12.11.2019   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 291/47


BESLUIT (GBVB) 2019/1894 VAN DE RAAD

van 11 november 2019

betreffende beperkende maatregelen in het licht van ongeoorloofde booractiviteiten van Turkije in het oostelijk deel van de Middellandse Zee

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 18 juni 2019 heeft de Raad eerdere conclusies van de Raad en de Europese Raad gememoreerd en opnieuw bevestigd, onder meer de conclusies van de Europese Raad van 22 maart 2018, waarin de aanhoudende illegale operaties van Turkije in het oostelijke deel van de Middellandse Zee en in de Egeïsche Zee met klem worden veroordeeld. De Raad sprak zijn ernstige bezorgdheid uit over de illegale booractiviteiten van Turkije in het oostelijk deel van de Middellandse Zee en betreurde het dat Turkije nog geen gehoor had gegeven aan de herhaalde oproepen van de Unie om met die activiteiten te stoppen. Hij verzocht ook de Commissie en de Europese Dienst voor extern optreden (EDEO) om onverwijld opties voor passende maatregelen in te dienen.

(2)

Op 20 juni 2019 memoreerde en onderschreef de Europese Raad eerdere conclusies van de Raad en de Europese Raad waarin de aanhoudende illegale activiteiten van Turkije in de Oostelijke Middellandse Zee en de Egeïsche Zee krachtig worden veroordeeld. Voorts bekrachtigde hij de uitnodiging aan de Commissie en de EDEO om onverwijld opties voor passende maatregelen in te dienen, met inbegrip van gerichte maatregelen.

(3)

Op 15 juli 2019 nam de Raad conclusies aan waarin hij het betreurde dat Turkije, ondanks de herhaalde oproepen van de Unie om zijn illegale activiteiten in de oostelijke Middellandse Zee te staken, was doorgegaan met zijn booroperaties ten westen van Cyprus en een tweede booroperatie was begonnen ten noordoosten van Cyprus in Cypriotische territoriale wateren. Hij wees nogmaals op het ernstige onmiddellijke negatieve effect dat dergelijke illegale acties hebben op de betrekkingen tussen de EU en Turkije en riep Turkije er nogmaals toe op zich te onthouden van dergelijke acties, te handelen in een geest van goed nabuurschap en de soevereiniteit en de soevereine rechten van Cyprus te eerbiedigen overeenkomstig het internationaal recht. De Raad was ingenomen met het verzoek van de regering van Cyprus om te onderhandelen met Turkije, en nam er nota van dat de afbakening van exclusieve economische zones en het continentaal plat moet worden aangepakt via dialoog en onderhandelingen te goeder trouw, met volledige inachtneming van het internationaal recht en in overeenstemming met het beginsel van goede nabuurschapsbetrekkingen.

(4)

Voorts besloot de Raad, in het licht van de voortgezette en de nieuwe illegale booractiviteiten van Turkije, om de onderhandelingen over de uitgebreide luchtvervoersovereenkomst op te schorten, en om de Associatieraad en verdere bijeenkomsten in het kader van de dialogen op hoog niveau tussen de EU en Turkije voorlopig niet te laten plaatsvinden. Daarnaast schaarde de Raad zich achter het voorstel van de Commissie om de pretoetredingssteun voor Turkije voor 2020 te verminderen en verzocht hij de Europese Investeringsbank haar kredietverstrekkingsactiviteiten aan Turkije te herzien, met name door de overheid gedekte leningen.

(5)

In die conclusies werd voorts onderstreept dat de Raad de zaak blijft volgen en de Raad verzocht de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid ("de hoge vertegenwoordiger") en de Commissie verder te werken aan opties voor gerichte maatregelen in het licht van de voortgezette booractiviteiten van Turkije in de oostelijke Middellandse Zee.

(6)

Op 14 oktober 2019 herhaalde de Raad dat, aangezien de illegale booractiviteiten van Turkije in het oostelijke van de Middellandse Zeegebied blijven voortduren, hij volkomen solidair is met Cyprus wat betreft de eerbiediging van zijn soevereiniteit en soevereine rechten conform het internationaal recht. Hij herinnerde aan zijn conclusies van 15 juli 2019 en meer bepaald aan het feit dat de afbakening van exclusieve economische zones en het continentaal plat moet worden aangepakt via dialoog en onderhandelingen te goeder trouw, met volledige inachtneming van het internationaal recht en in overeenstemming met het beginsel van goede nabuurschapsbetrekkingen.

