24.6.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 163/10


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/1125 VAN DE COMMISSIE

van 22 juni 2017

tot intrekking van de goedkeuring van de werkzame stof op geur gebaseerde afweermiddelen van dierlijke of van plantaardige oorsprong/talloliepek overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 21, lid 3, tweede alternatief, en artikel 78, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Richtlijn 2008/127/EG van de Commissie (2) is op geur gebaseerde afweermiddelen van dierlijke of van plantaardige oorsprong/talloliepek als werkzame stof opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (3). In Uitvoeringsverordening (EU) nr. 637/2012 van de Commissie (4) is voorgeschreven dat de betrokken lidstaten ervoor moeten zorgen dat de kennisgever op wiens verzoek op geur gebaseerde afweermiddelen van dierlijke of van plantaardige oorsprong/talloliepek is opgenomen, nadere bevestigende informatie indient over de gelijkwaardigheid tussen de specificaties van het technische materiaal, zoals commercieel vervaardigd, en die van het in de toxiciteitsdossiers gebruikte testmateriaal, alsmede over het toxicologische profiel van de stof, respectievelijk uiterlijk op 1 mei 2013 en uiterlijk op 31 mei 2014.

(2)

De in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG opgenomen werkzame stoffen worden geacht te zijn goedgekeurd krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 en zijn opgenomen in de bijlage, deel A, bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (5).

(3)

Op 29 april 2013 en 6 mei 2014 heeft de kennisgever informatie ingediend bij de lidstaat-rapporteur, Griekenland, om te voldoen aan de verplichting tot het indienen van nadere informatie zoals bedoeld in overweging 1.

(4)

Griekenland heeft een beoordeling uitgevoerd van de door de kennisgever ingediende informatie, met inbegrip van bepaalde nadere informatie met betrekking tot de eerste indiening die tijdens de evaluatieprocedure werd ingediend. In oktober 2013 en november 2015 heeft Griekenland zijn beoordeling, in de vorm van addenda bij het ontwerpbeoordelingsverslag, ingediend bij de andere lidstaten, de Commissie en de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA).

(5)

De lidstaten, de aanvrager en de EFSA zijn geraadpleegd en hun is gevraagd opmerkingen over de beoordeling van de lidstaat-rapporteur in te dienen.

(6)

Gezien de door de kennisgever verstrekte informatie, de evaluatie van deze informatie door de lidstaat-rapporteur en de opmerkingen die door de lidstaten en de EFSA over de evaluatie zijn ingediend, is de Commissie van mening dat de bevestigende informatie niet is verstrekt, aangezien de door de kennisgever ingediende informatie niet volstaat om conclusies te kunnen trekken, noch over de gelijkwaardigheid tussen de specificaties van het technische materiaal, zoals commercieel vervaardigd, en die van het in de toxiciteitsdossiers gebruikte testmateriaal, noch over het toxicologische profiel van de stof.

(7)

De Commissie heeft de kennisgever verzocht zijn opmerkingen over het standpunt van de Commissie in te dienen.

(8)

Ondanks de door de kennisgever aangedragen argumenten is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de ingediende informatie onvolledig is en dat op grond daarvan noch een conclusie kan worden getrokken over de gelijkwaardigheid tussen de specificaties van het technische materiaal, zoals commercieel vervaardigd, en die van het in de toxiciteitsdossiers gebruikte testmateriaal, noch over het toxicologisch profiel van de stof.

(9)

Het is daarom passend de goedkeuring van die werkzame stof in te trekken.

(10)

De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(11)

De lidstaten moet voldoende tijd worden gegund om de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die die werkzame stof bevatten, in te trekken.

(12)

Als de lidstaten overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 een respijtperiode toekennen voor gewasbeschermingsmiddelen die die werkzame stof bevatten, moet deze periode uiterlijk op 14 oktober 2018 aflopen.

(13)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Intrekking van goedkeuring

De goedkeuring van de werkzame stof op geur gebaseerde afweermiddelen van dierlijke of van plantaardige oorsprong/talloliepek wordt ingetrokken.

Artikel 2

Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011

In de bijlage, deel A, bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt in rij 251 de vermelding over op geur gebaseerde afweermiddelen van dierlijke of van plantaardige oorsprong/talloliepek geschrapt.

Artikel 3

Overgangsmaatregelen

De lidstaten trekken de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die op geur gebaseerde afweermiddelen van dierlijke of van plantaardige oorsprong/talloliepek als werkzame stof bevatten, uiterlijk op 14 oktober 2017 in.

Artikel 4

Respijtperiode

Een door de lidstaten overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 toegekende respijtperiode moet zo kort mogelijk zijn en uiterlijk op 14 oktober 2018 aflopen.

Artikel 5

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juni 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.

(2)  Richtlijn 2008/127/EG van de Commissie van 18 december 2008 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde verscheidene werkzame stoffen op te nemen (PB L 344 van 20.12.2008, blz. 89).

(3)  Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1).

(4)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 637/2012 van de Commissie van 13 juli 2012 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de voorwaarden voor de goedkeuring van de werkzame stoffen ijzersulfaat, op geur gebaseerde afweermiddelen van dierlijke of van plantaardige oorsprong/ruwe tallolie en op geur gebaseerde afweermiddelen van dierlijke of van plantaardige oorsprong/talloliepek (PB L 186 van 14.7.2012, blz. 20).

(5)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).