1.11.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 286/9 |
VERORDENING (EU) 2017/1954 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 25 oktober 2017
tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1030/2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 79, lid 2, onder a),
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Bij Verordening (EG) nr. 1030/2002 van de Raad (2) is een uniform model ingevoerd voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen. |
(2) |
Het huidige uniforme model voor verblijfstitels, dat sinds twintig jaar wordt gebruikt, wordt als fraudegevoelig beschouwd vanwege ernstige gevallen van namaak en fraude. |
(3) |
Bijgevolg moet voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen een nieuw gemeenschappelijk ontwerp worden vastgesteld, met modernere beveiligingskenmerken teneinde deze verblijfstitels veiliger te maken en vervalsing te voorkomen. |
(4) |
Onderdanen van derde landen die beschikken over een geldige, in het uniforme model opgestelde verblijfstitel die is afgegeven door een van de lidstaten die het Schengenacquis volledig toepassen, hebben voor een periode van maximaal negentig dagen het recht van vrij verkeer binnen het Schengengebied, op voorwaarde dat zij voldoen aan de in Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad (3) (de Schengengrenscode) vermelde toegangsvoorwaarden. |
(5) |
De Uniewetgeving betreffende de toegang en het verblijf van onderdanen van derde landen bevat regelingen waarbij aanvullende mobiliteitsrechten worden verleend, met specifieke toegangs- en verblijfsvoorwaarden in lidstaten die door dat acquis gebonden zijn. Voor verblijfstitels die op grond van die wetgeving zijn afgegeven, wordt gebruikgemaakt van het in Verordening (EG) nr. 1030/2002 neergelegde uniforme model. Om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen te bepalen op welke onderdanen van derde landen deze specifieke mobiliteitsrechten van toepassing zijn, is het derhalve belangrijk dat de relevante vermeldingen, zoals „onderzoeker”, „student” of „ICT”, duidelijk op de verblijfstitels worden weergegeven overeenkomstig de toepasselijke Uniewetgeving. |
(6) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening; deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. Aangezien deze verordening voortbouwt op het Schengenacquis, beslist Denemarken overeenkomstig artikel 4 van het bovengenoemde protocol binnen een termijn van zes maanden nadat de Raad heeft beslist over deze verordening of het deze verordening in zijn interne recht zal omzetten. |
(7) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 en artikel 4 bis, lid 1, van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing op die lidstaten. |
(8) |
Deze verordening vormt een handeling die op het Schengenacquis voortbouwt of anderszins daaraan is gerelateerd in de zin van respectievelijk artikel 3, lid 1, van de Toetredingsakte van 2003, artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte van 2005 en artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte van 2011. |
(9) |
Wat IJsland en Noorwegen betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (4) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder B, van Besluit 1999/437/EG van de Raad (5). |
(10) |
Wat Zwitserland betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (6) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder B, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2008/146/EG van de Raad (7). |
(11) |
Wat Liechtenstein betreft, vormt deze verordening een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis in de zin van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (8) die vallen onder het gebied bedoeld in artikel 1, onder B, van Besluit 1999/437/EG, in samenhang met artikel 3 van Besluit 2011/350/EU van de Raad (9). |
(12) |
Om de lidstaten toe te laten de bestaande voorraden verblijfstitels op te gebruiken, moet worden voorzien in een overgangsperiode waarin de lidstaten nog gebruik kunnen blijven maken van de oude verblijfstitels. |
(13) |
Verordening (EG) nr. 1030/2002 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1030/2002 wordt vervangen door de afbeeldingen en de tekst die zijn opgenomen in de bijlage bij de onderhavige verordening.
Artikel 2
Verblijfstitels die voldoen aan de in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1030/2002 vermelde specificaties, die geldig zijn tot de datum vermeld in artikel 3, tweede alinea, van de onderhavige verordening, kunnen tot zes maanden na die datum worden afgegeven als verblijfstitel.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
De lidstaten passen deze verordening uiterlijk 15 maanden na de vaststelling van de in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1030/2002 bedoelde aanvullende technische specificaties toe.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.
Gedaan te Straatsburg, 25 oktober 2017.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
A. TAJANI
Voor de Raad
De voorzitter
M. MAASIKAS
(1) Standpunt van het Europees Parlement van 13 september 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 9 oktober 2017.
(2) Verordening (EG) nr. 1030/2002 van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen (PB L 157 van 15.6.2002, blz. 1).
(3) Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 77 van 23.3.2016, blz. 1).
(4) PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.
(5) Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengen-acquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31).
(6) PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.
(7) Besluit 2008/146/EG van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Gemeenschap van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1).
(8) PB L 160 van 18.6.2011, blz. 21.
(9) Besluit 2011/350/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis betreffende de afschaffing van controles aan de binnengrenzen en het verkeer van personen (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 19).
