.8801

Korea (Republiek)

144 402,99

364 351,04

375 281,57

25 %

09.8802

Oekraïne

102 325,83

258 183,86

265 929,38

25 %

09.8803

Brazilië

65 398,61

165 010,80

169 961,12

25 %

09.8804

Servië

56 480,21

142 508,28

146 783,53

25 %

09.8805

Andere landen

430 048,96

1 085 079,91

1 117 632,31

25 %

 (2)

3.A

Elektroplaten (andere dan met gerichte korrels)

7209 16 10 , 7209 17 10 , 7209 18 10 , 7209 26 10 , 7209 27 10 , 7209 28 10

Korea (Republiek)

1 923,96

4 854,46

5 000,09

25 %

09.8806

China

822,98

2 076,52

2 138,81

25 %

09.8807

Rusland

519,69

1 311,25

1 350,58

25 %

09.8808

Iran (Islamitische Republiek)

227,52

574,06

591,28

25 %

09.8809

Andere landen

306,34

772,95

796,14

25 %

 (3)

3.B

7225 19 90 , 7226 19 80

Rusland

51 426,29

129 756,46

133 649,15

25 %

09.8811

Korea (Republiek)

31 380,40

79 177,59

81 552,92

25 %

09.8812

China

24 187,01

61 027,57

62 858,39

25 %

09.8813

Taiwan

18 144,97

45 782,56

47 156,04

25 %

09.8814

Andere landen

8 395,39

21 182,87

21 818,36

25 %

 (4)

4.A

Metallisch beklede bladen

GN-codes: 7210 20 00 , 7210 30 00 , 7210 41 00 , 7210 49 00 , 7210 61 00 , 7210 69 00 , 7210 90 80 , 7212 20 00 , 7212 30 00 , 7212 50 20 , 7212 50 30 , 7212 50 40 , 7212 50 61 , 7212 50 69 , 7212 50 90 , 7225 91 00 , 7225 92 00 , 7225 99 00 , 7226 99 10 , 7226 99 30 , 7226 99 70

Korea (Republiek)

69 571,10

252 796,63

260 380,53

25 %

09.8816

India

83 060,42

508 805,84

524 070,02

25 %

09.8817

Andere landen

761 518,93

1 921 429,81

1 979 072,71

25 %

 (5)

4.B

GN-codes: 7210 20 00 , 7210 30 00 , 7210 90 80 , 7212 20 00 , 7212 50 20 , 7212 50 30 , 7212 50 40 , 7212 50 90 , 7225 91 00 , 7226 99 10

Taric-codes: 7210410080 , 7210490080 , 7210610080 , 7210690080 , 7212300080 , 7212506180 , 7212506980 , 7225920080 , 7225990025 , 7225990095 , 7226993090 , 7226997019 , 7226997096

Alleen voor de automobielindustrie

China

204 951,07

517 123,19

532 636,89

25 %

09.8821

Korea (Republiek)

249 533,26

552 352,93

568 923,52

25 %

09.8822

India

118 594,25

n.v.t.

n.v.t.

25 %

09.8823

Taiwan

49 248,78

124 262,26

127 990,13

25 %

09.8824

Andere landen

125 598,05

316 903,26

326 410,36

25 %

 (6)

5

Organisch beklede platen

7210 70 80 , 7212 40 80

India

108 042,36

272 607,54

280 785,77

25 %

09.8826

Korea (Republiek)

103 354,11

260 778,38

268 601,73

25 %

09.8827

Taiwan

31 975,79

80 679,86

83 100,26

25 %

09.8828

Turkije

21 834,45

55 091,68

56 744,43

25 %

09.8829

Noord-Macedonië

16 331,15

41 206,02

42 442,20

25 %

09.8830

Andere landen

43 114,71

108 785,06

112 048,61

25 %

 (7)

6

Blik

7209 18 99 , 7210 11 00 , 7210 12 20 , 7210 12 80 , 7210 50 00 , 7210 70 10 , 7210 90 40 , 7212 10 10 , 7212 10 90 , 7212 40 20

China

158 139,17

399 009,55

410 979,83

25 %

09.8831

Servië

30 545,88

77 071,98

79 384,14

25 %

09.8832

Korea (Republiek)

