18.7.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 185/1


BESLUIT (EU) 2017/1324 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 4 juli 2017

betreffende de deelname van de Unie aan een door verscheidene lidstaten gezamenlijk opgezet partnerschap voor onderzoek en innovatie in het Middellandse Zeegebied (het Prima-initiatief)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 185 en artikel 188, tweede alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In de mededeling met als titel „Europa 2020 — Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei” van 3 maart 2010 benadrukte de Commissie dat er gunstige voorwaarden moeten worden geschapen voor investeringen in kennis en innovatie om in de Unie tot slimme, duurzame en inclusieve groei te komen. Deze strategie is zowel door het Europees Parlement als door de Raad onderschreven.

(2)

In haar resoluties van 28 juli 2010 en 18 december 2013 erkende de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties het recht op veilig en schoon drinkwater en veilige en schone sanitaire voorzieningen als een mensenrecht dat essentieel is voor een behoorlijke levensstandaard. Zij pleitte tevens voor een geleidelijke verwezenlijking van het mensenrecht op veilig drinkwater en onderstreepte in dit verband het belang van internationale samenwerking.

(3)

Bij Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) is het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) („Horizon 2020”) vastgesteld. Horizon 2020 is erop gericht een grotere impact op onderzoek en innovatie te bewerkstelligen door bij te dragen aan de versterking van publiek-publieke partnerschappen, onder meer door deelname van de Unie aan door verscheidene lidstaten opgezette programma's, met het oog op duurzame ontwikkeling.

(4)

Publiek-publieke partnerschappen moeten als doel hebben grotere synergieën tot stand te brengen, de coördinatie te intensiveren en overlapping met uniale, internationale, nationale en regionale onderzoeks- en innovatieprogramma's te voorkomen, en moeten volledig stroken met de algemene beginselen van Horizon 2020, teneinde onderzoek en innovatie te bevorderen en zodoende bij te dragen aan duurzame groei, in het bijzonder de beginselen in verband met openheid en transparantie.

(5)

Overeenkomstig artikel 19, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1291/2013 moeten onderzoeks- en innovatieactiviteiten die in het kader van het partnerschap voor onderzoek en innovatie in het Middellandse Zeegebied (het Prima-initiatief) worden uitgevoerd, uitsluitend op civiele toepassingen zijn gericht.

(6)

In Verordening (EU) nr. 1291/2013 worden „Voedselzekerheid, duurzame land- en bosbouw, marien en maritiem onderzoek en onderzoek inzake binnenwateren en de bio-economie” en „Klimaatactie, milieu, efficiënt gebruik van hulpbronnen en grondstoffen” geïdentificeerd als twee van de belangrijkste maatschappelijke uitdagingen die moeten worden aangepakt door ondersteuning van investeringen in onderzoek en innovatie. Bovendien wordt in Verordening (EU) nr. 1291/2013 erkend dat, gezien de transnationale en mondiale aard van het klimaat en het milieu, de schaal en complexiteit ervan en de internationale dimensie van de toeleveringsketen van levensmiddelen en landbouwproducten, de onderzoeks- en innovatieactiviteiten met betrekking tot deze uitdagingen beter op het niveau van de Unie en daarbuiten worden uitgevoerd.

(7)

In Verordening (EU) nr. 1291/2013 wordt gewezen op de noodzaak van internationale samenwerking met derde landen voor een doeltreffende aanpak van gemeenschappelijke uitdagingen. Internationale samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie is een basisaspect van het mondiale engagement van de Unie en speelt een belangrijke rol in het partnerschap van de Unie met de landen van het Europees nabuurschapsgebied. In dit verband is het Middellandse Zeegebied vanuit politiek, economisch, cultureel, wetenschappelijk en ecologisch oogpunt van strategisch belang voor de Unie.

(8)

Om consistentie met Verordening (EU) nr. 1290/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) te garanderen, moeten de acties die onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen, in overeenstemming zijn met de grondrechten en de beginselen van met name het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Dergelijke acties moeten voldoen aan alle wettelijke verplichtingen die voortvloeien uit het internationale recht en het Unierecht, waaronder alle relevante besluiten van de Commissie, zoals het bericht van de Commissie van 28 juni 2013 (5), alsook aan ethische beginselen, waaronder het vermijden van elke inbreuk op de integriteit van wetenschappelijk onderzoek.

(9)

In haar mededeling van 7 juni 2016 over een nieuw partnerschapskader met derde landen in het kader van de Europese migratieagenda heeft de Commissie benadrukt dat het nodig is op alle beleidsterreinen, inclusief onderzoek en innovatie, inspanningen te leveren om de onderliggende oorzaken van migratie aan te pakken door middel van een nieuw samenwerkingsmodel met particuliere investeerders, en dat een strategische inzet van de beperkte begrotingsmiddelen en bijzondere aandacht voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) en duurzame infrastructuur nodig zijn.

(10)

Met het Prima-initiatief wordt beoogd een gezamenlijk programma op te zetten om onderzoeks- en innovatiecapaciteiten te versterken en kennis en gemeenschappelijke innovatieve oplossingen te ontwikkelen ter verbetering van de doelmatigheid, veiligheid, zekerheid en duurzaamheid van agrovoedselsystemen en van geïntegreerde watervoorziening en geïntegreerd waterbeheer in het Middellandse Zeegebied. Het Prima-initiatief moet bijdragen aan de verwezenlijking van de recentelijk overeengekomen doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling en de toekomstige Europese strategie voor duurzame ontwikkeling, alsmede aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst van Parijs.

(11)

Geïntegreerde watervoorziening en geïntegreerd waterbeheer, met inbegrip van hergebruik en behandeling van water, betekent dat alle verschillende gebruiksvormen van watervoorraden worden beschouwd.

(12)

Duurzame agrovoedselsystemen moeten erop gericht zijn te voldoen aan de eisen van burgers en het milieu inzake veilig, gezond en betaalbaar voedsel en de verwerking, verspreiding en consumptie van levensmiddelen en diervoeders duurzamer te maken teneinde voedselverspilling en afval van agrovoedingsmiddelen tot een minimum te beperken.

(13)

Wat watervoorraden en agrovoedselsystemen betreft, is een open, democratisch en participatief bestuur van cruciaal belang om te waarborgen dat gekozen wordt voor de meest kosteneffectieve oplossingen die de hele samenleving ten goede komen.

