1.2.2017 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 27/101 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/162 VAN DE COMMISSIE
van 31 januari 2017
tot verlaging van de vangstquota voor 2016 voor bepaalde bestanden wegens overbevissing van andere bestanden in de voorgaande jaren en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226 tot verlaging van de vangstquota voor 2016 voor bepaalde bestanden wegens overbevissing van deze bestanden in de voorgaande jaren
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (1), en met name artikel 105, leden 1, 2, 3 en 5,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De vangstquota voor 2015 zijn vastgesteld bij:
|
(2) |
De vangstquota voor 2016 zijn vastgesteld bij:
|
(3) |
Overeenkomstig artikel 105, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 moet de Commissie, wanneer zij vaststelt dat een lidstaat de hem toegewezen vangstquota heeft overschreden, de toekomstige vangstquota van die lidstaat verlagen. |
(4) |
Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226 van de Commissie (9) zijn voor bepaalde bestanden verlagingen van de vangstquota voor 2016 vastgesteld wegens overbevissing van deze bestanden in de voorgaande jaren. |
(5) |
Voor sommige lidstaten konden in het kader van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226 echter geen verlagingen worden toegepast op voor de overbeviste bestanden toegewezen quota, omdat deze lidstaten in 2016 niet over dergelijke quota beschikten. |
(6) |
Wanneer geen verlagingen kunnen worden toegepast op het overbeviste bestand in het jaar na dat waarin de overbevissing is geconstateerd, omdat de betrokken lidstaat niet over een quotum beschikt, kan de verlaging krachtens artikel 105, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 worden toegepast op andere bestanden in hetzelfde geografische gebied of met dezelfde handelswaarde. Overeenkomstig Mededeling 2012/C 72/07 van de Commissie (10) moeten deze verlagingen bij voorkeur worden toegepast op quota die zijn toegewezen voor bestanden die worden bevist door dezelfde vloot als die welke het quotum heeft overschreden, rekening houdend met de noodzaak om teruggooi in gemengde visserijen te voorkomen. |
(7) |
In bepaalde gevallen waren door het ruilen van vangstmogelijkheden overeenkomstig artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (11) gedeeltelijke verlagingen van dezelfde bestanden mogelijk in het kader van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226. De resterende verlagingen moeten op quota voor andere bestanden in mindering worden gebracht overeenkomstig artikel 105, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1224/2009. |
(8) |
De betrokken lidstaten zijn geraadpleegd over de voorgestelde verlagingen van quota voor andere bestanden dan die welke zijn overbevist. |
(9) |
In 2015 heeft Spanje zijn quotum voor roggen in de Uniewateren van ICES-deelgebieden VIII en IX (SRX/89-C.) overbevist. Bij brief van 30 september 2016 heeft Spanje verzocht om spreiding van de verlaging over twee jaar. In het licht van de verstrekte informatie en gezien het feit dat een aanzienlijk verlies van quotum zou leiden tot buitensporige teruggooi van de betrokken soort als bedoeld in punt 3, onder b), van Mededeling 2012/C 72/07, kan dit verzoek worden ingewilligd. |
(10) |
Voor zandspiering in het geografische gebied van ICES-sector IIa, IIIa en deelsector IV zijn verlagingen vereist, omdat Denemarken zijn totale toegestane vangsten in de Uniewateren van het in bijlage IID bij Verordening (EU) 2015/104 omschreven beheersgebied 1 in 2015 heeft overbevist. In 2016 zijn voor zandspiering minimale vangsten in deze wateren toegestaan om de omvang van het zandspieringbestand te monitoren. Met de genoemde verlagingen is het evenwel onmogelijk om het door de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) geadviseerde monitoringsysteem (12) voor het beheer van zandspiering te handhaven. Daarom moeten de verlagingen in verband met de quota die Denemarken in 2015 in dit gebied heeft overbevist, worden toegepast op het voor zandspiering ingestelde beheersgebied 3. |
(11) |
Bepaalde verlagingen die op grond van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226 zijn vereist, blijken bovendien meer te bedragen dan het aangepaste quotum voor 2016 en kunnen derhalve niet volledig voor dat jaar worden toegepast. Overeenkomstig Mededeling 2012/C 72/07 moeten de resterende hoeveelheden in mindering worden gebracht op de aangepaste quota die in de daaropvolgende jaren beschikbaar zijn, totdat de volledige overbeviste hoeveelheid is vergoed. |
(12) |
Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
De in bijlage I bij de onderhavige verordening vermelde vangstquota die voor 2016 zijn vastgesteld bij de Verordeningen (EU) nr. 1367/2014, (EU) 2015/2072, (EU) 2016/72 en (EU) 2016/73, worden verlaagd door overeenkomstig die bijlage verlagingen toe te passen op alternatieve bestanden.
