12.4.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 100/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/653 VAN DE COMMISSIE

van 8 maart 2017

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad over essentiële-informatiedocumenten voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (priip's) door de vaststelling van technische reguleringsnormen voor de presentatie, de inhoud, de evaluatie en de herziening van essentiële-informatiedocumenten en de voorwaarden voor het voldoen aan het vereiste om dergelijke documenten te verstrekken

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 over essentiële-informatiedocumenten voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (priip's) (1), met name artikel 8, lid 5, artikel 10, lid 2, en artikel 13, lid 5,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 1286/2014 introduceert een nieuw gestandaardiseerd essentiële-informatiedocument om de retailbelegger in staat te stellen verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten („priip's”) beter te begrijpen en onderling te vergelijken.

(2)

Om retailbeleggers te voorzien van essentiële informatie die zij gemakkelijk kunnen lezen, begrijpen en vergelijken, is het nodig een gemeenschappelijke template vast te stellen voor het essentiële-informatiedocument.

(3)

De in artikel 8, lid 3, onder a), van Verordening (EU) nr. 1286/2014 genoemde identiteits- en contactgegevens omvatten tevens het internationale effectenidentificatienummer of, indien beschikbaar, de unieke productidentificatie van het priip, om het voor de retailbelegger eenvoudiger te maken extra informatie over het priip op te zoeken.

(4)

Om te waarborgen dat retailbeleggers de economische en juridische kenmerken van het priip begrijpen en kunnen vergelijken, en hun een passend overzicht te verschaffen van het beleggingsbeleid en de beleggingsstrategie van het priip, dient het essentiële-informatiedocument gestandaardiseerde informatie te bevatten over het type priip, de beleggingsdoelen ervan en hoe deze zullen worden bereikt, evenals de belangrijkste kenmerken of aspecten van het product, zoals de verzekeringsdekking.

(5)

Aan de hand van de verstrekte informatie moeten retailbeleggers de risico's in verband met beleggingen in priip's kunnen begrijpen en vergelijken, zodat zij hun beleggingsbeslissingen met kennis van zaken kunnen nemen. De met een priip verbonden risico's kunnen uiteenlopen. De belangrijkste risico's zijn marktrisico, kredietrisico en liquiditeitsrisico. Om ervoor te zorgen dat retailbeleggers die risico's volledig begrijpen, wordt voor zover mogelijk informatie over de risico's verzameld en met een cijfer gepresenteerd als één samenvattende risico-indicator, vergezeld van voldoende beschrijvende toelichtingen.

(6)

Bij het beoordelen van het kredietrisico houden priip-ontwikkelaars rekening met bepaalde factoren die het kredietrisico voor een retailbelegger kunnen beperken. In dit verband moet blijken bij de beoordeling of activa van een priip of een passende zakelijke zekerheid, of activa die de betalingsverplichtingen van een priip dekken, tot de vervaldatum te allen tijde gelijkwaardig zijn aan de betalingsverplichtingen van het priip ten aanzien van zijn beleggers, dat de activa van de verzekeringsonderneming steeds overeenstemmen met het actuele bedrag dat de verzekeringsonderneming zou moeten betalen om haar verplichtingen met betrekking tot het priip over te dragen aan een andere verzekeringsonderneming.

(7)

Op dit moment bieden ratings van externe kredietbeoordelingsinstellingen (EKBI's) een consistente graadmeter voor kredietrisico in verschillende sectoren in de Unie. Waar mogelijk dient de afhankelijkheid van kredietbeoordelingen echter beperkt te worden. Het is dan ook belangrijk dat de samenvattende risico-indicator objectief nauwkeurig is en het mogelijk maakt verschillende priip's met elkaar te vergelijken, en dat goed wordt gecontroleerd of het marktrisico en het kredietrisico adequaat worden weergegeven, zodat het in de praktijk mogelijk wordt informatie over de doeltreffendheid van de risicometing beschikbaar te stellen met het oog op de evaluatie van Verordening (EU) nr. 1286/2014, die voor 31 december 2018 is voorzien. Bij de evaluatie moet rekening worden gehouden met de mate waarin EKBI-beoordelingen in de praktijk de kredietwaardigheid van de priip-ontwikkelaar en het kredietrisico voor beleggers in afzonderlijke priip's weerspiegelen.

(8)

Indien het risico bestaat dat de liquiditeit van een priip kan variëren vanwege de mogelijkheid om het priip vroeger te beëindigen of een koper op een secundaire markt te zoeken, moet een specifieke waarschuwing worden opgenomen. Die waarschuwing beschrijft onder welke omstandigheden zich het risico voordoet dat uitkeringen uit het priip aanzienlijk kunnen afwijken van wat verwacht wordt bij vroegere verkoop, bijvoorbeeld als gevolg van sancties.

(9)

Hoewel ramingen van het rendement van een priip moeilijk te maken en te begrijpen zijn, is informatie daarover van het grootste belang voor retailbeleggers en moet deze in het essentiële-informatiedocument worden opgenomen. Retailbeleggers dienen over de ramingen van het rendement heldere informatie te ontvangen op basis van realistische aannames inzake mogelijke resultaten en op basis van de ramingen van het niveau van marktrisico van de priip's. Uit de wijze van presentatie moet duidelijk blijken dat de informatie onzeker is en dat het resultaat hoger of lager kan zijn.

(10)

Om retailbeleggers in staat te stellen het risico in te schatten, moet het essentiële-informatiedocument informatie bevatten over de mogelijke gevolgen van het eventuele onvermogen van de priip-ontwikkelaar om uit te betalen. De graad van bescherming die de retailbelegger in dergelijke gevallen geniet uit hoofde van beleggings-, verzekerings- of depositogarantiestelsels, moet duidelijk worden beschreven.

(11)

Informatie over kosten is voor retailbeleggers belangrijk wanneer zij verschillende priip's, met mogelijk verschillende kostenstructuren, vergelijken en nagaan in hoeverre de kostenstructuur van een bepaald priip op hen van toepassing kan zijn, afhankelijk van de looptijd van hun belegging, het door hen geïnvesteerde bedrag en de prestaties van het priip. Daarom moet het essentiële-informatiedocument informatie bevatten waarmee de retailbelegger het totale kostennniveau van de verschillende priip's kan vergelijken wanneer deze over de gehele aanbevolen periode en voor kortere perioden worden aangehouden, en kan begrijpen hoe die kosten kunnen variëren en veranderen in de loop van de tijd.

(12)

Uit de consumententoetsing is gebleken dat retailbeleggers geldbedragen gemakkelijker kunnen begrijpen dan percentages. Kleine verschillen in kosten, uitgedrukt in percentages, kunnen overeenstemmen met grote verschillen in de door de retailbelegger te dragen kosten wanneer deze als geldbedrag worden uitgedrukt. Om die reden moet het essentiële-informatiedocument ook de totale kosten voor de aanbevolen periode van bezit en voor kortere perioden bevatten, uitgedrukt als geldbedrag en als percentage.

(13)

Omdat verschillende soorten kosten een uiteenlopend effect kunnen hebben op het rendement, dient het essentiële-informatiedocument ook te voorzien in een uitsplitsing van de verschillende soorten kosten. De uitsplitsing van de kosten moet in gestandaardiseerde termen en als percentage worden weergeven, zodat de bedragen voor verschillende priip's eenvoudig kunnen worden vergeleken.

(14)

Als gevolg van een verandering in hun persoonlijke omstandigheden kunnen retailbeleggers genoodzaakt worden hun langerlopende beleggingen van de hand te doen. Ook ontwikkelingen op de markt kunnen daarvoor aanleiding zijn. Aangezien het voor retailbeleggers lastig is in te schatten welke mate van liquiditeit zij nodig kunnen hebben voor hun totale beleggingsportefeuille, is informatie over aanbevolen perioden van bezit en vereiste minimumperioden van bezit, en de mogelijkheid tot gedeeltelijke of volledige vroegtijdige uitstap, bijzonder belangrijk en moet deze dan ook in het essentiële-informatiedocument worden opgenomen. Om dezelfde redenen dient duidelijk te worden aangegeven of vroegtijdige desinvestering mogelijk is en zo ja, wat de gevolgen daarvan zijn. Met name moet duidelijk worden aangegeven of die gevolgen voortvloeien uit expliciete vergoedingen, sancties of beperkingen van het recht op vroegtijdige desinvestering, of uit het feit dat de waarde van het desbetreffende te verkopen priip bijzonder gevoelig is voor het tijdstip van de desinvestering.

(15)

Aangezien retailbeleggers het essentiële-informatiedocument waarschijnlijk ook gebruiken om een overzicht te krijgen van de belangrijkste kenmerken van het priip, moet het duidelijke informatie bevatten over hoe een klacht kan worden ingediend over het product of over het gedrag van de priip-ontwikkelaar of de persoon die het product verkoopt of daarover adviseert.

(16)

Sommige retailbeleggers verlangen wellicht nadere informatie over bepaalde aspecten van het priip. Met het oog daarop moet het essentiële-informatiedocument een duidelijke, specifieke kruisverwijzing bevatten naar de plaats waar bepaalde nadere informatie te vinden is, indien die informatie ingevolge Verordening (EU) nr. 1286/2014 in het essentiële-informatiedocument moet worden opgenomen. Indien de priip-ontwikkelaar krachtens nationaal of Unierecht gehouden is tot bekendmaking van bepaalde andere informatie, moet de retailbelegger daarover worden geïnformeerd, met vermelding van de wijze waarop die informatie kan worden verkregen, ook als deze alleen op verzoek wordt verstrekt. Om het essentiële-informatiedocument zo beknopt mogelijk te houden, kunnen verwijzingen naar die andere informatie de vorm hebben van links naar een website, mits duidelijk wordt gewezen op het bestaan van die informatie en het mogelijk is toegang daartoe verkrijgen via die website.

(17)

Een essentiële-informatiedocument voor een priip dat een groot aantal onderliggende beleggingsopties biedt, kan niet dezelfde vorm hebben als een essentiële-informatiedocument voor een ander priip aangezien elke onderliggende beleggingsoptie een eigen risico-, prestatie- en kostenprofiel heeft, waardoor het onmogelijk wordt alle benodigde informatie in één enkel afzonderlijk beknopt document te verstrekken. De onderliggende beleggingsopties kunnen beleggingen in priip's, andere beleggingen van vergelijkbare aard of gestandaardiseerde portefeuilles van onderliggende beleggingen zijn. Aan deze onderliggende beleggingsopties kunnen verschillende risico's, rendementen en kosten verbonden zijn. Naargelang van de aard en het aantal van de onderliggende beleggingsopties moet de priip-ontwikkelaar daarom, indien hij dit passend acht, per optie een afzonderlijk essentiële-informatiedocument kunnen opstellen. Deze essentiële-informatiedocumenten moeten eveneens generieke informatie over het priip bevatten.

(18)

Wanneer de priip-ontwikkelaar een apart essentiële-informatiedocument voor elke optie niet geschikt acht voor retailbeleggers, dienen de specifieke informatie over de onderliggende beleggingsopties en de generieke informatie over het priip afzonderlijk van elkaar te worden verstrekt. Om verwarring te voorkomen, dient de generieke informatie over het priip in het essentiële-informatiedocument melding te maken van de diverse risico's, prestaties en kosten die kunnen worden verwacht van de verschillende aangeboden onderliggende beleggingsopties. Daarnaast dient de specifieke informatie over de onderliggende beleggingsopties altijd melding te maken van de kenmerken van het priip via hetwelk de onderliggende beleggingsopties worden aangeboden. Deze specifieke informatie kan verschillende vormen aannemen, bijvoorbeeld één document met de benodigde informatie over alle verschillende onderliggende beleggingsopties, of per onderliggende beleggingsoptie een apart document. Aan icbe-fondsen en niet-icbe-fondsen waarop de artikelen 78 tot en met 81 van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) van toepassing zijn met betrekking tot het formaat en de inhoud van het essentiële-informatiedocument, wordt een overgangsperiode voor vrijstelling verleend uit hoofde van Verordening (EU) nr. 1286/2014. Om te zorgen voor een samenhangende overgangsregeling voor deze fondsen, moet het priip-ontwikkelaars worden toegestaan gebruik te blijven maken van deze essentiële-informatiedocumenten met betrekking tot priip's die dit soort fondsen aanbieden als enige onderliggende beleggingsopties of naast andere onderliggende beleggingsopties. Wanneer priip-ontwikkelaars ervoor kiezen gebruik te maken van essentiële-informatiedocumenten in geval van priip's die dit soort fondsen aanbieden naast andere beleggingsopties, dient het generieke essentiële-informatiedocument één enkele reeks risicocategorieën in de vorm van de risicoschaal voor priip's te bevatten. De reeks risicocategorieën voor alle onderliggende beleggingsopties die aangeboden worden binnen het bepaalde priip, moet de synthetische risico- en opbrengstindicator overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) nr. 583/2010 van de Commissie (3) combineren voor de icbe- of niet-icbe-fondsen en een samenvattende risico-indicator overeenkomstig deze verordening voor andere onderliggende beleggingsopties. Indien het priip alleen icbe- of niet-icbe-fondsen als beleggingsopties biedt, moet de priip-ontwikkelaar gebruik kunnen maken van de presentatie en de methodologie overeenkomstig artikel 10 van Verordening (EU) nr. 583/2010. Ongeacht de vorm die daarvoor wordt gekozen, moet de specifieke informatie altijd overeenstemmen met de informatie in het essentiële-informatiedocument.

(19)

Het door de priip-ontwikkelaars op te stellen essentiële-informatiedocument dient nauwkeurig, eerlijk, duidelijk en niet misleidend te zijn. Retailbeleggers moeten op de informatie in het document kunnen vertrouwen wanneer zij een beleggingsbeslissing nemen, ook voor priip's die beschikbaar blijven voor retailbeleggers, in de maanden en jaren nadat het oorspronkelijke essentiële-informatiedocument is opgesteld. Daarom dienen normen te worden vastgesteld om ervoor te zorgen dat essentiële-informatiedocumenten tijdig en op passende wijze worden geëvalueerd en herzien, zodat zij te allen tijde nauwkeurig, eerlijk en duidelijk blijven.

(20)

De gegevens waarop de informatie in de essentiële-informatiedocumenten gebaseerd is, zoals gegevens over kosten, risico's en prestatiescenario's, kunnen in de loop van de tijd veranderen. Als de gegevens veranderen, kan dat aanleiding zijn om de op te nemen informatie ook te veranderen, bijvoorbeeld wanneer de risico- of kostenindicatoren wijzigingen ondergaan. Om die redenen dienen priip-ontwikkelaars periodieke procedures vast te stellen om de informatie in het essentiële-informatiedocument te evalueren. Als onderdeel van die procedures moet worden beoordeeld of de gewijzigde gegevens nopen tot herziening en hernieuwde publicatie van het document. Daarbij moeten de priip-ontwikkelaars zich laten leiden door de mate waarin de in het essentiële-informatiedocument op te nemen informatie wijzigt. Zo is het voor een op een beurs verhandeld derivaat, zoals een standaard future, call of put, normaliter niet nodig het essentiële-informatiedocument voortdurend bij te werken, aangezien de benodigde informatie over risico's, rendement en kosten voor deze instrumenten niet fluctueert. Periodieke evaluaties zijn mogelijk niet toereikend als de priip-ontwikkelaar kennis krijgt of had moeten krijgen van veranderingen buiten de periodieke evaluatieprocedure die belangrijke gevolgen kunnen hebben voor de in het essentiële-informatiedocument opgenomen informatie, zoals veranderingen in een eerder bekendgemaakt priip-beleggingsbeleid of -strategie die van belang zijn voor retailbeleggers, of belangrijke veranderingen in de kostenstructuur of het risicoprofiel. Daarom moet van priip-ontwikkelaars eveneens worden verlangd dat zij procedures in het leven roepen waarmee kan worden vastgesteld in welke situaties evaluatie en herziening van de informatie in het essentiële-informatiedocument op ad-hocbasis noodzakelijk zijn.

(21)

Wanneer een periodieke of ad-hocevaluatie uitwijst dat in een essentiële-informatiedocument op te nemen informatie is gewijzigd of dat de informatie in het bestaande document niet meer nauwkeurig, eerlijk, duidelijk en niet misleidend is, moet van de priip-ontwikkelaar worden verlangd dat hij het essentiële-informatiedocument dienovereenkomstig wijzigt en rekening houdt met de gewijzigde informatie.

(22)

Aangezien wijzigingen van belang kunnen zijn voor retailbeleggers en hun toekomstige toewijzing van beleggingsactiva, dient het nieuwe essentiële-informatiedocument voor deze beleggers eenvoudig te vinden te zijn en moet het derhalve op duidelijk herkenbare manier op de website van de priip-ontwikkelaar worden gepubliceerd. Wanneer mogelijk moet de priip-ontwikkelaar retailbeleggers inlichten wanneer de essentiële-informatiedocumenten zijn herzien, bijvoorbeeld per brief of e-mail.

(23)

Om ervoor te zorgen dat het tijdstip van verstrekking van essentiële-informatiedocumenten in de hele Unie consistent is, moet van priip-ontwikkelaars worden verlangd dat zij het essentiële-informatiedocument tijdig aanbieden voordat retailbeleggers door een overeenkomst of aanbod met betrekking tot dat priip zijn gebonden.

(24)

Het essentiële-informatiedocument dient de retailbeleggers geruime tijd vóór hun beleggingsbeslissing ter beschikking te worden gesteld, zodat zij de desbetreffende priip-informatie kunnen begrijpen en in aanmerking nemen wanneer zij hun beleggingsbeslissing nemen. Aangezien de beleggingsbeslissing wordt genomen voordat de wettelijke afkoelingsperiode ingaat, is het zaak dat ook het essentiële-informatiedocument voordien beschikbaar wordt gesteld.

(25)

Hoewel retailbeleggers het essentiële-informatiedocument in alle gevallen tijdig dienen te ontvangen voordat zij door een overeenkomst of aanbod met betrekking tot dat priip zijn gebonden, kan de periode variëren die voor retailbeleggers toereikend wordt geacht om de informatie te begrijpen en in aanmerking te nemen, omdat hun behoeften, ervaring en kennis kunnen verschillen. Personen die een priip verkopen of daarover advies geven, dienen daarom rekening te houden met factoren die voor individuele retailbeleggers gelden, wanneer zij bepalen hoe lang deze beleggers nodig zullen hebben om de inhoud van het essentiële-informatiedocument te bestuderen.

(26)

In het geval van een complex priip of een hun onbekend priip hebben retailbeleggers waarschijnlijk meer tijd nodig om de essentiële informatie door te nemen voordat zij een oordeelkundige beleggingsbeslissing kunnen nemen. Met dergelijke factoren dient derhalve rekening te worden gehouden wanneer wordt bekeken wat een tijdige verstrekking van het essentiële-informatiedocument inhoudt.

(27)

Bij de beoordeling van het tijdigheidscriterium is het eveneens belangrijk oog te hebben voor de urgentie van de situatie, bijvoorbeeld wanneer het voor een retailbelegger van belang is een priip voor een bepaalde prijs te kopen en die prijs afhangt van het tijdstip waarop de transactie plaatsvindt.

(28)

Omwille van de consistentie en om de goede werking van de financiële markten te garanderen, is het noodzakelijk dat de bepalingen van deze verordening van toepassing zijn vanaf dezelfde datum als die welke is vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1286/2014.

(29)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die bij de Commissie zijn ingediend door de Europese Bankautoriteit, de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen en de Europese Autoriteit voor effecten en markten (Europese toezichthoudende autoriteiten of „ETA's”).

