11.9.2019 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 234/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1394 VAN DE COMMISSIE
van 10 september 2019
tot wijziging en rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 wat betreft bepaalde voorschriften inzake toezicht bij het in het vrije verkeer brengen en het uitgaan uit het douanegebied van de Unie
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (1), en met name de artikelen 8, 58, 100, 132, 157, 161, 184, 193, 217, 232 en 268,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Krachtens Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad (2) moeten de lidstaten bepaalde inlichtingen verzamelen en uitwisselen over de invoer die is vrijgesteld van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) overeenkomstig artikel 143, lid 1, onder c bis) (bijzondere regeling voor afstandsverkopen) of artikel 143, lid 1, onder d), en artikel 143, lid 2, van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad (3). Bovendien is in artikel 47, lid 2, van het wetboek bepaald dat de douaneautoriteiten en andere bevoegde autoriteiten de door hen ontvangen gegevens betreffende het binnenbrengen, het uitgaan, de doorvoer, het overbrengen, de opslag en de bijzondere bestemming van goederen met elkaar en met de Commissie kunnen uitwisselen indien dit vereist is om de risico's zoveel mogelijk te beperken en fraude te bestrijden. |
(2) |
“Surveillance”, het elektronische systeem dat de Commissie heeft ingevoerd om aan de toezichtverplichting van artikel 56, lid 5, van het wetboek te voldoen, is het meest geschikte instrument om die inlichtingen over de btw uit te wisselen. Artikel 55 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moet worden gewijzigd om te verduidelijken voor wie en in welke mate de in Surveillance opgeslagen gegevens toegankelijk worden gesteld. Ten eerste moet de Commissie de gegevens in geaggregeerde vorm kunnen verstrekken in Surveillance. Ten tweede mogen de gemachtigde gebruikers van de douaneautoriteiten van de lidstaten in de regel alleen toegang krijgen tot de niet-geaggregeerde gegevens die deze lidstaat heeft verstrekt en tot op het niveau van de Unie geaggregeerde gegevens. Ten derde moet in artikel 55, in afwijking van de algemene regel, rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat specifieke handelingen van de Unie, zoals Verordening (EU) nr. 904/2010, erin voorzien dat de Commissie op een specifieke manier toegang tot niet-geaggregeerde gegevens verleent aan bepaalde autoriteiten van de lidstaten. |
(3) |
Om de lidstaten in staat te stellen de inlichtingen te verzamelen die zij krachtens Verordening (EU) nr. 904/2010 moeten verzamelen en uitwisselen, moet Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 ook worden gewijzigd om het aantal gegevenselementen dat wordt verzameld door het elektronische systeem, te verhogen. Met name is het nodig dat de bijlagen 21-01 en 21-02 bij die verordening de gegevenselementen bevatten die in bijlage B bij die verordening de volgnummers 3/40 en 4/4 hebben, die respectievelijk betrekking hebben op de identificatienummers voor aanvullende fiscale referenties en op de heffingsgrondslag. |
(4) |
Door de wijziging van artikel 278 van het wetboek ter verlenging van de termijn voor het tijdelijke gebruik van andere middelen dan de elektronische gegevensverwerkingstechnieken waarin het wetboek voorziet (4), moet de bepaling in Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 die voorziet in een overgangslijst van gegevens met het oog op toezicht (bijlage 21-02) worden gewijzigd. In de bepaling moet worden verduidelijkt dat de overgangslijst van gegevens voor toezicht bij het in het vrije verkeer brengen kan worden gebruikt tot de nationale invoersystemen operationeel zijn, d.w.z. tot uiterlijk eind 2022 overeenkomstig artikel 278, lid 2, van het wetboek. De overgangslijst kan daarentegen voor toezicht bij uitvoer worden gebruikt tot de nationale uitvoersystemen operationeel zijn, d.w.z. tot uiterlijk eind 2025 overeenkomstig artikel 278, lid 3, van het wetboek. |
(5) |
Tot de in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578 van de Commissie (5) bedoelde upgrade van het invoercontrolesysteem wordt doorgevoerd, moet de risicoanalyse van goederen waarvoor een ontheffing van de verplichting tot indiening van een summiere aangifte bij binnenbrengen wordt verleend, worden verricht op het moment waarop die goederen bij de douane worden aangebracht op basis van de aangifte tot tijdelijke opslag of de douaneaangifte of, wanneer de douaneaangifte door een andere handeling wordt gedaan, op basis van de inlichtingen die op het moment van aanbrenging beschikbaar zijn. Artikel 187 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moet worden gewijzigd om het toepassingsgebied uit te breiden tot postzendingen en zendingen waarvan de intrinsieke waarde minder dan 22 EUR bedraagt, door de desbetreffende verwijzingen naar Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie (6) daarin op te nemen. |
