18.1.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 14/4


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/86 VAN DE COMMISSIE

van 20 oktober 2016

tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde demersale visserijen in de Middellandse Zee

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (1), en met name artikel 15, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft onder meer tot doel de teruggooi in alle visserijen van de Unie geleidelijk uit te bannen middels de invoering van een aanlandingsverplichting.

(2)

Artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 verleent de Commissie de bevoegdheid om door middel van gedelegeerde handelingen teruggooiplannen vast te stellen voor een termijn van ten hoogste drie jaar, op basis van gezamenlijke aanbevelingen die de lidstaten opstellen in overleg met de betrokken adviesraden.

(3)

Griekenland, Spanje, Frankrijk, Kroatië, Italië, Cyprus, Malta en Slovenië hebben een rechtstreeks belang bij het beheer van de visserij in de Middellandse Zee. Op 4 en 7 juli 2016 hebben deze lidstaten na overleg met de adviesraad voor de Middellandse Zee drie gezamenlijke aanbevelingen bij de Commissie ingediend inzake teruggooiplannen voor demersale visserijen in respectievelijk de Adriatische Zee, het zuidoostelijke deel van de Middellandse Zee en het westelijke deel van de Middellandse Zee (2). De relevante wetenschappelijke instanties hebben een wetenschappelijke bijdrage geleverd. Overeenkomstig artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 mogen in de onderhavige verordening alleen die maatregelen uit de gezamenlijke aanbevelingen worden overgenomen welke in overeenstemming zijn met artikel 15, lid 6, van die verordening.

(4)

Met betrekking tot de Middellandse Zee is in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 een aanlandingsverplichting vastgesteld voor alle vangsten van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden alsook voor vangsten van soorten waarvoor minimummaten in de zin van bijlage III bij Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad (3) gelden. De aanlandingsverplichting is overeenkomstig artikel 15, lid 1, onder d), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 uiterlijk met ingang van 1 januari 2017 van toepassing op visserijbepalende soorten.

(5)

In de gezamenlijke aanbevelingen wordt voorgesteld een vrijstelling van de aanlandingsverplichting toe te passen voor tong (Solea solea) in de Adriatische Zee en voor mediterrane sint-jakobsschelpen (Pecten jacobeus), tapijtschelpen (Venerupis spp.) en venusschelpen (Venus spp.) in het westelijke deel van de Middellandse Zee, omdat de overlevingskansen van deze soorten, rekening houdend met de kenmerken van het vistuig, de visserijpraktijken en het ecosysteem, hoog kunnen zijn.

(6)

Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) concludeert in zijn evaluatie (4) dat meer studies moeten worden verricht om de bestaande bevindingen over de hoge overlevingskansen van tong, sint-jakobsschelpen, tapijtschelpen en venusschelpen te bevestigen. Bij gebrek aan definitief bewijs voor de overlevingskansen van deze soorten mag de vrijstelling die krachtens artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 op grond van overlevingskansen kan worden toegestaan, volgens de Commissie slecht voor één jaar in de onderhavige verordening worden opgenomen. De betrokken lidstaten moeten ter zake relevante gegevens indienen bij de Commissie zodat het WTECV de argumenten voor de vrijstelling volledig kan beoordelen en de Commissie de betrokken vrijstellingen opnieuw kan bezien.

(7)

Gezien het wetenschappelijk bewijsmateriaal in de gezamenlijke aanbevelingen, het onderzoek daarvan door het WTECV, de kenmerken van het vistuig, het grote aantal bij elke visserijactiviteit betrokken soorten, de visserijpatronen en de specifieke kenmerken van de Middellandse Zee (vooral kleinschalige visserijen), gezien de noodzaak onevenredig hoge kosten voor de behandeling van ongewenste vangsten te voorkomen en gezien artikel 15, lid 5, onder c), ii), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is de Commissie van oordeel dat het passend is om overeenkomstig het in de gezamenlijke aanbevelingen voorgestelde percentage een de-minimisvrijstelling vast te stellen binnen de grenzen als bedoeld in artikel 15, lid 5, onder c), van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(8)

Met het oog op deugdelijke controle moeten voor de lidstaten specifieke voorschriften worden vastgesteld met betrekking tot het opstellen van een lijst van de onder deze verordening vallende vaartuigen.