(30)

De Europese toezichthoudende autoriteiten hebben openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd en het advies ingewonnen van de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (4) opgerichte Stakeholdergroep bankwezen, de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad (5) opgerichte Stakeholdergroep verzekeringen en herverzekeringen, en de overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad (6) opgerichte Stakeholdergroep effecten en markten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

INHOUD EN PRESENTATIE VAN HET ESSENTIËLE-INFORMATIEDOCUMENT

Artikel 1

Deel „Algemene informatie”

Het deel in het essentiële-informatiedocument dat betrekking heeft op de identiteit van de priip-ontwikkelaar en zijn bevoegde autoriteit, bevat alle volgende informatie:

a)

de naam die de ontwikkelaar aan het priip heeft gegeven en, indien voorhanden, het internationale effectenidentificatienummer of de unieke productidentificatie van het priip;

b)

de juridische naam van de priip-ontwikkelaar;

c)

de specifieke pagina op de website van de priip-ontwikkelaar waar retailbeleggers informatie kunnen vinden over de wijze waarop zij contact kunnen opnemen met de priip-ontwikkelaar, en een telefoonnummer;

d)

de naam van de bevoegde autoriteit belast met het toezicht op de priip-ontwikkelaar in verband met het essentiële-informatiedocument;

e)

de datum waarop het essentiële-informatiedocument is opgesteld, of wanneer het nadien is herzien, de datum van de recentste herziening van het essentiële-informatiedocument.

De informatie in het deel bedoeld in de eerste alinea omvat ook de begrijpelijkheidswaarschuwing als bedoeld in artikel 8, lid 3, onder b), van Verordening (EU) nr. 1286/2014 indien het priip voldoet aan een van de volgende voorwaarden:

a)

het is een verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct dat niet voldoet aan de eisen van artikel 30, lid 3, onder a), van Richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad (7);

b)

het is een priip dat niet voldoet aan de eisen van artikel 25, lid 4, onder a), (i) tot en met (vi), van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (8).

Artikel 2

Deel „Wat is dit voor een product?”

1.   De informatie over het soort priip in het deel „Wat is dit voor een product?” van het essentiële-informatiedocument bevat een beschrijving van de rechtsvorm van het priip.

2.   De informatie over de doelstellingen van het priip en de middelen om die doelstellingen te bereiken in het deel „Wat is dit voor een product?” van het essentiële-informatiedocument wordt kort, duidelijk en begrijpelijk samengevat. Zij benoemt de voornaamste factoren die het rendement bepalen, de onderliggende beleggingsactiva of referentiewaarden, de wijze waarop het rendement wordt bepaald, en de relatie tussen het rendement van het priip en dat van de onderliggende beleggingsactiva of referentiewaarden. Uit die informatie blijkt de relatie tussen de aanbevolen periode van bezit en het risico- en rendementsprofiel van het priip.

Wanneer het aantal activa of referentiewaarden bedoeld in de eerste alinea van dien aard is dat het niet mogelijk is voor elk ervan specifieke verwijzingen op te nemen in een essentiële-informatiedocument, worden alleen de marktsegmenten of instrumentsoorten met betrekking tot de onderliggende beleggingsactiva of referentiewaarden vermeld.

3.   De beschrijving van de doelgroep van het priip in het deel „Wat is dit voor een product?” van het essentiële-informatiedocument bevat informatie over de retailbeleggers die de priip-ontwikkelaar voor ogen heeft, in het bijzonder de behoeften, de kenmerken en de doelstellingen van het type retailbelegger voor wie het priip geschikt is. De doelgroep wordt vastgesteld op basis van de capaciteit van retailbeleggers om beleggingsverlies te dragen, hun voorkeuren ten aanzien van de beleggingshorizon, hun theoretische kennis van en praktische ervaring met priip's en de financiële markten, alsmde op basis van de behoeften, kenmerken en doelstellingen van potentiële eindcliënten.

4.   De informatie over verzekeringsuitkeringen in het deel „Wat is dit voor een product?” van het essentiële-informatiedocument geeft een overzicht van met name de hoofdkenmerken van het verzekeringscontract, een definitie van elke opgenomen uitkering, met een toelichtende verklaring dat de waarde van die uitkeringen is vermeld in het deel „Wat zijn de risico's en wat kan ik ervoor terugkrijgen?” en gegevens over de typische biometrische kenmerken van de doelgroep, met inbegrip van de algemene premie, de premie voor biometrisch risico binnen die algemene premie, en het effect van de premie voor biometrisch risico op het rendement van de belegging aan het eind van de aanbevolen minimumperiode van bezit of het effect van het kostengedeelte van de premie voor biometrisch risico dat in aanmerking wordt genomen in de vaste kosten van de tabel „Kosten in de loop van de tijd” berekend overeenkomstig bijlage VII. In het geval van eenmalige premiebetaling bevat de informatie het ingelegde bedrag. In het geval van periodieke premiebetaling bevat de informatie het aantal periodieke betalingen, een raming van de gemiddelde premie voor biometrisch risico als percentage van de jaarpremie en een raming van het gemiddelde ingelegde bedrag.

De in de eerste alinea bedoelde informatie omvat eveneens een toelichting over de effecten van de betaling van verzekeringspremies, gelijkwaardig aan de geraamde waarde van de verzekeringsuitkeringen, op het rendement van de investering voor de retailbelegger.

5.   De informatie over het soort priip in het deel „Wat is dit voor een product?” van het essentiële-informatiedocument bevat:

a)

de vervaldatum van het priip of de vermelding dat er geen vervaldatum is;

b)

de vermelding of de priip-ontwikkelaar het priip eenzijdig kan beëindigen;

c)

een beschrijving van de omstandigheden waaronder het priip automatisch kan worden beëindigd en, indien bekend, de data van beëindiging.

Artikel 3

Deel „Wat zijn de risico's en wat kan ik ervoor terugkrijgen?”

1.   In het deel „Wat zijn de risico's en wat kan ik ervoor terugkrijgen?” van het essentiële-informatiedocument passen de priip-ontwikkelaars de methodologie inzake de presentatie van risico zoals beschreven in bijlage II toe, vermelden zij de technische aspecten van de presentatie van de samenvattende risico-indicator zoals beschreven in bijlage III en houden zij zich aan de technische leidraad, vormcriteria en methodologie voor de presentatie van prestatiescenario's zoals beschreven in bijlage IV en bijlage V.

2.   In het deel „Wat zijn de risico's en wat kan ik ervoor terugkrijgen?” van het essentiële-informatiedocument nemen de priip-ontwikkelaars de volgende informatie op:

a)

het risiconiveau van het priip in de vorm van een risicoklasse met behulp van een samenvattende risico-indicator op een schaal van 1 tot en met 7;

b)

een expliciete verwijzing naar een illiquide priip of een priip met een materieel relevant liquiditeitsrisico, zoals gedefinieerd in deel 4 van bijlage II, in de vorm van een waarschuwing in de presentatie van de samenvattende risico-indicator;

c)

een tekst onder de samenvattende risico-indicator waarin wordt toegelicht dat indien een priip in een andere valuta luidt dan de officiële munteenheid van de lidstaat waar het priip wordt aangeboden, het rendement in de officiële munteenheid van de lidstaat waar het priip wordt aangeboden, kan veranderen als gevolg van koersschommelingen;

d)

een korte beschrijving van het risico- en rendementsprofiel van het priip en een waarschuwing dat het risico van het priip aanzienlijk hoger kan zijn dan het risico dat in de samenvattende risico-indicator wordt weergegeven indien het priip niet tot de vervaldatum of tot het eind van de aanbevolen periode van bezit wordt aangehouden, indien noodzakelijk;

e)

voor priip's met contractueel overeengekomen sancties bij eerdere verkoop of lange opzeggingstermijnen voor desinvestering, een verwijzing naar de desbetreffende onderliggende voorwaarden in het deel „Hoe lang moet ik het aanhouden en kan ik mijn geld eerder terugtrekken?”;

f)

een indicatie van het mogelijke maximumverlies en de vermelding dat de belegging verloren kan gaan indien zij niet wordt beschermd of indien de priip-ontwikkelaar niet kan uitbetalen, of dat naast de oorspronkelijke belegging aanvullende betalingen kunnen worden verlangd en dat het totale verlies aanzienlijk hoger kan zijn dan de totale oorspronkelijke inleg.

3.   Priip-ontwikkelaars nemen vier geschikte prestatiescenario's op, zoals beschreven in bijlage V in het deel „Wat zijn de risico's en wat kan ik ervoor terugkrijgen?” van het essentiële-informatiedocument. Die vier prestatiescenario's omvatten een stressscenario, een ongunstig scenario, een gematigd scenario en een gunstig scenario.

4.   Voor verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten wordt in het deel „Wat zijn de risico's en wat kan ik ervoor terugkrijgen?” van het essentiële-informatiedocument een aanvullend prestatiescenario opgenomen dat aantoont welke verzekeringsuitkering de begunstigde ontvangt wanneer er zich een verzekerde gebeurtenis voordoet.

5.   Voor priip's in de vorm van futures, callopties en putopties die op een gereglementeerde markt of op een daarmee artikel 28 van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad (9) ingevolge gelijkwaardig geachte markt van een derde land worden verhandeld, worden prestatiescenario's opgenomen in de vorm van grafieken van de uitbetalingsstructuur, zoals beschreven in bijlage V in het deel „Wat zijn de risico's en wat kan ik ervoor terugkrijgen?” van het essentiële-informatiedocument.

Artikel 4

Deel „Wat gebeurt er als [naam van de priip-ontwikkelaar] niet kan uitbetalen?”

In het deel „Wat gebeurt er als [naam van de priip-ontwikkelaar] niet kan uitbetalen?” van het essentiële-informatiedocument vermelden priip-ontwikkelaars de volgende toelichting:

a)

of de retailbelegger financieel verlies kan lijden als gevolg van wanbetaling van de priip-ontwikkelaar of wanbetaling van een andere entiteit dan de priip-ontwikkelaar, en de identiteit van die entiteit;

b)

of het onder a) bedoelde verlies is gedekt door een compensatie- of waarborgregeling voor beleggers, en of er aan die bescherming beperkingen of voorwaarden verbonden zijn.

Artikel 5

Deel „Wat zijn de kosten?”

1.   Priip-ontwikkelaars passen in het deel „Wat zijn de kosten?” van het essentiële-informatiedocument het volgende toe:

a)

de methodologie voor de kostenberekening volgens bijlage VI;

b)

de tabellen „Kosten in de loop van de tijd” en „Samenstelling van kosten” voor informatie over kosten, zoals vermeld in bijlage VII, overeenkomstig de daarin opgenomen technische leidraad.

2.   In de tabel „Kosten in de loop van de tijd” in het deel „Wat zijn de kosten?” van het essentiële-informatiedocument specificeren priip-ontwikkelaars de samenvattende kostenindicator van de totale kosten van het priip, uitgedrukt als geldsommen en percentages, voor de verschillende in bijlage VI beschreven perioden.

3.   In de tabel „Samenstelling van kosten” in het deel „Wat zijn de kosten?” van het essentiële-informatiedocument specificeren priip-ontwikkelaars het volgende:

a)

eenmalige kosten, zoals in- en uitstapkosten, uitgedrukt als percentage;

b)

vaste kosten, zoals portefeuilletransactiekosten per jaar en andere vaste kosten per jaar, uitgedrukt als percentage;

c)

incidentele kosten, zoals prestatievergoedingen of „carried interest”, uitgedrukt als percentage.

4.   Priip-ontwikkelaars geven een beschrijving van elke kostensoort in de tabel „Samenstelling van kosten” in het deel „Wat zijn de kosten?” van het essentiële-informatiedocument, waarbij zij specificeren waar en hoe die kosten kunnen verschillen van de feitelijke kosten die de retailbelegger kan hebben, of kunnen afhangen van de vraag of de retailbelegger bepaalde opties wel of niet uitoefent.

Artikel 6

Deel „Hoe lang moet ik het houden en kan ik er eerder geld uit halen?”

In het deel „Hoe lang moet ik het houden en kan ik er eerder geld uit halen?” van het essentiële-informatiedocument vermelden priip-ontwikkelaars het volgende:

a)

een korte omschrijving van de redenen waarom de aanbevolen of vereiste minimumperiode van bezit is gekozen;

b)

een beschrijving van de kenmerken van de desinvesteringsprocedure en wanneer desinvestering mogelijk is, een indicatie van het effect van vroegtijdige inning op het risico- of prestatieprofiel van het priip, of op de toepasbaarheid van kapitaalgaranties;

c)

informatie over te betalen vergoedingen en sancties bij desinvestering vóór de vervaldag of op een andere gespecificeerde datum dan de einddatum van de aanbevolen periode van bezit, met een kruisverwijzing naar de overeenkomstig artikel 5 in het essentiële-informatiedocument op te nemen kosteninformatie en een toelichting over het effect van die vergoedingen en sancties voor verschillende perioden van bezit.

Artikel 7

Deel „Hoe kan ik een klacht indienen?”

In het deel „Hoe kan ik een klacht indienen?” van het essentiële-informatiedocument verstrekken priip-ontwikkelaars de volgende informatie in de vorm van een samenvatting:

a)

te volgen stappen voor het indienen van een klacht over het product of over het gedrag van de priip-ontwikkelaar of de persoon die het product verkoopt of daarover adviseert;

b)

een link naar de desbetreffende website voor de klachten;

c)

een actueel postadres en een e-mailadres waar klachten kunnen worden ingediend.

Artikel 8

Deel „Andere nuttige informatie”

1.   In het deel „Andere nuttige informatie” van het essentiële-informatiedocument nemen priip-ontwikkelaars mogelijke aanvullende informatiedocumenten op en vermelden zij of die documenten beschikbaar worden gesteld op grond van een wettelijk voorschrift of alleen op verzoek van de retailbelegger.

2.   De informatie in het deel „Andere nuttige informatie” van het essentiële-informatiedocument kan worden verstrekt in de vorm van een samenvatting, met een link naar de website waar verdere gegevens beschikbaar zijn naast de in lid 1 genoemde documenten.

Artikel 9

Template

Priip-ontwikkelaars presenteren het essentiële-informatiedocument met behulp van de template in bijlage I. De template wordt ingevuld volgens de voorschriften van deze gedelegeerde verordening en van Verordening (EU) nr. 1286/2014.

HOOFDSTUK II

SPECIFIEKE BEPALINGEN VOOR HET ESSENTIËLE-INFORMATIEDOCUMENT

Artikel 10

Priip's die een scala van beleggingsopties bieden

Een priip-ontwikkelaar die een scala van onderliggende beleggingsopties biedt en de informatie over die opties niet kan verstrekken in één afzonderlijk beknopt essentiële-informatiedocument, stelt een van de volgende documenten op:

a)

een essentiële-informatiedocument per onderliggende beleggingsoptie binnen het priip met daarin informatie over het priip overeenkomstig hoofdstuk I;

b)

een generiek essentiële-informatiedocument dat het priip beschrijft overeenkomstig hoofdstuk I, tenzij anders is bepaald in de artikelen 11 tot en met 14.

Artikel 11

Deel „Wat is dit voor een product?” in het generieke essentiële-informatiedocument

In afwijking van artikel 2, leden 2 en 3, specificeren priip-ontwikkelaars in het deel „Wat is dit voor een product?” het volgende:

a)

een beschrijving van de soorten onderliggende beleggingsopties, met inbegrip van de marktsegmenten of instrumenten, alsook de belangrijkste factoren waarvan het rendement afhankelijk is;

b)

een verklaring dat de beoogde doelgroep van beleggers van het priip varieert met de onderliggende beleggingsoptie;

c)

een verwijzing naar de plaats waar de specifieke informatie over elke onderliggende beleggingsoptie te vinden is.

Artikel 12

Deel „Wat zijn de risico's en wat kan ik ervoor terugkrijgen?” in het generieke essentiële-informatiedocument

1.   In afwijking van artikel 3, lid 2, onder a), en lid 3 specificeren priip-ontwikkelaars in het deel „Wat zijn de risico's en wat kan ik ervoor terugkrijgen?” het volgende:

a)

de diverse risicoklassen van alle binnen het priip geboden onderliggende beleggingsopties, met behulp van een samenvattende risico-indicator op een schaal van 1 tot en met 7 als beschreven in bijlage III;

b)

een verklaring dat het risico en rendement van de belegging varieert met de onderliggende beleggingsoptie;

c)

een korte beschrijving van de wijze waarop de prestatie van het priip als geheel afhangt van de onderliggende beleggingsopties;

d)

een verwijzing naar de plaats waar de specifieke informatie over elke onderliggende beleggingsoptie te vinden is.

2.   Wanneer priip-ontwikkelaars overeenkomstig artikel 14, lid 2, gebruikmaken van het essentiële-informatiedocument voor de beschrijving van de risicoklassen als bedoeld in punt a) van lid 1, gebruiken zij de synthetische risico- en opbrengstindicator overeenkomstig artikel 8 van Verordening (EU) nr. 583/2010 met betrekking tot icbe-fondsen of niet-icbe-fondsen als onderliggende beleggingsopties.

Artikel 13

Deel „Wat zijn de kosten?” in het generieke essentiële-informatiedocument

1.   In afwijking van artikel 5, lid 1, onder b), specificeren priip-ontwikkelaars in het deel „Wat zijn de kosten?” het volgende:

a)

de diverse kosten voor het priip in de tabellen „Kosten in de loop van de tijd” en „Samenstelling van kosten” in bijlage VII;

b)

een verklaring dat de kosten voor de retailbelegger variëren met de onderliggende beleggingsoptie;

c)

een verwijzing naar de plaats waar de specifieke informatie over elke onderliggende beleggingsoptie te vinden is.

2.   Onverminderd de voorschriften bedoeld in artikel 5, lid 1, onder a), en in afwijking van de punten 12 tot en met 20 van bijlage VI kunnen priip-ontwikkelaars, wanneer zij het essentiële-informatiedocument overeenkomstig artikel 14, lid 2, gebruiken, de in punt 21 van bijlage VI omschreven methodologie toepassen op bestaande icbe- of niet-icbe-fondsen.

3.   Wanneer priip-ontwikkelaars overeenkomstig artikel 14, lid 2, het essentiële-informatiedocument gebruiken met icbe- of niet-icbe-fondsen als enige onderliggende beleggingsopties, kunnen zij in afwijking van artikel 5 de diverse kosten voor het priip nader omschrijven in overeenstemming met artikel 10 van Verordening (EU) nr. 583/2010.

Artikel 14

Specifieke informatie over elke onderliggende beleggingsoptie

1.   Ten aanzien van de specifieke informatie bedoeld in de artikelen 11, 12 en 13 verstrekken priip-ontwikkelaars per onderliggende beleggingsoptie alle volgende gegevens:

a)

in voorkomend geval, een begrijpelijkheidswaarschuwing;

b)

de beleggingsdoelstellingen, de middelen om die te bereiken en de doelmarkt overeenkomstig artikel 2, leden 2 en 3;

c)

een samenvattende risico-indicator en beschrijvende toelichting, en prestatiescenario's overeenkomstig artikel 3;

d)

een presentatie van de kosten overeenkomstig artikel 5.

2.   In afwijking van lid 1 kunnen ontwikkelaars van priip's gebruikmaken van het essentiële-informatiedocument opgesteld in overeenstemming met de artikelen 78 tot en met 81 van Richtlijn 2009/65/EG om specifieke informatie voor de toepassing van de artikelen 11 tot en met 13 van deze gedelegeerde verordening te verstrekken waarbij ten minste één van de onderliggende beleggingsopties als bedoeld in lid 1 een icbe- of niet-icbe-fonds is als bedoeld in artikel 32 van Verordening (EU) nr. 1286/2014.

HOOFDSTUK III

EVALUATIE EN HERZIENING VAN HET ESSENTIËLE-INFORMATIEDOCUMENT

Artikel 15

Evaluatie

1.   Bij elke verandering met belangrijke gevolgen of vermoedelijk belangrijke gevolgen voor de informatie in het essentiële-informatiedocument, en ten minste om de twaalf maanden na de datum van eerste publicatie van het essentiële-informatiedocument, evalueren priip-ontwikkelaars de informatie in het essentiële-informatiedocument.