(6) |
Marktdeelnemers moeten de flexibiliteit krijgen om, aan de hand van andere formulieren of documenten dan een afdruk van een visserijlogboek, een certificaat over te leggen waaruit blijkt dat de producten van de zeevisserij en de daaruit verkregen goederen die zijn overgeladen en vervoerd via een land of gebied dat geen deel uitmaakt van het douanegebied van de Unie, geen behandeling hebben ondergaan. Om de producten van de zeevisserij en de daaruit verkregen goederen niettemin te kunnen toerekenen aan het desbetreffende visserijlogboek wanneer het certificaat waaruit blijkt dat er geen behandeling heeft plaatsgevonden, aan de hand van een ander formulier of document dan de afdruk van het visserijlogboek wordt overgelegd, moeten de marktdeelnemers op dat andere formulier of document een verwijzing naar het desbetreffende visserijlogboek vermelden. Artikel 214 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(7) |
In het kader van de vereenvoudiging waarbij een douaneaangifte wordt ingediend in de vorm van een inschrijving in de administratie van de aangever, kunnen de douaneautoriteiten ontheffing verlenen van de verplichting de goederen aan te brengen. Om een passende douanecontrole mogelijk te maken in specifieke situaties, moeten procedureregels worden vastgesteld voor gevallen waarin het toezichthoudende douanekantoor vereist dat specifieke goederen bij de douane worden aangebracht overeenkomstig artikel 182, lid 3, derde alinea, van het wetboek omdat er sprake is van een nieuw ernstig financieel risico of een andere specifieke situatie. Artikel 234 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
Wat door de lucht of per spoor vervoerde goederen betreft, voorziet artikel 302 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 in een ontheffing van de verplichting om het vervoermiddel of de afzonderlijke colli te verzegelen, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Het vervoer over zee is net zo veilig als het vervoer door de lucht of per spoor als het gaat om het waarborgen dat de goederen worden afgeleverd op de plaats van bestemming. Daarom moet die ontheffing worden uitgebreid tot over zee vervoerde goederen, op voorwaarde dat naar het bijgevoegde cognossement wordt verwezen in het elektronische vervoersdocument dat als douaneaangifte wordt gebruikt om goederen onder de regeling Uniedouanevervoer te plaatsen. |
(9) |
Wanneer de douaneautoriteit van een bij douanevervoer betrokken lidstaat het bewijs verkrijgt dat de feiten die tot het ontstaan van de douaneschuld hebben geleid, zich op het grondgebied van die lidstaat hebben voorgedaan, moet deze autoriteit de lidstaat van vertrek verzoeken de verantwoordelijkheid om de invordering te beginnen aan haar over te dragen. De lidstaat van vertrek moet binnen een bepaalde termijn bevestigen of hij de bevoegdheid om de invorderingsprocedure te starten aan de verzoekende douaneautoriteit overdraagt. Artikel 311 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moet daarom worden gewijzigd om het specifieke geval van douanevervoer daarin op te nemen. |
(10) |
Artikel 324 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 betreffende de bijzondere gevallen van aanzuivering van de regeling actieve veredeling en de overeenkomstige codes in de bijlagen A en B moeten worden gewijzigd om rekening te houden met de inwerkingtreding van Verordening (EU) 2018/581 van de Raad (7). |
(11) |
Wanneer goederen op een schip of luchtvaartuig worden geladen om het douanegebied van de Unie verlaten, moet worden verduidelijkt welk douanekantoor het douanekantoor van uitgang is. Voorts mogen bepaalde vereenvoudigde regelingen voor de vaststelling van het douanekantoor van uitgang niet van toepassing zijn op accijnsgoederen en niet-Uniegoederen. Artikel 329 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(12) |
Wanneer goederen na vrijgave voor uitvoer ten laste worden genomen in het kader van een enkele overeenkomst voor vervoer uit het douanegebied van de Unie, moet duidelijkheid worden geschept over de regels inzake de plaatsing onder douanetoezicht tot deze goederen het douanegebied van de Unie fysiek hebben verlaten. Artikel 332 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(13) |
De in artikel 333 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 vastgestelde procedureregels inzake het toezicht op goederen die zijn vrijgegeven voor uitgaan moeten worden verduidelijkt om situaties te regelen waarin goederen het douanegebied van de Unie op een andere wijze verlaten dan oorspronkelijk voorzien, alsook om de uitwisseling van inlichtingen tussen de douaneautoriteiten gedurende de periode tot de uitrol van het in de bijlage bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578 bedoelde DWU Geautomatiseerd uitvoersysteem daarin op te nemen. |