(14)

Om ervoor te zorgen dat de niet met Horizon 2020 geassocieerde derde landen, te weten Algerije, Egypte, Jordanië, Libanon en Marokko, aan het Prima-initiatief kunnen deelnemen, moeten de Unie en deze derde landen middels het sluiten van internationale overeenkomsten inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking de juridische regeling van dit besluit tot deze landen uitbreiden.

(15)

Conform de doelstellingen van Horizon 2020 mogen elke andere lidstaat en elk ander met Horizon 2020 geassocieerd derde land aan het Prima-initiatief deelnemen indien zij zich ertoe verbinden bij te dragen aan de financiering van het initiatief en de nodige wetgevende, regelgevende, administratieve en andere maatregelen ter bescherming van de financiële belangen van de Unie treffen.

(16)

Met het oog op de gezamenlijke uitvoering van het Prima-initiatief moet een uitvoeringsstructuur (de „Prima-uitvoeringsstructuur”) worden gevormd. Deze uitvoeringsstructuur moet de financiële bijdrage van de Unie ontvangen en een doelmatige en transparante uitvoering van het Prima-initiatief waarborgen.

(17)

Met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van het Prima-initiatief moet elk niet met Horizon 2020 geassocieerd derde land, en met name landen van het zuidelijke Middellandse Zeegebied, kunnen deelnemen indien zij zich ertoe verbinden bij te dragen aan de financiering van het initiatief en de Prima-uitvoeringsstructuur hun deelname goedkeurt. De deelname moet ook in de desbetreffende internationale overeenkomst inzake wetenschappelijke en technologische samenwerking tussen dat derde land en de Unie zijn voorzien.

(18)

De financiële bijdrage van de Unie dient afhankelijk te worden gesteld van de formele verbintenis van de deelnemende landen dat zij aan de financiering van het Prima-initiatief zullen bijdragen en van de nakoming en verwezenlijking van die verbintenis volgens onderhavig besluit. De deelnemende landen moet de nodige flexibiliteit worden geboden om naar keuze financieel bij te dragen aan de Prima-uitvoeringsstructuur met het oog op de financiering van acties onder contract, zodat een hoge mate van financiële integratie wordt bereikt. Voorts moeten deelnemende landen financieel of in natura bijdragen aan activiteiten die worden uitgevoerd zonder de financiële bijdrage van de Unie, en aan de administratieve begroting van de Prima-uitvoeringsstructuur die niet wordt gedekt door de financiële bijdrage van de Unie. De periode waarin de deelnemende landen hun bijdrage moeten leveren, moet duidelijk worden vastgesteld.

(19)

Er moet een maximum worden vastgesteld voor de financiële bijdrage van de Unie aan het Prima-initiatief met middelen van Horizon 2020. Met inachtneming van dat maximum moet de financiële bijdrage van de Unie gelijk zijn aan de bijdrage van de deelnemende landen aan het Prima-initiatief, teneinde een sterk hefboomeffect te verkrijgen en te zorgen voor een sterkere integratie van de programma's van de deelnemende landen. Het moet mogelijk zijn een beperkt deel van de financiële bijdrage van de Unie te gebruiken voor de administratieve kosten van de Prima-uitvoeringsstructuur. Er moet worden gezorgd voor een efficiënt beheer van het Prima-initiatief en de administratieve kosten moeten tot een minimum worden beperkt.

(20)

Om te voorkomen dat de uitvoering van het Prima-initiatief te lang aansleept, moet een uiterste termijn worden vastgesteld voor het opstarten van de laatste te financieren activiteiten, met inbegrip van de laatste oproepen tot het indienen van voorstellen.

(21)

De activiteiten van het Prima-initiatief moeten in overeenstemming zijn met de doelstellingen en de prioriteiten inzake onderzoek en innovatie van Horizon 2020 en met de in artikel 26 van Verordening (EU) nr. 1291/2013 vastgelegde algemene beginselen en voorwaarden. Het Prima-initiatief moet rekening houden met de definities van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) betreffende het niveau van technologische paraatheid in de classificatie van technologisch onderzoek, productontwikkeling en demonstratieactiviteiten.

(22)

In het kader van het Prima-initiatief moeten alle soorten onderzoeks- en innovatieactiviteiten worden ondersteund, waaronder onderzoeks-, ontwikkelings- en innovatieprojecten, innovatieve demonstratieprojecten en proefinstallaties, capaciteitsopbouw, opleiding, bewustmakings- en verspreidingsacties, en mobiliteit van onderzoekers, waarbij uiteenlopende niveaus van technologische paraatheid aan de orde dienen te komen en gezorgd dient te worden voor een passend evenwicht tussen kleine en grote projecten.

(23)

Om meer effect te sorteren, moet worden gestreefd naar coherentie tussen het Prima-initiatief en andere onderzoeks- en innovatieprojecten in het kader van Horizon 2020, zoals de kennis- en innovatiegemeenschap Voedsel („Food KIC”) van het Europees Instituut voor innovatie en iechnologie, of andere instrumenten van de Unie, zoals het Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument, en moeten mogelijke overlappingen worden voorkomen.

(24)

Het Prima-initiatief moet ten uitvoer worden gelegd op basis van jaarlijkse werkprogramma's waarin de in een bepaald jaar te ondernemen activiteiten worden beschreven. De Prima-uitvoeringsstructuur moet de resultaten van oproepen tot het indienen van voorstellen en de door haar gefinancierde acties regelmatig monitoren en bekijken in hoeverre adequaat is omgegaan met wetenschappelijke thema's, verwachte effecten en overinschrijving, te weten voorstellen boven de drempel die niet konden worden gefinancierd. In gerechtvaardigde gevallen moet de Prima-uitvoeringsstructuur corrigerende maatregelen nemen door het jaarlijkse werkprogramma te wijzigen of in daaropvolgende jaarlijkse werkprogramma's.

(25)

Met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van het Prima-initiatief zou de Prima-uitvoeringsstructuur de deelnemers aan door die structuur gefinancierde acties vooral via subsidies financiële steun moeten verlenen. Die acties moeten worden geselecteerd op basis van openbare vergelijkende oproepen tot het indienen van voorstellen onder verantwoordelijkheid van de Prima-uitvoeringsstructuur.