23 885,70

60 267,31

62 075,33

25 %

09.8833

Taiwan

21 167,00

53 407,61

55 009,83

25 %

09.8834

Brazilië

19 730,03

49 781,91

51 275,37

25 %

09.8835

Andere landen

33 167,30

83 686,22

86 196,80

25 %

 (8)

7

Kwartoplaten van niet-gelegeerd of ander gelegeerd staal

7208 51 20 , 7208 51 91 , 7208 51 98 , 7208 52 91 , 7208 90 20 , 7208 90 80 , 7210 90 30 , 7225 40 12 , 7225 40 40 , 7225 40 60

Oekraïne

339 678,24

857 060,63

882 772,45

25 %

09.8836

Korea (Republiek)

140 011,38

353 270,32

363 868,43

25 %

09.8837

Rusland

115 485,12

291 386,78

300 128,38

25 %

09.8838

India

74 811,09

188 759,93

194 422,72

25 %

09.8839

Andere landen

466 980,80

1 178 264,65

1 213 612,59

25 %

 (9)

8

Roestvrije warmgewalste platen en banden

7219 11 00 , 7219 12 10 , 7219 12 90 , 7219 13 10 , 7219 13 90 , 7219 14 10 , 7219 14 90 , 7219 22 10 , 7219 22 90 , 7219 23 00 , 7219 24 00 , 7220 11 00 , 7220 12 00

China

87 328,82

220 344,09

226 954,41

25 %

09.8841

Korea (Republiek)

18 082,33

45 624,52

46 993,26

25 %

09.8842

Taiwan

12 831,07

32 374,77

33 346,02

25 %

09.8843

Verenigde Staten van Amerika

11 810,30

29 799,22

30 693,19

25 %

09.8844

Andere landen

10 196,61

25 727,62

26 499,45

25 %

 (10)

9

Roestvrije koudgewalste platen en banden

7219 31 00 , 7219 32 10 , 7219 32 90 , 7219 33 10 , 7219 33 90 , 7219 34 10 , 7219 34 90 , 7219 35 10 , 7219 35 90 , 7219 90 20 , 7219 90 80 , 7220 20 21 , 7220 20 29 , 7220 20 41 , 7220 20 49 , 7220 20 81 , 7220 20 89 , 7220 90 20 , 7220 90 80

Korea (Republiek)

70 813,18

178 672,60

184 032,77

25 %

09.8846

Taiwan

65 579,14

165 466,29

170 430,28

25 %

09.8847

India

42 720,54

107 790,51

111 024,22

25 %

09.8848

Verenigde Staten van Amerika

35 609,52

89 848,32

92 543,77

25 %

09.8849

Turkije

29 310,69

73 955,39

76 174,05

25 %

09.8850

Maleisië

19 799,24

49 956,54

51 455,24

25 %

09.8851

Vietnam

16 832,28

42 470,43

43 744,55

25 %

09.8852

Andere landen

50 746,86

128 042,17

131 883,44

25 %

 (11)

10

Roestvrije warmgewalste kwartoplaten

7219 21 10 , 7219 21 90

China

6 765,50

17 070,40

17 582,51

25 %

09.8856

India

2 860,33

7 217,07

7 433,58

25 %

09.8857

Taiwan

1 119,34

2 824,27

2 908,99

25 %

09.8858

Andere landen

1 440,07

3 633,52

3 742,52

25 %

 (12)

12

Niet-gelegeerd en ander gelegeerd staafstaal, waaronder lichte profielen

7214 30 00 , 7214 91 10 , 7214 91 90 , 7214 99 31 , 7214 99 39 , 7214 99 50 , 7214 99 71 , 7214 99 79 , 7214 99 95 , 7215 90 00 , 7216 10 00 , 7216 21 00 , 7216 22 00 , 7216 40 10 , 7216 40 90 , 7216 50 10 , 7216 50 91 , 7216 50 99 , 7216 99 00 , 7228 10 20 , 7228 20 10 , 7228 20 91 , 7228 30 20 , 7228 30 41 , 7228 30 49 , 7228 30 61 , 7228 30 69 , 7228 30 70 , 7228 30 89 , 7228 60 20 , 7228 60 80 , 7228 70 10 , 7228 70 90 , 7228 80 00