(7)

Voorts kwam de Raad overeen dat er een kader moest komen voor beperkende maatregelen gericht tegen natuurlijke en rechtspersonen die verantwoordelijk zijn voor of betrokken bij de illegale booractiviteiten naar koolwaterstoffen in het oostelijke Middellandse Zeegebied en verzocht hij de hoge vertegenwoordiger en de Commissie spoedig voorstellen daartoe in te dienen.

(8)

Op 18 oktober 2019 onderschreef de Europese Raad de conclusies van de Raad van 14 oktober 2019 over de illegale booractiviteiten van Turkije in de exclusieve economische zone van Cyprus, betuigde hij opnieuw zijn solidariteit met Cyprus, en verklaarde hij dat hij zich met deze zaak zou blijven bezighouden.

(9)

Bovengenoemde booractiviteiten schenden de soevereiniteit of de soevereine rechten en jurisdictie van de Republiek Cyprus in haar territoriale zee, in haar exclusieve economische zone en op haar continentaal plat; wanneer dergelijke activiteiten plaatsvinden in gebieden waarin de exclusieve economische zone en het continentaal plat niet overeenkomstig het internationaal recht zijn afgebakend van een staat met een tegenoverliggende kust, ondermijnen of belemmeren ze het bereiken van een afbakeningsovereenkomst. Deze acties druisen in tegen de beginselen van het Handvest van de Verenigde Naties, waaronder de vreedzame beslechting van geschillen, en vormen een bedreiging voor de belangen en de veiligheid van de Unie.

(10)

In dat verband moeten gerichte beperkende maatregelen worden opgelegd aan natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die verantwoordelijk zijn voor booractiviteiten die verband houden met de exploratie en productie van koolwaterstoffen of daaruit voortvloeiende winning van koolwaterstoffen waarvoor geen toestemming is verleend door de Republiek Cyprus, binnen haar territoriale zee of exclusieve economische zone of op haar continentaal plat, of daarbij betrokken zijn, onder meer door het plannen of voorbereiden ervan, bijvoorbeeld door middel van seismologisch onderzoek, het deelnemen eraan, het leiding geven eraan of het assisteren erbij, of daaraan financiële, technische of materiële steun verlenen. Indien de exclusieve economische zone of het continentaal plat niet overeenkomstig het internationaal recht zijn afgebakend van een staat met een tegenoverliggende kust, omvat dit tevens activiteiten die het bereiken van een afbakeningsovereenkomst kunnen ondermijnen of belemmeren.

(11)

Dit besluit mag geen belemmering vormen voor het verstrekken en het faciliteren van het verstrekken van humanitaire hulp. Dit besluit moet worden gewijzigd om naargelang het geval in een afwijking te voorzien indien blijkt dat de toepassing van beperkende maatregelen tegen een op de lijst geplaatste persoon of entiteit de verstrekking van humanitaire hulp kan belemmeren.

(12)

Voor de tenuitvoerlegging van bepaalde maatregelen is verder optreden van de Unie nodig,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de inreis in of de doorreis door hun grondgebied te voorkomen van:

a)

natuurlijke personen die verantwoordelijk zijn voor of betrokken zijn bij, onder meer door het plannen van, het voorbereiden van, het deelnemen aan, het leiding geven aan of het verlenen van bijstand aan booractiviteiten die verbonden zijn aan de exploratie en productie van koolwaterstoffen of de uit die activiteiten voortvloeiende winning van koolwaterstoffen die niet zijn toegestaan door de Republiek Cyprus, binnen haar territoriale wateren of haar exclusieve economische zone of op haar continentaal plat.

Indien de exclusieve economische zone of het continentaal plat niet overeenkomstig het internationaal recht is afgebakend van een staat met een tegenoverliggende kust, omvat dat tevens activiteiten die het bereiken van een afbakeningsovereenkomst kunnen ondermijnen of belemmeren;

b)

natuurlijke personen die financiële, technische of materiële steun verlenen voor de onder punt a) bedoelde booractiviteiten die verbonden zijn aan de exploratie en productie van koolwaterstoffen of de uit die activiteiten voortvloeiende winning van koolwaterstoffen;

c)

natuurlijke personen die geassocieerd zijn met de onder de punten a) en b) bedoelde natuurlijke personen,

als genoemd in de bijlage.