(26)

Belemmeringen voor de deelname van nieuwkomers aan activiteiten van het Prima-initiatief moeten worden gemonitord en aangepakt.

(27)

Bij de verwezenlijking van de doelstellingen van het Prima-initiatief, en in overeenstemming met de toepasselijke regels en beginselen, zoals het beginsel van wetenschappelijke excellentie, moet de Prima-uitvoeringsstructuur er via haar jaarlijkse werkprogramma naar streven een passend percentage van haar financiering, ongeveer 25 % van de financiële bijdrage van de Unie, ter weerspiegeling van de verbintenissen van de mediterrane partnerlanden ten aanzien van het Prima-initiatief, toe te kennen aan juridische entiteiten in de betrokken derde landen die als deelnemende landen worden beschouwd.

(28)

De door de Prima-uitvoeringsstructuur beheerde oproepen tot het indienen van voorstellen moeten ook worden bekendgemaakt op het gemeenschappelijke deelnemersportaal, alsmede via andere door de Commissie beheerde elektronische verspreidingsmiddelen van Horizon 2020.

(29)

De Prima-uitvoeringsstructuur moet de informatie over de uitvoering van de gefinancierde acties openbaar maken.

(30)

De financiële bijdrage van de Unie moet worden beheerd overeenkomstig het beginsel van goed financieel beheer en de regels voor indirect beheer zoals vastgesteld bij Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (6) en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie (7).

(31)

Ter bescherming van de financiële belangen van de Unie moet de Commissie het recht hebben om de financiële bijdrage van de Unie te beëindigen, te verlagen of op te schorten indien het Prima-initiatief ontoereikend, slechts gedeeltelijk of te laat wordt uitgevoerd, dan wel indien de deelnemende landen niet, slechts gedeeltelijk of te laat bijdragen aan de financiering van het Prima-initiatief.

(32)

Overeenkomstig het algemene doel van Horizon 2020, te weten meer vereenvoudiging, moeten regels die verschillen van die van Horizon 2020, worden vermeden. Voor deelname aan acties onder contract die door de Prima-uitvoeringsstructuur worden gefinancierd, gelden dan ook de voorschriften van Verordening (EU) nr. 1290/2013. Wegens de unieke doelstellingen en de specifieke uitvoeringsvereisten van het Prima-initiatief moet echter worden voorzien in een beperkt aantal afwijkingen overeenkomstig artikel 1, lid 3, van die verordening.

(33)

Om rekening te houden met de specifieke kenmerken die voortvloeien uit het geografische toepassingsgebied van het Prima-initiatief, zijn er afwijkingen van artikel 9, lid 1, onder b), en artikel 9, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1290/2013 nodig om de minimumvoorwaarden om in aanmerking te komen voor deelname aan acties onder contract, aan te passen. Met name moet, met het oog op aanpassing aan de specifieke kenmerken van het Prima-initiatief, worden bepaald dat, in afwijking van artikel 9, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 1290/2013, minimaal drie juridische entiteiten, gevestigd in drie verschillende deelnemende landen, aan een actie moeten deelnemen, zulks ter bevordering van een evenwichtige Euro-mediterrane samenwerking. Er is ook een afwijking van artikel 9, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1290/2013 nodig om ervoor te zorgen dat de minimumvoorwaarden om in aanmerking te komen voor deelname aan acties onder contract, niet discriminerend zijn voor entiteiten die zijn gevestigd in derde landen die een deelnemend land zijn.

(34)

Er zijn afwijkingen nodig van artikel 10, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 1290/2013 om ervoor te zorgen dat in de regel enkel juridische entiteiten die in een deelnemend land zijn gevestigd of volgens het Unierecht zijn opgericht, of internationale Europese belangenorganisaties, in aanmerking komen voor financiering. De Prima-uitvoeringsstructuur moet echter ook financiering kunnen toekennen aan begunstigden die in een niet-deelnemend land gevestigd zijn, op voorwaarde dat de Prima-uitvoeringsstructuur hun deelname essentieel acht of als er financiering wordt toegekend op grond van een internationale overeenkomst of regeling. De Prima-uitvoeringsstructuur moet toezicht houden op de deelname van deze entiteiten.

(35)

Ten behoeve van de vereenvoudiging moeten de administratieve lasten strikt evenredig zijn met de verwachte effecten voor alle betrokken partijen. Overlappende controles en onevenredig belastende documentatie of verslaglegging moeten worden vermeden. Bij het uitvoeren van controles moet in voorkomend geval rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van de nationale programma's.

(36)

Bij controles van de ontvangers van financiële middelen van de Unie die in het kader van dit besluit worden verstrekt, moet een verlichting van de administratieve lasten gewaarborgd zijn, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1291/2013.

(37)

De financiële belangen van de Unie moeten worden beschermd met evenredige maatregelen in de hele uitgavencyclus, onder meer op het gebied van preventie, opsporing en onderzoek van onregelmatigheden, terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist bestede financiële middelen en, voor zover van toepassing, met administratieve sancties overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

(38)

De Commissie moet, rekening houdend met de standpunten van de deelnemende landen en van een groot aantal belanghebbende partijen, in een tussentijdse evaluatie met name de kwaliteit en doelmatigheid van het Prima-initiatief en de gemaakte voortgang naar de vastgestelde doelstellingen beoordelen, een eindevaluatie verrichten en verslagen over die evaluaties opstellen.

(39)

Op verzoek van de Commissie moeten de Prima-uitvoeringsstructuur en de deelnemende landen alle informatie verstrekken die de Commissie moet opnemen in de evaluatieverslagen over het Prima-initiatief, waarbij zij ertoe moeten worden aangespoord een standaardformaat te gebruiken.