China

166 217,87

419 393,33

431 975,13

25 %

09.8861

Turkije

114 807,87

289 677,97

298 368,31

25 %

09.8862

Rusland

94 792,44

239 175,96

246 351,24

25 %

09.8863

Zwitserland

73 380,52

185 150,38

190 704,90

25 %

09.8864

Belarus

57 907,73

146 110,15

150 493,45

25 %

09.8865

Andere landen

76 245,19

192 378,37

198 149,72

25 %

 (13)

13

Betonstaal

7214 20 00 , 7214 99 10

Turkije

117 231,80

295 793,93

304 667,74

25 %

09.8866

Rusland

94 084,20

237 388,96

244 510,63

25 %

09.8867

Oekraïne

62 534,65

157 784,58

162 518,11

25 %

09.8868

Bosnië en Herzegovina

39 356,10

99 301,53

102 280,57

25 %

09.8869

Moldavië

28 284,59

71 366,38

73 507,37

25 %

09.8870

Andere landen

217 775,50

549 481,20

565 965,64

 

 (14)

14

Staven en lichte profielen van roestvrij staal

7222 11 11 , 7222 11 19 , 7222 11 81 , 7222 11 89 , 7222 19 10 , 7222 19 90 , 7222 20 11 , 7222 20 19 , 7222 20 21 , 7222 20 29 , 7222 20 31 , 7222 20 39 , 7222 20 81 , 7222 20 89 , 7222 30 51 , 7222 30 91 , 7222 30 97 , 7222 40 10 , 7222 40 50 , 7222 40 90

India

44 433,00

112 111,32

115 474,66

25 %

09.8871

Zwitserland

6 502,75

16 407,44

16 899,66

25 %

09.8872

Oekraïne

5 733,50

14 466,50

14 900,50

25 %

09.8873

Andere landen

8 533,24

21 530,68

22 176,60

25 %

 (15)

15

Walsdraad van roestvrij staal

7221 00 10 , 7221 00 90

India

10 135,23

25 572,75

26 339,94

25 %

09.8876

Taiwan

6 619,68

16 702,47

17 203,54

25 %

09.8877

Korea (Republiek)

3 300,07

8 326,58

8 576,37

25 %

09.8878

China

2 216,86

5 593,48

5 761,29

25 %

09.8879

Japan

2 190,40

5 526,72

5 692,52

25 %

09.8880

Andere landen

1 144,43

2 887,57

2 974,20

25 %

 (16)

16

Niet-gelegeerde en ander gelegeerde walsdraad

7213 10 00 , 7213 20 00 , 7213 91 10 , 7213 91 20 , 7213 91 41 , 7213 91 49 , 7213 91 70 , 7213 91 90 , 7213 99 10 , 7213 99 90 , 7227 10 00 , 7227 20 00 , 7227 90 10 , 7227 90 50 , 7227 90 95

Oekraïne

149 009,10

375 972,95

387 252,14

25 %

09.8881

Zwitserland

141 995,22

358 275,86

369 024,13

25 %

09.8882

Rusland

122 883,63

310 054,37

319 356,00

25 %

09.8883

Turkije

121 331,08

306 137,03

315 321,14

25 %

09.8884

Belarus

97 436,46

245 847,23

253 222,65

25 %

09.8885

Moldavië

73 031,65

184 270,12

189 798,22

25 %

09.8886

Andere landen

122 013,20

307 858,13

317 093,88

25 %

 (17)

17

Walsdraad, staven en profielen, van ijzer of van niet-gelegeerd staal

7216 31 10 , 7216 31 90 , 7216 32 11 , 7216 32 19 , 7216 32 91 , 7216 32 99 , 7216 33 10 , 7216 33 90

Oekraïne

42 915,19

108 281,65

111 530,10

25 %

09.8891

Turkije

38 465,03

97 053,20

99 964,79

25 %

09.8892

Korea (Republiek)

10 366,76

26 156,94

26 941,65

25 %

09.8893

Rusland

9 424,08

23 778,40

24 491,75

25 %

09.8894

Brazilië

8 577,95

n.v.t.

n.v.t.