2.   Uit lid 1 volgt niet dat de lidstaten verplicht zijn de inreis in hun grondgebied van hun eigen onderdanen te weigeren.

3.   Lid 1 laat gevallen waarin de lidstaten gebonden zijn aan een internationaalrechtelijke verplichting, onverlet, te weten:

a)

als gastland van een internationale intergouvernementele organisatie;

b)

als gastland van een internationale conferentie die is bijeengeroepen door of plaatsvindt onder auspiciën van de Verenigde Naties;

c)

krachtens een multilaterale overeenkomst die voorrechten en immuniteiten verleent; of

d)

krachtens het Concordaat (Verdrag van Lateranen) van 1929 dat werd gesloten tussen de Heilige Stoel (Vaticaanstad) en Italië.

4.   Lid 3 wordt ook geacht van toepassing te zijn op gevallen waarin een lidstaat als gastland van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) optreedt.

5.   De Raad wordt naar behoren geïnformeerd indien een lidstaat een vrijstelling op grond van lid 3 of 4 verleent.

6.   De lidstaten kunnen vrijstellingen van de krachtens lid 1 opgelegde maatregelen verlenen voor reizen die plaatsvinden op grond van dringende humanitaire noden of met het oog op het bijwonen van intergouvernementele vergaderingen, door de Unie geïnitieerde vergaderingen of vergaderingen waarvoor de Unie als gastheer optreedt, of vergaderingen waarvoor een lidstaat als fungerend voorzitter van de OVSE als gastheer optreedt, wanneer daar een politieke dialoog wordt gevoerd waarbij de beleidsdoelen van de beperkende maatregelen rechtstreeks worden bevorderd.

7.   De lidstaten kunnen ook vrijstellingen van de krachtens lid 1 opgelegde maatregelen verlenen indien inreis of doorreis noodzakelijk is in verband met een gerechtelijke procedure.

8.   Een lidstaat die de in lid 6 of 7 bedoelde vrijstellingen wil verlenen, brengt zulks schriftelijk ter kennis van de Raad. De vrijstelling wordt geacht te zijn verleend, tenzij één of meer leden van de Raad binnen twee werkdagen na ontvangst van de kennisgeving van de voorgestelde vrijstelling schriftelijk bezwaar maken. In dat geval kan de Raad met gekwalificeerde meerderheid besluiten de voorgestelde vrijstelling te verlenen.

9.   Wanneer een lidstaat krachtens lid 3, 4, 6, 7 of 8 machtiging verleent tot inreis in of doorreis door zijn grondgebied van de in de bijlage vermelde personen, geldt deze machtiging alleen voor het doel waarvoor zij is verleend en alleen voor de daarbij betrokken personen.

Artikel 2

1.   Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan, eigendom zijn van, in het bezit zijn van of onder zeggenschap staan van:

a)

natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die verantwoordelijk zijn voor of betrokken zijn bij, onder meer door het plannen van, het voorbereiden van, het deelnemen aan, het leiding geven aan of het leiding geven aan of het verlenen van bijstand aan booractiviteiten die verbonden zijn aan de exploratie en productie van koolwaterstoffen of de uit die activiteiten voortvloeiende winning van koolwaterstoffen die niet zijn toegestaan door de Republiek Cyprus, binnen haar territoriale wateren of haar exclusieve economische zone of op haar continentaal plat.

Indien de exclusieve economische zone of het continentaal plat niet overeenkomstig het internationaal recht is afgebakend van een staat met een tegenoverliggende kust, omvat dat tevens activiteiten die het bereiken van een afbakeningsovereenkomst kunnen ondermijnen of belemmeren;

b)

natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die financiële, technische of materiële steun verlenen voor de onder punt a) bedoelde booractiviteiten die verbonden zijn aan de exploratie en productie van koolwaterstoffen of de uit die activiteiten voortvloeiende winning van koolwaterstoffen;

c)

natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen die geassocieerd zijn met de onder de punten a) en b) bedoelde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen,

als genoemd in de bijlage, worden bevroren.