(14) |
De in artikel 340 van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 vastgestelde procedureregels inzake het uitgaan van goederen moeten worden verduidelijkt om situaties te regelen waarin goederen voor uitvoer worden aangegeven, maar het douanegebied van de Unie uiteindelijk niet verlaten. |
(15) |
Naar aanleiding van de kennisgeving door Noord-Macedonië aan de Verenigde Naties en de Europese Unie van de inwerkingtreding van de Prespa-overeenkomst met ingang van 15 februari 2019, heeft het land dat voorheen “de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië” werd genoemd, zijn naam veranderd in “de Republiek Noord-Macedonië”. In de bijlagen bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moet het land met deze naam worden aangeduid of, in voorkomend geval, met de verkorte vorm “Noord-Macedonië”. |
(16) |
Om het gebruik van de formaten en codes van bepaalde gegevensvereisten in het kader van aangiften en kennisgevingen in de verschillende elektronische systemen te vergemakkelijken, moet bijlage B worden gewijzigd. |
(17) |
Een redactionele fout in bijlage 33-07 bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 met betrekking tot een verwijzing naar Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 moet worden gecorrigeerd. |
(18) |
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd en gerectificeerd. |
(19) |
De in deze verordening vastgestelde wijzigingen van de bijlagen 21-01 en 21-02 bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 moeten van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2020, aangezien dat de datum is vanaf wanneer de lidstaten de bij Verordening (EU) nr. 904/2010 opgelegde verplichtingen inzake inlichtingenuitwisseling moeten nakomen. |
(20) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447
Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 wordt als volgt gewijzigd:
(1) |
Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:
|
(2) |
In artikel 187 wordt lid 5 vervangen door: “5. Wanneer goederen waarvoor in overeenstemming met artikel 104, lid 1, onder c) tot en met k), m) en n), en leden 2, 3 en 4, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 een ontheffing van de verplichting tot indiening van een summiere aangifte bij binnenbrengen is verleend, het douanegebied van de Unie worden binnengebracht, wordt de risicoanalyse uitgevoerd wanneer de goederen worden aangebracht op basis van de aangifte tot tijdelijke opslag of de douaneaangifte voor deze goederen, indien deze beschikbaar zijn.”. |
(3) |
Aan artikel 214 wordt het volgende lid toegevoegd: “3. Het overeenkomstig lid 1 vereiste certificaat kan worden overgelegd aan de hand van andere formulieren of documenten dan de afdruk van een visserijlogboek, met verwijzing naar dat visserijlogboek.”. |
(4) |
Aan artikel 234 wordt het volgende lid toegevoegd: “3. Wanneer het toezichthoudende douanekantoor overeenkomstig artikel 182, lid 3, derde alinea, van het wetboek verzoekt om goederen bij de douane aan te brengen omdat de douaneautoriteiten hebben vastgesteld dat er sprake is van een nieuw ernstig financieel risico of een andere specifieke situatie in verband met een vergunning voor het indienen van een douaneaangifte in de vorm van een inschrijving in de administratie van de aangever met ontheffing van de verplichting om de goederen aan te brengen, stelt het toezichthoudende douanekantoor de houder van een dergelijke vergunning in kennis van:
In deze situaties worden de goederen vrijgegeven overeenkomstig artikel 194 van het wetboek.”. |
(5) |
Aan artikel 302, lid 2, wordt het volgende punt toegevoegd:
|
(6) |
In artikel 311 worden de volgende leden toegevoegd: “3. Wanneer de douaneautoriteit van een bij douanevervoer betrokken lidstaat vóór het verstrijken van de termijn zoals bedoeld in artikel 77, onder a), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 het bewijs verkrijgt dat de feiten die tot het ontstaan van de douaneschuld hebben geleid, zich op haar grondgebied hebben voorgedaan, zendt deze autoriteit onmiddellijk en in ieder geval binnen deze termijn een naar behoren gemotiveerd verzoek naar de douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek om de verantwoordelijkheid om de invordering te beginnen over te dragen aan de verzoekende douaneautoriteit. 4. De douaneautoriteit van de lidstaat van vertrek bevestigt de ontvangst van het overeenkomstig lid 3 ingediende verzoek en deelt de verzoekende douaneautoriteit binnen 28 dagen na de datum van verzending van het verzoek mee of zij ermee instemt aan het verzoek te voldoen en de verantwoordelijkheid om de invordering te beginnen over te dragen aan de verzoekende autoriteit.”. |