(40)

Dit besluit is gericht op een betere integratie en harmonisatie van de onderzoeks- en innovatiestelsels en -activiteiten in de mediterrane landen op het gebied van agrovoedingssystemen, teneinde deze duurzaam te maken, en van geïntegreerde watervoorziening en geïntegreerd waterbeheer. Om de problemen in het Middellandse Zeegebied aan te pakken is er onderzoek en innovatie op grote schaal nodig omdat de grootste knelpunten systemisch van aard zijn. De omvang van het onderzoek en de innovatie is complex en multidisciplinair en vereist een grensoverschrijdende aanpak met deelname van meerdere actoren. Een gezamenlijke aanpak met een brede waaier van deelnemende landen die hun financiële en intellectuele middelen bundelen, kan helpen om de vereiste schaal en omvang te bereiken. Daar de doelstelling van dit besluit niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar, door het integreren van nationale inspanningen tot een samenhangende aanpak van de Unie, door het bijeenbrengen van gecompartimenteerde nationale onderzoeks- en innovatieprogramma's, door het helpen opzetten van gemeenschappelijke, grensoverschrijdende onderzoeks- en financieringsstrategieën, en door het bijeenbrengen van de vereiste kritische massa van actoren en investeringen, beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat dit besluit niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(41)

De Unie moet derhalve deelnemen aan het Prima-initiatief,

HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Deelname aan het Prima-initiatief

1.   De Unie neemt deel aan het partnerschap voor onderzoek en innovatie in het Middellandse Zeegebied (het „Prima-initiatief”), gezamenlijk opgezet door Kroatië, Cyprus, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Israël, Italië, Luxemburg, Malta, Portugal, Slovenië, Spanje, Tunesië en Turkije (de „deelnemende landen”), overeenkomstig de in dit besluit vastgestelde voorwaarden.

2.   Algerije, Egypte, Jordanië, Libanon en Marokko worden deelnemende landen onder voorbehoud van de sluiting van internationale overeenkomsten voor wetenschappelijke en technologische samenwerking met de Unie, waarin de voorwaarden voor hun deelname aan het Prima-initiatief worden vastgesteld.

3.   Elke lidstaat die en elk met Horizon 2020 geassocieerd derde land dat niet in lid 1 van dit artikel is vermeld, kan aan het Prima-initiatief deelnemen, mits wordt voldaan aan de in artikel 4, lid 1, onder c), bepaalde voorwaarde en in het bijzonder aan artikel 11, lid 5.

Met Horizon 2020 geassocieerde lidstaten en derde landen die aan de in de eerste alinea vervatte voorwaarden voldoen, worden voor de doeleinden van dit besluit als deelnemende landen beschouwd.

4.   Een niet met Horizon 2020 geassocieerd derde land dat niet in lid 2 van dit artikel is vermeld, kan aan het Prima-initiatief deelnemen op voorwaarde dat:

a)

het voldoet aan de voorwaarde van artikel 4, lid 1, onder c), en in het bijzonder aan artikel 11, lid 5;

b)

de Prima-uitvoeringsstructuur de deelname goedkeurt nadat is onderzocht of de deelname van het land relevant is voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het Prima-initiatief, en

c)

het een internationale overeenkomst voor wetenschappelijke en technologische samenwerking met de Unie sluit over de voorwaarden voor deelname aan het Prima-initiatief.

Derde landen die aan de in de eerste alinea vervatte voorwaarden voldoen, worden voor de doeleinden van dit besluit als deelnemende landen beschouwd.

Artikel 2

Doelstellingen van het Prima-initiatief

1.   De algemene doelstellingen van het Prima-initiatief zijn, in overeenstemming met de prioriteiten van Horizon 2020, het opbouwen van onderzoeks- en innovatiecapaciteit en het ontwikkelen van kennis en gemeenschappelijke innovatieve oplossingen voor agrovoedingssystemen, teneinde deze duurzaam te maken, en voor geïntegreerde watervoorziening en geïntegreerd waterbeheer in het Middellandse Zeegebied, zodat deze systemen, deze voorziening en dit beheer klimaatbestendiger, efficiënter, kosteneffectiever en ecologisch en maatschappelijk duurzamer worden en ertoe wordt bijgedragen om de problemen op het gebied van watertekorten, voedselveiligheid, voeding, gezondheid, welzijn en migratie bij de wortel aan te pakken.

2.   Om bij te dragen aan het bereiken van de in lid 1 vervatte algemene doelstellingen, moet het Prima-initiatief de volgende specifieke doelstellingen verwezenlijken:

a)

een gemeenschappelijke strategische langetermijnagenda ontwikkelen op het gebied van agrovoedingssystemen, teneinde deze duurzaam te maken, en van geïntegreerde watervoorziening en geïntegreerd waterbeheer;

b)

relevante nationale onderzoeks- en innovatieprogramma's richten op de uitvoering van de strategische agenda;

c)

alle relevante publieke en private actoren betrekken bij de uitvoering van de strategische agenda door het bundelen van kennis en financiële middelen om de benodigde kritische massa te bereiken;

d)

de financieringscapaciteit voor onderzoek en innovatie en van de uitvoeringscapaciteit van alle betrokken actoren, met inbegrip van kmo's, de academische wereld, niet-gouvernementele organisaties en lokale onderzoekscentra, versterken.

Artikel 3

Financiële bijdrage van de Unie aan het Prima-initiatief

1.   De financiële bijdrage van de Unie, met inbegrip van de EVA-kredieten, is gelijk aan de bijdragen van de deelnemende landen aan het Prima-initiatief. De financiële bijdrage van de Unie bedraagt maximaal 220 000 000 EUR.

2.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde financiële bijdrage van de Unie wordt betaald uit de kredieten die in de algemene begroting van de Unie zijn toegewezen aan de relevante onderdelen van het bij Besluit 2013/743/EU van de Raad (8) vastgestelde specifieke programma tot uitvoering van Horizon 2020, en met name uit deel II „Industrieel leiderschap” en deel III „Maatschappelijke uitdagingen”, met inachtneming van artikel 58, lid 1, onder c), vi), en de artikelen 60 en 61 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

3.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde financiële bijdrage van de Unie wordt door de Prima-uitvoeringsstructuur gebruikt voor:

a)

het financieren van de activiteiten bedoeld in artikel 6, lid 1, onder a);

b)

het dekken van de administratieve kosten van de Prima-uitvoeringsstructuur, tot maximaal 6 % van de in lid 1 van dit artikel bedoelde financiële bijdrage van de Unie.