2.   Er worden geen tegoeden of economische middelen op directe of indirecte wijze ter beschikking gesteld aan of ten behoeve van de in de bijlage genoemde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen.

3.   In afwijking van de leden 1 en 2 kan de bevoegde autoriteit van een lidstaat, onder zodanige voorwaarden als zij geraden acht, toestemming geven voor de vrijgave of de beschikbaarstelling van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, nadat zij heeft vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:

a)

noodzakelijk zijn voor het dekken van de uitgaven voor de basisbehoeften van de in de bijlage genoemde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen, en de gezinsleden van die natuurlijke personen die van hen afhankelijk zijn, zoals betalingen voor levensmiddelen, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen en geneeskundige behandelingen, belastingen, verzekeringspremies en nutsvoorzieningen;

b)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en vergoeding van gemaakte kosten in verband met de verlening van juridische diensten;

c)

uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor het loutere houden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen;

d)

noodzakelijk zijn voor de betaling van buitengewone lasten, mits de bevoegde autoriteit, ten minste twee weken voor zij de toestemming geeft, de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie in kennis heeft gesteld van de redenen waarom zij meent dat specifieke toestemming moet worden gegeven; of

e)

gestort worden op of betaald worden van een rekening van een diplomatieke of consulaire missie of een internationale organisatie die bescherming geniet op grond van het internationaal recht, voor zover die betalingen bestemd zijn voor de officiële doelen van de diplomatieke of consulaire missie of de internationale organisatie.

De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke toestemming die overeenkomstig dit lid is verleend.

4.   In afwijking van lid 1 kunnen de bevoegde autoriteiten van een lidstaat toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de tegoeden of economische middelen zijn het voorwerp van een arbitragebesluit dat is gegeven vóór de datum waarop de natuurlijke persoon of rechtspersoon, de entiteit of het lichaam bedoeld in lid 1 op de lijst in de bijlage is geplaatst, dan wel van een vóór of na die datum in de Unie gegeven rechterlijke of administratieve beslissing of in de betrokken lidstaat uitvoerbare rechterlijke beslissing;

b)

de tegoeden of economische middelen worden uitsluitend gebruikt om te voldoen aan vorderingen die door een dergelijke beslissing zeker zijn gesteld of geldig zijn verklaard, binnen de grenzen gesteld door de toepasselijke wet- en regelgeving betreffende de rechten van houders van dergelijke vorderingen;

c)

de beslissing komt niet ten goede aan een op de lijst in de bijlage geplaatste natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam; en

d)

de erkenning van de beslissing is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat.

De betrokken lidstaat stelt de andere lidstaten en de Commissie in kennis van elke toestemming die overeenkomstig dit lid is verleend.

5.   Lid 1 belet niet dat op de lijst in de bijlage geplaatste natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen betalingen verrichten die verschuldigd zijn uit hoofde van een contract dat is gesloten vóór de datum waarop de natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen op de lijst werden geplaatst, mits de betrokken lidstaat heeft vastgesteld dat de betalingen niet direct of indirect worden ontvangen door een natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam als bedoeld in lid 1.

6.   Lid 2 is niet van toepassing op de bijboeking op bevroren rekeningen van:

a)

rente of andere inkomsten op die rekeningen;

b)

betalingen die verschuldigd zijn uit hoofde van contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of ontstaan vóór de datum waarop de in de leden 1 en 2 vervatte maatregelen op deze rekeningen van toepassing werden; of

c)

betalingen die verschuldigd zijn uit hoofde van een gerechtelijke, administratieve of arbitrale beslissing die in de Unie is gegeven of in de betrokken lidstaat uitvoerbaar is,

mits deze rente, andere inkomsten en betalingen onderworpen blijven aan de in lid 1 vervatte maatregelen.

Artikel 3

1.   De Raad stelt, op voorstel van een lidstaat of van de hoge vertegenwoordiger, met eenparigheid van stemmen de lijst in de bijlage vast en past deze aan.

