9.2.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 36/8


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2018/190 VAN DE COMMISSIE

van 24 november 2017

tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1393/2014 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde pelagische visserijen in de noordwestelijke wateren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (1), en met name artikel 15, lid 6, en artikel 18, leden 1 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft onder meer tot doel de teruggooi in alle visserijen van de Unie geleidelijk uit te bannen middels de invoering van een aanlandingsverplichting voor vangsten van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden.

(2)

Artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 geeft de Commissie de bevoegdheid om, door middel van gedelegeerde handelingen, op basis van gezamenlijke aanbevelingen die de lidstaten in overleg met de desbetreffende adviesraden hebben opgesteld, teruggooiplannen vast te stellen voor een periode van ten hoogste drie jaar, die eenmaal kan worden verlengd.

(3)

Bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1393/2014 van de Commissie (2) is een teruggooiplan vastgesteld voor bepaalde pelagische visserijen in de noordwestelijke wateren, dat de uitvoering van de aanlandingsverplichting moet vergemakkelijken door middel van bepaalde flexibiliteitsmechanismen.

(4)

België, Frankrijk, Ierland, Nederland, Spanje en het Verenigd Koninkrijk hebben een rechtstreeks belang bij het visserijbeheer in de noordwestelijke wateren. Na raadpleging van de adviesraad voor de noordwestelijke wateren en de adviesraad voor pelagische bestanden hebben die lidstaten op 31 mei 2017 bij de Commissie een gezamenlijke aanbeveling ingediend.

(5)

Overeenkomstig artikel 15, lid 5, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 kunnen vrijstellingen van de verplichting om alle vangsten aan te landen, worden vastgesteld voor soorten waarvoor wetenschappelijk vaststaat dat zij hoge overlevingskansen hebben („vrijstellingen op basis van overlevingskans”).

(6)

In de gezamenlijke aanbeveling wordt voorgesteld om, onder bepaalde voorwaarden, in 2019 en 2020 een vrijstelling op basis van overlevingskans toe te passen voor makreel en haring die worden gevangen in de visserij met ringnetten op niet-quotasoorten in de ICES-sectoren VIIe en VIIf. Het bewijsmateriaal dat de lidstaten hebben verstrekt om die vrijstelling te rechtvaardigen, is door het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) beoordeeld. Het WTECV heeft geconcludeerd dat het bewijsmateriaal waarmee de voorgestelde vrijstelling wordt onderbouwd, vergelijkbaar is met het bewijsmateriaal ter rechtvaardiging van andere vrijstellingen die zijn opgenomen in een eerder teruggooiplan, en als dusdanig al door het WTECV is beoordeeld. Overeenkomstig artikel 15, lid 5, onder c), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 kunnen vrijstellingen van de verplichting om alle vangsten aan te landen, ook worden vastgesteld wanneer een grotere selectiviteit blijkens wetenschappelijke gegevens zeer moeilijk te verwezenlijken is of wanneer de behandeling van ongewenste vangsten onevenredig hoge kosten met zich brengt („de-minimisvrijstellingen”).

(7)

In de gezamenlijke aanbeveling wordt een de-minimisvrijstelling voorgesteld tot maximaal 6 % in 2018 en 5 % in 2019 en 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van blauwe wijting (Micromesistius poutassou) in de industriële pelagische trawlervisserij op blauwe wijting in ICES-sector Vb en de ICES-deelgebieden VI en VII, waarbij die soort aan boord wordt verwerkt tot surimibasis. De betrokken lidstaten hebben bewijsmateriaal verstrekt om aan te tonen dat een grotere selectiviteit niet kan worden verwezenlijkt en dat de kosten voor het behandelen van ongewenste vangsten onevenredig hoog zijn. Het WTECV heeft de voorgestelde vrijstelling beoordeeld en heeft geconcludeerd dat de vrijstelling voldoende is beargumenteerd. Daarom kan de vrijstelling worden opgenomen in Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1393/2014.

(8)

In de gezamenlijke aanbeveling wordt een de-minimisvrijstelling voorgesteld tot maximaal 6 % in 2018 en 5 % in 2019 en 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van witte tonijn (Thunnus alalunga) in de visserijen op die soort in ICES-deelgebied VII met pelagische spantrawls (PTM). De lidstaten hebben bewijsmateriaal verstrekt om aan te tonen dat de kosten voor het opslaan en behandelen van ongewenste vangsten op zee en aan de wal onevenredig hoog zijn. Het WTECV heeft het door de lidstaten verstrekte bewijsmateriaal beoordeeld. In zijn beoordeling heeft het WTECV gewezen op het risico van highgrading. In dit verband moet erop worden gewezen dat, overeenkomstig artikel 19 bis, lid 3, van Verordening (EG) nr. 850/1998 van de Raad (3), het teruggooiverbod niet van toepassing is op vangsten van soorten die zijn vrijgesteld van de aanlandingsverplichting overeenkomstig artikel 15, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1380/2013. Daarom kan de vrijstelling worden opgenomen in Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1393/2014.

(9)

In de gezamenlijke aanbeveling wordt voorgesteld in 2018, 2019 en 2020 een de-minimisvrijstelling toe te passen tot maximaal 1 % van de totale jaarlijkse vangsten van makreel (Scomber scombrus), horsmakreel (Trachurus ssp.), haring (Clupea harengus) en wijting (Merlangius Merlangus) in de kleine pelagische visserijen op makreel, horsmakreel en haring in ICES-sector VIId door pelagische trawlers (OTM en PTM) met een lengte over alles tot 25 m. Het wetenschappelijke bewijsmateriaal dat de lidstaten hebben verstrekt om de voorgestelde vrijstelling te onderbouwen, is door het WTECV beoordeeld. Het WTECV heeft opgemerkt dat de de-minimisvrijstelling de betrokken vloten een stimulans kan geven om hun gedrag aan te passen en door te gaan met het onderzoek naar manieren om de selectiviteit te verbeteren. Daarom kan de vrijstelling worden opgenomen in Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1393/2014.