(9)

Aangezien de in deze verordening vastgestelde maatregelen rechtstreeks van invloed zijn op economische activiteiten die met het visseizoen van de vaartuigen van de Unie samenhangen, en op de programmering van dat visseizoen, moet deze verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden. Rekening houdend met de gezamenlijke aanbevelingen en met het in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde tijdschema moet de onderhavige verordening van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2017,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Uitvoering van de aanlandingsverplichting

De in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 opgenomen aanlandingsverplichting is in de Middellandse Zee van toepassing op de in de bijlage bij de onderhavige verordening vermelde visserijen.

De aanlandingsverplichting is van toepassing op de in die bijlage vermelde soorten wanneer deze worden gevangen in het kader van visserijactiviteiten in wateren van de Unie of door vissersvaartuigen van de Unie buiten de wateren van de Unie in wateren die niet onder de soevereiniteit of jurisdictie van derde landen vallen.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)   „Middellandse Zee”: de maritieme wateren van de Middellandse Zee ten oosten van 5o36′ WL;

b)   „geografische deelgebieden van de GFCM”: geografische deelgebieden van de Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee (General Fisheries Commission for the Mediterranean — GFCM) zoals afgebakend in bijlage I bij Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad (5);

c)   „westelijk deel van de Middellandse Zee”: de geografische deelgebieden 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 van de GFCM;

d)   „Adriatische Zee”: geografische deelgebieden 17 en 18 van de GFCM;

e)   „zuidoostelijk deel van de Middellandse Zee”: de geografische deelgebieden 15, 16, 19, 20, 22, 23 en 25 van de GFCM.

Artikel 3

Vrijstelling op basis van overlevingskansen

1.   De vrijstelling van de aanlandingsverplichting op grond van artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voor soorten waarvoor wetenschappelijk vaststaat dat zij hoge overlevingskansen hebben, geldt in 2017 voor:

a)

tong (Solea solea), gevangen met de rapido (boomkor) (TBB) (6) in de geografische deelgebieden 17 en 18;

b)

mediterrane sint-jakobsschelpen (Pecten jacobeus), gevangen met gemechaniseerde dreggen (HMD) in de geografische deelgebieden 1, 2, 5 en 6;

c)

tapijtschelpen (Venerupis spp.), gevangen met gemechaniseerde dreggen (HMD) in de geografische deelgebieden 1, 2, 5 en 6;

d)

venusschelpen (Venus spp.), gevangen met gemechaniseerde dreggen (HMD) in de geografische deelgebieden 1, 2, 5 en 6.

2.   Overeenkomstig lid 1 gevangen tong (Solea solea), mediterrane sint-jakobsschelpen (Pecten jacobeus), tapijtschelpen (Venerupis spp.) en venusschelpen (Venus spp.) worden onmiddellijk vrijgelaten in het gebied waar zij zijn gevangen.

3.   Lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer van de visserijen in de Middellandse Zee stellen de Commissie uiterlijk op 1 mei 2017 in kennis van teruggooigegevens ter aanvulling van die in de gezamenlijke aanbevelingen van 4 en 7 juli 2016, alsmede van andere ter zake relevante wetenschappelijke informatie ter ondersteuning van de in lid 1 vastgestelde vrijstelling. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij beoordeelt deze gegevens en informatie uiterlijk tegen juli 2017.