Artikel 2
De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226 wordt vervangen door bijlage II bij de onderhavige verordening.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 31 januari 2017.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 1.
(2) Verordening (EU) nr. 1221/2014 van de Raad van 10 november 2014 tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 43/2014 en (EU) nr. 1180/2013 (PB L 330 van 15.11.2014, blz. 16).
(3) Verordening (EU) nr. 1367/2014 van de Raad van 15 december 2014 tot vaststelling, voor 2015 en 2016, van de vangstmogelijkheden voor vissersvaartuigen van de Unie voor bepaalde bestanden van diepzeevissen (PB L 366 van 20.12.2014, blz. 1).
(4) Verordening (EU) 2015/104 van de Raad van 19 januari 2015 tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de wateren van de Unie en, voor vaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 43/2014 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 779/2014 (PB L 22 van 28.1.2015, blz. 1).
(5) Verordening (EU) 2015/106 van de Raad van 19 januari 2015 tot vaststelling, voor 2015, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden in de Zwarte Zee (PB L 19 van 24.1.2015, blz. 8).
(6) Verordening (EU) 2015/2072 van de Raad van 17 november 2015 tot vaststelling, voor 2016, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Oostzee van toepassing zijn en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1221/2014 en Verordening (EU) 2015/104 (PB L 302 van 19.11.2015, blz. 1).
(7) Verordening (EU) 2016/72 van de Raad van 22 januari 2016 tot vaststelling, voor 2016, van de vangstmogelijkheden voor sommige visbestanden en groepen visbestanden welke in de Uniewateren en, voor vissersvaartuigen van de Unie, in bepaalde wateren buiten de Unie van toepassing zijn, en tot wijziging van Verordening (EU) 2015/104 (PB L 22 van 28.1.2016, blz. 1).
(8) Verordening (EU) 2016/73 van de Raad van 18 januari 2016 tot vaststelling, voor 2016, van de vangstmogelijkheden voor bepaalde visbestanden in de Zwarte Zee (PB L 16 van 23.1.2016, blz. 1).
(9) Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226 van de Commissie van 9 december 2016 tot verlaging van de vangstquota voor 2016 voor bepaalde bestanden wegens overbevissing van deze bestanden in de voorgaande jaren (PB L 336 van 10.12.2016, blz. 28).
(10) Mededeling van de Commissie — Richtsnoeren voor de verlaging van quota op grond van artikel 105, leden 1, 2 en 5, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 (PB C 72 van 10.3.2012, blz. 27).
(11) Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).
