30.12.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 336/302


BESLUIT (EU) 2019/2249 VAN DE RAAD

van 19 december 2019

betreffende het standpunt dat namens de Europese Unie moet worden ingenomen in de Commissie Oorsprongsregels van de Wereldhandelsorganisatie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 4, eerste alinea, in samenhang met artikel 218, lid 9,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels (“de overeenkomst”) is door de Unie gesloten bij Besluit 94/800/EG van de Raad (1) en is op 1 januari 1995 in werking getreden.

(2)

Bij artikel 4 van de overeenkomst wordt de Commissie Oorsprongsregels opgericht.

(3)

De Commissie Oorsprongsregels zal een mededeling vaststellen met de titel “Verbetering van de transparantie bij niet-preferentiële oorsprongsregels”.

(4)

Het is passend het standpunt te bepalen dat namens de Unie in de Commissie Oorsprongsregels moet worden ingenomen, aangezien de vast te stellen mededeling voor de Unie bindend zal zijn.

(5)

Het voorgestelde standpunt dat namens de Unie moet worden ingenomen strekt ertoe de transparantie van wet- en regelgeving en praktijken ten aanzien van niet-preferentiële oorsprongsregels te verbeteren door middel van regels voor de verplichte of vrijwillige kennisgeving door leden van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) van hun niet-preferentiële oorsprongsregels via modelformulieren. Dit zal tot duidelijkere en meer voorspelbare oorsprongsregels leiden en het internationale handelsverkeer vergemakkelijken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het namens de Unie in de Commissie Oorsprongsregels in te nemen standpunt is gebaseerd op de in de bijlage bij dit besluit opgenomen ontwerpmededeling van de Commissie Oorsprongsregels.

Kleine technische wijzigingen in die ontwerpmededeling kunnen door de vertegenwoordigers van de Unie in de Commissie Oorsprongsregels worden overeengekomen.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 19 december 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

K. MIKKONEN


(1)  Besluit 94/800/EG van de Raad van 22 december 1994 betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap voor wat betreft de onder haar bevoegdheid vallende aangelegenheden, van de uit de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de Uruguay-Ronde (1986-1994) voortvloeiende overeenkomsten (PB L 336 van 23.12.1994, blz. 1).


BIJLAGE

Verbetering van de transparantie bij niet-preferentiële oorsprongsregels

De leden van de Wereldhandelsorganisatie,

Geleid door de wens ervoor te zorgen dat oorsprongsregels de internationale handel niet beperken, vervalsen of verstoren;

Geleid door de wens ervoor te zorgen dat de oorsprongsregels worden opgesteld en toegepast op een onpartijdige, transparante, voorspelbare, consequente en neutrale wijze;

Erkennend dat duidelijke en voorspelbare oorsprongsregels en de toepassing daarvan het internationale handelsverkeer vergemakkelijken;

Erkennend dat het wenselijk is te zorgen voor transparante wet- en regelgeving en praktijken op het gebied van de oorsprongsregels;

Geleid door de wens de kennisgevingsverplichtingen van artikel 5 van de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels aan te vullen;

Bevestigend dat verbetering van de transparantie van wet- en regelgeving en praktijken ten aanzien van oorsprongsregels de nalevingskosten van marktdeelnemers die mondiale waardeketens willen integreren, met name micro-, kleine en middelgrote ondernemingen, helpt te verlagen;

Besluiten, met betrekking tot de oorsprongsregels, als volgt:

1.

Het is wenselijk een hoog niveau van transparantie van en wederzijds inzicht in bestaande oorsprongsregels en de desbetreffende documentatievereisten die door WTO-leden worden gehanteerd, te handhaven en te bevorderen. Onder oorsprongsregels worden de regels verstaan die onder het toepassingsgebied van artikel 1 van de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels vallen.

2.

Ter verbetering van de transparantie en ter bevordering van een beter inzicht in de oorsprongsregels stellen de Leden het Secretariaat van de WTO overeenkomstig bijlage 1 bij dit besluit in kennis van de oorsprongsregels die zij hanteren bij de toepassing van de meestbegunstigingsbehandeling uit hoofde van de artikelen I, II, III, XI en XIII van de GATT 1994.

3.

De Leden worden aangemoedigd het kennisgevingsmodel in bijlage 1 in te vullen wanneer zij het Secretariaat van de WTO in kennis stellen van eventuele andere oorsprongsregels die zij hanteren bij de toepassing van andere niet-preferentiële handelsbeleidsinstrumenten zoals bepaald in artikel 1, lid 2, van de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels.

