10.9.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 320/16


AANBEVELING VAN DE RAAD

van 13 juli 2018

over het nationale hervormingsprogramma 2018 van Denemarken en met een advies van de Raad over het convergentieprogramma 2018 van Denemarken

(2018/C 320/04)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 121, lid 2, en artikel 148, lid 4,

Gezien Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (1), en met name artikel 9, lid 2,

Gezien de aanbeveling van de Europese Commissie,

Gezien de resoluties van het Europees Parlement,

Gezien de conclusies van de Europese Raad,

Gezien het advies van het Comité voor de werkgelegenheid,

Gezien het advies van het Economisch en Financieel Comité,

Gezien het advies van het Comité voor sociale bescherming,

Gezien het advies van het Comité voor de economische politiek,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 22 november 2017 heeft de Commissie haar goedkeuring gehecht aan de jaarlijkse groeianalyse en daarmee de aanzet gegeven tot het Europees Semester 2018 voor coördinatie van het economisch beleid. Er werd terdege rekening gehouden met de Europese pijler van sociale rechten, die op 17 november 2017 door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie werd geproclameerd. De prioriteiten van de jaarlijkse groeianalyse zijn op 22 maart 2018 door de Europese Raad bekrachtigd. Op 22 november 2017 heeft de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad (2) ook het waarschuwingsmechanismeverslag aangenomen, waarin zij Denemarken niet heeft genoemd als een van de lidstaten die aan een diepgaande evaluatie zouden worden onderworpen.

(2)

Op 7 maart 2018 is het landverslag 2018 voor Denemarken gepubliceerd. Daarin werd de vooruitgang beoordeeld die Denemarken bij de tenuitvoerlegging van de op 11 juli 2017 door de Raad vastgestelde landspecifieke aanbevelingen (3) heeft gemaakt, alsmede het gevolg dat is gegeven aan de aanbevelingen die in de jaren voordien werden goedgekeurd, en de vooruitgang die Denemarken in de richting van zijn nationale Europa 2020-doelstellingen heeft geboekt.

(3)

Op 24 april 2018 heeft Denemarken zijn nationale hervormingsprogramma 2018 en zijn convergentieprogramma 2018 ingediend. Om met de onderlinge verbanden tussen beide programma's rekening te houden, zijn deze tegelijkertijd geëvalueerd.

(4)

De betrokken landspecifieke aanbevelingen zijn meegenomen in de programmering voor de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) voor de periode 2014-2020. Op grond van artikel 23 van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) kan de Commissie een lidstaat verzoeken zijn partnerschapsovereenkomst en de desbetreffende programma's te herzien, en wijzigingen daarop voorstellen, indien dit nodig is om de uitvoering van de betrokken aanbevelingen van de Raad te ondersteunen. De Commissie heeft in richtsnoeren met betrekking tot de toepassing van de maatregelen die de effectiviteit van de Europese structuur- en investeringsfondsen koppelen aan gezonde economische governance, nader aangegeven hoe zij van die bepaling zou gebruikmaken.

(5)

Denemarken valt momenteel onder het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact. In haar convergentieprogramma 2018 gaat de regering ervan uit dat in 2018 een nominaal tekort van 0,7 % van het bbp zal worden gerealiseerd en dat zij gedurende de hele programmaperiode tot 2025 aan de begrotingsdoelstelling op middellange termijn — een structureel tekort van 0,5 % van het bbp — zal blijven voldoen. Volgens het convergentieprogramma 2018 zal de overheidsschuldquote naar verwachting dalen tot 35,6 % in 2018 en daarna blijven afnemen tot 34,2 % in 2020, alvorens tegen 2025 te stijgen tot net onder 40 %. Het macro-economische scenario dat aan die begrotingsprognoses ten grondslag ligt, is plausibel voor de hele programmaperiode. Volgens de voorjaarsprognoses 2018 van de Commissie zal het structurele saldo uitkomen op een overschot van 0,3 % van het bbp in 2018 en 0,9 % van het bbp in 2019, wat enigszins meer is dan het streefcijfer van het convergentieprogramma 2018 en ook meer is dan de begrotingsdoelstelling op middellange termijn. In het algemeen is de Raad van oordeel dat Denemarken in 2018 en 2019 naar verwachting aan de bepalingen van het stabiliteits- en groeipact zal voldoen.

(6)

Het veiligstellen van het arbeidsaanbod in tijden van demografische veranderingen en het oplossen van het beginnend tekort aan arbeidskrachten in bepaalde sectoren is een noodzakelijke voorwaarde voor duurzame groei in Denemarken. Door hervormingen die erop gericht zijn meer mensen beroepsonderwijs en -opleidingen te laten volgen en afmaken en maatregelen om digitale vaardigheden te verbeteren, zal het aantal geschoolde werknemers waarschijnlijk toenemen. Daarnaast zouden maatregelen om gemarginaliseerde en kansarme groepen beter te integreren in de arbeidsmarkt in dit opzicht gunstig zijn. Dat geldt voor jongeren met een laag onderwijsniveau, mensen met verminderde arbeidscapaciteit en een handicap, en voor mensen met een migratieachtergrond. De recente maatregelen voor integratie in de arbeidsmarkt kwamen traag op gang, maar de situatie van nieuw aangekomen vluchtelingen lijkt wel te verbeteren. De integratie van kinderen met een migratieachtergrond in het onderwijssysteem blijft een grote uitdaging, zoals blijkt uit de onderwijsprestaties, die gemiddeld slechter zijn dan die van andere kinderen.