2.   In de in lid 1 bedoelde evaluatie wordt nagegaan of de informatie in het essentiële-informatiedocument nog nauwkeurig, eerlijk, duidelijk en niet misleidend is. Met name wordt nagegaan:

a)

of de informatie in het essentiële-informatiedocument beantwoordt aan de algemene eisen inzake vorm en inhoud bedoeld in Verordening (EU) nr. 1286/2014, of de specifieke eisen inzake vorm en inhoud waarin deze gedelegeerde verordening voorziet;

b)

of de maatstaven voor het marktrisico of kredietrisico van het priip zijn gewijzigd en of als gevolg daarvan het priip moet worden ingedeeld in een andere klasse van de samenvattende risico-indicator dan die waaraan het in het te evalueren essentiële-informatiedocument is toegewezen;

c)

of het gemiddelde rendement voor het gematigde prestatiescenario van het priip, uitgedrukt als geannualiseerd rendementspercentage, met meer dan vijf procentpunten is veranderd.

3.   Voor de toepassing van lid 1 zijn priip-ontwikkelaars gehouden, tijdens de hele levensduur van het priip zolang het beschikbaar blijft voor retailbeleggers, passende procedures in te stellen en te handhaven om omstandigheden die tot een wijziging kunnen leiden met gevolgen of vermoedelijke gevolgen voor de nauwkeurigheid, eerlijkheid of duidelijkheid van de informatie in het essentiële-informatiedocument, onverwijld te herkennen.

Artikel 16

Herziening

1.   Priip-ontwikkelaars herzien het essentiële-informatiedocument onverwijld wanneer een evaluatie overeenkomstig artikel 15 uitwijst dat wijziging van het essentiële-informatiedocument noodzakelijk is.

2.   Priip-ontwikkelaars zien erop toe dat alle delen van het essentiële-informatiedocument waarop die veranderingen betrekking hebben, worden bijgewerkt.

3.   De priip-ontwikkelaar publiceert het herziene essentiële-informatiedocument op zijn website.

HOOFDSTUK IV

VERSTREKKING VAN HET ESSENTIËLE-INFORMATIEDOCUMENT

Artikel 17

Voorwaarden voor tijdige verstrekking

1.   De persoon die een priip verkoopt of daarover adviseert, verstrekt het essentiële-informatiedocument in een vroeg stadium zodat retailbeleggers voldoende tijd hebben om het document te bestuderen voordat zij door een overeenkomst of aanbod met betrekking tot dat priip worden gebonden, ongeacht of de retailbelegger al dan niet een afkoelingsperiode wordt verleend.

2.   Voor de toepassing van lid 1 beoordeelt de persoon die een priip verkoopt of daarover adviseert, hoeveel tijd elke retailbelegger nodig heeft om het essentiële-informatiedocument door te nemen, op basis van het volgende:

a)

de kennis van en de ervaring met het priip of met priip's van soortgelijke aard of met risico's die vergelijkbaar zijn met die welke aan het priip verbonden zijn;

b)

de complexiteit van het priip;

c)

wanneer het advies of de verkoop op initiatief van de retailbelegger plaatsvindt, de urgentie die de retailbelegger uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven om het voorgestelde contract of aanbod te sluiten.

Artikel 18

Slotbepaling

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2018.

Artikel 14, lid 2, is van toepassing tot en met 31 december 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 8 maart 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 352 van 9.12.2014, blz. 1.

(2)  Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (herschikking) (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 32).

(3)  Verordening (EU) nr. 583/2010 van de Commissie van 1 juli 2010 tot uitvoering van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft essentiële beleggersinformatie en de voorwaarden waaraan moet worden voldaan als de essentiële beleggersinformatie of het prospectus op een andere duurzame drager dan papier of via een website wordt verstrekt (PB L 176 van 10.7.2010, blz. 1).

(4)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).

(5)  Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/79/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 48).

(6)  Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/77/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 84).

(7)  Richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2016 betreffende verzekeringsdistributie (PB L 26 van 2.2.2016, blz. 19).

(8)  Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349)

(9)  Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten in financiële instrumenten en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 84).


BIJLAGE I

TEMPLATE VOOR HET ESSENTIËLE-INFORMATIEDOCUMENT

Ontwikkelaars van priip's zijn gebonden aan de volgorde van de delen en de titels van de template. De template definieert echter geen parameters voor de lengte van elk deel en de plaats van pagina-einden. Als geheel mag de template afgedrukt niet langer zijn dan drie pagina's van A4-formaat.

Image

Image


BIJLAGE II

METHODOLOGIE VOOR DE PRESENTATIE VAN RISICO'S

DEEL 1

Marktrisicobeoordeling

Bepaling van de maatstaf voor het marktrisico (MMR)

1.

Het marktrisico wordt bepaald door de geannualiseerde volatiliteit van de Value at Risk (VaR) bij een betrouwbaarheidsgraad van 97,5 % over de aanbevolen periode van bezit, tenzij anders is vermeld. De VaR is het percentage van het belegde bedrag dat de retailbelegger als rendement ontvangt.

2.

Aan het priip wordt een MMR-klasse toegewezen volgens onderstaande tabel:

MMR-klasse

VaR-equivalente volatiliteit (VEV)

1

< 0,5 %

2

0,5 % — 5,0 %

3

5,0 % — 12 %

4

12 % — 20 %

5

20 % — 30 %

6

30 % — 80 %

7

> 80 %

Specificatie van priip-categorieën voor beoordeling van het marktrisico

3.

Om het marktrisico te kunnen bepalen, worden priip's in vier categorieën ingedeeld.

4.

Categorie 1 betreft de volgende priip's:

a)

priip's waarbij beleggers meer dan het door hen ingelegde bedrag kunnen verliezen;

b)

priip's die vallen onder een van de categorieën bedoeld in de punten 4 tot en met 10 van deel C van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (1);

c)

Priip's of onderliggende beleggingen van priip's met een minder regelmatig dan maandelijks bepaalde koers, of zonder passende referentie- of vervangende waarde, of met een passende maar minder regelmatig dan maandelijks bepaalde referentie- of vervangende waarde.

5.

Categorie 2 betreft priip's die, direct of synthetisch, een positie zonder hefboom aan de prijzen van onderliggende beleggingen bieden, of een positie met hefboom aan onderliggende beleggingen, die een constant veelvoud van de prijzen van die onderliggende beleggingen uitkeert, waarbij de ontwikkelaar beschikt over de historische dagkoersen van ten minste twee jaar, de historische weekkoersen van vier jaar of de maandkoersen van vijf jaar, of over bestaande passende referentie- of vervangende waarden die voldoen aan dezelfde criteria voor de lengte en frequentie van de prijsgeschiedenis.

6.

Categorie 3 betreft priip's waarvan de waarde is gebaseerd op de prijzen van onderliggende beleggingen maar niet als een constant veelvoud van de prijzen van die onderliggende beleggingen, waarbij de ontwikkelaar beschikt over de dagkoersen van ten minste twee jaar, de weekkoersen van vier jaar of de maandkoersen van vijf jaar, of over bestaande passende referentie- of vervangende waarden die voldoen aan dezelfde criteria voor de lengte en frequentie van de prijsgeschiedenis.

7.

Categorie 4 betreft priip's waarvan de waarde deels afhangt van niet op de markt waargenomen factoren, zoals verzekeringsgebaseerde priip's die een deel van de winsten van de priip-ontwikkelaar uitkeren aan retailbeleggers.

Gebruik van passende benchmarks of indicatoren om priip-categorieën te bepalen

Indien de priip-ontwikkelaar gebruikmaakt van passende referentie- of vervangende waarden, zijn die waarden representatief zijn voor de activa of posities die de prestatie van het priip bepalen. De priip-ontwikkelaar documenteert het gebruik van dergelijke referentie- of vervangende waarden.

Bepaling van de MMR-klasse voor priip's in categorie 1

8.

De MMR-klasse voor priip's in categorie 1 is 7, met uitzondering van de in punt 4, onder c), van deze bijlage bedoelde priip's, waarvoor de MMR-klasse 6 is.

Bepaling van de MMR-klasse voor priip's in categorie 2

9.

De VaR wordt berekend vanaf de momenten van de waargenomen uitkering van rendementen van de priip's of de koers van de referentie- of vervangende waarde daarvan in de laatste vijf jaar. De frequentie van de waarnemingen is ten minste één keer per maand. In het geval van dagelijks beschikbare koersen is de frequentie elke dag. In het geval van wekelijks beschikbare koersen is de frequentie één keer per week. In het geval van tweewekelijks beschikbare koersen is de frequentie één keer per twee weken.

10.

Indien er geen gegevens over de dagkoersen beschikbaar zijn over een periode van vijf jaar, kan een kortere periode worden gebruikt. Voor dagelijkse waarnemingen van de koers van een priip of de referentie- of vervangende waarde daarvan is de periode van waargenomen rendementen ten minste twee jaar. Voor wekelijkse waarnemingen van de koers van een priip is de periode van waargenomen gegevens ten minste vier jaar. Voor maandelijkse waarnemingen van de koers van een priip is de periode van waargenomen gegevens ten minste vijf jaar.

11.

Het rendement over elke periode is gedefinieerd als de natuurlijke logaritme van de ratio van de slotkoers aan het eind van de lopende periode en de slotkoers aan het eind van de vorige periode.

12.

De VaR-maatstaf in de rendementsruimte wordt als volgt berekend met de Cornish-Fisher-expansie:

Formula

waarbij N staat voor het aantal handelsperioden in de aanbevolen periode van bezit; en σ, μ1, μ2 voor respectievelijk de volatiliteit, scheefheid (skew) en excess kurtosis gemeten uit de rendementsverdeling. De volatiliteit, scheefheid en exces kurtosis worden als volgt berekend uit de gemeten momenten van de rendementsverdeling:

het tijdstip nul, M0 , is de telling van het aantal waarnemingen in de periode overeenkomstig punt 10 van deze bijlage.

het eerste tijdstip, M1 , is het gemiddelde van alle waargenomen rendementen in de peilperiode.

het tweede M2 , het derde M3 en het vierde M4 -tijdstip worden op de standaardmanier bepaald:

Formula,

Formula,

Formula,

waarbij ri het rendement in de ie periode in de rendementshistorie is.

de volatiliteit, σ, wordt gegeven door Formula.

de scheefheid (skew), μ1, is gelijk aan M33.

de excess kurtosis, μ2, is gelijk aan M44 – 3.

13.

De VEV volgt uit:

Formula

waarbij T staat voor de duur van de aanbevolen periode van bezit in jaren.

14.

Voor priip's die worden beheerd overeenkomstig een beleggingsbeleid of -strategie gericht op het realiseren van bepaalde beloningsdoelen door deel te nemen via flexibele belegging in verschillende financiële activaklassen (bv. in zowel aandelen- als vastrentende markten), wordt de te hanteren VEV als volgt bepaald:

a)

als het beleggingsbeleid niet is herzien in de in punt 10 van deze bijlage bedoelde periode, is de te hanteren VEV de hoogste van de volgende VEV-waarden

i)

de VEV berekend overeenkomstig de punten 9 tot en met 13 van deze bijlage;

ii)

de VEV van de rendementen van de pro forma mix van beleggingen die overeenstemt met de allocatie van de referentieactiva van het fonds ten tijde van de berekening;

iii)

de VEV die overeenstemt met de risicolimiet van het fonds, indien van toepassing.

b)

als het beleggingsbeleid is herzien in de in punt 10 van deze bijlage bedoelde periode, is de te hanteren VEV de hoogste van de in punt a), onder ii) en iii), bedoelde VEV-waarden.

15.

Het priip wordt afhankelijk van de VEV ingedeeld in een MMR-klasse overeenkomstig punt 2 van deze bijlage. In het geval van een priip met alleen maandkoersgegevens wordt de overeenkomstig punt 2 van deze bijlage bepaalde MMR-klasse verhoogd met één extra klasse.

Bepaling van de MMR-klasse voor priip's in categorie 3

16.

De VaR in de koersruimte wordt berekend uit een verdeling van priip-waarden aan het eind van de aanbevolen periode van bezit. De verdeling wordt verkregen door de voor de priip-waarde bepalende koers of koersen te simuleren aan het eind van de aanbevolen periode van bezit. De VaR is de waarde van het priip bij een betrouwbaarheidsgraad van 97,5 % aan het eind van de aanbevolen periode van bezit gedisconteerd naar de huidige datum met behulp van de verwachte risicovrije discontofactor van de huidige datum tot het eind van de aanbevolen periode van bezit.

17.

De VEV volgt uit:

Formula

waarbij T staat voor de duur van de aanbevolen periode van bezit in jaren. Alleen in gevallen waarin het product wordt opgevraagd of geannuleerd vóór het eind van de aanbevolen periode van bezit overeenkomstig de simulatie, kan de periode in jaren tot het opvragen of annuleren worden gebruikt in de berekening.

18.

Het priip wordt afhankelijk van de VEV ingedeeld in een MMR-klasse zoals bepaald in punt 2 van deze bijlage. In het geval van een priip met alleen maandkoersgegevens wordt de overeenkomstig punt 2 van deze bijlage bepaalde MMR-klasse verhoogd met één extra klasse.

19.

Het aantal simulaties is ten minste 10 000.

20.

De simulatie is gebaseerd op het bootstrappen van de verwachte spreiding van prijzen of prijsniveaus voor de onderliggende contracten van het priip uit de waargenomen rendementsspreiding voor deze contracten bij vervanging.

21.

Voor de in de punten 16 tot en met 20 van deze bijlage bedoelde simulatie zijn er twee typen waarneembare marktfactoren die kunnen bijdragen tot de waarde van een priip: contante koersen (of niveaus) en curves.

22.

Per simulatie van een contante koers (of niveau) doet de priip-ontwikkelaar het volgende:

a)

het rendement berekenen voor elke waarnemingsperiode in de laatste vijf jaar, of de in punt 6 van deze bijlage bedoelde jaren, door de logaritme van de slotkoers van elke periode te delen door de slotkoers van de vorige periode;

b)

willekeurig één waarnemingsperiode kiezen die overeenstemt met het rendement voor alle onderliggende contracten per gesimuleerde periode in de aanbevolen periode van bezit (de waarnemingsperiode kan meerdere keren worden gebruikt in dezelfde simulatie);

c)

per contract het rendement berekenen door de rendementen in de geselecteerde perioden op te tellen en dit rendement zo te corrigeren dat het verwachte rendement op basis van de gesimuleerde rendementsspreiding de risiconeutrale verwachting van het rendement in de aanbevolen periode van bezit is. De definitieve waarde van het rendement wordt gevonden door:

Formula

waarbij:

de tweede grootheid corrigeert voor het effect van het gemiddelde van de waargenomen rendementen;

de derde grootheid corrigeert voor het effect van de variante van de waargenomen rendementen;

de laatste grootheid corrigeert voor het quanto-effect als de uitoefenvaluta anders is dan de actiefvaluta. De grootheden die bijdragen tot de correctie zijn als volgt:

ρ is de correlatie tussen de activumprijs en de relevante Fx ratio -gemeten over de aanbevolen periode van bezit;

σ is de gemeten volatiliteit van het activum;

σccy is de gemeten volatiliteit van de Fx-ratio.

d)

de koers van elk onderliggend contract te berekenen door de exponentiële functie van het rendement te nemen.

23.

Voor curves wordt een hoofdcomponentenanalyse (Principal Component Analysis — PCA) uitgevoerd om ervoor te zorgen dat de simulatie van de verplaatsingen van elk punt op de curve over een langere periode resulteert in een consistente curve.

a)

De PCA wordt als volgt uitgevoerd:

i)

het historisch overzicht verzamelen van de punten in de looptijd die de curve bepalen voor elke handelsperiode in de laatste vijf jaar, of de in punt 6 van deze bijlage bedoelde jaren;

ii)

ervoor zorgen dat elk punt in de looptijd positief is — voor elk negatief punt in de looptijd worden alle punten in de looptijd met het kleinste hele getal of percentage verschoven dat nodig is om te bereiken dat alle punten in de looptijd positief zijn;

iii)

voor elke periode per punt in de looptijd het rendement berekenen door de natuurlijke logaritme van de ratio van de koers aan het eind van elke waarnemingsperiode en de koers aan het eind van de vorige periode te nemen;

iv)

de op elk punt in de looptijd waargenomen rendementen zo te corrigeren dat de resulterende reeks rendementen op elk punt in de looptijd nul als gemiddelde heeft;

v)

de covariantiematrix berekenen tussen de verschillende looptijden door de rendementen bij elkaar op te tellen:

vi)

de eigenvectoren en eigenwaarden van de covariantiematrix berekenen;

vii)

de eigenvectoren bij de drie grootste eigenwaarden selecteren;

viii)

een matrix van drie kolommen maken met in de eerste kolom de eigenvector met de grootste eigenwaarde, in de tweede kolom de eigenvector met de op een na grootste eigenwaarde, en in de derde kolom de eigenvector met de op twee na grootste eigenwaarde;

ix)

de rendementen projecteren op de in de vorige stap berekende drie hoofdeigenvectoren door de in stap iv) verkregen N×M-matrix van rendementen te vermenigvuldigen met de in stap viii) verkregen M×3-matrix van eigenvectoren;

x)

de in de simulatie te gebruiken matrix van rendementen berekenen door de uitkomsten in stap ix) te vermenigvuldigen met de omzetting van de in stap viii) verkregen matrix van eigenvectoren. Dit is de reeks waarden die in de simulatie moet worden gebruikt.

b)

De curvesimulatie gaat als volgt in zijn werk:

i)

de tijdstap in de simulatie is één periode. Kies per waarnemingsperiode in de aanbevolen periode van bezit een willekeurige rij uit de berekende matrix van rendementen. Het rendement voor elk punt T in de looptijd is de som van de gekozen rijen van de kolom behorend bij looptijdpunt T;

ii)

het gesimuleerde percentage voor elk looptijdpunt T is het huidige percentage op looptijdpunt T:

vermenigvuldigd met de exponentiële functie van het gesimuleerde rendement,

gecorrigeerd voor eventuele verschuivingen die nodig zijn om te bereiken dat alle looptijdpunten positief zijn, en

zodanig gecorrigeerd dat het verwachte gemiddelde overeenkomt met de actuele verwachtingen voor het percentage in looptijdpunt T, aan het eind van de aanbevolen periode van bezit.

24.

Voor priip's in categorie 3 die worden gekenmerkt door onvoorwaardelijke kapitaalbescherming mag de priip-ontwikkelaar aannemen dat de VaR bij een betrouwbaarheidsgraad van 97,5 % gelijk is aan het niveau van onvoorwaardelijke kapitaalbescherming aan het eind van de aanbevolen periode van bezit, naar de huidige datum gedisconteerd met behulp van de verwachte risicovrije discontofactor.

Bepaling van de MMR-klasse voor priip's in categorie 4

25.

Indien de priip-prestatie afhangt van een of meer factoren die niet op de markt worden waargenomen of in zekere mate binnen de macht van de priip-ontwikkelaar vallen, of dit het geval is voor een component van de priip, volgt de priip-ontwikkelaar de methode in dit deel om rekening te houden met deze factor(en).

26.

De aard van de verschillende priip-componenten die bijdragen tot de prestatie van het priip wordt vastgesteld om die componenten die niet geheel of gedeeltelijk afhangen van een of meer niet op de markt waargenomen factoren te behandelen overeenkomstig de respectieve in deze bijlage beschreven methoden voor priip's in de categorieën 1, 2 of 3. Voor elk van deze componenten wordt een VEV berekend.

27.

