16.8.2018 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 207/58 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2018/1143 VAN DE COMMISSIE
van 10 augustus 2018
tot wijziging van de Beschikkingen 92/260/EEG en 93/197/EEG wat betreft de tests op equiene virusarteritis
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2018) 5071)
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Richtlijn 2009/156/EG van de Raad van 30 november 2009 tot vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor het verkeer van paardachtigen en de invoer van paardachtigen uit derde landen (1), en met name artikel 15, onder a), en b), ii), eerste alinea, artikel 16, lid 2, en artikel 19, inleidende zin en onder b),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Richtlijn 2009/156/EG bevat veterinairrechtelijke voorschriften voor de invoer in de Unie van levende paardachtigen. Bij die richtlijn wordt de Commissie gemachtigd tot het vaststellen van, onder meer, de bijzondere voorschriften voor de tijdelijke toelating van geregistreerde paardachtigen en de invoer van paardachtigen in de Unie. |
(2) |
Bij Beschikking 92/260/EEG van de Commissie (2) is bepaald dat lidstaten de tijdelijke toelating in de Unie moeten toestaan van geregistreerde paarden die voldoen aan de onder meer in bijlage II, delen A tot en met E, van die beschikking vastgestelde veterinairrechtelijke voorschriften en voorschriften inzake veterinaire certificering. |
(3) |
Bij Beschikking 93/197/EEG van de Commissie (3) is bepaald dat lidstaten de invoer in de Unie moeten toestaan van geregistreerde paardachtigen en van als fok- en gebruiksdier gehouden paardachtigen die voldoen aan de onder meer in bijlage II, delen A tot en met E, van die beschikking vastgestelde veterinairrechtelijke voorschriften en voorschriften inzake veterinaire certificering. |
(4) |
Indien niet-gecastreerde mannelijke paardachtigen afkomstig zijn uit een derde land waar equiene virusarteritis is gemeld gedurende de zes maanden vóór hun verzending naar de Unie, mogen zij pas in de Unie worden binnengebracht nadat zij met negatief resultaat op equiene virusarteritis zijn getest, of tegen die ziekte zijn ingeënt en regelmatig opnieuw zijn ingeënt. |
(5) |
Ter aanvulling op de voorschriften van de Unie met betrekking tot testen of vaccinatie van niet-gecastreerde mannelijke paardachtigen die bestemd zijn voor binnenkomst in de Unie, zijn in hoofdstuk 12.9 van de Gezondheidscode voor landdieren („de code”) van de Werelddiergezondheidsorganisatie (OIE), uitgave 2017 (4), aanbevelingen opgenomen voor het testen van niet-gecastreerde mannelijke paardachtigen op equiene virusarteritis. |
(6) |
Indien geen monster van het sperma kan worden verkregen om een seropositieve niet-gecastreerde mannelijke paardachtige te testen en ononderbroken vaccinatie niet kan worden bevestigd, is proefdekking van twee seronegatieve merries door een mannelijke paardachtige, zoals beschreven in artikel 12.9.2, punt 4, onder a), van de code, een geschikte alternatieve methode om zich ervan te vergewissen dat die niet-gecastreerde mannelijke paardachtige het equiene-arteritisvirus niet uitscheidt in zijn sperma. |
(7) |
Wegens tekorten in de voorziening van vaccins tegen equiene virusarteritis moet worden voorzien in een testprotocol voor equiene virusarteritis in overeenstemming met de aanbevelingen van de OIE en moeten de gezondheidscertificaten in bijlage II, delen A tot en met E, van de Beschikkingen 92/260/EEG en 93/197/EEG dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(8) |
De Beschikkingen 92/260/EEG en 93/197/EEG moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(9) |
De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage II, delen A tot en met E, van Beschikking 92/260/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij dit besluit.
Artikel 2
Bijlage II, delen A tot en met E, van Beschikking 93/197/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij dit besluit.
Artikel 3
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 10 augustus 2018.
Voor de Commissie
Vytenis ANDRIUKAITIS
Lid van de Commissie
(1) PB L 192 van 23.7.2010, blz. 1.
(2) Beschikking 92/260/EEG van de Commissie van 10 april 1992 inzake veterinairrechtelijke voorschriften en veterinaire certificering voor tijdelijke toelating van geregistreerde paarden (PB L 130 van 15.5.1992, blz. 67).
(3) Beschikking 93/197/EEG van de Commissie van 5 februari 1993 inzake veterinairrechtelijke voorschriften en veterinaire certificering voor de invoer van geregistreerde paardachtigen en van als fok- en gebruiksdier gehouden paardachtigen (PB L 86 van 6.4.1993, blz. 16).
(4) http://www.oie.int/index.php?id=169&L=0&htmfile=chapitre_eav.htm
BIJLAGE I
Beschikking 92/260/EEG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In elk gezondheidscertificaat in bijlage II, delen A tot en met E, wordt rubriek III, onder e), v), vervangen door:
|
2) |
In elk gezondheidscertificaat in bijlage II, delen A, B en D, wordt voetnoot 6 geschrapt. |
3) |
In elk gezondheidscertificaat in bijlage II, delen C en E, wordt voetnoot 7 geschrapt. |
BIJLAGE II
Beschikking 93/197/EEG wordt als volgt gewijzigd:
1) |
In elk gezondheidscertificaat in bijlage II, delen A, C, D en E, wordt rubriek III, onder e), punt v), vervangen door het volgende:
|
2) |
In het gezondheidscertificaat in bijlage II, deel B, wordt rubriek III, onder e), v), vervangen door het volgende:
|