(12) http://www.ices.dk/sites/pub/Publication%20Reports/Expert%20Group%20Report/acom/2016/HAWG/13%20HAWG%20Report%202016%20-%20Sec%2011%20Sandeel%20in%20Division%203.a%20and%20Subarea%204.pdf
BIJLAGE I
Verlagingen van quota voor alternatieve bestanden
Lidstaat |
Code soort |
Gebiedscode |
Soortnaam |
Benaming gebied |
Toegestane aanlandingen 2015 (totale aangepaste hoeveelheid in kg) (1) |
Totale vangsten 2015 (hoeveelheid in kg) |
Benutting quotum (%) |
Overbevissing in verhouding tot de toegestane aanlandingen (hoeveelheid in kg) |
Vermenigvuldigingsfactor (2) |
Nog uitstaande verlagingen uit voorgaande jaren (5) (hoeveelheid in kg) |
Verlagingen 2016 (hoeveelheid in kg) |
Verlagingen die voor 2016 al zijn toegepast op hetzelfde bestand (hoeveelheid in kg) (6) |
Resterende hoeveelheid die in mindering moet worden gebracht op het alternatieve bestand (hoeveelheid in kg) |
|
(1) |
(2) |
(3) |
(4) |
(5) |
(6) |
(7) |
(8) |
(9) |
(10) |
(11) |
(12) |
(13) |
(14) |
(15) |
|
||||||||||||||
DK |
DGS |
03A-C. |
Doornhaai/hondshaai |
Uniewateren van IIIa |
0 |
3 840 |
N.v.t. |
3 840 |
1,00 |
/ |
/ |
3 840 |
0 |
3 840 |
Op het volgende bestand toe te passen verlaging |
||||||||||||||
DK |
NEP |
3A/BCD |
Langoustine |
IIIa; Uniewateren van de deelsectoren 22-32 |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
3 840 |
|
||||||||||||||
DK |
DGS |
2AC4-C |
Doornhaai/hondshaai |
Uniewateren van IIa en IV |
0 |
1 540 |
N/A |
1 540 |
1,00 |
/ |
/ |
1 540 |
0 |
1 540 |
Op het volgende bestand toe te passen verlaging |
||||||||||||||
DK |
NEP |
2AC4-C |
Langoustine |
Uniewateren van IIa en IV |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
1 540 |
|
||||||||||||||
DK |
NOP |
04-N. |
Kever |
Noorse wateren van IV |
0 |
28 270 |
N.v.t. |
28 270 |
1,00 |
/ |
/ |
28 270 |
0 |
28 270 |
Op het volgende bestand toe te passen verlaging |
||||||||||||||
DK |
NOP |
2A3A4. |
Kever |
IIIa; Uniewateren van IIa en IV |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
28 270 |
|
||||||||||||||
ES |
BUM |
ATLANT |
Blauwe marlijn |
Atlantische Oceaan |
20 360 |
134 082 |
658,56 |
113 722 |
2,0 |
A |
172 878 |
514 044 |
0 |
514 044 |
Op het volgende bestand toe te passen verlaging |
||||||||||||||
ES |
SWO |
AN05N |
Zwaardvis |
Atlantische Oceaan, ten noorden van 5° NB |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
514 044 |
|
||||||||||||||
ES |
GHL |
1N2AB. |
Groenlandse heilbot/zwarte heilbot |
Noorse wateren van I en II |
0 |
24 239 |
N.v.t. |
24 239 |
1,00 |
A |
/ |
36 359 |
0 |
36 359 |
Op het volgende bestand toe te passen verlaging |
||||||||||||||
ES |
POK |
1N2AB. |
Koolvis |
Noorse wateren van I en II |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
36 359 |
|
||||||||||||||
FR |
GHL |
1N2AB. |
Groenlandse heilbot/zwarte heilbot |
Noorse wateren van I en II |
2 000 |
7 957 |
397,85 |
5 957 |
1,00 |
/ |
/ |
5 957 |
0 |
5 957 |
Op het volgende bestand toe te passen verlaging |
||||||||||||||
FR |
OTH |
1N2AB. |
Andere soorten |
Noorse wateren van I en II |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
5 957 |
|
||||||||||||||
NL |
ANE |
08. |
Ansjovis |
VIII |
0 |
12 493 |
N.v.t. |
12 493 |
1,00 |
/ |
/ |
12 493 |
0 |
12 493 |
Op het volgende bestand toe te passen verlaging |
||||||||||||||
NL |
WHB |
1X14 |
Blauwe wijting |
Unie- en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe, XII en XIV |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