25 %

09.8895

Zwitserland

6 648,01

16 773,96

17 277,18

25 %

09.8896

Andere landen

14 759,92

58 885,04

60 651,59

25 %

 (18)

18

Damwandprofielen

7301 10 00

China

12 198,24

30 778,05

31 701,39

25 %

09.8901

Verenigde Arabische Emiraten

6 650,41

16 780,01

17 283,41

25 %

09.8902

Andere landen

480,04

1 211,21

1 247,54

25 %

 (19)

19

Spoorwegmateriaal

7302 10 22 , 7302 10 28 , 7302 10 40 , 7302 10 50 , 7302 40 00

De contingenten zijn geldig tot 30.9.2019

Rusland

2 147,19

5 417,70

5 580,23

25 %

09.8906

China

2 145,07

5 412,33

5 574,70

25 %

09.8907

Turkije

1 744,68

4 402,10

4 534,17

25 %

09.8908

Oekraïne

657,60

1 659,24  (20)

n.v.t.

25 %

09.8909

Andere landen

1 010,85

2 550,54

4 336,07

25 %

 (21)

20

Gasbuizen

7306 30 41 , 7306 30 49 , 7306 30 72 , 7306 30 77

Turkije

88 914,68

224 345,46

231 075,82

25 %

09.8911

India

32 317,40

81 541,78

83 988,04

25 %

09.8912

Noord-Macedonië

9 637,48

24 316,84

25 046,35

25 %

09.8913

Andere landen

22 028,87

55 582,25

57 249,72

25 %

 (22)

21

Holle profielen

7306 61 10 , 7306 61 92 , 7306 61 99

Turkije

154 436,15

389 666,25

401 356,24

25 %

09.8916

Rusland

35 406,28

89 335,51

92 015,57

25 %

09.8917

Noord-Macedonië

34 028,95

85 860,29

88 436,09

25 %

09.8918

Oekraïne

25 240,74

63 686,29

65 596,88

25 %

09.8919

Zwitserland

25 265,29

56 276,65

57 964,94

25 %

09.8920

Belarus

20 898,79

52 730,88

54 312,80

25 %

09.8921

Andere landen

25 265,29

63 748,22

65 660,67

25 %

 (23)

22

Naadloze buizen en pijpen van roestvrij staal

7304 11 00 , 7304 22 00 , 7304 24 00 , 7304 41 00 , 7304 49 10 , 7304 49 93 , 7304 49 95 , 7304 49 99

India

8 315,90

20 982,29

21 611,76

25 %

09.8926

Oekraïne

5 224,94

13 183,34

13 578,84

25 %

09.8927

Korea (Republiek)

1 649,31

4 161,47

4 286,31

25 %

09.8928

Japan

1 590,45

4 012,94

4 133,33

25 %

09.8929

Verenigde Staten van Amerika

1 393,26

3 515,42

3 620,88

25 %

09.8930

China

1 299,98

3 280,05  (24)

n.v.t.

25 %

09.8931

Andere landen

2 838,17

7 161,15

10 754,44

25 %

 (25)

24

Andere naadloze buizen

7304 19 10 , 7304 19 30 , 7304 19 90 , 7304 23 00 , 7304 29 10 , 7304 29 30 , 7304 29 90 , 7304 31 20 , 7304 31 80 , 7304 39 10 , 7304 39 52 , 7304 39 58 , 7304 39 92 , 7304 39 93 , 7304 39 98 , 7304 51 81 , 7304 51 89 , 7304 59 10 , 7304 59 92 , 7304 59 93 , 7304 59 99 , 7304 90 00

China

49 483,75

124 855,14

128 600,79

25 %

09.8936

Oekraïne

36 779,89

92 801,35

95 585,39

25 %

09.8937

Belarus

19 655,31

49 593,37

51 081,17

25 %

09.8938

Japan

13 766,04

34 733,85

35 775,87

25 %

09.8939

Verenigde Staten van Amerika

12 109,53

30 554,21

31 470,84

25 %

09.8940

Andere landen

55 345,57

139 645,41

143 834,77

25 %

 (26)

25

Grote belaste buizen

7305 11 00 , 7305 12 00 , 7305 19 00 , 7305 20 00 , 7305 31 00 , 7305 39 00 , 7305 90 00

Rusland

140 602,32

354 761,34

n.v.t.

