7.12.2018   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 311/34


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2018/1920 VAN DE RAAD

van 4 december 2018

tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2010/99/EU waarbij de Republiek Litouwen wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 395, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 15 mei 2006 werd Litouwen bij Beschikking 2006/388/EG (2) door de Raad gemachtigd een van artikel 21 van Richtlijn 77/388/EEG (3) afwijkende maatregel toe te passen om de belastingplichtige ontvanger van de leveringen van goederen of diensten in bepaalde omstandigheden aan te merken als de tot voldoening van de btw gehouden persoon.

(2)

Bij Uitvoeringsbesluit 2010/99/EU van de Raad (4) werd Litouwen in afwijking van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG gemachtigd om tot en met 31 december 2012 een bijzondere maatregel toe te passen om de belastingplichtige ontvanger voor wie de volgende leveringen van goederen en diensten worden verricht, te blijven aanmerken als de tot voldoening van de btw gehouden persoon: leveringen van goederen en diensten door een belastingplichtige die zich in een insolventieprocedure of een reorganisatieprocedure onder gerechtelijk toezicht bevindt, en leveringen van hout („de bijzondere maatregel”). De machtiging voor de toepassing van de bijzondere maatregel werd vervolgens bij Uitvoeringsbesluit 2012/704/EU van de Raad (5) tot en met 31 december 2015 en bij Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2395 van de Raad (6) tot en met 31 december 2018 verlengd.

(3)

Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 27 april 2018, heeft Litouwen verzocht om de bijzondere maatregel te mogen blijven toepassen. Bij brief, ingekomen bij de Commissie op 23 juli 2018, heeft Litouwen overeenkomstig artikel 2, derde alinea, van Uitvoeringsbesluit 2010/99/EU een verslag ingediend over de toepassing van de bijzondere maatregel.

(4)

Overeenkomstig artikel 395, lid 2, tweede alinea, van Richtlijn 2006/112/EG heeft de Commissie bij brief van 16 augustus 2018 de overige lidstaten van het verzoek van Litouwen in kennis gesteld, met uitzondering van Spanje en Cyprus die bij brief van 17 augustus 2018 in kennis zijn gesteld. Bij brief van 20 augustus 2018 heeft de Commissie Litouwen meegedeeld dat zij over alle gegevens beschikte die zij nodig achtte voor de beoordeling van het verzoek.

(5)

Belastingplichtigen die zich in een insolventieprocedure of een reorganisatieprocedure bevinden, kunnen vanwege financiële moeilijkheden vaak niet de btw afdragen die in rekening wordt gebracht over de goederen en diensten die zij leveren. Litouwen wordt tevens geconfronteerd met problemen op de houtmarkt, die het gevolg zijn van het specifieke karakter van deze markt en het soort bedrijven dat erop actief is. De markt wordt gekenmerkt door kleine lokale bedrijven, vaak wederverkopers en tussenpersonen, die moeilijk te controleren zijn door de belastingdiensten. De meest gebruikelijke vorm van fraude bestaat erin dat bedrijven een factuur afgeven voor de leveringen die zij verrichten, maar vervolgens verdwijnen zonder de btw te voldoen, terwijl de klant over een geldige factuur beschikt om de voorbelasting in aftrek te brengen. Volgens Litouwen zijn deze omstandigheden, die de rechtvaardiging vormden voor de toepassing van de bijzondere maatregel, niet veranderd en nog steeds relevant. Uit de onderzoeken en de analyse van de toepassing van de bijzondere maatregel die de Litouwse belastingautoriteiten hebben verricht, is gebleken dat de maatregel doeltreffend is om btw-fraude in het geval van belastingplichtigen die zich in een insolventie-of reorganisatieprocedure bevinden, en bij houttransacties, te voorkomen.

(6)

Litouwen moet daarom worden gemachtigd de bijzondere maatregel gedurende een nieuwe beperkte periode, namelijk tot en met 31 december 2021, toe te passen.

(7)

Afwijkingen worden gewoonlijk voor een beperkte periode toegestaan, zodat kan worden nagegaan of specifieke bijzondere maatregelen passend en doeltreffend zijn. De lidstaten krijgen op die manier de tijd andere klassieke maatregelen te nemen om het probleem in kwestie aan te pakken tot specifieke bijzondere maatregelen zijn verstreken, zodat een verlenging van een afwijking niet meer nodig is. Een afwijking op grond waarvan de verleggingsregeling kan worden gebruikt, wordt slechts bij uitzondering toegestaan voor specifieke gebieden waarin fraude voorkomt en moet als een laatste redmiddel worden gezien. Litouwen moet daarom tot het verstrijken van de bijzondere maatregel andere klassieke maatregelen nemen ter bestrijding en voorkoming van verdere verspreiding van btw-fraude met betrekking tot de leveringen van goederen en diensten door een belastingplichtige die zich in een insolventieprocedure of een reorganisatieprocedure onder gerechtelijk toezicht bevindt, en leveringen van hout, zodat het niet langer nodig is om ten aanzien van dergelijke leveringen van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG af te wijken.

(8)

De bijzondere maatregel zal geen negatieve gevolgen hebben voor de eigen middelen van de Unie uit de btw.

(9)

Uitvoeringsbesluit 2010/99/EU moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

In artikel 2 van Uitvoeringsbesluit 2010/99/EU wordt de tweede alinea vervangen door:

„Het is van toepassing tot en met 31 december 2021.”.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de datum van kennisgeving ervan.

Het is van toepassing vanaf 1 januari 2019.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de Republiek Litouwen.

Gedaan te Brussel, 4 december 2018.

Voor de Raad

De voorzitter

H. LÖGER


(1)  PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.

(2)  Beschikking 2006/388/EG van de Raad van 15 mei 2006 waarbij de Republiek Litouwen wordt gemachtigd een maatregel toe te passen die afwijkt van artikel 21 van de Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting (PB L 150 van 3.6.2006, blz. 13).

(3)  Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting — Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag (PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsbesluit 2010/99/EU van de Raad van 16 februari 2010 waarbij de Republiek Litouwen wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 45 van 20.2.2010, blz. 10).

(5)  Uitvoeringsbesluit 2012/704/EU van de Raad van 13 november 2012 houdende wijziging van Uitvoeringsbesluit 2010/99/EU waarbij de Republiek Litouwen wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 319 van 16.11.2012, blz. 7).

(6)  Uitvoeringsbesluit (EU) 2015/2395 van de Raad van 10 december 2015 tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2010/99/EU waarbij de Republiek Litouwen wordt gemachtigd een maatregel te blijven toepassen die afwijkt van artikel 193 van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 332 van 18.12.2015, blz. 140).