Artikel 4

Voorwaarden voor de financiële bijdrage van de Unie aan het Prima-initiatief

1.   De in artikel 3, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie wordt verleend op de volgende voorwaarden:

a)

de deelnemende landen tonen aan dat het Prima-initiatief overeenkomstig dit besluit wordt opgezet;

b)

de deelnemende landen of de door de deelnemende landen aangewezen organisaties wijzen een entiteit met rechtspersoonlijkheid, zoals bedoeld in artikel 58, lid 1, onder c), vi), van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, aan als de Prima-uitvoeringsstructuur die verantwoordelijk is voor de efficiënte uitvoering van het Prima-initiatief en voor de ontvangst, toewijzing en monitoring van de in artikel 3, lid 1, van dit besluit bedoelde financiële bijdrage van de Unie en, in voorkomend geval, van de bijdragen van de deelnemende landen, en die ervoor zorgt dat alle acties worden ondernomen die nodig zijn om de doelstellingen van het Prima-initiatief te verwezenlijken;

c)

elk deelnemend land verbindt zich ertoe om bij te dragen aan de financiering van het Prima-initiatief met een passende bijdrage uit de nationale middelen die relevant is voor de doelstellingen van het Prima-initiatief;

d)

de Prima-uitvoeringsstructuur toont aan dat zij in staat is het Prima-initiatief uit te voeren, met inbegrip van het ontvangen, toewijzen en monitoren van de in artikel 3, lid 1, van dit besluit bedoelde financiële bijdrage van de Unie in het kader van het indirect beheer van de Uniebegroting overeenkomstig de artikelen 58, 60 en 61 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012;

e)

er wordt een efficiënt bestuursmodel voor het Prima-initiatief opgezet in overeenstemming met artikel 12;

f)

na goedkeuring door de Commissie neemt de Prima-uitvoeringsstructuur de in artikel 6, lid 9, bedoelde gemeenschappelijke beginselen aan.

2.   Tijdens de uitvoering van het Prima-initiatief is de in artikel 3, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie tevens afhankelijk van de volgende voorwaarden:

a)

de verwezenlijking door de Prima-uitvoeringsstructuur van de in artikel 2 omschreven doelstellingen en de in artikel 6 bedoelde activiteiten;

b)

de instandhouding van een passend en doelmatig bestuursmodel, overeenkomstig artikel 12;

c)

de naleving door de Prima-uitvoeringsstructuur van de verslagleggingsvereisten van artikel 60, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012;

d)

de nakoming van de in lid 1, onder c), van dit artikel bedoelde verbintenissen door de deelnemende landen.

3.   De Commissie beoordeelt of de deelnemende landen hun verbintenissen nakomen, in het bijzonder via de eerste twee jaarlijkse werkprogramma's. Na die beoordeling kan de in artikel 3, lid 1, bedoelde maximale financiële bijdrage van de Unie overeenkomstig artikel 9 worden herzien.

Artikel 5

Bijdragen van de deelnemende landen aan het Prima-initiatief

1.   De deelnemende landen leveren financiële of niet-financiële bijdragen ter waarde van ten minste 220 000 000 EUR gedurende de periode vanaf 7 augustus 2017 tot en met 31 december 2028, of zij zorgen ervoor dat hun nationale financieringsorganen deze bijdragen leveren.

2.   De bijdragen van de deelnemende landen bestaan uit het volgende:

a)

in voorkomend geval, financiële bijdragen aan de Prima-uitvoeringsstructuur met het oog op de financiering van acties onder contract als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder a);

b)

financiële en niet-financiële bijdragen bij de uitvoering van de in artikel 6, lid 1, onder b), bedoelde activiteiten, en

c)

financiële en niet-financiële bijdragen aan de administratieve begroting van de Prima-uitvoeringsstructuur die niet door de in artikel 3, lid 3, onder b), bedoelde financiële bijdrage van de Unie wordt gedekt.

3.   De in lid 2, onder b), van dit artikel bedoelde niet-financiële bijdragen worden gevormd door de kosten die de deelnemende landen hebben gemaakt bij de uitvoering van de in artikel 6, lid 1, onder b), bedoelde activiteiten, na aftrek van de directe of indirecte financiële bijdrage van de Unie aan die kosten.

4.   De in lid 2, onder c), bedoelde niet-financiële bijdragen worden gevormd door de kosten die de deelnemende landen hebben gemaakt in verband met de administratieve begroting van de Prima-uitvoeringsstructuur, na aftrek van de directe of indirecte financiële bijdrage van de Unie aan die kosten.

5.   Met het oog op de waardering van de in lid 2, onder b) en c), bedoelde niet-financiële bijdragen worden de kosten vastgesteld volgens de gebruikelijke boekhoudkundige methoden van de deelnemende landen of de betrokken nationale financieringsorganen, de toepasselijke boekhoudkundige normen van het deelnemende land waar de desbetreffende nationale financieringsorganen zijn gevestigd, en de toepasselijke internationale standaarden voor jaarrekeningen en internationale standaarden voor financiële verslaglegging. De kosten worden gecertificeerd door een onafhankelijke controleur die door de deelnemende landen of door de betrokken nationale financieringsorganen wordt aangewezen. Indien de certificering aanleiding geeft tot onduidelijkheid, kan de waarderingsmethode door de Prima-uitvoeringsstructuur worden geverifieerd. Mocht er daarna nog onduidelijkheid zijn, dan kan de Prima-uitvoeringsstructuur een financiële controle met betrekking tot de waarderingsmethode uitvoeren.

6.   De in lid 2, onder a), b) en c), van dit artikel bedoelde bijdragen die als bijdragen van de deelnemende landen gelden, worden na de vaststelling van het jaarlijkse werkprogramma geleverd. Indien het jaarlijkse werkprogramma tijdens het in artikel 6, lid 2, bedoelde referentiejaar wordt vastgesteld, kunnen de in lid 2, onder c), van dit artikel bedoelde bijdragen die gelden als in het jaarlijkse werkprogramma opgenomen bijdragen van de deelnemende landen, bijdragen omvatten die vanaf 1 januari van dat jaar zijn geleverd. Echter, de in lid 2, onder c), van dit artikel bedoelde bijdragen die gelden als in het eerste jaarlijkse werkprogramma opgenomen bijdragen van de deelnemende landen, kunnen bijdragen omvatten die na 7 augustus 2017 zijn geleverd.