12 493 |
|
||||||||||||||
NL |
HKE |
3A/BCD |
Hake |
IIIa; Uniewateren van de deelsectoren 22-32 |
0 |
1 575 |
N.v.t. |
1 575 |
1,00 |
A+C (7) |
/ |
2 363 |
0 |
2 363 |
Op het volgende bestand toe te passen verlaging |
||||||||||||||
NL |
HKE |
2AC4-C |
Heek |
Uniewateren van IIa en IV |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
2 363 |
|
||||||||||||||
NL |
WHG |
56-14 |
Wijting |
VI; Unie- en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV |
0 |
11 475 |
N.v.t. |
11 475 |
1,00 |
/ |
/ |
11 475 |
0 |
11 475 |
Op het volgende bestand toe te passen verlaging |
||||||||||||||
NL |
HKE |
8ABDE. |
Heek |
VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
11 475 |
|
||||||||||||||
PT |
GHL |
1N2AB. |
Groenlandse heilbot |
Noorse wateren van I en II |
0 |
6 098 |
N.v.t. |
6 098 |
1,00 |
/ |
/ |
6 098 |
0 |
6 098 |
Op het volgende bestand toe te passen verlaging |
||||||||||||||
PT |
RED |
1N2AB. |
Roodbaars |
Noorse wateren van I en II |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
6 098 |
|
||||||||||||||
PT |
POK |
1N2AB. |
Koolvis |
Noorse wateren van I en II |
9 700 |
9 690 |
99,90 |
– 10 |
/ |
/ |
145 616 |
145 606 |
53 |
145 553 |
Op het volgende bestand toe te passen verlaging |
||||||||||||||
PT |
RED |
1N2AB. |
Roodbaars |
Noorse wateren van I en II |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
/ |
145 553 |
(1) Quota die op grond van de betrokken verordeningen inzake de vangstmogelijkheden beschikbaar zijn voor de lidstaten, rekening houdend met het ruilen van vangstmogelijkheden overeenkomstig artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, het overdragen van quota van 2014 naar 2015 overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad (PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3), overeenkomstig artikel 5 bis van Verordening (EU) nr. 1221/2014, overeenkomstig artikel 18 bis van Verordening (EU) 2015/104 of het opnieuw toewijzen en verlagen van vangstmogelijkheden overeenkomstig de artikelen 37 en 105 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.
(2) Overeenkomstig artikel 105, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009. Een verlaging gelijk aan de overbevissing van * 1,00 geldt in alle gevallen van overbevissing ter hoogte van maximaal 100 ton.
(3) Overeenkomstig artikel 105, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en mits de overbevissing meer dan 10 % bedraagt.
(4) Met de letter „A” wordt aangegeven dat een aanvullende vermenigvuldigingsfactor van 1,5 is toegepast vanwege overbevissing in de opeenvolgende jaren 2013, 2014 en 2015. Met de letter „C” wordt aangegeven dat een aanvullende vermenigvuldigingsfactor van 1,5 is toegepast omdat het betrokken bestand onder een meerjarenplan valt.
(5) Resterende hoeveelheden die voor 2015 niet overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1801 van de Commissie (PB L 263 van 8.10.2015, blz. 19) als gewijzigd bij Uitvoeringsverordening (EU) 2015/2404 van de Commissie (PB L 333 van 19.12.2015, blz. 73), in mindering konden worden gebracht omdat er geen of geen toereikend quotum beschikbaar was.
(6) Hoeveelheden die op hetzelfde bestand in mindering konden worden gebracht dankzij het ruilen van vangstmogelijkheden overeenkomstig artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.
(7) Aanvullende vermenigvuldigingsfactoren zijn niet cumulatief en worden slechts eenmaal toegepast.