25 %

09.8941

Turkije

17 543,40

44 264,71

n.v.t.

25 %

09.8942

China

14 213,63

35 863,19

n.v.t.

25 %

09.8943

Andere landen

34 011,86

85 817,17  (27)

536 327,60

25 %

 (28)

26

Andere gelaste buizen

7306 11 10 , 7306 11 90 , 7306 19 10 , 7306 19 90 , 7306 21 00 , 7306 29 00 , 7306 30 11 , 7306 30 19 , 7306 30 80 , 7306 40 20 , 7306 40 80 , 7306 50 20 , 7306 50 80 , 7306 69 10 , 7306 69 90 , 7306 90 00

Zwitserland

64 797,98

163 495,29

168 400,15

25 %

09.8946

Turkije

60 693,64

153 139,43

157 733,61

25 %

09.8947

Verenigde Arabische Emiraten

18 676,40

47 123,44

48 537,15

25 %

09.8948

China

18 010,22

45 442,58

46 805,85

25 %

09.8949

Taiwan

14 374,20

36 268,32

37 356,37

25 %

09.8950

India

11 358,87

28 660,18

29 519,99

25 %

09.8951

Andere landen

36 898,57

93 100,78

95 893,81

25 %

 (29)

27

Staven van niet-gelegeerd of ander gelegeerd staal, door koud nabewerken verkregen

7215 10 00 , 7215 50 11 , 7215 50 19 , 7215 50 80 , 7228 10 90 , 7228 20 99 , 7228 50 20 , 7228 50 40 , 7228 50 61 , 7228 50 69 , 7228 50 80

Rusland

117 519,41

296 519,61

305 415,20

25 %

09.8956

Zwitserland

27 173,22

68 562,23

70 619,10

25 %

09.8957

China

20 273,26

51 152,57

52 687,15

25 %

09.8958

Oekraïne

15 969,02

40 292,29

41 501,06

25 %

09.8959

Andere landen

17 540,47

44 257,32

45 585,04

25 %

 (30)

28

Draad van niet-gelegeerd staal

7217 10 10 , 7217 10 31 , 7217 10 39 , 7217 10 50 , 7217 10 90 , 7217 20 10 , 7217 20 30 , 7217 20 50 , 7217 20 90 , 7217 30 41 , 7217 30 49 , 7217 30 50 , 7217 30 90 , 7217 90 20 , 7217 90 50 , 7217 90 90

Belarus

88 294,51

222 780,67

229 464,09

25 %

09.8961

China

66 719,82

168 344,42

173 394,75

25 %

09.8962

Rusland

41 609,21

104 986,47

108 136,06

25 %

09.8963

Turkije

40 302,46

101 689,34

104 740,02

25 %

09.8964

Oekraïne

26 755,09

67 507,23

69 532,45

25 %

09.8965

Andere landen

39 770,29

100 346,58

103 356,98

25 %

 (31)

IV.2 — Omvang globale tariefcontingenten per kwartaal

 

JAAR 1

JAAR 2

JAAR 3

Productnummer

 