4.

Voorts geven de Leden overeenkomstig bijlage 2 een beschrijving van de praktijken die zij hanteren met betrekking tot de certificering van oorsprong en andere verplichte documentaire bewijzen van oorsprong voor niet-preferentiële doeleinden waarvan overeenkomstig bijlage 1 kennis is gegeven (1). Leden die melden dat zij geen oorsprongsregels toepassen overeenkomstig bijlage 1, vullen niettemin bijlage 2 in.

5.

Kennisgevingen op grond van de punten 2 en 4 van dit besluit worden uiterlijk één jaar na de vaststelling van dit besluit ingediend.

6.

De op grond van dit besluit verstrekte gegevens worden door het Secretariaat van de WTO openbaar gemaakt.

7.

Elk Lid richt, binnen de grenzen van de hem beschikbare middelen, één of meer informatiepunten op, of houdt deze in stand, voor de beantwoording van redelijke verzoeken om inlichtingen van regeringen, handelaren en andere belanghebbenden over aangelegenheden ten aanzien van oorsprongsregels en desbetreffende documentatievereisten alsook voor de verstrekking van de vereiste formulieren en documenten (2). De Leden verstrekken de contactgegevens van hun respectieve informatiepunten aan het Secretariaat van de WTO overeenkomstig bijlage 1. Leden die een minst ontwikkeld land zijn, verstrekken deze gegevens uiterlijk binnen twee jaar aan het Secretariaat van de WTO.

8.

De Leden trachten verwijzingen naar wetgeving, websites, toelichtende stukken of andere documenten in een officiële taal van de WTO te verstrekken.

9.

De Leden die ingrijpende wijzigingen aanbrengen in hun oorsprongsregels en desbetreffende documentatievereisten waarvan overeenkomstig dit besluit kennis is gegeven, stellen het Secretariaat van de WTO overeenkomstig dit besluit onverwijld in kennis van zulke wijzigingen.

10.

De Commissie Oorsprongsregels onderzoekt de bestaande oorsprongsregels en de desbetreffende documentatievereisten op basis van de inlichtingen waarvan overeenkomstig dit besluit kennis is gegeven, teneinde praktijken die de handel vergemakkelijken, in kaart te brengen en de internationale verspreiding ervan te bevorderen.

11.

Op verzoek dient door het Secretariaat van de WTO ter ondersteuning van de Leden die ontwikkelingsland of minst ontwikkeld land zijn, bijstand te worden verleend bij de uitvoering van de bepalingen van dit besluit.

12.

Dit besluit doet op generlei wijze afbreuk aan de rechten en verplichtingen van de Leden die zijn opgenomen in artikel 5 van de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels of in artikel 1 van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie.

13.

Drie jaar na de vaststelling van dit besluit en vervolgens wanneer het nodig is, wordt een evaluatie ervan, met name van de punten 2 en 3, verricht, teneinde naargelang het geval verder verbetering te brengen in de transparantie bij niet-preferentiële oorsprongsregels.


(1)  Dit doet geen afbreuk aan het feit dat de bevoegde autoriteiten voor controledoeleinden andere bewijzen van oorsprong kunnen verlangen.

(2)  Dit informatiepunt kan hetzelfde zijn als het punt dat is opgericht of in stand wordt gehouden op grond van artikel 1, lid 3, (Informatiepunten) van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie, en de Leden hoeven niet meer inlichtingen noch formulieren of documenten te verstrekken dan hetgeen onder die overeenkomst valt.


BIJLAGE 1

KENNISGEVINGSMODEL VOOR NIET-PREFERENTIËLE OORSPRONGSREGELS

Leden mogen bijlage 1 zo vaak als zij nodig achten reproduceren

I.   BASISINFORMATIE

1)

Lid dat de kennisgeving doet

 

2)

Informatiepunt

(verstrek indien mogelijk de volgende contactgegevens: naam, telefoon, e-mail, website)

 

3)

Zijn er niet-preferentiële oorsprongsregels van kracht?

Ja

Neen*

* Is uw antwoord “Neen”, dan hoeft deze bijlage niet verder te worden ingevuld.

4)

Geef aan bij welke handelsbeleidsinstrumenten deze niet‐preferentiële oorsprongsregels worden gebruikt (verwijs naar artikel 1, lid 2, van de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels)

 

5)

Datum van inwerkingtreding of van enige ingrijpende wijziging van deze regels:

 

6)

Datum waarop deze regels vervallen, indien van toepassing:

 

7)

Overheidsinstanties of andere autoriteiten belast met het beheer van deze regels:

 

8)

Internetlink naar wetgeving en eventuele andere toelichtende stukken, indien van toepassing:

 

9)

Eventuele opmerkingen

 

II.   TOEPASSING VAN NIET-PREFERENTIËLE OORSPRONGSREGELS

10)

Zijn er niet-preferentiële oorsprongsregels van toepassing op invoer?