BIJLAGE II
De bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226 wordt vervangen door:
„BIJLAGE
Verlagingen van quota voor bestanden die zijn overbevist
Lidstaat |
Code soort |
Gebiedscode |
Soortnaam |
Benaming gebied |
Oorspronkelijk quotum 2015 (hoeveelheid in kg) |
Toegestane aanlandingen 2015 (totale aangepaste hoeveelheid in kg) (1) |
Totale vangsten 2015 (hoeveelheid in kg) |
Benutting quotum in verhouding tot toegestane aanlandingen (%) |
Overbevissing in verhouding tot de toegestane aanlandingen (hoeveelheid in kg) |
Vermenigvuldigingsfactor (2) |
Nog uitstaande verlagingen uit voorgaande jaren (5) (hoeveelheid in kg) |
Voor 2016 toe te passen verlagingen (hoeveelheid in kg) (6) |
Reeds voor 2016 toegepaste verlagingen (hoeveelheid in kg) (7) |
In 2017 en het volgende jaar/de volgende jaren toe te passen verlaging (hoeveelheid in kg) |
|
(1) |
(2) |
(3) |
(4) |
(5) |
(6) |
(7) |
(8) |
(9) |
(10) |
(11) |
(12) |
(13) |
(14) |
(15) |
(16) |
BE |
SOL |
24-C. |
Tong |
Uniewateren van IIa en IV |
991 000 |
929 510 |
939 590 |
101,08 |
10 080 |
/ |
/ |
/ |
10 080 |
10 080 |
/ |
BE |
SRX |
07D. |
Roggen |
Uniewateren van VIId |
72 000 |
70 511 |
69 495 |
98,56 |
– 1 016 |
/ |
/ |
1 097 |
81 |
81 |
/ |
BE |
SRX |
2AC4-C |
Roggen |
Uniewateren van IIa en IV |
211 000 |
245 500 |
256 147 |
104,34 |
10 647 |
/ |
/ |
/ |
10 647 |
10 647 |
/ |
BE |
SRX |
67AKXD |
Roggen |
Uniewateren van VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k |
725 000 |
915 262 |
918 243 |
100,33 |
2 981 |
/ |
/ |
/ |
2 981 |
2 981 |
/ |
DE |
T/B |
2AC4-C |
Tarbot/griet |
Uniewateren van IIa en IV |
186 000 |
349 000 |
350 186 |
100,34 |
1 186 |
/ |
/ |
/ |
1 186 (12) |
1 186 |
/ |
DK |
COD |
03AN. |
Kabeljauw |
Skagerrak |
3 336 000 |
3 223 407 |
3 349 360 |
103,91 |
125 923 |
/ |
(C) (8) |
/ |
125 923 |
125 923 |
/ |
DK |
DGS |
03A-C. |
Doornhaai/hondshaai |
Uniewateren van IIIa |
0 |
0 |
3 840 |
N.v.t. |
3 840 |
1,00 |
/ |
/ |
3 840 |
3 840 |
/ |
DK |
DGS |
2AC4-C |
Doornhaai/hondshaai |
Uniewateren van IIa en IV |
0 |
0 |
1 540 |
N.v.t. |
1 540 |
1,00 |
/ |
/ |
1 540 |
1 540 |
/ |
DK |
HER |
03A-BC |
Haring |
IIIa |
5 692 000 |
5 770 000 |
6 056 070 |
104,96 |
286 070 |
/ |
/ |
/ |
286 070 |
286 070 |
/ |
DK |
NOP |
04-N. |
Kever |
Noorse wateren van IV |
0 |
0 |
28 270 |
N.v.t. |
28 270 |
1,00 |
/ |
/ |
28 270 |
28 270 |
/ |
DK |
SAN |
234_1 |
Zandspiering |
Uniewateren van het voor zandspiering ingestelde beheersgebied 1 |
125 459 000 |
115 924 000 |
130 977 950 |
112,99 |
15 053 950 |
1,2 |
/ |
/ |
18 064 740 |
18 064 740 (14) |
/ |
DK |
SAN |
234_6 |
Zandspiering |
Uniewateren van het voor zandspiering ingestelde beheersgebied 6 |
206 000 |
219 000 |
228 860 |
104,50 |
9 860 |
/ |
/ |
/ |
9 860 |
9 860 |
/ |
ES |
ALF |
3X14- |
Beryciden |
Unie- en internationale wateren van III, IV, V, VI, VII, VIII, IX, X, XII en XIV |
67 000 |
80 045 |
62 544 |
78,13 |
– 9 496 (9) |
/ |
/ |
16 159 |
6 663 |
5 846 |
817 |
ES |
ANE |
08. |
