6.6.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 140/5


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/828 VAN DE COMMISSIE

van 15 februari 2018

tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/68 wat de voorschriften inzake antiblokkeersystemen, voorzieningen voor energieopslag onder hoge druk en hydraulische verbindingen van het eenleidingtype betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 5 februari 2013 inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen (1), en met name artikel 17, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overweging 6 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/68 van de Commissie (2) stelt dat de Commissie oordeelt over het voorschrift om met ingang van 1 januari 2020 een antiblokkeersysteem (ABS) te monteren op trekkers met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid tussen 40 en 60 km/h. Na beoordeling van dat voorschrift heeft de Commissie besloten dat de verwijdering van het ABS-voorschrift voor die voertuigen uit de gedelegeerde verordening onevenredige financiële kosten voor de sector en de gebruikers vermijdt, die de effectieve toepassing van geavanceerde remtechnologie op de markt uiteindelijk zouden vertragen. Daarom moet het voorschrift voor het monteren van ABS op die voertuigen worden geschrapt.

(2)

De voorwaarden voor het gebruik van voorzieningen voor energieopslag onder hoge druk moeten ruimte bieden voor het geavanceerde drukbereik en voor het verrichten van de desbetreffende test. De drukgrenswaarden moeten derhalve dienovereenkomstig worden aangepast.

(3)

Om de lidstaten en de sector bij de toepassing van de remvoorschriften van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/68 op nieuwe trekkers van al in gebruik zijnde aanhangwagens, rekening houdend met het vernieuwingspercentage van het getrokken landbouw- en bosbouwvoertuigenpark, een soepele overgang naar het verbod van hydraulische verbindingen van het eenleidingtype te waarborgen, zou de toepassing van de overgangsvoorschriften voor hydraulische verbindingen van het eenleidingtype van reminrichtingen en remkoppelingen voor aanhangwagens tot en met 31 december 2024 moeten worden verlengd.

(4)

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/68 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

Aangezien deze verordening een aantal belangrijke wijzigingen van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/68 bevat die nodig zijn voor de soepele toepassing ervan, moet zij dringend in werking treden,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/68

Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/68 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 16 wordt vervangen door:

„Artikel 16

Voorschriften voor hydraulische verbindingen van het eenleidingtype en voor daarmee uitgeruste trekkers

1.   De prestatievoorschriften voor hydraulische verbindingen van het eenleidingtype van reminrichtingen en remkoppelingen voor aanhangwagens en voor trekkers die met hydraulische verbindingen van het eenleidingtype zijn uitgerust, zijn vastgelegd in bijlage XIII. Deze voorschriften zijn van toepassing tot en met 31 december 2024.

2.   Na 31 december 2024 monteren fabrikanten geen hydraulische verbindingen van het eenleidingtype op nieuwe trekkers.”.

2)

Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de tweede alinea wordt geschrapt;

b)

de vierde alinea wordt vervangen door:

„Met ingang van 1 januari 2025 verbieden de nationale autoriteiten het op de markt aanbieden, de registratie en het in het verkeer brengen van nieuwe trekkers die met hydraulische verbindingen van het eenleidingtype zijn uitgerust.”.

3)

De bijlagen I, IV en XIII bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/68 worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 15 februari 2018.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 60 van 2.3.2013, blz. 1.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/68 van de Commissie van 15 oktober 2014 ter aanvulling van Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft remvoorschriften voor de goedkeuring van landbouw- en bosbouwvoertuigen (PB L 17 van 23.1.2015, blz. 1).


BIJLAGE

De bijlagen I, IV en XIII bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/68 worden als volgt gewijzigd:

1)

Bijlage I wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 2.2.1.21.2 wordt geschrapt;

b)

punt 2.2.1.23 wordt vervangen door:

„2.2.1.23.

Trekkers die niet in punt 2.2.1.21.1 zijn genoemd en die met een antiblokkeersysteem zijn uitgerust, moeten voldoen aan de voorschriften van bijlage XI.”;

c)

in punt 2.2.2.15.1.1 worden de woorden „Deze druk mag ten hoogste 11 500 kPa bedragen.” geschrapt;

d)

de volgende punten 2.2.2.15.1.1.1 en 2.2.2.15.1.1.2 worden ingevoegd:

„2.2.2.15.1.1.1.

Deze lage druk in de hydraulische energieopslagvoorzieningen mag ten hoogste 11 500 kPa bedragen voor systemen met energieopslagvoorzieningen met een maximale bedrijfsdruk van 15 000 kPa.

2.2.2.15.1.1.2.

Deze lage druk in de hydraulische energieopslagvoorzieningen mag meer dan 11 500 kPa bedragen voor systemen met energieopslagvoorzieningen die tot een maximale bedrijfsdruk van meer dan 15 000 kPa worden belast om de voorgeschreven remwerking te halen.”.

2)

In bijlage IV, deel C (Hydraulische remsystemen met energieopslag), wordt het volgende punt 1.3.2.1.1 ingevoegd:

„1.3.2.1.1.

In het geval van systemen met energieopslagvoorzieningen die tot een maximale bedrijfsdruk van meer dan 15 000 kPa worden belast om de voorgeschreven remwerking te halen, moet de druk in de energieopslagvoorzieningen aan het begin van de test de door de fabrikant opgegeven maximumdruk zijn.”.

3)

Bijlage XIII wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt 1.1 wordt vervangen door:

„1.1.

Een hydraulische verbinding van het eenleidingtype mag worden geïnstalleerd op de trekker die is uitgerust met:

a)

een van de in punt 2.1.4 van bijlage I bedoelde typen verbindingen;

b)

een van de in de punten 2.1.5.1.1, 2.1.5.1.2 en 2.1.5.1.3 van bijlage I bedoelde typen verbindingen. In dat geval, om een verdubbeling van een connector te vermijden, mag de mannelijke aansluiting van de hydraulische verbinding van het eenleidingtype de in punt 2.1.5.1.1 van bijlage I beschreven mannelijke aansluiting zijn mits de druk die op die connector wordt gegenereerd, voldoet aan de punten 1.1.1, 1.1.2 en 1.1.3”;

b)

de volgende punten 1.1.1, 1.1.2 en 1.1.3 worden ingevoegd:

„1.1.1.

Indien een bedieningsleiding en een supplementaire leiding van een getrokken voertuig worden verbonden, moet de druk pm worden gegenereerd overeenkomstig figuur 2 van aanhangsel 1 van bijlage II.

1.1.2.

Indien een getrokken voertuig met een hydraulische verbinding van het eenleidingtype wordt verbonden, moet de druk pm overeenkomstig punt 2 of 3 van deze bijlage worden gegenereerd.

1.1.3.

De detectie van verbonden leidingen in de punten 1.1.1 en 1.1.2 moet automatisch geschieden.”.