Artikel 6

Activiteiten en uitvoering van het Prima-initiatief

1.   Het Prima-initiatief ondersteunt een brede waaier van onderzoeks- en innovatieactiviteiten, zoals beschreven in het jaarlijkse werkprogramma, door middel van:

a)

acties onder contract in de zin van de Verordeningen (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013, die door de Prima-uitvoeringsstructuur worden gefinancierd overeenkomstig artikel 7 van dit besluit, voornamelijk in de vorm van subsidies na door de Prima-uitvoeringsstructuur gelanceerde transnationale openbare vergelijkende oproepen tot het indienen van voorstellen, met inbegrip van:

i)

onderzoeks- en innovatieacties of innovatieacties;

ii)

coördinatie en ondersteuning van acties die tot doel hebben informatie te verspreiden over het Prima-initiatief en de impact ervan zo groot mogelijk te maken;

b)

activiteiten gefinancierd door de deelnemende landen zonder de financiële bijdrage van de Unie als bedoeld in artikel 3, lid 1, te weten:

i)

activiteiten die na door de Prima-uitvoeringsstructuur gelanceerde transnationale openbare vergelijkende oproepen tot het indienen van voorstellen worden geselecteerd, die door de nationale financieringsorganen in het kader van de nationale programma's van de deelnemende landen worden beheerd en die hoofdzakelijk in de vorm van subsidies worden gefinancierd;

ii)

activiteiten in het kader van de nationale programma's van de deelnemende landen, met inbegrip van transnationale projecten.

2.   Het Prima-initiatief wordt uitgevoerd op basis van de jaarlijkse werkprogramma's die activiteiten omvatten die moeten plaatsvinden gedurende de periode van 1 januari tot en met 31 december van een bepaald jaar („referentiejaar”). De Prima-uitvoeringsstructuur stelt, na goedkeuring door de Commissie, de jaarlijkse werkprogramma's vast vóór 31 maart van het referentiejaar. Bij de vaststelling van de jaarlijkse werkprogramma's handelen de Prima-uitvoeringsstructuur en de Commissie zonder onnodige vertraging. De Prima-uitvoeringsstructuur maakt het jaarlijkse werkprogramma openbaar.

3.   De in lid 1, onder a) en b), bedoelde activiteiten mogen alleen in het referentiejaar en pas na de vaststelling van het jaarlijkse werkprogramma van dat jaar worden opgestart.

4.   Indien het jaarlijkse werkprogramma wordt vastgesteld gedurende het referentiejaar, kunnen met de in artikel 3, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie administratieve kosten worden vergoed die de Prima-uitvoeringsstructuur vanaf 1 januari van dat referentiejaar heeft gemaakt overeenkomstig het jaarlijkse werkprogramma. Met de in artikel 3, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie kunnen echter administratieve kosten worden vergoed die de Prima-uitvoeringsstructuur vanaf 7 augustus 2017 heeft gemaakt overeenkomstig het eerste jaarlijkse werkprogramma.

5.   Activiteiten mogen uitsluitend worden gefinancierd in het kader van het Prima-initiatief indien zij zijn opgenomen in het jaarlijkse werkprogramma. In het jaarlijkse werkprogramma wordt een onderscheid gemaakt tussen de in lid 1, onder a), van dit artikel bedoelde activiteiten, de in lid 1, onder b), van dit artikel bedoelde activiteiten en de administratieve kosten van de Prima-uitvoeringsstructuur. Daarnaast wordt een raming van de desbetreffende uitgaven gegeven en wordt aangegeven hoeveel middelen er in de begroting zijn toegewezen aan activiteiten die met de in artikel 3, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie worden gefinancierd, en aan activiteiten die met een bijdrage van de deelnemende landen, zonder de in artikel 3, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie, worden gefinancierd. Het jaarlijkse werkprogramma bevat tevens de geraamde waarde van de niet-financiële bijdragen van de deelnemende landen, als bedoeld in artikel 5, lid 2, onder b).

6.   In gewijzigde jaarlijkse werkprogramma's voor een referentiejaar en jaarlijkse werkprogramma's voor daaropvolgende referentiejaren wordt rekening gehouden met de resultaten van eerdere oproepen tot het indienen van voorstellen. Hierbij dient ernaar te worden gestreefd correcties aan te brengen indien onvoldoende wetenschappelijke thema's worden bestreken, met name die welke aanvankelijk aan bod kwamen in activiteiten als bedoeld in lid 1, onder b), die niet voldoende konden worden gefinancierd.

7.   De laatste te financieren activiteiten, met inbegrip van de laatste oproepen tot het indienen van voorstellen in het kader van de desbetreffende jaarlijkse werkprogramma's, dienen uiterlijk op 31 december 2024 te worden opgestart. In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen zij tot en met 31 december 2025 worden opgestart.

8.   Activiteiten die door de deelnemende landen zonder de in artikel 3, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie dienen te worden gefinancierd, kunnen alleen in het jaarlijkse werkprogramma worden opgenomen na de positieve uitkomst van een door de Prima-uitvoeringsstructuur georganiseerde onafhankelijke externe beoordeling ervan door middel van een internationale collegiale toetsing aan de doelstellingen van het Prima-initiatief.

9.   In het jaarlijkse werkprogramma opgenomen activiteiten die door de deelnemende landen zonder de in artikel 3, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie worden gefinancierd, worden uitgevoerd in overeenstemming met gemeenschappelijke beginselen die na goedkeuring door de Commissie door de Prima-uitvoeringsstructuur worden vastgesteld. De gemeenschappelijke beginselen houden rekening met de beginselen in dit besluit, in titel VI van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en in Verordening (EU) nr. 1290/2013, met name de beginselen van gelijke behandeling, transparantie, onafhankelijke collegiale toetsing en selectie. Na goedkeuring door de Commissie stelt de Prima-uitvoeringsstructuur ook vast aan welke verslagleggingsvereisten de deelnemende landen jegens haar moeten voldoen, ook wat betreft de indicatoren voor elk van deze activiteiten.