Ansjovis |
VIII |
22 500 000 |
22 923 784 |
24 068 471 |
104,99 |
1 144 687 |
/ |
/ |
/ |
1 144 687 |
1 144 687 |
/ |
ES |
BSF |
8910- |
Zwarte haarstaartvis |
Unie- en internationale wateren van VIII, IX en X |
12 000 |
30 050 |
110 |
0,37 |
26 936 (10) |
/ |
/ |
29 639 |
2 703 |
0 |
2 703 |
ES |
BUM |
ATLANT |
Blauwe marlijn |
Atlantische Oceaan |
10 360 |
20 360 |
134 082 |
658,56 |
113 722 |
2,0 |
A |
172 878 |
514 044 |
514 044 |
/ |
ES |
COD |
1/2B |
Kabeljauw |
I en IIb |
13 283 000 |
12 182 091 |
12 391 441 |
101,72 |
209 350 |
/ |
/ |
/ |
209 350 |
209 350 |
/ |
ES |
GHL |
1N2AB. |
Groenlandse heilbot/zwarte heilbot |
Noorse wateren van I en II |
/ |
0 |
24 239 |
N.v.t. |
24 239 |
1,00 |
A |
/ |
36 359 |
36 359 |
/ |
ES |
RED |
N3LN. |
Roodbaars |
NAFO 3LN |
/ |
171 440 |
173 836 |
101,40 |
2 396 |
/ |
/ |
/ |
2 396 |
2 396 |
/ |
ES |
SOL |
8AB. |
Tong |
VIIIa en VIIIb |
9 000 |
6 968 |
7 397 |
106,13 |
(429) (11) |
/ |
2 759 |
2 759 |
2 759 |
/ |
|
ES |
SRX |
67AKXD |
Roggen |
Uniewateren van VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k |
43 800 |
412 000 |
445 713 |
108,18 |
33 713 |
/ |
/ |
/ |
33 713 |
33 713 |
/ |
ES |
SRX |
89-C. |
Roggen |
Union waters van VIII en IX |
1 057 000 |
650 485 |
771 246 |
118,56 |
120 761 |
1,2 |
/ |
118 622 |
263 535 |
131 768 (15) |
131 767 (15) |
ES |
USK |
567EI. |
Lom |
Unie- en internationale wateren van V, VI en VII |
46 000 |
135 008 |
62 646 |
46,40 |
– 72 362 |
/ |
/ |
58 762 |
0 |
/ |
/ |
ES |
WHM |
ATLANT |
Witte marlijn |
Atlantische Oceaan |
24 310 |
24 310 |
68 613 |
282,24 |
44 303 |
1,00 |
A |
72 539 |
138 994 |
0 |
138 994 |
FR |
GHL |
1N2AB. |
Groenlandse heilbot/zwarte heilbot |
Noorse wateren van I en II |
/ |
2 000 |
7 957 |
397,85 |
5 957 |
1,00 |
/ |
/ |
5 957 |
5 957 |
/ |
FR |
HAD |
7X7A34 |
Schelvis |
VIIb-k, VIII, IX en X; Uniewateren van Cecaf 34.1.1 |
5 561 000 |
5 760 984 |
5 775 607 |
100,25 |
14 623 |
/ |
/ |
/ |
14 623 |
14 623 |
/ |
FR |
PLE |
7HJK. |
Schol |
VIIh, VIIj en VIIk |
17 000 |
57 007 |
59 833 |
104,95 |
2 826 |
/ |
/ |
/ |
2 826 |
2 826 |
/ |
FR |
SRX |
07D. |
Roggen |
Uniewateren van VIId |
602 000 |
591 586 |
689 868 |
116,61 |
98 282 |
1,00 |
/ |
/ |
98 282 |
98 282 |
/ |
FR |
SRX |
89-C. |
Roggen |
Uniewateren van VIII en IX |
1 298 000 |
1 507 000 |
1 578 469 |
104,74 |
71 469 |
/ |
/ |
/ |
71 469 |
71 469 |
/ |
IE |
COD |
07A. |
Kabeljauw |
VIIa |
120 000 |
134 776 |
138 122 |
102,48 |
3 346 |
/ |
/ |
/ |
3 346 |
3 346 |
/ |
IE |
SRX |
67AKXD |
Roggen |
Uniewateren van VIa, VIb, VIIa-c en VIIe-k |
1 048 000 |
946 554 |
1 044 694 |
110,37 |
98 140 |
1,00 |
/ |
/ |
98 140 |
98 140 |
/ |
NL |
ANE |
08. |
Ansjovis |
VIII |
/ |
0 |
12 493 |
N.v.t. |
12 493 |
1,00 |
/ |
/ |
12 493 |
12 493 |
/ |
NL |
COD |
2A3AX4 |
Kabeljauw |
IV; Uniewateren van IIa; het gedeelte van IIIa dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort |
2 800 000 |
1 340 520 |
1 348 815 |
100,62 |
8 295 |
/ |
(C) (8) |
/ |
8 295 |
8 295 |
/ |
NL |