De priip-component die geheel of gedeeltelijk afhangt van een of meer niet op de markt waargenomen factoren moet voldoen aan stringente, breed erkende industrienormen en regelgeving voor het bepalen van de desbetreffende verwachtingen met betrekking tot de toekomstige bijdrage van deze factoren en de eventuele onzekerheid omtrent die bijdrage. Indien de component niet geheel afhangt van een niet op de markt waargenomen factor, wordt een bootstrap-methodologie gevolgd om rekening te houden met de marktfactoren, zoals beschreven voor priip's in categorie 3. De VEV voor de priip-component is de uitkomst van de combinatie van de bootstrap-methodologie en stringente, breed erkende industrienormen en regelgeving voor het bepalen van de desbetreffende verwachtingen met betrekking tot de toekomstige bijdrage van deze niet op de markt waargenomen factoren.

28.

De VEV van elke priip-component wordt evenredig gewogen om te komen tot een algemene VEV van het priip. Bij het wegen van de componenten worden productkenmerken in acht genomen. In voorkomend geval worden productalgoritmen ter beperking van het marktrisico en specifieke kenmerken van de component met winst overwogen.

29.

Voor priip's in categorie 4 die worden gekenmerkt door onvoorwaardelijke kapitaalbescherming mag de priip-ontwikkelaar aannemen dat de VaR bij een betrouwbaarheidsgraad van 97,5 % gelijk is aan het niveau van onvoorwaardelijke kapitaalbescherming in de aanbevolen periode van bezit, naar de huidige datum gedisconteerd met behulp van de verwachte risicovrije discontofactor.

DEEL 2

Methodologie voor de beoordeling van het kredietrisico

I.   ALGEMENE EISEN

30.

Een priip of de onderliggende beleggingen of posities worden geacht een kredietrisico in te houden als het rendement van het priip of de onderliggende beleggingen of posities afhangt van de kredietwaardigheid van een ontwikkelaar of een partij die direct of indirect gehouden is relevante betalingen te verrichten aan de belegger. Een priip met een MMR van 7 is niet verplicht het kredietrisico te beoordelen.

31.

Indien een entiteit zich verplicht tot directe betaling aan een retailbelegger voor een priip, wordt het kredietrisico beoordeeld voor de entiteit die de directe debiteur is.

32.

Als alle betalingsverplichtingen van een debiteur of een of meer indirecte debiteuren onvoorwaardelijk en onherroepelijk worden gegarandeerd door een andere entiteit (de garantiegever), kan worden uitgegaan van de beoordeling van het kredietrisico van de garantiegever als die gunstiger is dan die van de desbetreffende debiteur(en).

33.

Voor priip's met een positie op onderliggende beleggingen of technieken, zoals priip's waarvoor direct of via onderliggende beleggingen sprake is van kredietrisico, wordt het kredietrisico beoordeeld in het licht van het kredietrisico dat samenhangt met zowel het priip zelf als de onderliggende beleggingen of posities (inclusief posities op andere priip's), overeenkomstig het doorkijkbeginsel en indien nodig middels een cascadebeoordeling.

34.

Als het kredietrisico alleen bestaat op het niveau van de onderliggende beleggingen of posities (inclusief op andere priip's), wordt het niet beoordeeld op het niveau van het priip zelf maar volgens het doorkijkbeginsel op het niveau van die onderliggende beleggingen of posities. Indien het priip een instelling voor collectieve belegging in effecten (icbe) of een alternatieve beleggingsinstelling (abi) betreft, wordt de icbe of abi geacht zelf geen kredietrisico in te houden, maar worden de onderliggende beleggingen of posities van de icbe of abi indien nodig beoordeeld.

35.

Indien een priip is blootgesteld aan meerdere onderliggende beleggingen met een kredietrisico, wordt het kredietrisico van elke onderliggende belegging dat een blootstelling van 10 % of meer van de totale activa of waarde van het priip vertegenwoordigt, afzonderlijk beoordeeld.

36.

Voor de kredietrisicobeoordeling worden onderliggende beleggingen of blootstellingen aan op een beurs verhandelde derivaten of geclearde otc-derivaten geacht geen kredietrisico in te houden. Aangenomen wordt dat er geen kredietrisico is indien een positie volledig en passend is gedekt of indien ongedekte posities met een kredietrisico minder dan 10 % van de totale activa of waarde van het priip vertegenwoordigen.

II.   KREDIETRISICOBEOORDELING

Kredietrisicobeoordeling van debiteuren

37.

Indien beschikbaar wijst de priip-ontwikkelaar vooraf een of meer externe kredietbeoordelingsinstellingen (EKBI's) aan die zijn gecertificeerd of geregistreerd door de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad (2) en die consequent als referentie zullen dienen voor de kredietbeoordeling. Indien er bij deze benadering meerdere kredietbeoordelingen beschikbaar zijn, wordt de mediane beoordeling gebruikt, en bij een even aantal beoordelingen wordt standaard de laagste van de twee middelste waarden genomen.

38.

Het kredietrisiconiveau van het priip en elke desbetreffende debiteur wordt beoordeeld op basis van, naargelang van toepassing:

a)

de door een EKBI aan het priip toegekende kredietbeoordeling;

b)

de door een EKBI aan de desbetreffende debiteur toegekende kredietbeoordeling;

c)

een standaard kredietbeoordeling overeenkomstig punt 43 van deze bijlage, indien er geen kredietbeoordeling is overeenkomstig a) of b) of beide.

Toewijzing van kredietbeoordelingen aan kredietkwaliteitscategorieën

39.

De toewijzing van kredietbeoordelingen van EKBI's op een objectieve schaal van kredietkwaliteitscategorieën is gebaseerd op Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1800 van de Commissie (3).

40.

Bij beoordeling van kredietrisico's volgens het doorkijkbeginsel komt de toegekende kredietkwaliteitscategorie overeen met de gewogen gemiddelde kredietkwaliteitscategorieën van elke debiteur waarvoor een kredietbeoordeling moet worden uitgevoerd, in verhouding tot de totale activa die elk vertegenwoordigt.

41.

Bij beoordeling van kredietrisico's in cascade worden alle blootstellingen aan kredietrisico afzonderlijk beoordeeld, per laag, en is de toegekende kredietkwaliteitscategorie de hoogste kredietkwaliteitscategorie, met dien verstande dat van een categorie gesteld op 1 en een categorie gesteld op 3, categorie 3 de hoogste is.

42.

De kredietkwaliteitscategorie volgens punt 38 van deze bijlage wordt aangepast aan de looptijd of aanbevolen periode van bezit van het priip, overeenkomstig de volgende tabel, behalve bij toekenning van een kredietbeoordeling die representatief is voor die looptijd of aanbevolen periode van bezit:

Kredietkwaliteitscategorie volgens punt 38 van deze bijlage

Aangepaste kredietkwaliteitscategorie bij een priip-looptijd dan wel aanbevolen periode van bezit van het priip van maximaal één jaar

Aangepaste kredietkwaliteitscategorie bij een priip-looptijd dan wel aanbevolen periode van bezit van het priip tussen één en twaalf jaar

Aangepaste kredietkwaliteitscategorie bij een priip-looptijd dan wel aanbevolen periode van bezit van het priip van meer dan twaalf jaar

0

0

0

0

1

1

1

1

2

1

2

2

3

2

3

3

4

3

4

5

5

4

5

6

6

6

6

6

43.

Als de debiteur geen externe kredietbeoordelingen heeft, is de in punt 38 van deze bijlage bedoelde standaard kredietbeoordeling:

a)

kredietkwaliteitscategorie 3, als de debiteur erkend is als kredietinstelling of verzekeringsonderneming overeenkomstig het toepasselijke Unierecht of krachtens Unierecht gelijkwaardig geacht regelgevingskader, en als de beoordeling van de lidstaat van vestiging van de debiteur kredietkwaliteitscategorie 3 zou zijn;

b)

kredietkwaliteitscategorie 5, voor elke andere debiteur.

III.   MAATSTAF VOOR KREDIETRISICO

44.

Een priip wordt toegewezen aan een maatstaf voor kredietrisico (MKR) op een schaal van 1 tot en met 6 volgens de in punt 45 van deze bijlage opgenomen toewijzingstabel en door toepassing van de kredietrisicobeperkende factoren in de punten 46, 47, 48 en 49 van deze bijlage dan wel de kredietrisicoverhogende factoren in de punten 50 en 51 van deze bijlage.

45.

Tabel voor toewijzing van kredietkwaliteitscategorieën aan een MKR:

Aangepaste kredietkwaliteitscategorie

Maatstaf voor kredietrisico

0

1

1

1

2

2

3

3

4

4

5

5

6

6

46.

De MKR kan worden toegewezen als 1, indien de activa van een priip of geschikt onderpand, of activa die de betalingsverplichting van het priip dekken:

a)

tot de vervaldatum op ieder moment gelijkwaardig zijn aan de betalingsverplichtingen van het priip aan de beleggers;

b)

bij een derde op een aparte rekening worden aangehouden onder voorwaarden die gelijkwaardig zijn aan die van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad (4) of Richtlijn 2014/91/EU (5); en

c)

in geen geval krachtens toepasselijk recht toegankelijk zijn voor andere crediteuren van de ontwikkelaar.

47.

De MKR kan worden toegewezen als 2, indien de activa van een priip of geschikt onderpand, of activa die de betalingsverplichting van het priip dekken:

a)

tot de vervaldatum op ieder moment gelijkwaardig zijn aan de betalingsverplichtingen van het priip aan de beleggers;

b)

worden aangehouden op rekeningen of in registers overeenkomstig toepasselijk recht, waaronder de artikelen 275 en 276 of Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad (6); en

c)

van dien aard zijn dat de vorderingen van retailbeleggers voorrang hebben boven die van andere crediteuren van de priip-ontwikkelaar of een partij die direct of indirect gehouden is relevante betalingen te verrichten aan de belegger.

48.

Bij beoordeling volgens het doorkijkbeginsel of in cascade kunnen de beperkende factoren in de punten 46 en 47 van deze bijlage ook worden toegepast bij de kredietrisicobeoordeling van elke onderliggende debiteur.

49.

Indien een priip niet kan voldoen aan de criteria in punt 47 van deze bijlage, kan de MKR volgens punt 45 van deze bijlage met één klasse worden verlaagd indien de vorderingen van retailbeleggers voorrang hebben boven die van gewone crediteuren, zoals beschreven in artikel 108 van Richtlijn 2014/59/EU, van de priip-ontwikkelaar of een partij die direct of indirect gehouden is relevante betalingen te verrichten aan de belegger, voor zover de debiteur onderworpen is aan prudentiële vereisten voor het waarborgen van een passende afstemming van activa en passiva.

50.

De MKR volgens punt 45 van deze bijlage wordt met twee klassen verhoogd indien de vordering van een retailbelegger achtergesteld is bij die van niet-achtergestelde crediteuren.

51.

De MKR volgens punt 45 van deze bijlage wordt verhoogd met drie klassen als het priip deel uitmaakt van het eigen vermogen van de priip-debiteur, zoals bepaald in artikel 4, lid 1, onder 118), van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad (7) of in artikel 93 van Richtlijn 2009/138/EU.

DEEL 3

Aggregatie van het markt- en het kredietrisico in de samenvattende risico-indicator

52.

De samenvattende risico-indicator (SRI) wordt toegekend op basis van de combinatie van de MKR-klasse en de MMR-klasse, volgens onderstaande tabel:

MMR-klasse

MKR-klasse

MR1

MR2

MR3

MR4

MR5

MR6

MR7

CR1

1

2

3

4

5

6

7

CR2

1

2

3

4

5

6

7

CR3

3

3

3

4

5

6

7

CR4

5

5

5

5

5

6

7

CR5

5

5

5

5

5

6

7

CR6

6

6

6

6

6

6

7

Bewaking van de gegevens die van belang zijn voor de samenvattende risico-indicator

53.

De priip-ontwikkelaar bewaakt de marktgegevens die van belang zijn voor de berekening van de MMR-klasse. Bij wijziging van de MMR-klasse kent de priip-ontwikkelaar de MMR-klasse toe waarmee in de afgelopen vier maanden de meeste referentiepunten overeenkwamen.

54.

De priip-ontwikkelaar bewaakt tevens de kredietrisicocriteria die van belang zijn voor de berekening van de MKR, en, indien die criteria aanleiding zijn voor wijziging van de MKR-klasse, wordt de MKR toegekend aan de nieuwe desbetreffende klasse.

55.

De MMR-klasse wordt altijd opnieuw beoordeeld na een besluit van de priip-ontwikkelaar over het beleggingsbeleid en/of de beleggingsstrategie van het priip. In een dergelijke situatie wordt iedere wijziging van de MMR gezien als een nieuwe bepaling van de MMR-klasse van het priip en deze moet derhalve plaatsvinden overeenkomstig de algemene voorschriften voor het bepalen van een MMR-klasse voor de priip-categorie.

DEEL 4

Liquiditeitsrisico

56.

Het liquiditeitsrisico van een priip wordt geacht van materieel belang te zijn als aan een van de volgende criteria wordt voldaan:

a)

het priip is toegelaten tot de handel op een secundaire markt of een alternatieve liquiditeitsfaciliteit en er wordt geen vastgelegde liquiditeit aangeboden door marktmakers of de priip-ontwikkelaar, zodat de liquiditeit alleen afhangt van de beschikbaarheid van kopers en verkopers op de secundaire markt of de alternatieve liquiditeitsfaciliteit, in aanmerking genomen dat de reguliere handel in een product op het ene tijdstip geen garantie biedt voor de reguliere handel in hetzelfde product op het andere tijdstip;

b)

het gemiddelde liquiditeitsprofiel van de onderliggende beleggingen is aanmerkelijk lager dan de reguliere vergoedingsfrequentie voor het priip, wanneer en voor zover de door het priip aangeboden liquiditeit afhankelijk is van de liquidatie van zijn onderliggende activa;

c)

volgens schattingen van de priip-ontwikkelaar kunnen zich voor retailbeleggers onder bepaalde marktomstandigheden grote problemen voordoen ten aanzien van tijd of kosten als zij willen desinvesteren.

57.

Een priip wordt geacht illiquide te zijn, al dan niet contractueel, als aan een van de volgende criteria wordt voldaan:

a)

het priip is niet toegelaten tot de handel op een secundaire markt en er wordt geen alternatieve liquiditeitsfaciliteit aangeboden door de priip-ontwikkelaar of een derde, of de alternatieve liquiditeitsfaciliteit is onderworpen aan belangrijke beperkende voorwaarden, zoals hoge sancties bij vroegtijdige verkoop of discretionaire terugkoopprijzen, of als er geen liquiditeitsregelingen zijn;

b)

het priip biedt wel mogelijkheden voor beëindiging of terugkoop vóór de toepasselijke vervaldatum maar onder aanmerkelijke beperkende voorwaarden, zoals hoge sancties bij vroegtijdige uitstap of discretionaire terugkoopprijzen, of na toestemming en beoordeling door de priip-ontwikkelaar;

c)

het priip biedt geen mogelijkheden voor beëindiging of terugkoop vóór de toepasselijke vervaldatum.

58.

In alle andere gevallen wordt een priip geacht liquide te zijn.


(1)  Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende markten voor financiële instrumenten en tot wijziging van Richtlijn 2002/92/EG en Richtlijn 2011/61/EU (PB L 173 van 12.6.2014, blz. 349).

(2)  Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake ratingbureaus (PB L 302 van 17.11.2009, blz. 1).

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1800 van de Commissie van 11 oktober 2016 tot vaststelling van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot de verdeling van kredietbeoordelingen van externe kredietbeoordelingsinstellingen over een objectieve schaal van kredietkwaliteitscategorieën in overeenstemming met Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 275 van 12.10.2016, blz. 19).

(4)  Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en tot wijziging van de Richtlijnen 2003/41/EG en 2009/65/EG en van de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 1095/2010 (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 1).

(5)  Richtlijn 2014/91/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 tot wijziging van Richtlijn 2009/65/EG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) wat bewaartaken, beloningsbeleid en sancties betreft (PB L 257, 28.8.2014, blz. 186).

(6)  Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (PB L 335 van 17.12.2009, blz. 1).

(7)  Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1).


BIJLAGE III

PRESENTATIE VAN DE SAMENVATTENDE RISICO-INDICATOR (SRI)

Vorm van presentatie

1.

Priip-ontwikkelaars zijn voor de presentatie van de SRI in hun essentiële-informatiedocument gebonden aan de volgende vorm. Het desbetreffende cijfer wordt gemarkeerd overeenkomstig onderstaand voorbeeld, naargelang van de SRI voor het priip.

Image

Leidraad bij het invullen van de gegevens voor de SRI

2.

De beschrijvende toelichting bij de SRI geeft een korte uitleg van het doel van de SRI en de onderliggende risico's.

3.

Direct na de SRI volgt het tijdskader van de aanbevolen periode van bezit. Daarnaast wordt in de volgende gevallen direct na de SRI tevens een waarschuwing opgenomen:

a)

als het risico van het priip aanmerkelijk hoger wordt geacht bij een andere periode van bezit;

b)

als een priip wordt geacht een liquiditeitsrisico van materieel belang te hebben of illiquide te zijn, ongeacht of dit contractueel van aard is of niet.

4.

Naargelang van toepassing is voor elk priip, bevat de beschrijvende toelichting het volgende:

a)

een waarschuwing in vet lettertype indien:

i)

een priip wordt geacht een valutarisico te hebben in de zin van artikel 3, lid 2, onder c), van deze Verordening (element C);

ii)

een priip een mogelijke verplichting heeft toe te voegen aan de oorspronkelijke belegging (element D);

b)

in voorkomend geval, een toelichting op de risico's die van materieel belang zijn voor het priip maar die niet afdoende konden worden vastgelegd in de SRI (element E);

c)

een verduidelijking:

i)

dat het priip waar nodig beschikt over (gedeeltelijke) kapitaalbescherming tegen marktrisico, onder vermelding van het percentage beschermd belegd vermogen (element F);

ii)

indien de (gedeeltelijke) kapitaalbescherming tegen marktrisico beperkt is, van de specifieke voorwaarden van de beperkingen (element G);

iii)

dat het priip niet beschikt over kapitaalbescherming tegen marktrisico, waar nodig (element H);

iv)

dat het priip niet beschikt over kapitaalgarantie tegen kredietrisico, waar nodig (element I);

v)

indien de bescherming tegen kredietrisico beperkt is, van de specifieke voorwaarden van de beperkingen (element J).

5.

Voor priip's die een scala van beleggingsopties bieden, zijn de ontwikkelaars gebonden aan de in punt 1) van deze bijlage beschreven vorm voor presentatie van de SRI, en vermelden zij alle geboden risicoklassen, van de laagste tot en met de hoogste risicoklasse.

6.

Voor derivaten zijnde futures, callopties en putopties die op een gereglementeerde markt of op een daarmee overeenkomstig artikel 28 van Verordening (EU) nr. 600/2014 gelijkwaardig geachte markt van een derde land worden verhandeld, worden de elementen A, B en, waar van toepassing, H opgenomen.

Beschrijvende toelichtingen

7.

Voor de presentatie van de SRI, met inbegrip van punt 4 van deze bijlage, worden de volgende beschrijvende toelichtingen gebruikt, waar van toepassing:

 

[Element A] De samenvattende risico-indicator is een richtsnoer voor het risiconiveau van dit product ten opzichte van andere producten. De indicator laat zien hoe groot de kans is dat beleggers verliezen op het product wegens marktontwikkelingen of doordat er geen geld voor betaling is.

 

[Element B] We hebben dit product ingedeeld in klasse [1/2/3/4/5/6/7] uit 7; dat is [1=„de laagste”/2=„een lage”/3=„een middelgroot-lage”/4=„een middelgrote”/5=„een middelgroot-hoge”/6=„de op één na hoogste”/7=„de hoogste”] risicoklasse.

 

[Neem bovendien een korte toelichting op de indeling van het product van niet meer dan driehonderd tekens in gewone taal op]

 

[Voorbeeld van een toelichting: Dat betekent dat de potentiële verliezen op toekomstige prestaties worden geschat als [1=„heel laag”/2=„laag”/3=„middelgroot-laag”/4=„middelgroot”/5=„middelgroot-hoog”/6=„hoog”/7=„heel hoog”], en dat de kans dat wij [X] u niet kunnen [kan] betalen wegens een slechte markt [1, 2=„heel klein”/3=„klein”/4= „aanwezig”/5=„groot”/6=„heel groot”] is.