10.   De in lid 1, onder b), i), bedoelde activiteiten stemmen niet alleen overeen met de in lid 9 bedoelde gemeenschappelijke beginselen, maar voldoen ook aan de volgende voorwaarden:

a)

de voorstellen betreffen transnationale projecten, met een deelname van ten minste drie onafhankelijke juridische entiteiten gevestigd in drie verschillende landen die bij het verstrijken van de in de betrokken oproep tot het indienen van voorstellen bepaalde uiterste indieningstermijn uit hoofde van dit besluit worden beschouwd als deelnemende landen, en waarvan:

i)

er ten minste één is gevestigd in een lidstaat of in een met Horizon 2020 geassocieerd derde land en niet onder punt ii) valt, en

ii)

er ten minste één is gevestigd in een derde land als vermeld in artikel 1, lid 2, of in een derde land dat grenst aan de Middellandse Zee;

b)

de voorstellen worden geselecteerd na transnationale oproepen tot het indienen van voorstellen en worden met de medewerking van ten minste drie onafhankelijke deskundigen geëvalueerd op basis van de volgende toekenningscriteria: excellentie, impact, en kwaliteit en efficiëntie van de uitvoering;

c)

de voorstellen worden gerangschikt volgens de evaluatieresultaten. De Prima-uitvoeringsstructuur maakt een selectie en volgt daarbij die rangschikking. De deelnemende landen komen tot overeenstemming over een passende financieringswijze die het mogelijk maakt om zo veel mogelijk voorstellen boven de drempel te financieren op basis van die rangschikking, in het bijzonder door reservebedragen te verstrekken voor de nationale bijdragen voor oproepen tot het indienen van voorstellen. Ingeval een of meer projecten niet kunnen worden gefinancierd, kunnen de eerstvolgende projecten in de rangschikking worden geselecteerd.

11.   De Prima-uitvoeringsstructuur monitort de uitvoering van alle activiteiten van het jaarlijkse werkprogramma en brengt daarover verslag uit aan de Commissie.

12.   Elke mededeling of bekendmaking in verband met de activiteiten van het Prima-initiatief, die in samenwerking met het Prima-initiatief tot stand komt, wordt, ongeacht of deze uitgaat van de Prima-uitvoeringsstructuur, een deelnemend land of diens nationale financieringsorganen, of deelnemers aan een activiteit, aangeduid of medeaangeduid als volgt: „[naam van de activiteit] is onderdeel van het door de Europese Unie gesteunde programma van het Prima-initiatief”.

Artikel 7

Regels voor deelname en verspreiding

1.   De Prima-uitvoeringsstructuur wordt beschouwd als een financieringsorgaan in de zin van Verordening (EU) nr. 1290/2013 en verleent financiële steun voor acties onder contract als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder a), van dit besluit, in overeenstemming met de voorschriften van die verordening, behoudens de afwijkingen als bepaald in dit artikel.

2.   In afwijking van artikel 9, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 1290/2013 bedraagt het minimumaantal deelnemers drie juridische entiteiten die gevestigd zijn in drie verschillende landen die bij het verstrijken van de in de betrokken oproep tot het indienen van voorstellen bepaalde uiterste indieningstermijn uit hoofde van dit besluit worden beschouwd als deelnemende landen, en waarvan:

a)

er ten minste één is gevestigd in een lidstaat of in een met Horizon 2020 geassocieerd derde land en niet onder punt b) valt, en

b)

er ten minste één is gevestigd in een derde land als vermeld in artikel 1, lid 2, of in een derde land dat grenst aan de Middellandse Zee.

3.   In afwijking van artikel 9, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1290/2013 geldt, in naar behoren gemotiveerde gevallen die in het jaarlijkse werkprogramma zijn bepaald, als minimumvoorwaarde dat één juridische entiteit deelneemt die is gevestigd in een deelnemend land dat bij het verstrijken van de in de betrokken oproep tot het indienen van voorstellen bepaalde uiterste indieningstermijn uit hoofde van dit besluit wordt beschouwd als een deelnemend land.

4.   In afwijking van artikel 10, leden 1 en 2, van Verordening (EU) nr. 1290/2013 komen de volgende deelnemers in aanmerking voor financiering door de Prima-uitvoeringsstructuur:

a)

elke juridische entiteit die is gevestigd in een deelnemend land of is opgericht krachtens het Unierecht;

b)

elke internationale Europese belangenorganisatie, als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt 12, van Verordening (EU) nr. 1290/2013.

5.   Aan een deelnemende internationale organisatie of een deelnemende juridische entiteit die in een niet-deelnemend land is gevestigd, en die geen van beide op grond van lid 4 voor financiering in aanmerking komt, kan financiering door de Prima-uitvoeringsstructuur worden verstrekt mits aan minstens één van de volgende voorwaarden is voldaan:

a)

de Prima-uitvoeringsstructuur beschouwt deelname als essentieel voor de uitvoering van de actie;

b)

er is in dergelijke financiering voorzien in een bilaterale wetenschappelijke en technologische overeenkomst of in een andere regeling tussen de Unie en de internationale organisatie of, in het geval van in niet-deelnemende landen gevestigde entiteiten, het land waarin de juridische entiteit is gevestigd.

6.   Onverminderd Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 en Verordening (EU) nr. 1290/2013 kan de toepasselijke modelsubsidieovereenkomst erin voorzien dat juridische entiteiten die gevestigd zijn in niet-deelnemende landen en die financiering van de Prima-uitvoeringsstructuur ontvangen, eveneens passende financiële garanties moeten verstrekken.

7.   Onverminderd Verordening (EU) nr. 1290/2013 kan de Prima-uitvoeringsstructuur, rekening houdend met de bijzondere kenmerken van het Prima-initiatief, in het jaarlijkse werkprogramma een aanvullende voorwaarde voor deelname opnemen, teneinde te bepalen welke soort entiteit als coördinator in acties onder contract kan fungeren.

Artikel 8

Overeenkomsten tussen de Unie en de Prima-uitvoeringsstructuur

1.   Na een positieve voorafgaande evaluatie van de Prima-uitvoeringsstructuur overeenkomstig artikel 61, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en het bieden van voldoende financiële garanties overeenkomstig artikel 58, lid 1, onder c), vi), van die verordening, sluit de Commissie, namens de Unie, met de Prima-uitvoeringsstructuur een delegatieovereenkomst en overeenkomsten over de jaarlijkse overboeking van gelden.