Ja

Neen

11)

Zijn er niet-preferentiële oorsprongsregels van toepassing op uitvoer?

Ja

Neen

12)

Geldt er een de minimis-regel voor de toepassing van niet-preferentiële oorsprongsregels?

Ja

Neen

 

Zo ja, vermeld de de minimis-drempel en verwijs naar de toepasselijke wetgeving voor de vragen 10 tot en met 12.

 

III.   TOETSINGSCRITERIA VOOR EEN INGRIJPENDE BE-OF VERWERKING MET HET OOG OP DE BEOORDELING VAN DE OORSPRONG VAN EEN GOED

13)

Algemene criteria, indien van toepassing voor alle producten:

 

14)

Productspecifieke oorsprongsregels, indien van toepassing:

 

15)

Eventuele definitie van oorsprongs- en niet-oorsprongsmaterialen:

 

16)

Eventuele lijst van niet-oorsprongverlenende minimale (be)handelingen:

 

17)

Eventuele residuele regels:

 

18)

Overige inlichtingen die het Lid noodzakelijk acht (vermeld in voorkomend geval een internetlink)

 

IV.   VOORAFGAANDE BESLUITEN

Worden er voorafgaande besluiten over de oorsprong van een goed uitgebracht? (1)

Ja

Neen

Autoriteit belast met het uitbrengen van voorafgaande (oorsprongs)besluiten

 

Instructies voor de toepassing van een voorafgaand besluit

 

Internetlink naar wetgeving en eventuele andere wijzigingen naar toepasselijke wetgeving:

 


(1)  Zoals omschreven in artikel 2, onder h), van de Overeenkomst betreffende de oorsprongsregels en artikel 3 van de Overeenkomst inzake handelsfacilitatie.


BIJLAGE 2

KENNISGEVINGSMODEL VOOR DOCUMENTATIEVEREISTEN BETREFFENDE NIET-PREFERENTIËLE OORSPRONGSREGELS

1)

Zijn er dwingende voorschriften met betrekking tot een certificaat en/of enig ander verplicht documentair bewijs van oorsprong voor invoer?

Ja

Neen**

2)

Zijn er dwingende voorschriften met betrekking tot een certificaat en/of enig ander verplicht documentair bewijs van oorsprong voor uitvoer?

Ja

Neen**

3)

Is er een gestandaardiseerde of voorgeschreven opmaak en/of inhoud van een certificaat en/of enig ander verplicht documentair bewijs van oorsprong?

Zo ja, gelieve een exemplaar bij te voegen of relevante informatie te verstrekken in het aanhangsel van deze bijlage.

Ja

Neen

** Is het antwoord op de vragen 1 en 2 “Neen”, dan hoeft deze bijlage niet verder te worden ingevuld.

4)

Indien alleen in specifieke omstandigheden een certificaat (of ander verplicht documentair bewijs van oorsprong) vereist is, beschrijf dan in welke gevallen en op welke manier (voorgeschreven formulier of anderszins) de oorsprong moet worden aangetoond.

 

5)

Indien de dwingende voorschriften met betrekking tot een certificaat en/of enig ander verplicht documentair bewijs van oorsprong slechts betrekking hebben op bepaalde producten, vermeld dan voor welke GS-hoofdstukken zij gelden en op welke manier (voorgeschreven formulier of anderszins) zij moeten worden nageleefd.

 

6)

Vrijstellingen van de dwingende voorschriften inzake het indienen van een certificaat en/of enig ander verplicht documentair bewijs van oorsprong (bijvoorbeeld zendingen met een geringe waarde, postzendingen, enz.).

 

7)

In voorkomend geval: overheidsinstanties of andere autoriteiten belast met de afgifte van certificaten en/of enig ander verplicht bewijs van oorsprong.

 

8)

Verwijs naar de toepasselijke wetgeving voor de vragen 1 tot en met 7

 


BIJLAGE 2 — AANHANGSEL

Gelieve een exemplaar van het voorgeschreven formulier bij te voegen en/of een internetlink te vermelden naar het voorgeschreven formulier voor het certificaat van oorsprong (of een ander verplicht documentair bewijs van oorsprong), indien van toepassing.