 

[Waar van toepassing:] [Element C, vet lettertype] Wees u bewust van het valutarisico. U ontvangt betalingen in een andere valuta, zodat het definitief te ontvangen rendement afhangt van de wisselkoers tussen beide valuta's. Dat risico is niet in aanmerking genomen in bovenstaande indicator.

 

[Waar van toepassing:] [Element D] In sommige situaties kan van u verlangd worden extra betalingen te doen om verliezen te compenseren. (in vet) Het totale verlies dat u kunt lijden, kan aanzienlijk hoger uitkomen dan het belegde bedrag.

 

[Waar van toepassing:] [Element E] [Andere risico's die van materieel belang zijn voor het priip en niet zijn opgenomen in de samenvattende risico-indicator worden toegelicht in niet meer dan tweehonderd tekens]

 

[Waar van toepassing:] [Element F] [U hebt het recht om ten minste [ % invoegen] van uw kapitaal terug te ontvangen. Bedragen daarboven en extra rendementen zijn afhankelijk van toekomstige marktprestaties en derhalve onzeker.]

 

[Waar van toepassing:] [Element G] [Deze bescherming tegen toekomstige marktprestaties is niet van toepassing als u [..]

[bij toepassing van voorwaarden voor vroegtijdige uitstap] uw belegging binnen [… jaar/maanden/dagen] verkoopt

[bij verplichte lopende betalingen] verzuimt uw betalingen tijdig te verrichten

[bij toepassing van andere beperkingen: deze in gewone taal toelichten in niet meer dan […] tekens.]

 

[Waar van toepassing:] [Element H] [Omdat dit product niet is beschermd tegen toekomstige marktprestaties, kunt u uw belegging geheel of gedeeltelijk verliezen.]

 

[Waar van toepassing:] [Element I] [Als [wij] [X] u niet [kunnen] [kan] betalen wat u verschuldigd is, zou u uw gehele inleg kunnen verliezen.]

 

[Waar van toepassing:] [Element J] [U kunt evenwel profiteren van een regeling voor consumentenbescherming (zie onder „wat gebeurt er als wij u niet kunnen betalen?”). Die bescherming is niet in aanmerking genomen in bovenstaande indicator.]


BIJLAGE IV

PRESTATIESCENARIO'S

Aantal scenario's

1.

De vier prestatiescenario's in het kader van deze verordening die diverse mogelijke rendementen laten zien, zijn de volgende:

a)

een gunstig scenario;

b)

een gematigd scenario;

c)

een ongunstig scenario;

d)

een stressscenario.

2.

In het stressscenario worden aanzienlijke ongunstige effecten van het product beschreven die niet tot uiting komen in het in punt 1, onder a), van deze bijlage genoemde ongunstige scenario. Het stressscenario bevat tussenliggende perioden voor zover die perioden zouden worden getoond voor de prestatiescenario's in punt 1, onder a) tot en met c), van deze bijlage.

3.

Een extra scenario voor verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten gaat uit van het in punt 1, onder b), van deze bijlage genoemde gematigde scenario, indien de prestatie van belang is voor het rendement van de belegging.

Berekening van scenariowaarden voor de aanbevolen periode van bezit

4.

De scenariowaarden van de respectieve prestatiescenario's worden op dezelfde wijze berekend als de maatstaf voor het marktrisico. De scenariowaarden worden berekend voor de aanbevolen periode van bezit.

5.

Het ongunstige scenario is de waarde van het priip op het 10e percentiel.

6.

Het gematigde scenario is de waarde van het priip op het 50e percentiel.

7.

Het gunstige scenario is de waarde van het priip op het 90e percentiel.

8.

Het stressscenario is de waarde van het priip die voortvloeit uit de methode uiteengezet in de punten 10 en 11 van deze bijlage voor priip's in categorie 2 en in de punten 12 en 13 van deze bijlage voor priip's in categorie 3.

9.

Voor priip's in categorie 2 zijn de verwachte waarden aan het einde van de aanbevolen periode van bezit:

a)

Het ongunstige scenario:

Formula

b)

Het gematigde scenario:

Formula

c)

Het gunstige scenario:

Formula

waarbij N het aantal handelsperioden in de aanbevolen periode van bezit is, en de overige grootheden zijn gedefinieerd in punt 12 van bijlage II.

10.

Voor priip's in categorie 2 omvat de berekening van het stressscenario de volgende stappen:

a)

Bepaal een tussenperiode w die overeenstemt met de volgende tijdvakken:

 

één jaar

> één jaar

Dagkoersen

21

63

Weekkoersen

8

16

Maandkoersen

6

12

b)

Bepaal voor elke tussenperiode w de historische lognormale rendementen rt, waarbij t = t0, t1, t2, …, tN.

c)

Meet de volatiliteit op basis van de onderstaande formule vanaf ti = t0 rollende tot ti = t N w

Formula

Waarbij Mw de telling van het aantal waarnemingen in de tussenperiode is en Formula het gemiddelde van alle historische lognormale rendementen in de overeenkomstige tussenperiode.

d)

Leid de waarde af die overeenstemt met het 99e percentiel voor één jaar en het 90e percentiel voor de andere perioden van bezit. Deze waarde wordt de stressvolatiliteit

Formula

.

11.

Voor priip's in categorie 2 zijn de verwachte waarden aan het einde van de aanbevolen periode van bezit voor het stressscenario:

Formula

waarbij zα een passende geselecteerde waarde van het priip is in het uiterste percentiel dat overeenstemt met 1 % voor één jaar en 5 % voor de overige perioden van bezit.

12.

Voor priip's in categorie 3 worden de berekeningen van het gunstige, het gematigde en het ongunstige prestatiescenario als volgt aangepast:

a)

het verwachte rendement voor elk activum of van de activa is het rendement dat in de overeenkomstig punt 6 van bijlage II bepaalde periode wordt waargenomen;

b)

de verwachte prestatie wordt berekend aan het eind van de aanbevolen periode van bezit, zonder de verwachte prestatie te disconteren met behulp van de verwachte risicovrije discontofactor.

13.

Voor priip's in categorie 3 wordt de berekening van het stressscenario als volgt aangepast:

a)

Leid de stressvolatiliteit

Formula

af op basis van de methodiek als gedefinieerd in punt 10 van deze bijlage;

b)

Herschaal de historische rendementen rt op basis van onderstaande formule;

Formula

c)

Verricht het bootstrappen op

Formula

zoals beschreven in punt 22 van bijlage II;

d)

Bereken het rendement per contract door de rendementen in de geselecteerde perioden op te tellen en deze rendementen zo te corrigeren dat het verwachte rendement gemeten op basis van de gesimuleerde rendementsspreiding zoals hieronder verloopt

Formula

waarbij E*[rbootstrapped] het nieuwe gesimuleerde gemiddelde wordt.

14.

Voor priip's in categorie 3 wordt het stressscenario de waarde van het priip in het uiterste zα -percentiel zoals gedefinieerd in punt 11 van deze bijlage van de gesimuleerde verdeling als bedoeld in punt 13 van deze bijlage.

15.

Voor priip's in categorie 4 wordt de methode in punt 27 van bijlage II gevolgd voor niet op de markt waargenomen factoren, zo nodig in combinatie met de methode voor priip's in categorie 3. Als het priip verschillende componenten combineert, worden voor de desbetreffende componenten van het priip de in de punten 9 tot en met 11 van deze bijlage beschreven toepasselijke methoden voor priip's in categorie 2 en de toepasselijke methoden voor priip's in categorie 3 gebruikt. De prestatiescenario's zijn een gewogen gemiddelde van de desbetreffende componenten. In de berekeningen van de prestaties wordt rekening gehouden met productkenmerken en kapitaalgaranties.

16.

Voor priip's in categorie 1 overeenkomstig punt 4, onder a), van bijlage II en priip's in categorie 1 overeenkomstig punt 4, onder b), van bijlage II, niet zijnde futures, callopties en putopties die op een gereglementeerde markt of op een overeenkomstig artikel 28 van Verordening (EU) nr. 600/2014 daarmee gelijkwaardig geachte markt van een derde land worden verhandeld, worden prestatiescenario's berekend overeenkomstig punten 12 tot en met 14 van deze bijlage.

17.

Voor priip's in categorie 1 zijnde futures, callopties en putopties die op een gereglementeerde markt of op een daarmee overeenkomstig artikel 28 van Verordening (EU) nr. 600/2014 gelijkwaardig geachte markt van een derde land worden verhandeld, worden de prestatiescenario's weergegeven in de vorm van grafieken van de uitbetalingsstructuur. In een grafiek wordt de prestatie weergegeven voor alle scenario's voor de verschillende niveaus van de onderliggende waarde. Op de horizontale as zijn de diverse mogelijke prijzen van de onderliggende waarde afgezet en op de verticale as, de winst of het verlies bij de verschillende prijzen van de onderliggende waarde. De grafiek toont voor elke prijs van de onderliggende waarde het bijbehorende winst- of verliesniveau en bij welke prijs van de onderliggende waarde dat niveau gelijk aan nul is.

18.

Voor priip's in categorie 1 overeenkomstig punt 4, onder c), van bijlage II wordt een redelijke en voorzichtige beste schatting van de verwachte waarden voor de prestatiescenario's omschreven in punt 1, onder a) tot en met c), aan het einde van de aanbevolen periode van bezit gegeven.

De geselecteerde en weergegeven scenario's zijn in overeenstemming met en complementair aan de overige informatie in het essentiële-informatiedocument, inclusief het algemene risicoprofiel voor het priip. De priip-ontwikkelaar zorgt ervoor dat de scenario's stroken met interne conclusies over productbeheer, zoals de uitkomsten van eventuele door de ontwikkelaar voor het priip uitgevoerde stresstests en gegevens en analyses die zijn gebruikt om de andere informatie in het essentiële-informatiedocument tot stand te brengen.

De scenario's worden zo geselecteerd dat de mogelijke uitkomsten van het product onder gunstige én onder ongunstige omstandigheden evenwichtig worden weergegeven, maar alleen scenario's die redelijkerwijs te verwachten zijn, worden getoond. De scenario's worden niet zodanig gekozen dat gunstige uitkomsten ten onrechte meer aandacht krijgen dan ongunstige.

Berekening van verwachte waarden voor tussenliggende perioden

19.

Voor priip's met een aanbevolen periode van bezit tussen 1 en 3 jaar wordt de prestatie weergegeven in twee verschillende perioden van bezit: aan het eind van het eerste jaar en aan het eind van de aanbevolen periode van bezit.

20.

Voor priip's met een aanbevolen periode van bezit van 3 jaar of meer wordt de prestatie weergegeven in drie verschillende perioden van bezit: aan het eind van het eerste jaar, aan het eind van het jaar waarin de aanbevolen periode van bezit voor de helft is verstreken, en aan het eind van de aanbevolen periode van bezit.

21.

Voor priip's met een aanbevolen periode van bezit van één jaar of minder worden geen prestatiescenario's voor tussenliggende perioden weergegeven.

22.

Voor priip's in categorie 2 worden de voor de tussenliggende perioden weer te geven waarden berekend met de formules in punten 9 tot en met 11 van deze bijlage, waarin N staat voor het aantal handelsperioden vanaf de begindatum tot het eind van de tussenliggende periode.

23.

Voor priip's in de categorieën 1 en 4 worden de voor de tussenliggende perioden weer te geven waarden door de priip-ontwikkelaar geschat op een manier die overeenstemt met de schatting aan het eind van de aanbevolen periode van bezit. Daartoe moet de methode om de waarde van het priip aan het begin van elke tussenliggende periode te schatten, voor de gehele aanbevolen periode van bezit dezelfde waarde opleveren als de in punt 16 respectievelijk punt 15 van deze bijlage beschreven methode.

24.

Voor priip's in categorie 3, om het gunstige, het gematigde, het ongunstige en het stressscenario te produceren voor een tussenliggende periode vóór het eind van de aanbevolen periode van bezit, kiest de ontwikkelaar drie onderliggende simulaties overeenkomstig de punten 16 tot en met 24 van bijlage II die dienen voor de berekening van de MMR, en één onderliggende simulatie overeenkomstig punt 13 van deze bijlage, uitsluitend op basis van de onderliggende niveaus en zodanig dat de gesimuleerde waarde van de priip's voor die tussenliggende periode kan overeenstemmen met het desbetreffende scenario.

a)

Om het gunstige, het gematigde, het ongunstige en het stressscenario te produceren voor een tussenliggende periode voor een priip in categorie 3 met één onderliggende en waarvan bekend is dat de waarde ervan een oplopende functie van het onderliggende niveau is, kiest de ontwikkelaar drie onderliggende simulaties overeenkomstig de punten 16 tot en met 24 van bijlage II die dienen voor de berekening van de MMR, en één onderliggende simulatie overeenkomstig punt 13 van deze bijlage, hetgeen respectievelijk leidt tot het 90e percentielniveau voor het ongunstige scenario, het 50e percentielniveau voor het gematigde scenario, het 10e percentielniveau voor het ongunstige scenario en het percentielniveau dat overeenstemt met 1 % voor één jaar en 5 % voor de andere perioden van bezit voor het stressscenario.

b)

Om het gunstige, het gematigde, het ongunstige en het stressscenario te produceren voor een tussenliggende periode voor een priip in categorie 3 met één onderliggende en waarvan bekend is dat de waarde ervan een aflopende functie van het onderliggende niveau is, kiest de ontwikkelaar drie onderliggende simulaties overeenkomstig de punten 16 tot en met 24 van bijlage II die dienen voor de berekening van de MMR, en één onderliggende simulatie overeenkomstig punt 13 van deze bijlage, hetgeen respectievelijk leidt tot het 90e percentielniveau voor het ongunstige scenario, het 50e percentielniveau voor het gematigde scenario, het 10e percentielniveau voor het gunstige scenario en het percentielniveau dat overeenstemt met 1 % voor één jaar en 5 % voor de andere perioden van bezit voor het stressscenario.

c)

Om het gunstige, het gematigde, het ongunstige en het stressscenario te produceren voor een tussenliggende periode voor een ander priip in categorie 3 dan die welke onder a) en b) hierboven zijn vermeld, kiest de ontwikkelaar onderliggende waarden die overeenstemmen met het 90e, het 50e en het 10e percentielniveau en het percentielniveau overeenstemmend met 1 % voor één jaar en 5 % voor de andere perioden van bezit van het priip en gebruikt hij die als zaadwaarden voor een simulatie om de waarde van het priip te bepalen.

25.

Voor priip's in categorie 1 zijnde futures, callopties en putopties die op een gereglementeerde markt of op een overeenkomstig artikel 28 van Verordening (EU) nr. 600/2014 daarmee gelijkwaardig geachte markt van een derde land worden verhandeld, worden geen prestatiescenario's opgenomen voor tussenliggende perioden van bezit.

26.

Voor gunstige, gematigde en ongunstige scenario's voor tussenliggende perioden stemt de raming van de verdeling om de waarde van het priip op verschillende percentielen te bepalen overeen met het rendement en de volatiliteit die in de laatste vijf jaar op de markt zijn waargenomen voor alle marktinstrumenten die de waarde van het priip bepalen. Voor het stressscenario in tussentijdse perioden stemt de raming van de verdeling die voor het lezen van de waarde van het priip wordt gebruikt op verschillende percentielen overeen met de gesimuleerde verdeling van alle marktinstrumenten die de waarde van het priip bepalen zoals beschreven in de punten 11 en 13.

27.

Het ongunstige scenario is de schatting van de priip-waarde aan het begin van de tussenliggende periode die overeenstemt met het 10e percentiel.

28.

Het gematigde scenario is de schatting van de priip-waarde aan het begin van de tussenliggende periode die overeenstemt met het 50e percentiel.

29.

Het gunstige scenario is de schatting van de priip-waarde aan het begin van de tussenliggende periode die overeenstemt met het 90e percentiel.

30.

Het stressscenario is de schatting van de priip-waarde aan het begin van de tussenliggende periode die overeenstemt met het percentielniveau overeenstemmend met 1 % voor één jaar en 5 % voor de overige perioden van bezit van de gesimuleerde verdeling als bedoeld in punt 13.

Algemene eisen

31.

De priip-prestatie wordt berekend onder aftrek van alle toepasselijke kosten overeenkomstig bijlage VI voor het scenario en de periode van bezit die worden gepresenteerd.

32.

De prestatie wordt gepresenteerd in monetaire eenheden. De gebruikte bedragen stemmen overeen met de in punt 90 van bijlage VI bedoelde bedragen.

33.

De prestatie wordt ook gepresenteerd in procenten als het gemiddelde jaarlijks rendement op de inleg. Het percentage wordt berekend met de nettoprestatie als teller en het bedrag van de oorspronkelijke belegging of de betaalde prijs als noemer.

Voor priip's zonder eerste inleg of betaling zoals futures of swaps wordt het percentage berekend op basis van de nominale waarde van het contract en wordt de berekening toegelicht in een voetnoot.

34.

Voor een verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct geldt het volgende naast de onder punt 15 hierboven bedoelde methoden bij de berekening van de prestatiescenario's voor de belegging:

a)

toekomstige winstdeling wordt in aanmerking genomen;

b)

aannamen voor toekomstige winstdeling stemmen overeen met de aanname voor het jaarlijks rendement op de onderliggende activa;

c)

aannamen voor de verdeelwijze van toekomstige winst tussen de priip-ontwikkelaar en de retailbelegger en andere aannamen voor toekomstige winstdeling zijn realistisch en stroken met de actuele bedrijfspraktijk en -strategie van de priip-ontwikkelaar. Indien er voldoende bewijs is dat de onderneming haar praktijk of strategie gaat wijzigen, stemmen de aannamen voor winstdeling overeen met de gewijzigde praktijk of strategie. Voor levensverzekeraars in de zin van Richtlijn 2009/138/EG stemmen deze aannamen overeen met de aannamen voor toekomstige beheeractiviteiten voor de waardering van technische voorzieningen op de Solvabiliteit II-balans;

d)

een prestatiecomponent die betrekking heeft op deling in discretionair uit te keren winst, wordt alleen in de gunstige prestatiescenario's aangenomen;

e)

de prestatiescenario's worden berekend op basis van de ingelegde bedragen beschreven in punt 32 van deze bijlage.


BIJLAGE V

METHODOLOGIE VOOR DE PRESENTATIE VAN PRESTATIESCENARIO'S

DEEL 1

Algemene specificaties van de presentatie

1.

De prestatiescenario's worden op een manier gepresenteerd die eerlijk, nauwkeurig, duidelijk en niet misleidend is en waarschijnlijk begrijpelijk is voor de gemiddelde retailbelegger.

2.

Indien prestatiescenario's alleen kunnen worden getoond per einde looptijd of aanbevolen periode van bezit, zoals voor de in punt 21 van bijlage IV bedoelde priip's, wordt dat duidelijk uitgelegd in de beschrijvende toelichting in element E in deel 2 van deze bijlage.

3.

In het geval van de in punt 17 van bijlage IV bedoelde priip's in categorie 1 worden de beschrijvende toelichtingen in de elementen G tot en met K in deel 2 van deze bijlage gebruikt. In alle overige gevallen worden de beschrijvende toelichtingen in de elementen A, B, C, D en F opgenomen.

DEEL 2

Presentatie van prestatiescenario's

Voor alle priip's behalve de in punt 17 van bijlage IV bedoelde priip's in categorie 1 presenteert de priip-ontwikkelaar de prestatiescenario's in onderstaande vorm, afhankelijk van de vraag of het priip een eenmalige of een periodieke inleg of premiebetaling betreft. De lengte van de tussenliggende perioden kan afhangen van de lengte van de aanbevolen periode van bezit. Voor verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten zijn extra rijen opgenomen voor het scenario voor de verzekeringsuitkeringen zoals de cumulatieve premie voor biometrisch risico voor een verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct met periodieke premiebetaling. Rendementen voor dit scenario worden alleen in absolute waarden getoond.