HER |
*25B-F |
Haring |
II, Vb benoorden 62° N (wateren van de Faeröer) |
1 104 000 |
1 841 160 |
2 230 998 |
121,17 |
389 838 |
1,4 |
/ |
/ |
545 773 |
522 222 |
23 551 |
NL |
HKE |
3A/BCD |
Heek |
IIIa; Uniewateren van de deelsectoren 22-32 |
/ |
0 |
1 575 |
N.v.t. |
1 575 |
1,00 |
A+C (13) |
/ |
2 363 |
2 363 |
/ |
NL |
MAC |
*3A4BC |
Makreel |
IIIa en IVbc |
490 000 |
1 084 500 |
1 090 087 |
100,52 |
5 587 |
/ |
/ |
/ |
5 587 |
5 587 |
/ |
NL |
POK |
2A34. |
Koolvis |
IIIa en IV; Uniewateren van IIa, IIIb, IIIc en de deelsectoren 22-32 |
68 000 |
56 600 |
63 411 |
112,03 |
6 811 |
1,00 |
/ |
/ |
6 811 |
5 754 |
1 057 |
NL |
SRX |
2AC4-C |
Roggen |
Uniewateren van IIa en IV |
180 000 |
245 300 |
252 765 |
103,04 |
7 465 |
/ |
/ |
/ |
7 465 |
7 465 |
/ |
NL |
T/B |
2AC4-C |
Tarbot en griet |
Uniewateren van IIa en IV |
2 579 000 |
2 783 000 |
2 793 239 |
100,37 |
10 239 |
/ |
/ |
/ |
10 239 |
10 239 |
/ |
NL |
WHB |
1X14 |
Blauwe wijting |
Unie- en internationale wateren van I, II, III, IV, V, VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId, VIIIe, XII en XIV |
36 711 000 |
55 297 456 |
55 584 332 |
100,52 |
286 876 |
/ |
/ |
/ |
286 876 |
286 876 |
/ |
NL |
WHG |
2AC4. |
Wijting |
IV; Uniewateren van IIa |
699 000 |
527 900 |
547 717 |
103,75 |
19 817 |
/ |
/ |
/ |
19 817 |
19 817 |
/ |
NL |
WHG |
56-14 |
Wijting |
VI; Unie- en internationale wateren van Vb; internationale wateren van XII en XIV |
/ |
0 |
11 475 |
N.v.t. |
11 475 |
1,00 |
/ |
/ |
11 475 |
11 475 |
/ |
PT |
GHL |
1N2AB |
Groenlandse heilbot |
Noorse wateren van I en II |
/ |
0 |
6 098 |
N.v.t. |
6 098 |
1,00 |
/ |
/ |
6 098 |
6 098 |
/ |
PT |
POK |
1N2AB. |
Koolvis |
Noorse wateren van I en II |
/ |
9 700 |
9 690 |
99,90 |
– 10 |
/ |
/ |
145 616 |
145 606 |
53 |
145 553 |
UK |
COD |
2A3AX4 |
Kabeljauw |
IV; Uniewateren van IIa; het gedeelte van IIIa dat niet tot het Skagerrak en het Kattegat behoort |
11 369 000 |
14 828 600 |
14 846 189 |
100,12 |
17 589 |
/ |
(C) (8) |
/ |
17 589 |
17 589 |
/ |
UK |
HER |
4AB. |
Haring |
Unie- en Noorse wateren van IV ten noorden van 53° 30′ NB |
62 292 000 |
66 892 860 |
68 024 970 |
101,69 |
1 132 100 |
/ |
/ |
/ |
1 132 110 |
1 132 110 |
/ |
UK |
MAC |
2CX14- |
Makreel |
VI, VII, VIIIa, VIIIb, VIIId en VIIIe; Unie- en internationale wateren van Vb; internationale wateren van IIa, XII en XIV |
245 363 000 |
237 093 794 |
242 496 391 |
102,28 |
5 402 597 |
/ |
(A) (8) |
/ |
5 402 597 |
5 402 597 |
/ |
UK |
MAC |
*3A4BC |
Makreel |
IIIa en IVbc |
490 000 |
620 500 |
626 677 |
101,00 |
6 177 |
/ |
/ |
/ |
6 177 |
6 177 |
/ |
UK |
SAN |
234_1 |
Zandspiering |
Uniewateren van het voor zandspiering ingestelde beheersgebied 1 |
2 742 000 |
1 219 400 |
2 000 034 |
164,02 |
780 634 |
2,00 |
/ |
/ |
1 561 268 |
95 100 |
1 466 168 |