(10)

De looptijd van het teruggooiplan dient daarom tot 31 december 2020 te worden verlengd.

(11)

Artikel 2 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1393/2014 voorziet in een vrijstelling op basis van overlevingskans voor vangsten van makreel en haring in de ringzegenvisserijen. Deze maatregel is in 2014 door het WTECV positief beoordeeld. De Commissie is van oordeel dat het bewijsmateriaal waarop die beoordeling was gebaseerd, geldig blijft voor de volgende drie jaar. Het is dan ook passend dat deze maatregel van toepassing blijft tot eind 2020.

(12)

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1393/2014 en de bijlage daarbij moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(13)

Aangezien de maatregelen van de onderhavige verordening rechtstreeks van invloed zijn op economische activiteiten die samenhangen met het visseizoen van de Unievaartuigen en op de programmering van dat visseizoen, moet de onderhavige verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden. Aangezien het bij Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1393/2014 vastgestelde teruggooiplan op 31 december 2017 vervalt, moet deze verordening met ingang van 1 januari 2018 van toepassing zijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1393/2014 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 2 wordt het volgende lid 6 toegevoegd:

„6.   In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is de aanlandingsverplichting in 2019 en 2020 niet van toepassing op vangsten van makreel en haring in de visserij met ringnetten op pelagische soorten waarvoor geen quota gelden, in de ICES-sectoren VIIe en VIIf, voor zover mutatis mutandis is voldaan aan de voorschriften van dit artikel, leden 1 tot en met 5, en artikel 4 van deze verordening.”.

2)

In artikel 3 wordt het kopje vervangen door: „De-minimisvrijstellingen in 2015, 2016 en 2017”.

3)

Het volgende artikel 3 bis wordt ingevoegd:

„Artikel 3 bis

De-minimisvrijstelling in 2018, 2019 en 2020

In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 mogen de volgende hoeveelheden worden teruggegooid:

a)

tot maximaal 6 % in 2018 en 5 % in 2019 en 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van blauwe wijting (Micromesistius poutassou) in de industriële pelagische trawlervisserij op blauwe wijting in ICES-sector Vb en de ICES-deelgebieden VI en VII, waarbij die soort aan boord wordt verwerkt tot surimibasis;

b)

tot maximaal 6 % in 2018 en 5 % in 2019 en 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van witte tonijn (Thunnus alalunga) in de visserijen op die soort met pelagische spantrawls (PTM) in ICES-deelgebied VII;

c)

tot maximaal 1 % in 2018, 2019 en 2020 van de totale jaarlijkse vangsten van makreel (Scomber scombrus), horsmakreel (Trachurus spp.), haring (Clupea harengus) en wijting (Merlangius merlangus) in de visserij op makreel, horsmakreel en haring in ICES-sector VIId door pelagische trawlers met een lengte over alles tot 25 m die gebruikmaken van pelagische trawls (OTM en PTM).”.

4)

In artikel 5 wordt de tweede alinea vervangen door:

„Zij is van toepassing van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2020.”.

5)

De bijlage wordt vervangen door de tekst in de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2018.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 24 november 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1393/2014 van de Commissie van 20 oktober 2014 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde pelagische visserijen in de noordwestelijke wateren (PB L 370 van 30.12.2014, blz. 25).

(3)  Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1).


BIJLAGE

1.

Visserijen in ICES Vb, VIa, VIb

Code

Pelagisch vistuig

Onder quota vallende doelsoorten

OTB

Ottertrawls — demersaal

Makreel, haring, horsmakreel, blauwe wijting, evervis, zilversmelt

OTM

Ottertrawls — pelagisch (overig)

Makreel, haring, horsmakreel, blauwe wijting, evervis, zilversmelt

PTB

Spantrawls — demersaal (overig)

Makreel

PTM

Spantrawls — pelagisch

Haring, makreel, horsmakreel

PS

Ringzegens

Makreel, blauwe wijting

LHM

Handlijnen

Makreel

LTL

Sleeplijnen

Makreel

2.

Visserijen in ICES VII (met uitzondering van ICES VIIa, VIId en VIIe)

Code

Pelagisch vistuig

Onder quota vallende doelsoorten

LHM

Handlijnen

Makreel

LTL

Sleeplijnen en hengellijnen

Witte tonijn

PTM

Spantrawls — pelagisch

Blauwe wijting, makreel, horsmakreel, witte tonijn, evervis, haring

OTM

Ottertrawls — pelagisch

Blauwe wijting, makreel, horsmakreel, evervis, haring, witte tonijn

OTB

Ottertrawls — demersaal

Haring

PS

Ringzegens

Makreel, horsmakreel

3.

Visserijen in ICES VIId en VIIe

Code

Pelagisch vistuig

Onder quota vallende doelsoorten

OTB

Ottertrawls (n.e.g.)

Sprot

GND

Drijfnetten

Makreel, haring

LHM

Handlijnen en hengellijnen

Makreel

OTM

Ottertrawls — pelagisch (overig)

Sprot, horsmakreel, makreel, haring, evervis

PTM

Spantrawls — pelagisch (overig)

Horsmakreel

PS

Ringzegens

Makreel, horsmakreel

4.

Visserijen in ICES VIIa

Code

Pelagisch vistuig

Onder quota vallende doelsoorten

OTM

Ottertrawls — pelagisch

Haring

PTM

Spantrawls — pelagisch

Haring

LHM

Handlijnen

Makreel

GNS

Kieuwnetten

Haring