Artikel 4

De-minimisvrijstelling

In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 mogen op grond van artikel 15, lid 4, onder c), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 de volgende hoeveelheden van de in de bijlage bij de onderhavige verordening vermelde visserijbepalende soorten worden teruggegooid:

a)

in het westelijke deel van de Middellandse Zee (punt 1 van de bijlage):

i)

voor heek (Merluccius merluccius) en voor zeebarbelen (Mullus spp.), in 2017 en 2018 maximaal 7 % en in 2019 maximaal 6 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soorten door vaartuigen die trawls gebruiken, en

ii)

voor heek (Merluccius merluccius) en voor zeebarbelen (Mullus spp.), maximaal 1 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soorten door vaartuigen die kieuwnetten gebruiken;

b)

in de Adriatische Zee (punt 2 van de bijlage):

i)

voor heek (Merluccius merluccius) en voor zeebarbelen (Mullus spp.), in 2017 en 2018 maximaal 7 % en in 2019 maximaal 6 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soorten door vaartuigen die trawls gebruiken;

ii)

voor heek (Merluccius merluccius) en voor zeebarbelen (Mullus spp.), maximaal 1 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soorten door vaartuigen die kieuwnetten gebruiken;

iii)

voor heek (Merluccius merluccius) en voor zeebarbelen (Mullus spp.), maximaal 1 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soorten door vaartuigen die de rapido (boomkor) gebruiken;

iv)

voor tong (Solea solea), in 2017 en 2018 maximaal 3 % en in 2019 maximaal 2 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die trawls gebruiken, en

v)

voor tong (Solea solea), 0 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die kieuwnetten gebruiken;

c)

in het zuidoostelijke deel van de Middellandse Zee (punt 3 van de bijlage):

i)

voor heek (Merluccius merluccius) en voor zeebarbelen (Mullus spp.), in 2017 en 2018 maximaal 7 % en in 2019 maximaal 6 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soorten door vaartuigen die trawls gebruiken;

ii)

voor heek (Merluccius merluccius) en voor zeebarbelen (Mullus spp.), maximaal 1 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soorten door vaartuigen die kieuwnetten gebruiken, en

iii)

voor roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris), in 2017 en 2018 maximaal 7 % en in 2019 maximaal 6 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die trawls gebruiken.

Artikel 5

Lijst van vaartuigen

1.   Overeenkomstig de criteria in de bijlage bij deze verordening bepalen de betrokken lidstaten voor elke specifieke visserij welke vaartuigen onder de aanlandingsverplichting vallen.

2.   Uiterlijk op 31 december 2016 dienen de betrokken lidstaten bij de Commissie en bij de andere lidstaten via de beveiligde controlewebsite van de Unie de lijst in van alle vaartuigen die gericht op heek, zeebarbelen, tong en roze diepzeegarnaal vissen. De betrokken lidstaten werken deze lijsten bij.

Artikel 6

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 oktober 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.

(2)  i) Teruggooiplan voor demersale visserijen in de Adriatische Zee (geografische deelgebieden 17 en 18) — Gezamenlijke aanbeveling van de Adriatica-groep op hoog niveau (Kroatië, Italië en Slovenië), ii) teruggooiplan voor demersale visserijen in het zuidoostelijke deel van de Middellandse Zee (geografische deelgebieden 15, 16, 19, 20, 22, 23 en 25) — Gezamenlijke aanbeveling van de Sudestmed-groep op hoog niveau (Cyprus, Griekenland, Italië en Malta), en iii) teruggooiplan voor demersale visserijen in het westelijke deel van de Middellandse Zee (geografische deelgebieden 1, 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11) — Gezamenlijke aanbeveling van de Pescamed-groep op hoog niveau (Frankrijk, Italië en Spanje).

(3)  Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad van 21 december 2006 inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee, tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 2847/93 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1626/94 (PB L 409 van 30.12.2006, blz. 11).