2.   De Raad stelt de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon, de betrokken entiteit of het betrokken lichaam in kennis van de in lid 1 bedoelde besluiten, met inbegrip van de redenen voor plaatsing op de lijst, hetzij rechtstreeks, indien het adres bekend is, hetzij middels de bekendmaking van een kennisgeving, zodat die natuurlijke persoon of rechtspersoon, die entiteit of dat lichaam daarover opmerkingen kan indienen.

3.   Indien er opmerkingen worden ingediend of substantieel nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, toetst de Raad het in lid 1 bedoelde besluit en brengt hij de betrokken natuurlijke persoon of rechtspersoon, de betrokken entiteit of het betrokken lichaam daarvan op de hoogte.

Artikel 4

1.   In de bijlage worden de redenen voor opneming van de in de artikelen 1 en 2 bedoelde natuurlijke personen en rechtspersonen, entiteiten en lichamen in de lijst vermeld.

2.   De bijlage bevat ook de informatie – indien deze beschikbaar is – die nodig is voor het identificeren van de betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen. Met betrekking tot natuurlijke personen kan die informatie bestaan uit namen en aliassen, geboortedatum en geboorteplaats, nationaliteit, paspoort- en identiteitskaartnummers, geslacht, adres (indien bekend) en functie of beroep. Met betrekking tot rechtspersonen, entiteiten of lichamen kan die informatie bestaan uit namen, plaats en datum van registerinschrijving, registratienummer en plaats van vestiging.

Artikel 5

Vorderingen in verband met contracten of andere transacties aan de uitvoering waarvan, direct of indirect, geheel of gedeeltelijk, afbreuk is gedaan door de maatregelen die uit hoofde van dit besluit zijn ingesteld, met inbegrip van vorderingen tot schadeloosstelling of soortgelijke vorderingen, zoals een vordering tot schuldvergelijking of een garantievordering, met name een vordering tot verlenging of uitbetaling van een obligatie, garantie of contragarantie, met name een financiële garantie of contragarantie, ongeacht de vorm hiervan, worden niet toegewezen indien deze vorderingen worden ingesteld door:

a)

in de bijlage genoemde natuurlijke personen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen;

b)

een natuurlijke persoon of rechtspersoon, entiteit of lichaam, handelend voor rekening of ten behoeve van een van de onder a) bedoelde personen, entiteiten of lichamen.

Artikel 6

1.   De Raad en de hoge vertegenwoordiger mogen voor de uitoefening van hun taken uit hoofde van dit besluit persoonsgegevens verwerken, met name:

a)

wat betreft de Raad, bij het opstellen en wijzigen van de bijlage;

b)

wat betreft de hoge vertegenwoordiger, bij het opstellen van wijzigingen van de bijlage.

2.   De Raad en de hoge vertegenwoordiger mogen in voorkomend geval relevante gegevens verwerken die betrekking hebben op strafbare feiten die zijn gepleegd door natuurlijke personen op de lijst, op strafrechtelijke veroordelingen van die personen of veiligheidsmaatregelen betreffende die personen, doch uitsluitend voor zover deze verwerking noodzakelijk is voor het opstellen van de bijlage.

3.   Voor de toepassing van dit besluit worden de Raad en de hoge vertegenwoordiger aangewezen als "verwerkingsverantwoordelijken" in de zin van artikel 3, punt 8, van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (1) om ervoor te zorgen dat de betrokken natuurlijke personen hun rechten uit hoofde van Verordening (EU) 2018/1725 kunnen uitoefenen.

Artikel 7

Om het effect van de in dit besluit opgenomen maatregelen zo groot mogelijk te maken, moedigt de Unie derde landen aan beperkende maatregelen in de zin van de in dit besluit genoemde maatregelen te treffen.

Artikel 8

Dit besluit is van toepassing tot en met 12 november 2020 en wordt voortdurend geëvalueerd. Het wordt zo nodig verlengd of gewijzigd, indien de Raad van oordeel is dat de doelstellingen ervan niet zijn bereikt.

Artikel 9

Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 11 november 2019.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).


BIJLAGE

LIJST VAN NATUURLIJKE PERSONEN EN RECHTSPERSONEN, ENTITEITEN EN LICHAMEN ALS BEDOELD IN DE ARTIKELEN 1 EN 2

[…]