BIJLAGE
BIJLAGE
DE VOOR- EN ACHTERZIJDE VAN DE KAART
a) Beschrijving
De verblijfstitel, die biometrische identificatiemiddelen bevat, heeft de vorm van een afzonderlijk document in het formaat ID 1. Hierbij richt men zich naar de specificaties vervat in het ICAO-document betreffende machineleesbare reisdocumenten (document 9303, zevende uitgave, 2015). De verblijfstitel bevat de volgende gegevens (1):
|
Voorzijde van de kaart:
De rubrieken van de vermeldingen 6 tot en met 12 worden vermeld in de taal/talen van de lidstaat van afgifte. De lidstaat van afgifte mag daar een andere officiële taal van de instellingen van de Unie aan toevoegen, op dezelfde regel, met in totaal maximaal twee talen.
|
|
Achterzijde van de kaart:
Zichtbare nationale veiligheidskenmerken (zonder afbreuk te doen aan de op grond van artikel 2, lid 1, onder f), van deze verordening vastgestelde technische specificaties):
|
b) Kleur, drukprocédé
De lidstaten stellen de kleur en het drukprocédé vast overeenkomstig het in deze bijlage aangegeven uniforme model en de aanvullende technische specificaties die overeenkomstig artikel 2 van deze verordening moeten worden vastgesteld.
c) Materiaal
De kaart wordt volledig gemaakt van polycarbonaat of gelijkwaardige synthetische polymeer (met een duurzaamheid van ten minste tien jaar).
d) Druktechnieken
De volgende druktechnieken worden gebruikt:
— |
streng beveiligde offsetdruk voor de ondergrondbedrukking; |
— |
speciale UV-fluorescerende bedrukking; |
— |
irisbedrukking. |
De voorzijde van de kaart is door het beveiligingsontwerp te onderscheiden van de achterzijde.
e) Nummering
Het documentnummer wordt op het document op meer dan een plaats vermeld (exclusief de machineleesbare zone).
f) Beveiliging tegen kopiëren
Op de voorzijde van de verblijfstitel wordt een verbeterde DOVID gebruikt die ten minste even veilig en identificeerbaar moet zijn als het kenmerk dat in het huidig uniform visummodel wordt gebruikt, met een geavanceerd ontwerp en geavanceerde kenmerken, waaronder een verbeterd diffractief element voor geavanceerde machinale verificatie.
g) Personaliseringstechniek
Om te verzekeren dat de op de verblijfstitel vermelde gegevens voldoende tegen namaak of vervalsing zijn beveiligd, worden de persoonsgegevens, waaronder de foto, de handtekening van de houder en de overige belangrijkste afgiftegegevens, geïntegreerd in het materiaal van het document. Deze personalisering gebeurt door gebruik te maken van lasergravuretechnologie of een andere gelijkwaardige beveiligingstechnologie.
h) De lidstaten kunnen ook aanvullende nationale veiligheidskenmerken toevoegen, mits deze voorkomen op de lijst die is opgesteld uit hoofde van artikel 2, lid 1, onder f), van deze verordening en voldoen aan de geharmoniseerde opmaak van de bovenstaande modellen, en de efficiëntie van de uniforme veiligheidskenmerken niet wordt aangetast.
(1) De weer te geven rubrieken worden vermeld in de technische specificaties die uit hoofde van artikel 6 van deze verordening moeten worden vastgesteld.
(2) Er is slechts één veld beschikbaar voor de achternamen en voornamen. De achternamen worden in hoofdletters gegeven; de voornamen in kleine letters, maar met een hoofdletter voor de eerste letter. Tussen achternamen en voornamen mag geen scheidingsteken worden gebruikt. Het teken „,” is echter toegestaan als scheidingsteken tussen de eerste en de tweede achternaam of voornaam (voorbeeld: TOLEDO, BURGOS Ana, Maria). Om ruimte te besparen, kunnen zo nodig de eerste en tweede achternaam op dezelfde regel worden vermeld, evenals de achternamen en voornamen.
(3) Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 1612/68 en tot intrekking van de Richtlijnen 64/221/EEG, 68/360/EEG, 72/194/EEG, 73/148/EEG, 75/34/EEG, 75/35/EEG, 90/364/EEG, 90/365/EEG en 93/96/EEG (PB L 158 van 30.4.2004, blz. 77).
(4) De vermelding geschiedt uitsluitend in datumformaat (dd/mm/jjjj) en niet met woorden als „tijdelijk” of „onbeperkt” daar de uiterste geldigheidsdatum betrekking heeft op het fysieke document en niet op het verblijfsrecht.
(5) Aanvullende opmerkingen kunnen ook worden vermeld bij veld 16 („Opmerkingen”) op de achterzijde van de kaart.
(6) Alle op de achterzijde van de kaart beschikbare ruimte (met uitzondering van de machineleesbare zone) wordt gereserveerd voor het veld „Opmerkingen”. Dit veld bevat de feitelijke opmerkingen, gevolgd door verplichte velden (datum van afgifte, plaats van afgifte, afgevende autoriteit, geboorteplaats) en door de facultatieve velden die elke afzonderlijke lidstaat nodig heeft.
(7) Facultatieve vermeldingen moeten worden voorafgegaan door subrubrieken.