17.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 320/35


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2018/1994 VAN DE RAAD

van 11 december 2018

waarbij Kroatië wordt gemachtigd een bijzondere maatregel te treffen die afwijkt van artikel 26, lid 1, onder a), en artikel 168 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 395, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 168 van Richtlijn 2006/112/EG geeft aan een belastingplichtige het recht de belasting over de toegevoegde waarde (btw) af te trekken ter zake van de goederen en diensten die hij ten behoeve van zijn belaste activiteiten heeft ontvangen. Artikel 26, lid 1, onder a), van die richtlijn bevat een aangifteplicht voor de btw wanneer een tot het bedrijf behorend goed wordt gebruikt voor privédoeleinden van de belastingplichtige of van zijn personeel of, meer in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden.

(2)

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 22 december 2016, heeft Kroatië verzocht om machtiging tot het treffen van een bijzondere maatregel die afwijkt van de bepalingen van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het recht op aftrek van de voorbelasting ter zake van de aankoop en de leasing van luchtvaartuigen, vaartuigen en personenauto's, met inbegrip van de aankoop van toebehoren voor deze goederen alsook de daarmee samenhangende diensten. Na een reeks gesprekken met de Commissie heeft Kroatië een gewijzigd verzoek ingediend uitsluitend voor personenauto's, dat op 17 september 2018 bij de Commissie is ingekomen.

(3)

Bij brief van 21 september 2018 heeft de Commissie het verzoek van Kroatië aan de andere lidstaten toegezonden. Bij brief van 24 september 2018 heeft de Commissie Kroatië ervan in kennis gesteld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

(4)

Belastingplichtigen in Kroatië kunnen geen btw aftrekken ter zake van personenauto's die gedeeltelijk voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt. Kroatië wil zijn wetgeving nu wijzigen en de aftrek van voorbelasting voor personenauto's toestaan.

(5)

Kroatië beweert dat het vaak moeilijk is om nauwkeurig te bepalen in welke mate voertuigen voor privé- of bedrijfsdoeleinden worden gebruikt, en dat, ook als dit mogelijk is, de procedure vaak omslachtig is. Kroatië acht het daarom passend een vast percentage voor de btw-aftrek toe te passen. Op basis van ramingen acht Kroatië een beperking van 50 % passend.

(6)

Volgens Kroatië zal de toepassing van een vast percentage voor de btw-aftrek niet leiden tot extra administratieve lasten of extra kosten voor de bedrijven en de belastingautoriteiten, terwijl btw-aftrek wel mogelijk zal zijn. De invoering van de btw-aftrek zal het voor belastingplichtigen minder interessant maken om goederen en diensten met betrekking tot personenauto's aan te kopen bij personen die niet-geregistreerde activiteiten verrichten.

(7)

Daarom heeft Kroatië op basis van artikel 395 van Richtlijn 2006/112/EG verzocht om machtiging tot toepassing van een bijzondere maatregel die afwijkt van artikel 26, lid 1, onder a), en artikel 168 van die richtlijn teneinde het recht op aftrek ter zake van personenauto's tot een vast percentage te beperken („de bijzondere maatregel”).

(8)

De beperking van het recht op aftrek moet van toepassing zijn op de btw die is betaald ter zake van de aankoop en de leasing van personenauto's, met inbegrip van de aankoop van alle goederen en diensten die betrekking hebben op die voertuigen. De personenauto's in kwestie zijn voor het vervoer van personen bestemde motorvoertuigen met niet meer dan acht zitplaatsen, de bestuurdersplaats niet meegerekend.

(9)

De bijzondere maatregel strekt ertoe de belastinginning te vereenvoudigen en btw-ontduiking tegen te gaan, terwijl wordt voorzien in btw-aftrek voor personenauto's die gedeeltelijk voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt. Gelet op het potentieel positieve effect voor zowel bedrijven als belastingdiensten is het passend de bijzondere maatregel toe te staan.

(10)

De bijzondere maatregel moet met ingang van 1 januari 2019 van toepassing zijn en moet in de tijd worden beperkt, namelijk tot en met 31 december 2021, om te kunnen evalueren of de beperking tot 50 % een juiste weerspiegeling is van de globale opsplitsing tussen het zakelijke en het privégebruik.

(11)

Indien Kroatië een verlenging van de bijzondere maatregel na 2021 nodig acht, moet het uiterlijk op 31 maart 2021 bij de Commissie een verzoek tot verlenging indienen, samen met een verslag dat ook een evaluatie van het toegepaste percentage bevat.

(12)

De bijzondere maatregel zal geen noemenswaardige invloed hebben op de totale belastingopbrengst in het stadium van het eindverbruik en geen negatieve gevolgen hebben voor de eigen middelen van de Unie uit de btw,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In afwijking van artikel 168 van Richtlijn 2006/112/EG wordt Kroatië gemachtigd om het recht op aftrek van de belasting over de toegevoegde waarde (btw) ter zake van uitgaven voor personenauto's die niet uitsluitend voor bedrijfsdoeleinden worden gebruikt, tot 50 % te beperken.

Artikel 2

In afwijking van artikel 26, lid 1, onder a), van Richtlijn 2006/112/EG merkt Kroatië het gebruik van een tot het bedrijf van een belastingplichtige behorende personenauto voor andere dan bedrijfsdoeleinden niet aan als een dienst onder bezwarende titel wanneer het recht op aftrek voor dat voertuig krachtens artikel 1 van dit besluit is beperkt.

Artikel 3

De in artikel 1 bedoelde uitgaven omvatten de aankoop en de leasing van personenauto's, met inbegrip van de aankoop van alle goederen en diensten die betrekking hebben op die voertuigen.

Artikel 4

Dit besluit is uitsluitend van toepassing op voor het vervoer van personen bestemde motorvoertuigen met niet meer dan acht zitplaatsen, de bestuurdersplaats niet meegerekend.

Artikel 5

De artikelen 1 en 2 zijn niet van toepassing op:

a)

voertuigen die worden gebruikt voor de opleiding van bestuurders, voertuigtests, reparatiediensten, het personen- en goederenvervoer als economische activiteit, het lijkenvervoer of verhuur;

b)

voertuigen die zijn aangekocht met het oog op de wederverkoop.

Artikel 6

Dit besluit wordt van kracht op de datum van kennisgeving ervan.

Het is van toepassing van 1 januari 2019 tot en met 31 december 2021.

Een verzoek tot verlenging van de bij dit besluit verleende machtiging wordt uiterlijk op 31 maart 2021 bij de Commissie ingediend, samen met een verslag dat ook een evaluatie van het in artikel 1 vastgestelde percentage bevat.

Artikel 7

Dit besluit is gericht tot de Republiek Kroatië.

Gedaan te Brussel, 11 december 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

G. BLÜMEL


(1)  PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.