(1) Quota die op grond van de betrokken verordeningen inzake de vangstmogelijkheden beschikbaar zijn voor de lidstaten, rekening houdend met het ruilen van vangstmogelijkheden overeenkomstig artikel 16, lid 8, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22), het overdragen van quota van 2014 naar 2015 overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 847/96 van de Raad (PB L 115 van 9.5.1996, blz. 3), overeenkomstig artikel 5 bis van Verordening (EU) nr. 1221/2014 van de Raad (PB L 330 van 15.11.2014, blz. 16), overeenkomstig artikel 18 bis van Verordening (EU) 2015/104 van de Raad (PB L 22 van 28.1.2015, blz. 1) of het opnieuw toewijzen en verlagen van vangstmogelijkheden overeenkomstig de artikelen 37 en 105 van Verordening (EG) nr. 1224/2009.
(2) Overeenkomstig artikel 105, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1224/2009. Een verlaging gelijk aan de overbevissing van * 1,00 geldt in alle gevallen van overbevissing ter hoogte van maximaal 100 ton.
(3) Overeenkomstig artikel 105, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 en mits de overbevissing meer dan 10 % bedraagt.
(4) Met de letter „A” wordt aangegeven dat een aanvullende vermenigvuldigingsfactor van 1,5 is toegepast vanwege overbevissing in de opeenvolgende jaren 2013, 2014 en 2015. Met de letter „C” wordt aangegeven dat een aanvullende vermenigvuldigingsfactor van 1,5 is toegepast omdat het betrokken bestand onder een meerjarenplan valt.
(5) Resterende hoeveelheden die in 2015 niet overeenkomstig Verordening (EU) 2015/1801 als gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/2404, in mindering konden worden gebracht omdat er geen of geen toereikend quotum beschikbaar was.
(6) Voor 2016 toe te passen verlagingen als vastgesteld bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226 van de Commissie (PB L 336 van 10.12.2016, blz. 38).
(7) Voor 2016 toe te passen verlagingen die daadwerkelijk kunnen worden toegepast gezien het quotum dat beschikbaar is op de datum van inwerkingtreding van Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2226.
(8) Aanvullende vermenigvuldigingsfactor niet beschikbaar omdat de overbevissing niet meer dan 10 % van de toegestane aanlandingen bedraagt.
(9) Resterende onbenutte hoeveelheid na de overdracht van 8 005 kg van 2015 naar 2016 overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1142 van de Commissie (PB L 189 van 14.7.2016, blz. 9).
(10) Resterende onbenutte hoeveelheid na de overdracht van 3 004 kg van 2015 naar 2016 overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1142.
(11) Hoeveelheden van minder dan één ton worden niet in aanmerking genomen.
(12) Op verzoek van Duitsland heeft de Commissie overeenkomstig artikel 3, lid 3, van Verordening (EG) nr. 847/96 toestemming verleend voor extra aanlandingen van ten hoogste 10 % van het T/G-quotum.
(13) Aanvullende vermenigvuldigingsfactoren zijn niet cumulatief en worden slechts eenmaal toegepast.
(14) In mindering te brengen op SAN/234_3 (voor zandspiering ingesteld beheersgebied 3).
(15) Op verzoek van Spanje wordt de verlaging van 263 535 kilo voor 2016 gelijkelijk gespreid over twee jaar (2016 en 2017).”