Template A: Eenmalige inleg en/of eenmalige premiebetaling

Eenmalige inleg

Image

Eenmalige premiebetaling

Image

Template B: periodieke inleg en/of premiebetaling

Periodieke inleg

Image

Periodieke premiebetaling

Image

Prestatiescenario's

[Element A] Deze [tabel/grafiek] laat zien hoeveel geld u zou kunnen terugkrijgen in de komende [aanbevolen periode van bezit] jaar, in verschillende scenario's, als u […] EUR [per jaar] inlegt.

[Element B] De weergegeven scenario's illustreren het mogelijke rendement op uw belegging. U kunt ze vergelijken met de scenario's van andere producten.

[Element C] De weergegeven scenario's zijn een schatting van de toekomstige prestatie op basis van gegevens uit het verleden over hoe de waarde van deze belegging varieert, en geven geen exacte indicatie. Wat u ontvangt, hangt af van hoe de markt presteert en hoe lang u de belegging/het product aanhoudt.

[Element D] De stressscenario toont wat u zou kunnen terug krijgen in extreme marktomstandigheden, en houdt geen rekening met de situatie waarin wij u niet kunnen betalen.

[Indien van toepassing][Element E] Dit product kan niet [eenvoudig] worden verkocht. Dat betekent dat het lastig is in te schatten hoeveel u zou terugkrijgen als u besluit tot verkoop vóór [het einde van de aanbevolen periode van bezit/de vervaldatum]. Eerder verkopen is niet of alleen tegen hoge kosten of met een groot verlies mogelijk.

[Element F] De weergegeven bedragen zijn inclusief alle kosten van het product zelf, [waar van toepassing]:[maar mogelijk niet inclusief alle kosten die u betaalt aan uw adviseur of distributeur][en inclusief de kosten van uw adviseur of distributeur]. In de bedragen is geen rekening gehouden met uw persoonlijke fiscale situatie, die eveneens van invloed kan zijn op hoeveel u terugkrijgt.

[Element G] Deze grafiek illustreert het mogelijke rendement op uw belegging. U kunt de grafiek vergelijken met die van de uitkering op andere derivaten.

[Element H] De weergegeven grafiek toont een scala van mogelijke uitkomsten en geeft geen exacte indicatie van wat u zou kunnen terugkrijgen. Wat u ontvangt, hangt af van de ontwikkeling van het onderliggende. De grafiek laat voor elke stand van het onderliggende zien wat de winst of het verlies op het product is. De horizontale as laat de mogelijke prijzen van de onderliggende waarde op de vervaldatum zien, en de verticale as de winst of het verlies.

[Element I] U koopt dit product als u verwacht dat de prijs van de onderliggende waarde zal [stijgen/dalen].

[Element J] U verliest maximaal uw volledige inleg (betaalde premie).

[Element K] De weergegeven bedragen zijn inclusief alle kosten van het product zelf, maar mogelijk niet inclusief alle kosten die u betaalt aan uw adviseur of distributeur. In de bedragen is geen rekening gehouden met uw persoonlijke fiscale situatie, die eveneens van invloed kan zijn op hoeveel u terugkrijgt.


BIJLAGE VI

METHODOLOGIE VOOR DE KOSTENBEREKENING

DEEL 1

Overzicht van de kosten

I.   OVERZICHT VAN DE KOSTEN VAN BELEGGINGSFONDSEN (ABI'S EN ICBE'S)

Openbaar te maken kosten

Eenmalige kosten

1.

Eenmalige kosten betreffen instap- of uitstapkosten die of:

a)

direct worden betaald door de retailbelegger; of

b)

worden ingehouden op een door de retailbelegger (te) ontvangen betaling.

2.

Eenmalige kosten zijn door de retailbelegger gedragen kosten die niet in mindering worden gebracht op de activa van de abi of icbe.

3.

Eenmalige kosten zijn onder meer de volgende soorten aanloopkosten die verwerkt worden in het bedrag aan kosten dat in het essentiële-informatiedocument openbaar moet worden gemaakt:

a)

distributievergoeding, voor zover het bedrag bekend is bij de beheermaatschappij. Als het feitelijke bedrag niet bekend is bij de beheermaatschappij, wordt het maximum van de mogelijke bekende distributiekosten voor het desbetreffende priip vermeld;

b)

oprichtingskosten (aanloopdeel);

c)

marketingkosten (aanloopdeel);

d)

inschrijfvergoeding inclusief belastingen.

Vaste kosten

4.

Vaste kosten zijn betalingen die in mindering worden gebracht op de activa van een abi of icbe, en betreffen:

a)

voor de bedrijfsuitvoering noodzakelijke uitgaven;

b)

alle betalingen, waaronder beloningen, aan partijen die verbonden zijn met, of diensten verlenen aan de abi of icbe;

c)

transactiekosten.

5.

Vaste kosten zijn onder meer de volgende soorten kosten die in mindering worden gebracht op de activa van de abi of icbe en die verwerkt worden in het bedrag aan kosten dat in het essentiële-informatiedocument openbaar moet worden gemaakt:

a)

alle betalingen aan de hieronder genoemde personen, inclusief aan de eveneens hieronder genoemde personen aan wie zij een of meer functies hebben gedelegeerd:

i)

de beheermaatschappij van het fonds;

ii)

bestuurders van het fonds indien een beleggingsmaatschappij;

iii)

de depositaris (depositary);

iv)

de bewaarder(s) (custodian(s));

v)

beleggingsadviseurs;

b)

alle betalingen aan personen die uitbestede diensten verlenen aan voornoemde personen, zoals:

i)

verleners van diensten op het gebied van waardebepaling en boekhouding voor een fonds;

ii)

verleners van aandeelhoudersdiensten, zoals de transferagent en makelaar-handelaren die registerhouder zijn van de aandelen van het fonds en secundaire boekhoudkundige diensten verlenen aan de uiteindelijk gerechtigden van die aandelen;

iii)

verleners van diensten op het gebied van onderpandbeheer;

iv)

verleners van diensten op het gebied van prime brokerage;

v)

effectenbeleningsagenten;

vi)

verleners van diensten op het gebied van vastgoedbeheer en vergelijkbare diensten;

c)

registratie-, noterings-, regelgevings- en vergelijkbare kosten, waaronder paspoortkosten;

d)

als voorziening opgenomen kosten voor specifieke behandeling van winst en verlies;

e)

honoraria voor accountantscontrole;

f)

betalingen aan juridische en professionele adviseurs;

g)

kosten van distributie of marketing, voor zover het bedrag bekend is bij de beheermaatschappij. Als het feitelijke bedrag niet bekend is bij de beheermaatschappij, wordt het maximum van de mogelijke bekende distributiekosten voor het desbetreffende priip vermeld;

h)

financieringskosten in verband met leningen (verstrekt door verbonden partijen);

i)

kosten van kapitaalgarantie door een derde garantiegever;

j)

betalingen aan derden voor de noodzakelijke kosten in verband met de aankoop of verkoop van activa in de portefeuille van het fonds (inclusief de in de punten 7 tot en met 23 van deze bijlage bedoelde transactiekosten);

k)

de waarde van goederen of diensten die de beheermaatschappij of een verbonden persoon ontvangt voor het plaatsen van handelsorders;

l)

een fonds dat zijn activa belegt in icbe's of abi's, verwerkt in zijn samenvattende kostenindicator de in die icbe/abi's gemaakte kosten. In de berekening wordt het volgende in aanmerking genomen:

i)

als het onderliggende een icbe of abi is, wordt de laatst beschikbare samenvattende kostenindicator gebruikt; dat kan de door de icbe of abi of diens exploitatie- of beheermaatschappij gepubliceerde waarde zijn, of een waarde die is berekend door een betrouwbare derde, als die actueler is dan de gepubliceerde waarde;

ii)

de samenvattende kostenindicator kan worden verlaagd voor zover er een regeling is (die niet al tot uiting komt in de winst- en verliesrekening van het fonds) waarbij het beleggingsfonds een korting op, of teruggave van kosten krijgt van de onderliggende abi/icbe;

iii)

bij aan- of verkoop van rechten van deelneming tegen een andere dan de middenkoers van de icbe of abi, geldt het verschil tussen de transactie- en de middenkoers als transactiekosten, voor zover dit verschil niet al is opgenomen in de samenvattende kostenindicator;

m)

een fonds dat belegt in een ander priip dan icbe's of abi's, verwerkt in zijn samenvattende kostenindicator de in dat onderliggende priip gemaakte kosten. In de berekening wordt het volgende in aanmerking genomen:

i)

de laatst beschikbare samenvattende kostenindicator van het onderliggende priip wordt opgenomen in de berekening;

ii)

de samenvattende kostenindicator kan worden verlaagd voor zover er een regeling is (die niet al tot uiting komt in de winst- en verliesrekening van het fonds) waarbij het beleggingsfonds een korting op, of teruggave van kosten krijgt van het onderliggende priip;

iii)

bij aan- of verkoop van rechten van deelneming tegen een andere dan de middenkoers van het onderliggende priip, geldt het verschil tussen de transactie- en de middenkoers als transactiekosten, voor zover dit verschil niet al is opgenomen in de samenvattende kostenindicator;

n)

een fonds dat belegt in een ander beleggingsproduct dan een priip, verwerkt in zijn samenvattende kostenindicator de in dat onderliggende beleggingsproduct gemaakte kosten. De priip-ontwikkelaar gebruikt gepubliceerde informatie die geldt als redelijke vervanging voor de samenvattende kostenindicator of hij maakt een beste schatting van het hoogste niveau daarvan op basis van bestudering van het actuele prospectus van het beleggingsproduct en laatst gepubliceerde verslag en rekeningen;

o)

operationele kosten (of een beloning) in het kader van een regeling voor het delen van kosten met een derde voor zover die niet al zijn opgenomen in een van de andere voornoemde kostensoorten;

p)

opbrengsten uit efficiënte technieken voor portefeuillebeheer indien die niet naar de portefeuille vloeien;

q)

impliciete kosten gemaakt door gestructureerde fondsen als bedoeld in deel II van deze bijlage, en met name de punten 36 tot en met 46 van deze bijlage;

r)

dividenden op de aandelen in de portefeuille van het fonds, indien ze niet naar het fonds vloeien.

Incidentele kosten

6.

De volgende soorten incidentele kosten worden in aanmerking genomen in het openbaar te maken bedrag:

a)

een prestatieafhankelijke vergoeding voor de beheermaatschappij of een beleggingsadviseur, inclusief prestatievergoedingen als bedoeld in punt 24 van deze bijlage;

b)

carried interests als bedoeld in punt 25 van deze bijlage.

Berekening van specifieke soorten kosten van beleggingsfondsen

Transactiekosten

7.

Transactiekosten worden geannualiseerd op basis van de gemiddelde transactiekosten van het priip over de afgelopen drie jaar. Voor een priip dat minder dan drie jaar actief is, worden de transactiekosten berekend volgens de in punt 21 van deze bijlage beschreven methodologie.

8.

De totale transactiekosten voor een priip worden in de basisvaluta van het priip berekend als de som van de transactiekosten bepaald overeenkomstig de punten 9 tot en met 23 van deze bijlage voor alle afzonderlijke transacties die in de opgegeven periode zijn verricht door het priip. Deze som wordt omgezet in een percentage via deling door het gemiddelde van de nettoactiva van het priip in diezelfde periode.

9.

Bij de berekening van de transactiekosten van het priip in de afgelopen drie jaar worden de feitelijke transactiekosten bepaald volgens de in de punten 12 tot en met 18 van deze bijlage beschreven methodologie voor beleggingen in de volgende instrumenten:

a)

effecten zoals omschreven in artikel 2 van Richtlijn 2007/16/EG van de Commissie (1);

b)

andere instrumenten waarvoor zich vaak de gelegenheid voordoet om deze van de hand te doen, te gelde te maken of anderszins te realiseren tegen prijzen die voor de marktdeelnemers publiekelijk beschikbaar zijn en waarbij het gaat om ofwel marktprijzen, ofwel prijzen die afkomstig zijn van, of gevalideerd zijn door waarderingssystemen die onafhankelijk zijn van de uitgevende instelling.

10.

Voor beleggingen in andere instrumenten of activa moeten schattingen van transactiekosten volgens de in de punten 19 en 20 van deze bijlage beschreven methodologie worden gebruikt.

Behandeling van mechanismen tegen verwatering

11.

Indien een priip een prijsmechanisme heeft dat het effect van verwatering door transacties in het priip zelf compenseert, kan het bedrag van het aan de permanente houders van het priip toekomende voordeel van mechanismen tegen verwatering volgens de volgende methodologie in mindering worden gebracht op de transactiekosten binnen het priip:

a)

het geldbedrag van een heffing om verwatering tegen te gaan of ander bedrag in verband met een transactie in het priip dat aan het priip wordt betaald, kan in mindering worden gebracht op de totale transactiekosten;

b)

het voordeel voor het priip van het uitgeven van rechten van deelneming (of het op andere wijze mogelijk maken van belegging in het priip) tegen een andere dan de middenkoers, of van het annuleren van rechten van deelneming (of op andere wijze mogelijk maken van terugkoop van vermogen uit het priip) tegen een andere dan de middenkoers, mits het priip zelf het voordeel ontvangt, wordt als volgt berekend en kan in mindering worden gebracht op de totale transactiekosten:

i)

het verschil tussen de prijs van uitgegeven rechten van deelneming en de middenkoers, vermenigvuldigd met het nettoaantal uitgegeven rechten van deelneming;

ii)

het verschil tussen de prijs van geannuleerde rechten van deelneming en de middenkoers, vermenigvuldigd met het nettoaantal geannuleerde rechten van deelneming.

Feitelijke transactiekosten

12.

Voor elke transactie worden de feitelijke transactiekosten als volgt berekend:

a)

voor elke aankoop door het priip wordt de prijs van het instrument op het tijdstip van verzending van de aankooporder naar een andere persoon voor uitvoering (de „prijs van aankomst” van de aankoop) in mindering gebracht op de netto gerealiseerde uitvoeringsprijs van de transactie. De uitkomst wordt vermenigvuldigd met het aantal gekochte rechten van deelneming;

b)

voor elke verkoop door het priip wordt de netto gerealiseerde uitvoeringsprijs van de transactie in mindering gebracht op de prijs van het instrument op het tijdstip van verzending van de verkooporder naar een andere persoon voor uitvoering (de „prijs van aankomst” van de verkoop). De uitkomst wordt vermenigvuldigd met het aantal verkochte rechten van deelneming.

13.

De netto gerealiseerde uitvoeringsprijs is de prijs waarvoor de transactie wordt uitgevoerd, met inbegrip van alle kosten, provisies, belastingen en andere betalingen (zoals heffingen om verwatering tegen te gaan) in direct of indirect verband met de transactie, indien die betalingen plaatsvinden uit de activa van het priip.

14.

De prijs van aankomst is de middenkoers van de belegging op het tijdstip van verzending van de transactieorder naar een andere persoon. Voor orders waarvan de transactie plaatsvindt op een andere dag dan die van oorspronkelijke verzending aan een andere persoon, is de prijs van aankomst de openingsprijs van de belegging op de dag van de transactie of, als de openingsprijs niet beschikbaar is, de vorige slotprijs. Als een prijs niet beschikbaar is op het tijdstip van verzending van de transactieorder naar een andere persoon (bijvoorbeeld doordat de order is aangemaakt buiten de uren van openstelling van de markt of op otc-markten zonder transparante intraday-prijzen), is de prijs van aankomst de openingsprijs op de dag van de transactie of, indien de openingsprijs niet beschikbaar is, de vorige slotprijs. Indien een order wordt uitgevoerd zonder naar een andere persoon te worden verzonden, is de prijs van aankomst de middenkoers van de belegging op het tijdstip van uitvoering van de transactie.

15.

Als er geen informatie beschikbaar is over het tijdstip van verzending van de transactieorder naar een andere persoon (of als die informatie niet voldoende nauwkeurig is), of als er geen informatie beschikbaar is over de prijs van dat tijdstip, is het toegestaan de openingsprijs van de belegging op de dag van de transactie of, als de openingsprijs niet beschikbaar is, de vorige slotprijs, te gebruiken als de prijs van aankomst. Bij de berekening van transactiekosten met gegevens van vóór 31 december 2017 mogen intraday-prijzen worden beschouwd als niet beschikbaar.

16.

Kosten in verband met transacties door priip's en betreffende financiële instrumenten die in een van de in de punten 4 tot en met 10 van deel C van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU bedoelde categorieën vallen, worden als volgt berekend:

a)

voor gestandaardiseerde instrumenten waarbij sprake is van reguliere handel in het instrument zelf (bijvoorbeeld een indexfuture aan een grote aandelenindex), worden de transactiekosten berekend op basis van het instrument zelf. De prijs van aankomst is de middenkoers van het instrument;

b)

voor niet-standaard lineaire instrumenten waarbij geen sprake is van prijstransparantie of reguliere handel in het instrument zelf, worden de transactiekosten berekend op basis van de onderliggende waarde(n). De prijs van aankomst wordt berekend op basis van de prijs of prijzen van de onderliggende waarde(n), waarbij passende weging wordt toegepast indien er meer dan één onderliggende waarde is. Als de transactiekosten van het instrument materieel hoger zijn de transactiekosten van de onderliggende waarde, moet dit tot uiting komen in de berekening van de transactiekosten;

c)

voor niet-lineaire instrumenten is het toegestaan de transactiekosten te bepalen als het verschil tussen de voor de instrumenten betaalde of ontvangen prijs en de reële waarde van het instrument, overeenkomstig de punten 36 tot en met 46 van deze bijlage.

17.

De prijs van aankomst geeft in de berekening van de kosten in verband met vreemde valuta's een redelijke schatting van de geconsolideerde prijs weer, en mag niet eenvoudig de van één enkele tegenpartij of platform voor vreemde valuta's beschikbare prijs zijn, ook als er een overeenkomst is om alle transacties in vreemde valuta's uit te voeren bij één enkele tegenpartij.

18.

Bij de berekening van de kosten in verband met orders die aanvankelijk worden geveild, wordt de prijs van aankomst bepaald als de middenkoers onmiddellijk voorafgaand aan de veiling.

Transactiekosten voor overige activa

19.

De transactiekosten van andere activa dan de in punt 9 van deze bijlage bedoelde activa worden geschat volgens de methodologie in punt 12 van deze bijlage, waarbij de prijs van aankomst als volgt wordt bepaald:

a)

voor een verkoop:

i)

de prijs van aankomst wordt berekend als de vorige onafhankelijke waarderingsprijs van het actief, zo nodig gecorrigeerd voor marktontwikkelingen, op basis van een adequate referentie-index;

ii)

indien een vorige onafhankelijke waarderingsprijs niet beschikbaar is, worden de transactiekosten geschat op basis van het verschil tussen de transactieprijs en een taxatie van de reële waarde van het actief vóór verkoop;

b)

voor een aankoop:

i)

de prijs van aankomst wordt berekend als de vorige onafhankelijke waarderingsprijs van het actief, zo nodig gecorrigeerd voor marktontwikkelingen, op basis van een adequate referentie-index, indien die prijs beschikbaar is;

ii)

indien een vorige onafhankelijke waarderingsprijs niet beschikbaar is, worden de transactiekosten geschat op basis van het verschil tussen de transactieprijs en een taxatie van de reële waarde van het actief vóór aankoop.

20.

De geschatte transactiekosten zijn niet lager dan het bedrag van de feitelijk vast te stellen kosten in direct verband met de transactie.

Transactiekosten voor nieuwe priip's

21.