Van 2.2.2019 t.e.m. 31.3.2019

Van 1.4.2019 t.e.m. 30.6.2019

Van 1.7.2019 t.e.m. 30.9.2019

Van 1.10.2019 t.e.m. 31.12.2019

Van 1.1.2020 t.e.m. 31.3.2020

Van 1.4.2020 t.e.m. 30.6.2020

Van 1.7.2020 t.e.m. 30.9.2020

Van 1.10.2020 t.e.m. 31.12.2020

Van 1.1.2021 t.e.m. 31.3.2021

Van 1.4.2021 t.e.m. 30.6.2021

1

Andere landen

1 307 737,32

2 051 794,76

2 172 108,07

2 116 842,75

2 093 833,59

2 093 833,59

2 200 669,38

2 200 669,38

2 152 828,74

2 176 749,06

2

Andere landen

167 401,61

262 647,35

278 048,49

270 974,05

268 028,68

268 028,68

281 704,58

281 704,58

275 580,57

278 642,58

3A

Andere landen

119,25

187,09

198,07

193,03

190,93

190,93

200,67

200,67

196,31

198,49

3B

Andere landen

3 268,01

5 127,39

5 428,05

5 289,94

5 232,44

5 232,44

5 499,42

5 499,42

5 379,87

5 439,65

4 A

Andere landen

296 430,19

465 088,74

492 360,66

479 833,44

474 617,86

474 617,86

498 834,77

498 834,77

487 990,53

493 412,65

4 B

Andere landen

48 890,51

76 707,53

81 205,51

79 139,39

78 279,18

78 279,18

82 273,30

82 273,30

80 484,75

81 379,02

5

Andere landen

16 782,91

26 331,80

27 875,85

27 166,60

26 871,31

26 871,31

28 242,39

28 242,39

27 628,42

27 935,41

6

Andere landen

12 910,76

20 256,54

21 444,34

20 898,73

20 671,57

20 671,57

21 726,32

21 726,32

21 254,01

21 490,16

7

Andere landen

181 777,76

285 203,04

301 926,80

294 244,83

291 046,51

291 046,51

305 896,87

305 896,87

299 246,94

302 571,91

8

Andere landen

3 969,15

6 227,46

6 592,63

6 424,89

6 355,05

6 355,05

6 679,31

6 679,31

6 534,11

6 606,71

9

Andere landen

19 753,81

30 993,05

32 810,42

31 975,62

31 628,06

31 628,06

33 241,85

33 241,85

32 519,20

32 880,53

10

Andere landen

560,56

879,51

931,08

907,39

897,53

897,53

943,32

943,32

922,81

933,07

12

Andere landen

29 679,33

46 565,85

49 296,38

48 042,13

47 519,93

47 519,93

49 944,59

49 944,59

48 858,84

49 401,71

13

Andere landen

84 771,67

133 003,83

140 802,92

137 220,44

135 728,92

135 728,92

142 654,35

142 654,35

139 553,17

141 103,76

14

Andere landen

3 321,66

5 211,58

5 517,17

5 376,80

5 318,36

5 318,36

5 589,72

5 589,72

5 468,20

5 528,96

15

Andere landen

445,48

698,95

739,93

721,11

713,27

713,27

749,66

749,66

733,36

741,51

16

Andere landen

47 495,07

74 518,13

78 887,73

76 880,57

76 044,91

76 044,91

79 925,03

79 925,03

78 187,53

79 056,28

17

Andere landen

5 745,47

9 014,45

9 543,04

16 567,39

16 387,31

16 387,31

15 287,52

15 287,52

14 955,19

15 121,36

18

Andere landen

186,86

293,18

310,37

302,47

299,18

299,18

314,45

314,45

307,61

311,03

19

Andere landen

393,49

617,37

653,57

636,94 (32)

630,02

630,02

1 092,93

1 092,93

1 069,17

1 081,05

20

Andere landen

8 575,00

13 453,88

14 242,79

13 880,40

13 729,53

13 729,53

14 430,07

14 430,07

14 116,37

14 273,22

21

Andere landen

9 834,81

15 430,48

16 335,29

15 919,67

15 746,63

15 746,63

16 550,09

16 550,09

16 190,30

16 370,19

22

Andere landen

1 104,79

1 733,38

1 835,02

1 788,34  (33)

1 768,90

1 768,90

2 710,71

2 710,71

2 651,78

2 681,24

24

Andere landen

21 543,91

33 801,65

35 783,72

34 873,27

34 494,21

34 494,21

36 254,24

36 254,24

35 466,11

35 860,18

25

Andere landen

13 239,52

20 772,34

21 990,39

21 430,89  (34)

21 197,95

21 197,95

135 183,94

135 183,94

132 245,16

133 714,55

26

Andere landen

14 363,20

22 535,37

23 856,80

23 249,80

22 997,09

22 997,09

24 170,49

24 170,49

23 645,05

23 907,77

27

Andere landen

6 827,84

10 712,64

11 340,81

11 052,26

10 932,13

10 932,13

11 489,93

11 489,93

11 240,15

11 365,04

28

Andere landen

15 481,05

24 289,24

25 713,51

25 059,28

24 786,90

24 786,90

26 051,62

26 051,62

25 485,28

25 768,45


(1)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019 en van 1.7.2019 tot en met 30.9.2019: 09.8601.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019: 09.8602.