(7)

Een grote productiviteitsgroei is essentieel om de economische groei te ondersteunen, het relatief hoge welvaartsniveau in Denemarken te behouden en het concurrentievermogen van het land te waarborgen. Hoewel het productiviteitsniveau in Denemarken hoog is in vergelijking met andere lidstaten, blijft de productiviteitsgroei al geruime tijd afnemen en zijn er heel wat mogelijke hindernissen voor productiviteitsgroei (zoals ook het Deense comité voor de productiviteit en de mededingingsautoriteit hebben vastgesteld). Met name de op de binnenlandse markt gerichte diensten worden gekenmerkt door een trage ontwikkeling van de productiviteit. De regering nam in 2017 slechts beperkte maatregelen om de concurrentie te versterken en sommige diensten, zoals hypotheekbanken, hebben geen buitenlandse concurrenten. Zwakke concurrentie in op de binnenlandse markt gerichte dienstensectoren (bijvoorbeeld kleinhandel, financiën, distributie van nutsvoorzieningen, transport en groothandel in farmaceutische producten) weegt nog steeds op productiviteit, investeringen en banengroei.

(8)

Na een aantal jaren waarin de huizenprijzen aanzienlijk zijn gestegen ontstaat er nu een risico op overwaardering, met name in de voornaamste stedelijke gebieden. Het Europees Comité voor systeemrisico's waarschuwde acht EU-landen, waaronder Denemarken, voor de kwetsbare plekken op de middellange termijn in de sector van het niet-zakelijk onroerend goed die het gevolg zijn van stijgende huizenprijzen in combinatie met hoge schulden van huishoudens. Huishoudens hebben in 2017 hun schuld verder verlaagd, maar volgens de ramingen van de Commissie is de schuld nog steeds een van de hoogste in de Unie (uitgedrukt als percentage van het bbp) en ligt deze boven hetgeen verantwoord is op basis van fundamentele economische factoren en de prudentiële grenswaarden. Bovendien is het aandeel van hypotheken met een erg hoge verhouding lening/inkomen sinds 2013 sterk toegenomen, voornamelijk in en rond Kopenhagen. De Deense autoriteiten hebben meerdere nieuwe macroprudentiële maatregelen goedgekeurd om het aangaan van risicoleningen verder te beperken (van kracht vanaf 2018 en 2020) en hebben een hervorming van de onroerendgoedbelasting doorgevoerd (van kracht vanaf 2021) om de regionale onevenwichtigheden in de huizenprijzen aan te pakken. Desondanks kan de combinatie van zeer hoge verhoudingen lening/inkomen met hoge schulden tegen hoge interesten en mogelijk overgewaardeerde huizenprijzen leiden tot een prijscorrectie die de reële economie en de banksector zou kunnen schaden.

(9)

In de context van het Europees Semester 2018 heeft de Commissie een brede analyse van het economische beleid van Denemarken verricht. Die analyse is gepubliceerd in het landverslag 2018. Voorts heeft de Commissie zowel het convergentieprogramma 2018 als het nationale hervormingsprogramma 2018 doorgelicht en onderzocht welk gevolg is gegeven aan de aanbevelingen die in eerdere jaren tot Denemarken zijn gericht. Daarbij heeft de Commissie niet alleen gekeken naar de relevantie ervan voor een houdbaar begrotings- en sociaaleconomisch beleid in Denemarken, maar is zij ook nagegaan in hoeverre de Unieregels en -richtsnoeren in acht zijn genomen, gezien de noodzaak de algehele economische governance van de Unie te versterken door middel van een inbreng op Unieniveau in toekomstige nationale besluiten.

(10)

In het licht van deze beoordeling heeft de Raad het convergentieprogramma 2018 onderzocht en is hij van oordeel (5) dat Denemarken naar verwachting aan het stabiliteits- en groeipact zal voldoen,

BEVEELT AAN dat Denemarken in 2018 en 2019 de volgende actie onderneemt:

1.

Concurrentie in op de binnenlandse markt gerichte dienstensectoren, zoals de kleinhandel en de financiële sector, vergroten.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

H. LÖGER


(1)  PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1.

(2)  Verordening (EU) nr. 1176/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 betreffende de preventie en correctie van macro-economische onevenwichtigheden (PB L 306 van 23.11.2011, blz. 25).

(3)  PB C 261 van 9.8.2017, blz. 1.

(4)  Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

(5)  Op grond van artikel 9, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1466/97.