Voor priip's die minder dan drie jaar actief zijn en overwegend beleggen in de in punt 9 van deze bijlage bedoelde activa, kunnen de transactiekosten worden berekend door vermenigvuldiging van de geschatte omloopsnelheid van de portefeuille in elke activaklasse met de volgens de methodologie in punt c) berekende kosten, of als een gemiddelde van de feitelijk gemaakte transactiekosten tijdens de actieve periode en een gestandaardiseerde schatting, als volgt:

a)

voor het grootste veelvoud van zes maanden dat het priip actief is, worden de transactiekosten berekend zoals beschreven in de punten 12 tot en met 18 van deze bijlage;

b)

voor de resterende periode tot drie jaar worden de transactiekosten geschat door vermenigvuldiging van de geschatte omlooptijd van de portefeuille in elke activaklasse volgens de methodologie in punt c);

c)

de te gebruiken methodologie hangt af van de activaklasse en wordt als volgt bepaald:

i)

voor de in onderstaande tabel weergegeven activaklassen worden de transactiekosten berekend als het gemiddelde van de geschatte transactiekosten (op basis van bied-laatmarges gedeeld door twee) voor de betrokken activaklasse onder normale marktomstandigheden.

Voor de kostenschatting worden per activaklasse een of meer referentie-indexen vastgesteld. Vervolgens worden de gemiddelde bied-laatmarges van de onderliggende indexen verzameld. De verzamelde gegevens hebben betrekking op de bied-laatmarge aan het eind van de tiende handelsdag van elke maand van het laatste jaar.

Daarna worden de verzamelde bied-laatmarges gedeeld door twee om de geschatte transactiekosten voor elk tijdstip te verkrijgen. Het gemiddelde van die waarden is gelijk aan de geschatte transactiekosten in elke activaklasse onder normale marktomstandigheden.

Activaklassen

Overheidsobligaties

Overheidsobligaties en vergelijkbare instrumenten ontwikkelde markt beoordeling AAA-A

Overheidsobligaties en vergelijkbare instrumenten ontwikkelde markt andere beoordeling onder A

Overheidsobligaties opkomende markten (harde en zachte valuta)

Overheidsobligaties opkomende markten (harde en zachte valuta)

Bedrijfsobligaties van beleggingskwaliteit

Bedrijfsobligaties van beleggingskwaliteit

Andere bedrijfsobligaties

Hoogrentende bedrijfsobligaties

ii)

Voor de activaklassen in onderstaande tabel worden de transactiekosten (inclusief expliciete kosten en impliciete kosten) geschat door vergelijkbare informatie te gebruiken of door schattingen van expliciete kosten op te tellen bij schattingen van de halve bied-laatmarge volgens de onder punt i) beschreven methodologie.

Activaklassen

Liquiditeit

Geldmarktinstrumenten (duidelijkheidshalve: geldmarktfondsen niet inbegrepen)

Aandelen ontwikkelde markten

Large-cap aandelen (ontwikkelde markten)

Mid-cap aandelen (ontwikkelde markten)

Small-cap aandelen (ontwikkelde markten)

Aandelen opkomende markten

Large-cap aandelen (opkomende markten)

Mid-cap aandelen (opkomende markten)

Small-cap aandelen (opkomende markten)

Genoteerde derivaten

Genoteerde derivaten

iii)

Voor de activaklassen in onderstaande tabel zijn de transactiekosten gelijk aan het gemiddelde van de waargenomen transactiekosten (op basis van bied-laatmarges gedeeld door twee) in deze activaklasse onder normale marktomstandigheden.

Bij het vaststellen van de waargenomen transactiekosten kunnen resultaten van een panelenquête in aanmerking worden genomen.

Activaklassen

OTC

Otc exotische opties

Otc gewone opties („plain vanilla”)

Otc renteswaps, kredietverzuimswaps e.d.

Otc swaps en vergelijkbare instrumenten (andere dan renteswaps, kredietverzuimswaps e.d.)

Otc valutatermijncontracten ontwikkelde markten

Otc valutatermijncontracten opkomende markten

22.

Schattingen van de omlooptijd van de portefeuille voor een priip dat minder dan een jaar actief is, stemmen overeen met het in de aanbiedingsdocumenten gepubliceerde beleggingsbeleid. Schattingen van de omlooptijd van de portefeuille voor een priip dat meer dan een jaar actief is, stemmen overeen met de feitelijke omlooptijd van de portefeuille.

23.

Voor priip's die minder dan drie jaar actief zijn en overwegend beleggen in andere activa dan de in punt 9 van deze bijlage bedoelde activa, schat de priip-ontwikkelaar de transactiekosten volgens de reële-waardemethode op basis van vergelijkbare activa.

Prestatieafhankelijke vergoedingen

24.

De berekening van prestatieafhankelijke vergoedingen verloopt als volgt:

a)

bereken de vergoedingen op basis van de historische gegevens van de laatste vijf jaar. De gemiddelde jaarlijkse prestatievergoedingen worden berekend als percentage;

b)

als de historische gegevens voor de prestatievergoedingen niet volledig zijn omdat het fonds/de aandelenklasse nieuw is of omdat de voorwaarden van het fonds zijn gewijzigd vanwege de invoering van de prestatievergoeding of de wijziging van een van zijn parameters, wordt voornoemde methode als volgt aangepast:

i)

neem de desbetreffende beschikbare historische gegevens voor de prestatievergoedingen van het fonds/de aandelenklasse;

ii)

maak voor de jaren waarvoor er geen gegevens zijn, een schatting van het rendement van het fonds/de aandelenklasse en neem, in geval van een model voor vergoeding van relatieve prestaties, de historische reeks van de referentie/hurdle rate in acht;

voor nieuwe fondsen: schat het rendement op basis van het rendement van een vergelijkbaar fonds of een referentiegroep. Het geschatte rendement is exclusief alle kosten van het nieuwe fonds. De rendementen van de referentiegroep moeten daarom worden aangepast via vermeerdering met de gemiddelde respectieve kosten die overeenkomstig de regels van het nieuwe fonds worden gemaakt. In het geval van een nieuwe klasse met een andere vergoedingsopzet, bijvoorbeeld, worden de rendementen van die nieuwe klasse aangepast op basis van de kosten van de bestaande klasse;

iii)

bereken de vergoedingen vanaf het begin van de peilperiode zoals vereist in punt a), tot de beschikbaarheidsdatum van de feitelijke prestatievergoedingsgegevens van het fonds, onder toepassing van het desbetreffende algoritme op voornoemde historische reeks;

iv)

voeg beide vergoedingenreeksen samen tot één reeks over de volledige peilperiode zoals vereist in punt a);

v)

bereken de prestatievergoedingen volgens de methodologie in punt a) (gemiddelde van jaarlijkse prestatievergoedingen).

Carried interests

25.

De berekening van carried interests verloopt als volgt:

a)

bereken de vergoedingen op basis van de historische gegevens van de laatste vijf jaar. De gemiddelde jaarlijkse carried interests worden berekend als percentage;

b)

als de historische gegevens voor de carried interests niet volledig zijn omdat het fonds/de aandelenklasse nieuw is of omdat de voorwaarden van het fonds zijn gewijzigd vanwege de invoering van de carried interests of de wijziging van een van zijn parameters, wordt voornoemde methode als volgt aangepast:

i)

neem de desbetreffende beschikbare historische gegevens voor de carried interests van het fonds/de aandelenklasse;

maak voor de jaren waarvoor er geen gegevens zijn een schatting van het rendement van het fonds/de aandelenklasse,

voor nieuwe fondsen: schat het rendement op basis van het rendement van een vergelijkbaar fonds of een referentiegroep. Het geschatte rendement is exclusief alle kosten van het nieuwe fonds. De rendementen van de referentiegroep moeten daarom worden aangepast via vermeerdering met de gemiddelde respectieve kosten die overeenkomstig de regels van het nieuwe fonds worden gemaakt. In het geval van een nieuwe klasse met een andere vergoedingsopzet, bijvoorbeeld, worden de rendementen van die nieuwe klasse aangepast op basis van de kosten van de bestaande klasse;

ii)

bereken de carried interests vanaf het begin van de peilperiode zoals vereist in punt a), tot de beschikbaarheidsdatum van de feitelijke carried interests-gegevens van het fonds, onder toepassing van het desbetreffende algoritme op voornoemde historische reeks;

iii)

voeg beide reeksen van carried interests samen tot één reeks over de volledige peilperiode zoals vereist in punt a);

iv)

bereken de carried interests volgens de methodologie in punt a) (gemiddelde van jaarlijkse carried interests).

26.

Als er geen carried interests worden opgenomen zolang de belegging loopt, bevat de tabel over de samenstelling van de kosten naast de vermelding dat er geen carried interests zijn, een toelichting dat er na beëindiging van de belegging een betaling van x % van het uiteindelijk rendement plaatsvindt.

II.   OVERZICHT VAN DE KOSTEN VAN ANDERE PRIP'S DAN BELEGGINGSFONDSEN

Openbaar te maken kosten

Eenmalige kosten

27.

Eenmalige kosten zijn in- en uitstapkosten zoals initiële kosten, provisies en andere bedragen die direct worden betaald door de retailbelegger of worden ingehouden op een door de retailbelegger (te) ontvangen betaling.

28.

Eenmalige kosten worden gedragen door een ander priip dan een beleggingsfonds, ongeacht of de kosten noodzakelijk zijn voor de bedrijfsuitvoering of een beloning betreffen voor een verbonden partij of een dienstverlener.

Eenmalige instapkosten en -uitgaven

29.

Eenmalige instapkosten en -uitgaven betreffen onder meer de volgende soorten die verwerkt worden in het bedrag aan kosten dat openbaar moet worden gemaakt voor andere priip's dan beleggingsfondsen:

a)

verkoopprovisies;

b)

structureringskosten, inclusief de kosten voor het onderhouden van een markt (spread) en afwikkelingskosten;

c)

afdekkingskosten (om te waarborgen dat de priip-ontwikkelaar de prestatie van de afgeleide component van het gestructureerde product kan herhalen — in deze kosten zijn de transactiekosten inbegrepen);

d)

juridische kosten;

e)

kosten voor kapitaalgarantie;

f)

aan de uitgevende instelling betaalde impliciete premie.

Eenmalige uitstapkosten en -uitgaven

30.

Eenmalige uitstapkosten en -uitgaven betreffen onder meer de volgende soorten die verwerkt worden in het bedrag dat openbaar moet worden gemaakt voor andere priip's dan beleggingsfondsen:

a)

evenredige vergoedingen;

b)

bid-mid spread om het product te verkopen en eventuele expliciete kosten of sancties wegens vroegtijdige uitstap. De bid-mid spread wordt geschat op basis van de beschikbaarheid van een secundaire markt, de marktomstandigheden en het soort product. Indien de priip-ontwikkelaar (of een verbonden derde) de enige beschikbare tegenpartij is om het product op de secundaire markt te kopen, worden de bij de reële waarde van het product op te tellen uitstapkosten geschat volgens diens interne beleid;

c)

kosten in verband met CFD (Contract For Difference), zoals:

i)

door CFD-dienstverleners berekende provisies — algemene provisie of een provisie bij elke transactie — d.w.z. bij het openen en beëindigen van een contract;

ii)

CFD-handel zoals bied-laatmarges, dagelijkse en overnight financieringskosten, rekeningbeheerkosten en belastingen die niet al zijn opgenomen in de reële waarde.

Vaste kosten

31.

Vaste kosten zijn periodiek ingehouden betalingen op alle aan de retailbelegger verschuldigde betalingen of op het belegde bedrag.

32.

Vaste kosten zijn alle soorten kosten gedragen door een ander priip dan een beleggingsfonds, ongeacht of de kosten noodzakelijk zijn voor de bedrijfsuitvoering of een beloning betreffen voor een verbonden partij of een dienstverlener.

33.

Het volgende overzicht is indicatief en niet uitputtend voor de soorten vaste kosten die, indien apart ingehouden of in rekening gebracht, in aanmerking worden genomen in het openbaar te maken bedrag:

a)

kosten in verband met couponbetalingen;

b)

eventuele kosten van het onderliggende.

Kosten van in punt 17 van bijlage IV bedoelde priip's

34.

Eenmalige uitstapkosten en -uitgaven zijn beurs-, clearing- en afwikkelingsvergoedingen, indien bekend.

35.

Vaste kosten zijn afdekkingskosten onder normale marktomstandigheden en gespannen marktomstandigheden.

Berekening van impliciete kosten van andere priip's dan beleggingsfondsen

36.

Voor de berekening van de impliciete kosten van priip's maakt de priip-ontwikkelaar in eerste instantie gebruik van de uitgifteprijs en, na de inschrijvingsperiode, van de beschikbare prijs om het product op een secundaire markt te kopen.

37.

Het verschil tussen de prijs en de reële waarde van het product wordt beschouwd als een schatting van de totale in de prijs inbegrepen instapkosten. Als de priip-ontwikkelaar de desbetreffende openbaar te maken impliciete kosten als bedoeld in punt 29 van deze bijlage niet kan bepalen op basis van het verschil tussen de prijs en de reële waarde, overlegt hij met de uitgevende instelling van de componenten van het product of met het desbetreffende orgaan om de desbetreffende informatie over die kosten te verzamelen.

38.

Reële waarde is de prijs die zou worden ontvangen om een actief te verkopen of die zou worden betaald om een verplichting over te dragen in een regelmatige transactie op de belangrijkste (of voordeligste) markt op de waarderingsdatum in de huidige marktomstandigheden (dat wil zeggen een prijs op de verkoopmarkt), ongeacht of deze prijs direct waarneembaar is dan wel geschat wordt met behulp van een andere waarderingstechniek.

39.

Het beleid voor het meten van de reële waarde bevat regels op de volgende gebieden:

a)

bestuur;

b)

methodologie voor de berekening van de reële waarde.

40.

De in punt 39 van deze bijlage bedoelde regels beschrijven een waarderingsproces dat:

a)

voldoet aan de toepasselijke standaarden voor jaarrekeningen met betrekking tot reële waarde;

b)

waarborgt dat modellen voor interne verrekenprijzen voor priip's overeenstemmen met de door het priip gebruikte methodologieën, modellen en normen om zijn eigen portefeuille te waarderen, aangenomen dat het product beschikbaar is voor verkoop of wordt aangehouden voor handelsdoeleinden;

c)

overeenstemt met de complexiteit van het product en het soort onderliggende;

d)

het kredietrisico van de uitgevende instelling en de onzekerheid over het onderliggende in acht neemt;

e)

de parameters bepaalt om een actieve markt vast te stellen en te vermijden dat een verkeerde risicowaardering in extreme gevallen kan leiden tot sterk onnauwkeurige schattingen;

f)

maximaal gebruikmaakt van relevante waarneembare inputs uit de markt, en minimaal gebruikmaakt van niet waarneembare inputs.

41.

De reële waarde van een gestructureerd product wordt bepaald op basis van:

a)

marktprijzen, indien beschikbaar of doelmatig tot stand gekomen;

b)

modellen voor interne verrekenprijzen met als input marktwaarden die indirect aan het product zijn verbonden, afgeleid van producten met vergelijkbare kenmerken (vergelijkingsbenadering);

c)

modellen voor interne verrekenprijzen met inputs die niet direct worden afgeleid van marktgegevens waarvoor schattingen en aannamen moeten worden geformuleerd (mark-to-model benadering).

42.

Als de reële waarde niet kan worden afgeleid uit marktprijzen, wordt een waarderingstechniek toegepast waarmee de relevante factoren voor de uitbetalingsstructuur van het product adequaat kunnen worden weergegeven, bij een maximaal gebruik van marktgegevens.

43.

De waarderingstechniek in punt 42 van deze bijlage is gebaseerd op het volgende, naargelang van de complexiteit van het product:

a)

het gebruik van recente marktconforme transacties tussen ter zake goed geïnformeerde, professionele tegenpartijen;

b)

referentie naar de huidige marktprijs van een ander instrument dat nagenoeg hetzelfde is;

c)

het gebruik van een passend disconteringsmodel waarbij per kasstroom de waarschijnlijkheid wordt bepaald met behulp van een geschikt model voor de prijsontwikkeling van het actief.

44.

In het geval van inschrijvingsproducten wordt de reële waarde berekend op de datum van vaststelling van de productvoorwaarden. Die waarderingsdatum ligt dicht bij aanvang van de inschrijvingsperiode. Bij lange aanbiedingsperioden of sterke marktvolatiliteit wordt een criterium voor het bijwerken van informatie over kosten vastgesteld.

45.

Bij toepassing van voorlopige voorwaarden worden de kosten berekend op basis van de minimumvoorwaarden van het product.

46.

Bij gebruik van variabele inschrijvingsprijzen wordt een procedure bepaald voor de wijze waarop het kosteneffect daarvan wordt opgenomen en openbaar gemaakt.

III.   OVERZICHT VAN DE KOSTEN VAN VERZEKERINGSGEBASEERDE BELEGGINGSPRODUCTEN

Openbaar te maken kosten

Eenmalige kosten

47.

Eenmalige kosten zijn in- en uitstapkosten zoals initiële kosten, provisies en andere bedragen die direct worden betaald door de retailbelegger of die worden ingehouden op de eerste betaling of op een beperkt aantal aan de retailbelegger verschuldigde betalingen of op een betaling bij terugkoop of beëindiging van het product.

48.

Eenmalige kosten zijn voor rekening van een verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct, ongeacht of de kosten noodzakelijk zijn voor de bedrijfsuitvoering of een beloning betreffen voor een verbonden partij of een dienstverlener.

49.

Eenmalige kosten betreffen onder meer de volgende soorten instapkosten en -uitgaven die verwerkt worden in het openbaar te maken bedrag voor verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten:

a)

structurerings- of marketingkosten;

b)

kosten van acquisitie, distributie en verkoop;

c)

verwerkings-/operationele kosten (inclusief kosten voor het beheer van de verzekeringsdekking);

d)

kostendeel van premies voor biometrisch risico als bedoeld in punt 59 van deze bijlage;

e)

kosten van het aanhouden van het vereiste kapitaal (initiële deel openbaar te maken voor zover ze in rekening worden gebracht).

Vaste kosten

50.

Vaste kosten zijn betalingen die periodiek worden ingehouden op alle betalingen van de retailbelegger of op het belegde bedrag of bedragen die niet zijn toegewezen aan de retailbelegger volgens een winstdelingsmechanisme.

51.

De vaste kosten zijn alle soorten kosten voor rekening van een verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct, ongeacht of de kosten noodzakelijk zijn voor de bedrijfsuitvoering of een beloning betreffen voor een verbonden partij of een dienstverlener.

52.

Het volgende overzicht is indicatief en niet uitputtend voor de soorten vaste kosten die in aanmerking worden genomen in het bedrag van de „Andere lopende kosten” in tabel 2 van bijlage VII:

a)

structurerings- of marketingkosten;

b)

kosten van acquisitie, distributie en verkoop;

c)

verwerkings-/operationele kosten (inclusief kosten voor het beheer van de verzekeringsdekking);

d)

kostendeel van premies voor biometrisch risico als bedoeld in punt 59 van deze bijlage;

e)

andere administratieve kosten;

f)

kosten van het aanhouden van kapitaal (vaste deel openbaar te maken voor zover ze in rekening worden gebracht);

g)

ieder bedrag dat impliciet wordt ingehouden op het ingelegde bedrag, zoals de kosten gemaakt voor het beheer van de beleggingen van de verzekeraar (depositovergoeding, kosten voor nieuwe beleggingen enz.);

h)

betalingen aan derden voor de noodzakelijke kosten in verband met de aankoop of verkoop van activa toebehorend aan het verzekeringsgebaseerde beleggingsproduct (inclusief transactiekosten als bedoeld in de punten 7 tot en met 23 van deze bijlage).

53.

Indien van een verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct een deel van de activa in icbe's of abi's wordt belegd in een ander priip dan een icbe of abi of in een ander beleggingsproduct dan een priip, zijn respectievelijk de punten 5, onder l), 5, onder m), en 5, onder n), van deze bijlage van toepassing.