(4)  Verslagen van het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) — Evaluatie van de gezamenlijke aanbevelingen over de aanlandingsverplichting (STECF-16-10). 2016. Publicatiebureau van de Europese Unie, Luxemburg, EUR 27758 EN, JRC Scientific and Policy Report, 104 blz., beschikbaar op https://bookshop.europa.eu/en/reports-of-the-scientific-technical-and-economic-committee-for-fisheries-stecf--pbLBAX16010/?CatalogCategoryID=0A4KABsty0gAAAEjqJEY4e5L

(5)  Verordening (EU) nr. 1343/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 tot vaststelling van een aantal bepalingen voor de visserij in het GFCM-overeenkomstgebied (General Fisheries Commission for the Mediterranean — Algemene Visserijcommissie voor de Middellandse Zee) en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1967/2006 van de Raad inzake beheersmaatregelen voor de duurzame exploitatie van visbestanden in de Middellandse Zee (PB L 347 van 30.12.2011, blz. 44).

(6)  De in deze verordening gebruikte vistuigcodes zijn die van bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie van 8 april 2011 houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen (PB L 112 van 30.4.2011, blz. 1). Voor vaartuigen met een lengte over alles van minder dan 10 m wordt in deze verordening gebruikgemaakt van de codes van de vistuigindeling van de FAO.


BIJLAGE

1.   Westelijk deel van de Middellandse Zee

Visserij

Vistuig

Aanlandingsverplichting

Heek (Merluccius merluccius)

Alle bodemtrawls

(OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TB, OT, PT, TX)

Wanneer de totale aanlandingen per vaartuig van alle soorten in 2014 en 2015 voor meer dan 25 % uit heek bestonden, is de aanlandingsverplichting van toepassing op heek.

Alle beuglijnen

(LL, LLS, LLD, LX, LTL, LHP, LHM)

Alle kieuw- en schakelnetten

(GNS, GN, GND, GNC, GTN, GTR, GEN)

Zeebarbeel (Mullus barbatus)

Alle bodemtrawls

(OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TB, OT, PT, TX)

Wanneer de totale aanlandingen per vaartuig van alle soorten in 2014 en 2015 voor meer dan 25 % uit zeebarbeel bestonden, is de aanlandingsverplichting van toepassing op zeebarbeel.

Alle beuglijnen

(LL, LLS, LLD, LX, LTL, LHP, LHM)

Alle kieuw- en schakelnetten

(GNS, GN, GND, GNC, GTN, GTR, GEN)

Sint-jakobsschelpen (Pecten jacobeus), tapijtschelpen (Venerupis spp.), venusschelpen (Venus spp.) in de geografische deelgebieden 1, 2, 5 en 6

HMD

Alle gemechaniseerde dreggen

2.   Adriatische Zee

Visserij

Vistuig

Aanlandingsverplichting

Heek (Merluccius merluccius), zeebarbeel (Mullus barbatus), tong (Solea solea)

Alle bodemtrawls

(OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TB, OT, PT, TX, TBB)

Wanneer de totale aanlandingen per vaartuig van alle soorten in 2014 en 2015 voor meer dan 25 % uit ofwel heek ofwel zeebarbeel ofwel tong bestonden, is de aanlandingsverplichting van toepassing op ofwel heek ofwel zeebarbeel ofwel tong ofwel op al die soorten samen.

Alle kieuw- en schakelnetten

(GNS, GN, GND, GNC, GTN, GTR, GEN)

3.   Zuidoostelijk deel van de Middellandse Zee

Visserij

Vistuig

Aanlandingsverplichting

Heek (Merluccius merluccius), zeebarbeel (Mullus barbatus), roze diepzeegarnaal (Parapenaeus longirostris)

Alle bodemtrawls

(OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TB, OT, PT, TX)

Wanneer de totale aanlandingen per vaartuig van alle soorten in 2014 en 2015 voor meer dan 25 % uit ofwel heek ofwel zeebarbeel ofwel roze diepzeegarnaal bestonden, is de aanlandingsverplichting van toepassing op ofwel heek ofwel zeebarbeel ofwel roze diepzeegarnaal ofwel op al die soorten samen.

Alle kieuw- en schakelnetten

(GNS, GN, GND, GNC, GTN, GTR, GEN)