28.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 331/222


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2018/2077 VAN DE RAAD

van 20 december 2018

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/53/EU waarbij het Koninkrijk België wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te stellen die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 395, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Uit hoofde van Uitvoeringsbesluit 2013/53/EU van de Raad (2) werd het Koninkrijk België tot en met 31 december 2015 gemachtigd om een bijzondere maatregel toe te passen en belastingplichtigen met een jaaromzet van niet meer dan 25 000 EUR vrij te stellen van de belasting over de toegevoegde waarde (btw). Die machtiging werd nadien bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2348 van de Raad (3) verlengd tot en met 31 december 2018.

(2)

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 12 september 2018, heeft België verzocht om de bijzondere maatregel opnieuw voor een beperkte periode te mogen verlengen.

(3)

Bij brief van 14 september 2018 heeft de Commissie overeenkomstig artikel 395, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG het verzoek van België aan de andere lidstaten toegezonden. Bij brief van 17 september 2018 heeft de Commissie België ervan in kennis gesteld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

(4)

Volgens België verlicht de bijzondere maatregel de administratieve lasten en de nalevingskosten voor kleine ondernemingen en de belastingautoriteiten, en helpt hij dus de inning van de belasting te vereenvoudigen. De bijzondere maatregel is volledig facultatief voor de belastingplichtigen en zal dat ook blijven.

(5)

Gelet op het feit dat de maatregel de administratieve lasten en de nalevingskosten kan verlichten voor kleine ondernemingen en de belastingautoriteiten zonder dat dit grote gevolgen heeft voor de totale btw-inkomsten, wordt voorgesteld om de bijzondere maatregel opnieuw voor een beperkte periode te verlengen, meer bepaald tot en met 31 december 2021.

(6)

Aangezien de artikelen 281 tot en met 294 van Richtlijn 2006/112/EG, betreffende de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen, momenteel worden geëvalueerd, is het niet ondenkbaar dat een richtlijn tot wijziging van die artikelen in werking zal treden waarbij een datum wordt vastgesteld met ingang waarvan de lidstaten nationale bepalingen moeten toepassen, die valt vóór het verstrijken van de geldigheidstermijn van de afwijking op 31 december 2021. In dat geval moet dit besluit vervallen.

(7)

De afwijking heeft geen gevolgen voor de eigen middelen van de Unie uit de btw omdat België een compensatieberekening zal verrichten overeenkomstig artikel 6, lid 1, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad (4).

(8)

Uitvoeringsbesluit 2013/53/EU moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 2 van Uitvoeringsbesluit 2013/53/EU wordt vervangen door:

„Artikel 2

Dit besluit is van toepassing vanaf 1 januari 2013 tot en met de vroegste van de volgende twee datums:

a)

31 december 2021;

b)

de datum met ingang waarvan de lidstaten nationale bepalingen moeten toepassen die zij moeten vaststellen indien er een richtlijn wordt aangenomen tot wijziging van de artikelen 281 tot en met 294 van Richtlijn 2006/112/EG, betreffende de bijzondere regeling voor kleine ondernemingen.”.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de datum van kennisgeving ervan.

Het is van toepassing met ingang van 1 januari 2019.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot het Koninkrijk België.

Gedaan te Brussel, 20 december 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

E. KÖSTINGER


(1)  PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsbesluit 2013/53/EU van de Raad van 22 januari 2013 waarbij het Koninkrijk België wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te stellen die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 22 van 25.1.2013, blz. 13).

(3)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2348 van de Raad van 10 december 2015 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2013/53/EU waarbij het Koninkrijk België wordt gemachtigd een bijzondere maatregel in te stellen die afwijkt van artikel 285 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 330 van 16.12.2015, blz. 51).

(4)  Verordening (EEG, Euratom) nr. 1553/89 van de Raad van 29 mei 1989 betreffende de definitieve uniforme regeling voor de inning van de eigen middelen uit de belasting over de toegevoegde waarde (PB L 155 van 7.6.1989, blz. 9).