Openbaarmaking van premiekosten voor het biometrisch risico van verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten

Kostendeel van premies voor biometrisch risico

54.

Premies voor biometrisch risico worden door de retailbelegger direct betaald of worden ingehouden op de aan de wiskundige voorziening gecrediteerde bedragen of op de deelnemingsbonus van de verzekeringspolis, en dekken het statistische risico van uitkeringen uit verzekeringsdekking.

55.

De reële waarde van premies voor biometrisch risico is de verwachte contante waarde, volgens de in punt 71, onder a), van deze bijlage bedoelde percentages, van de toekomstige uitkeringen uit verzekeringsdekking, met inachtneming van het volgende:

a)

aannamen volgens beste schattingen voor deze uitkeringen op basis van het afzonderlijke risicoprofiel van de portefeuille van de afzonderlijke ontwikkelaar;

b)

overige uitkeringen in verband met verzekeringsdekking (aan retailbeleggers toegekende kortingen op premies voor biometrisch risico, verhoging van uitkeringen, verlaging van toekomstige premies enz.) die het resultaat zijn van winstdelingsmechanismen (wettelijk en/of contractueel).

56.

Aannamen volgens beste schattingen voor toekomstige uitkeringen uit verzekeringsdekking zijn realistisch.

57.

De geschatte toekomstige uitkeringen zijn zonder prudentiële marges of kosten voor het beheer van de verzekeringsdekking.

58.

Voor ontwikkelaars in de zin van Richtlijn 2009/138/EG stemmen deze aannamen volgens beste schattingen overeen met de respectieve aannamen voor de berekening van de technische voorzieningen op de Solvabiliteit II-balans.

59.

Het kostendeel van premies voor biometrisch risico is het verschil tussen de aan de retailbelegger in rekening gebrachte premies voor biometrisch risico als bedoeld in punt 54 van deze bijlage en de reële waarde van de premies voor biometrisch risico als bedoeld in punt 55 van deze bijlage.

60.

In plaats van het kostendeel van de premies kan een priip-ontwikkelaar bij het berekenen van eenmalige of vaste kosten uitgaan van de volledige premies voor biometrisch risico.

DEEL 2

Samenvattende kostenindicatoren en gezamenlijk effect van de kosten

I.   SAMENVATTENDE KOSTENINDICATOREN

61.

De samenvattende kostenindicator van het priip is de verlaging van de opbrengst als gevolg van de overeenkomstig de punten 70 tot en met 72 van deze bijlage berekende totale kosten.

62.

Voor de berekening van de samenvattende kostenindicator zijn de in punt 72 van deze bijlage bedoelde openbaar te maken kosten de totale kosten. Dat is voor beleggingsfondsen de som van de kosten bedoeld in de punten 1 en 2 van deze bijlage plus de som van de kosten bedoeld in de punten 4 en 6 van deze bijlage; voor andere priip's dan beleggingsfondsen, behalve de in punt 17 van bijlage IV bedoelde priip's, de som van de kosten bedoeld in de punten 27 en 28 van deze bijlage plus de som van de kosten bedoeld in de punten 31 en 32 van deze bijlage; voor de in punt 17 van bijlage IV bedoelde priip's de som van de kosten bedoeld in de punten 34 en 35 van deze bijlage; en voor verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten de som van de kosten bedoeld in de punten 47 en 48 van deze bijlage plus de som van de kosten bedoeld in de punten 50 en 51 van deze bijlage; De totale kosten omvatten ook de eventuele sancties wegens vroegtijdige uitstap.

Eenmalige kosten en ratio's van de eenmalige kosten

63.

De ratio van de in- en uitstapkosten van het priip is de verlaging van de jaarlijkse opbrengst vanwege de in- en uitstapkosten berekend overeenkomstig de punten 70 tot en met 72 van deze bijlage.

64.

Voor de berekening van de ratio van de in- en uitstapkosten zijn de in punt 72 van deze bijlage bedoelde openbaar te maken kosten voor beleggingsfondsen de in- en uitstapkosten volgens de punten 1 en 2 van deze bijlage; voor andere priip's dan beleggingsfondsen, behalve de in punt 17 van bijlage IV bedoelde priip's, de punten 27 en 28 van deze bijlage; voor de in punt 17 van bijlage IV bedoelde priip's punt 35 van deze bijlage; en voor verzekeringsgebaseerde producten de punten 47 en 48 van deze bijlage. De uitstapkosten omvatten ook de eventuele sancties wegens vroegtijdige uitstap.

Ratio's van de vaste kosten, portefeuilletransactiekosten en verzekeringskosten/overige vaste kosten

65.

De ratio's van de portefeuilletransactiekosten, verzekeringskosten en overige vaste kosten van het priip zijn de verlaging van de jaarlijkse opbrengst vanwege de portefeuilletransactiekosten en overige vaste kosten berekend volgens de punten 70 tot en met 72 van deze bijlage.

66.

Voor de berekening van de ratio van de portefeuilletransactiekosten en de ratio van de verzekeringskosten is het volgende van toepassing:

a)

voor de berekening van de portefeuilletransactie zijn de in punt 72 van deze bijlage bedoelde openbaar te maken kosten voor beleggingsfondsen de portefeuilletransactiekosten volgens de punten 7 tot en met 23 van deze bijlage, voor andere priip's dan beleggingsfondsen, behalve de in punt 17 van bijlage IV bedoelde priip's, punt 29, onder c), van deze bijlage, en voor verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten punt 52, onder h), van deze bijlage;

b)

voor de berekening van de ratio van de verzekeringskosten zijn de in punt 72 van deze bijlage bedoelde openbaar te maken kosten voor verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten de verzekeringskosten volgens de punten 59 en 60 van deze bijlage.

67.

De ratio van de overige vaste kosten is de verlaging van de jaarlijkse opbrengst vanwege overige vaste kosten die wordt berekend als het verschil tussen de samenvattende kostenindicator volgens punt 61 van deze bijlage en de som van de ratio van de eenmalige kosten volgens punt 63 van deze bijlage, plus de ratio van de portefeuilletransactiekosten volgens punt 66, onder a), van deze bijlage, plus de ratio van de verzekeringskosten volgens punt 66, onder b), van deze bijlage, plus de ratio van de incidentele kosten volgens punt 68 van deze bijlage.

Incidentele kosten en ratio's van de incidentele kosten (ratio's van de prestatievergoedingen en de carried interests)

68.

Voor de berekening van de ratio van de prestatievergoedingen zijn de in punt 72 bedoelde openbaar te maken kosten voor beleggingsfondsen de incidentele kosten van de portefeuille volgens punt 6, onder a), van deze bijlage. Voor de berekening van de ratio van de carried interests zijn de in punt 72 van deze bijlage bedoelde openbaar te maken kosten voor beleggingsfondsen de incidentele kosten van de portefeuille volgens punt 6, onder b), van deze bijlage.

69.

De in bijlage VII bedoelde „lopende kosten”, „prestatievergoedingen” en „carried interests” zijn respectievelijk de „vaste kosten”, „ratio van de prestatievergoedingen” en „ratio van de carried interests” als bedoeld in deze bijlage en in artikel 5.

Berekening van de samenvattende kostenindicator

70.

De samenvattende kostenindicator wordt berekend als het verschil tussen twee percentages i en r, waarbij r staat voor het jaarlijkse interne rendement met betrekking tot brutobetalingen door en geschatte uitkeringen aan de retailbelegger tijdens de aanbevolen periode van bezit, en i voor het jaarlijkse interne rendement voor het desbetreffende kosteloze scenario.

71.

De schatting van toekomstige uitkeringen volgens punt 70 van deze bijlage is gebaseerd op de volgende aannamen:

a)

behalve voor de in punt 17 van bijlage IV bedoelde priip's wordt het jaarlijkse interne rendement — met andere woorden, de prestatie — van het priip berekend met behulp van de methodologie en de onderliggende hypothese waarmee het gematigde scenario uit het deel over prestatiescenario's in het essentiële-informatiedocument is geschat;

b)

voor de schatting van de uitkeringen wordt aangenomen dat alle kosten die volgens punt 62 van deze bijlage in de totale kosten zijn opgenomen, in mindering zijn gebracht;

c)

voor priip's als bedoeld in punt 17 van bijlage IV en voor icbe's of niet-icbe's waarvoor priip-ontwikkelaars gebruikmaken van het essentiële-informatiedocument in overeenstemming met artikel 14, lid 2, van deze verordening, bedraagt de prestatie 3 %.

72.

Voor de berekening van het in punt 70 van deze bijlage bedoelde kosteloze scenario is het volgende van toepassing:

a)

voor de berekening van i worden hetzij de brutobetalingen door de retailbelegger uit de berekening van r verlaagd met de openbaar te maken kosten, hetzij de geplande uitkeringen aan de retailbelegger uit de berekening van r verhoogd onder de aanname dat de bedragen van de openbaar te maken kosten aanvullend zijn belegd. Dan is i het jaarlijkse interne rendement met betrekking tot deze aangepaste betalingen door respectievelijk aan de retailbelegger;

b)

indien de openbaar te maken kosten kunnen worden uitgedrukt als constant percentage van de waarde van de activa, kunnen ze buiten beschouwing blijven in de in punt 72, onder a), van deze bijlage beschreven berekening, en in plaats daarvan naderhand worden opgeteld bij het percentage van het jaarlijkse interne rendement i voor het respectieve kosteloze scenario.

Specifieke vereisten voor andere priip's dan beleggingsfondsen

73.

Voor de berekening van het in punt 70 van deze bijlage bedoelde kosteloze scenario voor andere priip's dan beleggingsfondsen, worden brutobetalingen door de retailbelegger uit de berekening van r, als bedoeld in punt 72 van deze bijlage, verlaagd met de openbaar te maken kosten.

Specifieke vereisten voor verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten

74.

Voor de berekeningen volgens de punten 70 tot en met 72 van deze bijlage wordt aangenomen dat er, voor verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten, tijdens de periode van bezit geen sprake is van betalingen uit hoofde van verzekeringsdekking. Dit wil zeggen dat de berekening van de samenvattende kostenindicator uitsluitend is gebaseerd op geschatte uitkeringen uit levensverzekeringen.

75.

Voor zover vaste en eenmalige kosten worden gedekt door expliciete kosten die een vast onderdeel vormen van de premieberekening van het product, wordt de berekening van vaste en eenmalige kosten gebaseerd op die expliciete kosten.

76.

Voor winstdeling bij verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten is het volgende van toepassing:

a)

bij de berekening van de vaste kosten en eenmalige kosten voor verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten worden bedragen die via winstdelingsmechanismen op het beleggingsrendement worden ingehouden, als kosten beschouwd;

b)

indien een deel van de kosten aan retailbeleggers wordt terugbetaald via afzonderlijke kostenbonussen, wordt dat beschouwd als een korting op de kosten waardoor de kostenaftrek wordt verlaagd, mits:

i)

de kostenbonussen gescheiden van andere onderdelen van de deelnemingsbonus worden opgegeven en bedoeld zijn om onderdelen van de kosten te herfinancieren volgens de contractuele voorwaarden van het product,

ii)

de priip-ontwikkelaar met deugdelijke actuariële methoden kan aantonen dat de verwachte toekomstige kostenbonussen worden gedekt door verwachte toekomstige winsten volgens voorzichtige aannamen over toekomstige kosten.

Berekening van de ratio's

Beginsel van geen dubbeltellingen

77.

Als een kostensoort valt onder twee of meer kostensoorten als bedoeld in deze bijlage, wordt die kostensoort maar één keer in aanmerking genomen in de berekening van de indicatoren (ratio's) die erop zijn gebaseerd.

Andere specificaties

78.

De ratio's worden uitgedrukt als percentage tot twee cijfers achter de komma.

79.

De ratio's worden minstens één keer per jaar berekend.

80.

De ratio's zijn gebaseerd op de recentste door de priip-ontwikkelaar gemaakte kostenberekeningen. Onverminderd punt 77 van deze bijlage worden de kosten gewaardeerd „met inbegrip van alle belastingen”.

Wat beleggingsfondsen betreft, is het volgende van toepassing:

a)

per aandelenklasse wordt afzonderlijk een berekening gemaakt maar als de rechten van deelneming van twee of meer klassen gelijk in rang zijn, kan worden volstaan met één berekening voor die klassen;

b)

in het geval van een paraplufonds wordt elk samenstellend onderdeel of subfonds voor de toepassing van deze bijlage afzonderlijk behandeld maar worden alle aan het fonds als geheel toe te rekenen lasten over alle subfondsen verdeeld op een voor alle beleggers eerlijke wijze.

81.

Naast de eerste berekening voor een nieuw priip, en tenzij anders bepaald, worden de ratio's minstens één keer per jaar achteraf berekend. Indien de achteraf bepaalde ratio ongeschikt wordt geacht vanwege een materiële wijziging, kan worden uitgegaan van een schatting totdat er een betrouwbare achteraf bepaalde ratio is waarin het effect van de materiële wijziging tot uiting komt.

82.

De achteraf bepaalde cijfers zijn gebaseerd op recente kostenberekeningen waarvan de priip-ontwikkelaar redelijkerwijs heeft vastgesteld dat ze daarvoor geschikt zijn. De cijfers kunnen gebaseerd zijn op de kosten die het priip heeft opgenomen in de resultatenrekening in zijn laatste jaarverslag of halfjaarverslag, indien de resultatenrekening voldoende recent is. Als de resultatenrekening niet voldoende recent is, wordt gebruikgemaakt van een vergelijkbare berekening op basis van de kosten die zijn gemaakt in een recentere periode van twaalf maanden.

83.

Informatie over de ratio's die in voorgaande jaren/perioden van toepassing waren, worden gepubliceerd op de plek die in het essentiële-informatiedocument wordt vermeld als de algemene bron waar geïnteresseerde beleggers terecht kunnen voor nadere informatie.

84.

Als de aan een onderliggende icbe of abi toe te rekenen kosten in aanmerking moeten worden genomen, is het volgende van toepassing:

a)

de kostenindicator van elke onderliggende icbe of abi wordt verdeeld in verhouding tot het aandeel in de intrinsieke waarde van het priip van die icbe of abi op de desbetreffende datum, namelijk de datum waarop de cijfers van het priip worden overgenomen;

b)

alle aldus verdeelde cijfers worden opgeteld bij de totale kosten van het beleggende priip zelf, zodat een totaaloverzicht ontstaat.

Berekeningsmethodologie voor nieuwe priip's

85.

In plaats van achteraf bepaalde gegevens worden schattingen gebruikt om de diverse soorten kosten te berekenen. Die schattingen worden gemaakt door een vergelijkbaar priip of een referentiegroep als vervangende waarde te nemen.

86.

Voor priip's die een vaste vergoeding in rekening brengen waarin alle kosten zijn inbegrepen, wordt die vergoeding gebruikt, mits de vergoeding alle krachtens de informatieverplichtingen van het priip te presenteren kosten omvat.

87.

Voor priip's die een maximum hanteren voor het bedrag dat in rekening kan worden gebracht, wordt, mits de vergoeding alle krachtens de informatieverplichtingen van het priip te presenteren kosten omvat, dat maximum gebruikt, zolang de priip-ontwikkelaar zich ertoe verplicht het bekendgemaakte cijfer te respecteren en alle meerdere kosten voor eigen rekening te nemen.

88.

Als de presentatie van een getal tot twee cijfers achter de komma naar het oordeel van de priip-ontwikkelaar tegenover de beleggers een mate van nauwkeurigheid suggereert die niet terecht is, kan worden volstaan met een waarde tot één cijfer achter de komma.

89.

De priip-ontwikkelaar zorgt ervoor dat voortdurend wordt beoordeeld of het geschatte getal nog nauwkeurig is. De priip-ontwikkelaar bepaalt het juiste moment om te beginnen met het gebruik van gegevens achteraf in plaats van een schatting; maar in elk geval beoordeelt de priip-ontwikkelaar uiterlijk twaalf maanden na de datum van eerste aanbieding van het priip in een lidstaat of de schatting nauwkeurig is door achteraf een getal te berekenen.

II.   GEZAMENLIJK EFFECT VAN DE KOSTEN

Algemene vereisten voor alle soorten priip's

90.

De in artikel 5 bedoelde tabellen geven een indicatie van de totale kosten uitgedrukt in geldbedragen en percentages voor het geval dat de retailbelegger respectievelijk 10 000 EUR (voor alle priip's behalve verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten met periodieke premiebetaling) of 1 000 EUR per jaar (voor verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten met periodieke premiebetaling) inlegt in verschillende perioden van bezit, waaronder de aanbevolen periode van bezit. De weer te geven perioden van bezit zijn die welke in de punten 14 tot en met 16 van bijlage IV zijn vermeld. Indien wordt vastgesteld dat er voor een product geen door de priip-ontwikkelaar of een derde gesteunde alternatieve liquiditeitsfaciliteit is, of als er geen liquiditeitsregelingen zijn, of voor de in punt 17 van bijlage IV bedoelde priip's, wordt de kostenindicatie uitsluitend weergegeven per de vervaldag of per het einde van de aanbevolen periode van bezit.

91.

Als het priip niet in euro luidt, wordt een bedrag gebruikt dat in dezelfde orde van grootte is als die beschreven in punt 90 van deze bijlage en dat goed deelbaar is door 1 000.

92.

De totale kosten omvatten eenmalige, vaste en incidentele kosten, evenals eventuele sancties wegens vroegtijdige verkoop.

93.

Sancties wegens vroegtijdige uitstap moeten worden onderscheiden van andere uitstapkosten die sowieso worden gemaakt, en moeten derhalve altijd zijn opgenomen in de eenmalige kosten.

94.

Of sancties wegens vroegtijdige uitstap ter zake doen, hangt af van de periode van bezit en het precieze tijdstip van verkoop. Sancties wegens vroegtijdige uitstap doen niet ter zake indien de belegging gedurende de aanbevolen periode van bezit wordt aangehouden.


(1)  Richtlijn 2007/16/EG van de Commissie van 19 maart 2007 tot uitvoering van Richtlijn 85/611/EEG van de Raad tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) wat de verduidelijking van bepaalde definities betreft (PB L 79 van 20.3.2007, blz. 11).


BIJLAGE VII

PRESENTATIE VAN DE KOSTEN

De verlaging van de opbrengst laat zien welk effect de totale door u te betalen kosten hebben op uw mogelijke beleggingsrendement. De totale kosten omvatten eenmalige, vaste en incidentele kosten.

De bedragen die hier zijn weergegeven, zijn de cumulatieve kosten van het product zelf voor drie verschillende perioden van bezit. Potentiële sancties wegens vroegtijdige uitstap zijn inbegrepen. De bedragen zijn gebaseerd op de veronderstelling dat u [10 000 EUR (OF 1 000 EUR per jaar voor priip's met periodieke premiebetaling)] inlegt. De getallen zijn schattingen en kunnen in de toekomst veranderen.

Tabel 1

Kosten in de loop van de tijd

De persoon die u dit product verkoopt of die u adviseert over dit product, brengt u mogelijk andere kosten in rekening. In dat geval geeft die persoon u informatie over die kosten en laat hij of zij u zien welk effect alle kosten in de loop van de tijd op uw belegging zullen hebben.

Image

Tabel 2

Samenstelling van de kosten

Onderstaande tabel geeft het volgende weer:

het effect dat de verschillende soorten kosten elk jaar hebben op uw mogelijke beleggingsrendement aan het eind van de aanbevolen periode van bezit;

de betekenis van de verschillende kostencategorieën.

Image

Voor priip's die een scala van beleggingsopties bieden, maken de ontwikkelaars gebruik van tabel 1 en tabel 2 van deze bijlage voor de presentatie van de kosten, waarbij per getal en per tabel de diverse toepasselijke kosten worden getoond.