11.2.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 36/12 |
VERORDENING (EU) 2017/237 VAN DE COMMISSIE
van 10 februari 2017
tot wijziging van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende cosmetische producten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1223/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 betreffende cosmetische producten (1), en met name artikel 31, lid 1,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Naar aanleiding van de publicatie van de wetenschappelijke studie „Use of permanent hair dyes and bladder cancer risk” in 2001 concludeerde het Wetenschappelijk Comité voor cosmetische producten en voor consumenten bestemde niet-voedingsproducten, dat nadien bij Besluit 2004/210/EG van de Commissie (2) door het Wetenschappelijk Comité voor consumentenproducten (WCC) werd vervangen, dat de mogelijke risico's van het gebruik van haarkleurmiddelen tot bezorgdheid stemmen. Het WCC adviseerde de Commissie om verdere maatregelen te treffen om het gebruik van haarkleurstoffen te reguleren. |
(2) |
Voorts beval het WCC een algemene veiligheidsbeoordelingsstrategie voor haarkleurstoffen aan, met voorschriften voor het testen van in haarkleurmiddelen gebruikte stoffen op hun mogelijke genotoxiciteit of carcinogeniteit. |
(3) |
Naar aanleiding van de adviezen die het WCC heeft uitgebracht, is de Commissie met de lidstaten en de belanghebbende partijen een algemene strategie overeengekomen voor de regulering van stoffen die in haarkleurmiddelen worden gebruikt, die inhoudt dat de bedrijfstak dossiers met bijgewerkte wetenschappelijke gegevens over de veiligheid van haarkleurstoffen voor een risicobeoordeling aan het WCC moet voorleggen. |
(4) |
Het WCC, dat nadien bij Besluit 2008/721/EG van de Commissie (3) door het Wetenschappelijk Comité voor consumentenveiligheid (WCCV) werd vervangen, heeft de veiligheid beoordeeld van afzonderlijke haarkleurstoffen waarvoor door de industrie bijgewerkte dossiers waren ingediend. |
(5) |
Wat betreft de evaluatie van de mogelijke gezondheidsrisico's voor de consument als gevolg van reactieproducten die tijdens het haarkleuringsproces door oxidatieve haarkleurstoffen worden gevormd, heeft het WCCV op grond van de tot dusverre beschikbare gegevens in zijn advies van 21 september 2010 geen aanleiding tot grote bezorgdheid gezien ten aanzien van de genotoxiciteit en carcinogeniteit van de momenteel in de Unie gebruikte haarkleurmiddelen en hun reactieproducten. |
(6) |
Om de veiligheid van haarkleurmiddelen voor de volksgezondheid te waarborgen is het wenselijk de maximumconcentraties van tien beoordeelde haarkleurstoffen vast te stellen, rekening houdend met de definitieve adviezen van het WCCV over de veiligheid ervan. |
(7) |
Aangezien de stoffen N,N′-Bis(2-Hydroxyethyl)-2-Nitro-p-Phenylenediamine en 2,6-Dihydroxyethylaminotoluene op het ogenblik door middel van algemene vermeldingen zijn opgenomen onder de referentienummers 8 en 9 van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1223/2009, moeten die stoffen onder aparte referentienummers worden ondergebracht, rekening houdend met de conclusies over de veiligheid ervan in de WCCV-adviezen SCCS/1572/16 en SCCCS/1563/15. |
(8) |
De definitie van een haarproduct in Verordening (EG) nr. 1223/2009 sluit de toepassing van haarkleurstoffen op wimpers uit. Deze uitsluiting werd ingegeven door het feit dat de omvang van het risico anders is wanneer cosmetische producten toegepast worden op het hoofdhaar dan wel op de wimpers. Het was derhalve noodzakelijk om de toepassing van haarkleurstoffen op wimpers aan een specifieke veiligheidsbeoordeling te onderwerpen. |
(9) |
In zijn advies van 25 maart 2015 (SCCS/1553/15) inzake oxidatieve haarkleurstoffen en waterstofperoxide die in producten om de wimpers te kleuren worden gebruikt, concludeerde het WCCV dat de in bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 opgenomen en voor gebruik in haarkleurmiddelen veilig bevonden oxidatieve haarkleurstoffen Toluene-2,5-Diamine, p-Aminophenol, 2-Methylresorcinol, Tetraaminopyrimidine Sulfate, Hydroxyethyl-p-Phenylenediamine Sulfate en 2-Amino-3-Hydroxypyridine beroepsmatig veilig gebruikt kunnen worden in voor het kleuren van de wimpers bestemde producten. |
(10) |
Op basis van de wetenschappelijke beoordeling van deze stoffen moet het gebruik ervan worden toegestaan in voor het kleuren van de wimpers bestemde producten. Om echter elk risico te voorkomen dat verbonden is aan het zelf toepassen door de consument van voor het kleuren van de wimpers bestemde producten, mogen zij alleen voor professioneel gebruik worden toegestaan. Om professionele gebruikers in staat te stellen de consumenten te informeren over de mogelijke schadelijke gevolgen van de toepassing van voor het kleuren van de wimpers bestemde producten en het risico op huidsensibilisering voor die producten te verkleinen, moeten er passende waarschuwingen op de etiketten worden vermeld. |
(11) |
Verordening (EG) nr. 1223/2009 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. |
(12) |
De bedrijfstak moet voldoende tijd krijgen om zich aan de nieuwe voorschriften aan te passen en om de betrokken producten die niet aan deze voorschriften voldoen geleidelijk uit de productie te nemen. |
(13) |
De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor cosmetische producten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 10 februari 2017.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 342 van 22.12.2009, blz. 59.
(2) Besluit 2004/210/EG van de Commissie van 3 maart 2004 tot instelling van wetenschappelijke comités op het gebied van de consumentenveiligheid, de volksgezondheid en het milieu (PB L 66 van 4.3.2004, blz. 45).
(3) Besluit 2008/721/EG van de Commissie van 5 augustus 2008 tot instelling van een adviesstructuur van wetenschappelijke comités en deskundigen op het gebied van consumentenveiligheid, volksgezondheid en het milieu en tot intrekking van Besluit 2004/210/EG (PB L 241 van 10.9.2008, blz. 21).
BIJLAGE
Bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1223/2009 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
De volgende vermelding wordt ingevoegd als referentienummer 8c:
|
2) |
De tekst in vermelding 9, kolom b, wordt vervangen door: „Methylfenyleendiaminen, N-gesubstitueerde derivaten en zouten (1) daarvan, met uitzondering van de stoffen onder de referentienummers 9a en 9b van deze bijlage en de stoffen onder de referentienummers 364, 1310 en 1313 van bijlage II”. |
3) |
Vermelding 9a wordt vervangen door:
|
4) |
De volgende vermelding wordt ingevoegd als referentienummer 9b:
|
5) |
De vermeldingen 200, 206, 211, 243 en 272 worden vervangen door:
|
6) |
De volgende vermeldingen 298 tot en met 305 worden toegevoegd:
|