Van 1.10.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: voor Turkije: 09.8531, voor Rusland: 09.8532, voor India: 09.8533, voor Servië: 09.8534, voor Korea: 09.8535, voor Taiwan: 09.8536 en voor de andere derde landen: 09.8601.

Van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: voor Turkije: 09.8561, voor Rusland: 09.8562, voor India: 09.8563, voor Servië: 09.8564, voor Korea: 09.8565, voor Taiwan: 09.8566 en voor de andere derde landen: 09.8602

(2)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8603.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8604

(3)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8605.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8606

(4)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8607.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8608

(5)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8609.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8610

(6)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8611.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8612

(7)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8613.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8614

(8)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8615.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8616

(9)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8617.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8618

(10)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8619.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8620

(11)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8621.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8622

(12)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8623.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8624

(13)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8625.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8626

(14)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8627.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019: 09.8628.

Van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: voor Turkije*: 09.8541, voor Rusland*: 09.8542, voor Oekraïne*: 09.8543, voor Bosnië en Herzegovina*: 09.8544, voor Moldavië*: 09.8545, voor Belarus: 09.8546 en voor de andere derde landen: 09.8628.

*

In geval van uitputting van hun specifieke contingenten overeenkomstig artikel 1, lid 5

(15)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8629.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8630

(16)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8631.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8632

(17)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8633.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019: 09.8634.

Van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: Voor Oekraïne*: 09.8551, voor Zwitserland*: 09.8552, voor Rusland*: 09.8553, voor Turkije*: 09.8554, voor Belarus*: 09.8555, voor Moldavië*: 09.8556, voor Bosnië en Herzegovina: 09.8557 en voor de andere derde landen: 09.8634.

*

In geval van uitputting van hun specifieke contingenten overeenkomstig artikel 1, lid 5

(18)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8635.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8636

(19)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8637.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8638

(20)  Per 1.10.2019 wordt het contingent voor Oekraïne overgedragen naar het contingent voor “Andere landen” en wordt het ongebruikte deel overgedragen overeenkomstig artikel 2 van deze verordening.

(21)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8639.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8640

(22)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8641.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8642

(23)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8643.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8644

(24)  Per 1.10.2019 wordt het contingent voor China overgedragen naar het contingent voor “Andere landen” en wordt het ongebruikte deel overgedragen overeenkomstig artikel 2 van deze verordening.

(25)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8645.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8646

(26)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8647.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8648

(27)  Per 1.10.2019 wordt het contingent voor Rusland, Turkije en China overgedragen naar het contingent voor “Andere landen” en wordt het ongebruikte deel overgedragen overeenkomstig artikel 2 van deze verordening.

(28)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8649.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8650

(29)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8651.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8652

(30)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8653.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8654

(31)  Van 2.2.2019 tot en met 31.3.2019, van 1.7.2019 tot en met 31.3.2020 en van 1.7.2020 tot en met 31.3.2021: 09.8655.

Van 1.4.2019 tot en met 30.6.2019, van 1.4.2020 tot en met 30.6.2020 en van 1.4.2021 tot en met 30.6.2021: 09.8656

(32)  Dit volume zal worden gewijzigd na de overdracht van het ongebruikte deel van het landspecifieke contingent met volgnummer 09.8909 overeenkomstig artikel 2 van deze verordening.

(33)  Dit volume zal worden gewijzigd na de overdracht van het ongebruikte deel van het landspecifieke contingent met volgnummer 09.8931 overeenkomstig artikel 2 van deze verordening.

(34)  Dit volume zal worden gewijzigd na de overdracht van de ongebruikte delen van de landspecifieke contingenten met de volgnummers 09.8941, 09.8942 en 09.8943 overeenkomstig artikel 2 van deze verordening.