(7) |
Artikel 324, lid 1, onder e), wordt vervangen door:
(*1) Verordening (EU) 2018/581 van de Raad van 16 april 2018 betreffende tijdelijke schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor bepaalde goederen van de soort die wordt aangebracht aan of wordt gebruikt in luchtvaartuigen, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1147/2002 (PB L 98 van 18.4.2018, blz. 1).”." |
(8) |
Artikel 329 wordt als volgt gewijzigd:
|
(9) |
In artikel 332, lid 5, wordt de tweede alinea vervangen door: “De in lid 1 vastgestelde verplichting geldt niet voor zover de douaneautoriteiten via bestaande handels-, haven- of vervoersinformatiesystemen over deze informatie kunnen beschikken, noch in de situatie als bedoeld in artikel 329, lid 7.”. |
(10) |
Artikel 333 wordt als volgt gewijzigd:
|
(11) |
Artikel 340 wordt als volgt gewijzigd:
|
(12) |
Bijlage A wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening. |
(13) |
Bijlage B wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening. |
(14) |
In bijlage 21-01 wordt na de rij voor volgnummer G.E. 3/39 de volgende rij ingevoegd:
|
(15) |
In bijlage 21-02 worden na de rij voor volgnummer G.E. 1/10 de volgende rijen ingevoegd:
|
(16) |
In bijlage 23-01 wordt in de tabel, in de eerste kolom, de rij Zone P als volgt gewijzigd:
|
(17) |
In bijlage 32-01 worden in punt 1 de woorden “de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië” vervangen door de woorden “de Republiek Noord-Macedonië”. |
(18) |
In bijlage 32-02 worden in punt 1 de woorden “de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië” vervangen door de woorden “de Republiek Noord-Macedonië”. |
(19) |
In bijlage 32-03 worden in punt 1 de woorden “de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië” vervangen door de woorden “de Republiek Noord-Macedonië”. |
(20) |
In bijlage 72-04 wordt deel II als volgt gewijzigd:
|
Artikel 2
Rectificatie van Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447
In bijlage 33-07 bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 worden in vak 2 de woorden “[Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/xxx]” vervangen door de woorden “[Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446]”.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
De punten 14 en 15 van artikel 1 zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2020.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 10 september 2019
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 904/2010 van de Raad van 7 oktober 2010 betreffende de administratieve samenwerking en de bestrijding van fraude op het gebied van de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 268 van 12.10.2010, blz. 1).
(3) Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).
(4) Verordening (EU) 2019/632 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 952/2013 houdende verlenging van het tijdelijke gebruik van andere middelen dan de elektronische gegevensverwerkingstechnieken waarin het douanewetboek van de Unie voorziet (PB L 111 van 25.4.2019, blz. 54).
(5) Uitvoeringsbesluit (EU) 2016/578 van de Commissie van 11 april 2016 tot vaststelling van het werkprogramma voor de ontwikkeling en de uitrol van de elektronische systemen waarin het douanewetboek van de Unie voorziet (PB L 99 van 15.4.2016, blz. 6).
(6) Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie (PB L 343 van 29.12.2015, blz. 1).
(7) Verordening (EU) 2018/581 van de Raad van 16 april 2018 betreffende tijdelijke schorsing van de autonome rechten van het gemeenschappelijk douanetarief voor bepaalde goederen van de soort die wordt aangebracht aan of wordt gebruikt in luchtvaartuigen, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1147/2002 (PB L 98 van 18.4.2018, blz. 1).
(*2) Wanneer voor (Berekening van de belastingen – Soort belasting) B00 is vermeld als Uniecode.”.
BIJLAGE I
Bijlage A bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 wordt als volgt gewijzigd:
(1) |
in titel I wordt de tabel “Formaten van de gemeenschappelijke gegevensvereisten voor aanvragen en beschikkingen” als volgt gewijzigd:
|
(2) |
in titel II, rubriek “CODES”, subrubriek “6/2. Economische voorwaarden”, wordt de tekst van de rij voor Code 14 vervangen door: “verwerking tot producten die bestemd zijn om te worden ingebouwd in of gebruikt voor luchtvaartuigen waarvoor een certificaat van vrijgave (EASA-formulier 1) of een gelijkwaardig certificaat is afgegeven”. |
BIJLAGE II
Bijlage B bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2447 wordt als volgt gewijzigd:
(1) |
in titel I wordt de tabel “Formaten en kardinaliteit van de gemeenschappelijke gegevensvereisten voor aangiften en kennisgevingen” als volgt gewijzigd:
|
(2) |
titel II, deel “2. CODES”, wordt als volgt gewijzigd:
|