2.   De in lid 1 van dit artikel bedoelde delegatieovereenkomst wordt gesloten overeenkomstig artikel 58, lid 3, en de artikelen 60 en 61 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en artikel 40 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012. In de delegatieovereenkomst wordt onder meer het volgende vastgesteld:

a)

de vereisten voor de bijdrage van de Prima-uitvoeringsstructuur met betrekking tot de prestatie-indicatoren als omschreven in bijlage II bij Besluit 2013/743/EU;

b)

de vereisten voor de bijdrage van de Prima-uitvoeringsstructuur met betrekking tot de voortgangscontrole als bedoeld in bijlage III bij Besluit 2013/743/EU;

c)

de specifieke prestatie-indicatoren betreffende het functioneren van de Prima-uitvoeringsstructuur;

d)

de vereisten voor de Prima-uitvoeringsstructuur met betrekking tot het verstrekken van informatie over administratieve kosten en van gedetailleerde cijfers over de uitvoering van het Prima-initiatief;

e)

de regelingen voor het verstrekken van gegevens waarmee de Commissie kan voldoen aan haar verplichtingen inzake verspreiding en verslaglegging;

f)

de regelingen voor goed- of afkeuring door de Commissie van het voorlopige jaarlijkse werkprogramma, de in artikel 6, lid 9, bedoelde gemeenschappelijke beginselen en de verslagleggingsvereisten van de deelnemende landen, voordat deze door de Prima-uitvoeringsstructuur worden goedgekeurd, en

g)

de bepalingen inzake de bekendmaking van oproepen tot het indienen van voorstellen door de Prima-uitvoeringsstructuur, in het bijzonder op het gemeenschappelijke deelnemersportaal, alsmede via andere door de Commissie beheerde elektronische verspreidingsmiddelen van Horizon 2020.

Artikel 9

Beëindiging, verlaging of opschorting van de financiële bijdrage van de Unie

1.   Indien het Prima-initiatief niet dan wel op ontoereikende wijze, gedeeltelijk of te laat wordt uitgevoerd, kan de Commissie de in artikel 3, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie beëindigen, evenredig verlagen of opschorten afhankelijk van de mate waarin het Prima-initiatief daadwerkelijk wordt uitgevoerd.

2.   Als de deelnemende landen niet, of slechts gedeeltelijk of te laat bijdragen aan de financiering van het Prima-initiatief, kan de Commissie de in artikel 3, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie beëindigen, evenredig verlagen of opschorten, rekening houdend met het financieringsbedrag dat door de deelnemende landen is toegewezen voor de uitvoering van het Prima-initiatief.

Artikel 10

Controles achteraf

1.   De controle achteraf van uitgaven voor acties onder contract als bedoeld in artikel 6, lid 1, onder a), van dit besluit, wordt uitgevoerd door de Prima-uitvoeringsstructuur overeenkomstig artikel 29 van Verordening (EU) nr. 1291/2013.

2.   De Commissie kan besluiten de in lid 1 bedoelde controles zelf uit te voeren. In dergelijke gevallen doet zij dat overeenkomstig de toepasselijke voorschriften, met name de bepalingen van de Verordeningen (EU, Euratom) nr. 966/2012, (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013.

Artikel 11

Bescherming van de financiële belangen van de Unie

1.   De Commissie neemt passende maatregelen om ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van dit besluit gefinancierde acties de financiële belangen van de Unie worden beschermd door de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door de terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve sancties.

2.   De Prima-uitvoeringsstructuur verleent personeelsleden van de Commissie en andere door haar gemachtigde personen alsmede de Rekenkamer toegang tot haar terreinen en gebouwen en tot alle informatie, ook in elektronisch formaat, die benodigd is voor het verrichten van hun controles.

3.   Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan, overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (9) en Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (10), onderzoeken instellen, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is geweest van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een subsidieovereenkomst of -besluit of een contract dat, direct of indirect, in overeenstemming met dit besluit is gefinancierd, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad.

4.   Onverminderd de leden 1, 2 en 3 bevatten de contracten en subsidieovereenkomsten en -besluiten die voortvloeien uit de toepassing van dit besluit, bepalingen die de Commissie, de Prima-uitvoeringsstructuur, de Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid geven dergelijke audits en onderzoeken binnen hun respectieve bevoegdheden te verrichten. Wanneer de uitvoering van een actie geheel of gedeeltelijk uitbesteed of verder gedelegeerd wordt, of wanneer hiervoor een overheidsopdracht moet worden geplaatst of financiële steun moet worden verleend aan een derde, wordt in het contract, de subsidieovereenkomst of het subsidiebesluit bepaald dat de contractant of de begunstigde ervan verplicht is van elke betrokken derde te verlangen dat deze uitdrukkelijk de bevoegdheid van de Commissie, de Prima-uitvoeringsstructuur, de Rekenkamer en OLAF aanvaardt.

5.   Bij de uitvoering van het Prima-initiatief treffen de deelnemende landen de nodige wetgevende, regelgevende, administratieve en andere maatregelen ter bescherming van de financiële belangen van de Unie, met name met het oog op een volledige terugvordering van aan de Unie verschuldigde bedragen overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012.

Artikel 12

Het bestuur van de Prima-uitvoeringsstructuur

1.   De organen van de Prima-uitvoeringsstructuur bestaan uit:

a)

een raad van bestuur, die een voorzitter en een medevoorzitter heeft;

b)

een stuurgroep;

c)

een secretariaat, geleid door een directeur;

d)

een wetenschappelijk adviescomité.

2.   De Prima-uitvoeringsstructuur wordt bestuurd door de raad van bestuur waarin alle deelnemende landen zijn vertegenwoordigd. De raad van bestuur is het besluitvormingsorgaan van de Prima-uitvoeringsstructuur.

De raad van bestuur stelt, na goedkeuring door de Commissie, het volgende vast:

a)

het jaarlijkse werkprogramma;

b)

de in artikel 6, lid 9, bedoelde algemene beginselen, en

c)

de verslagleggingsvereisten van de deelnemende landen aan de Prima-uitvoeringsstructuur.

De raad van bestuur verifieert dat aan de in artikel 1, lid 3, en in artikel 4, lid 1, onder c), vastgelegde voorwaarden is voldaan en stelt de Commissie hiervan op de hoogte.

De raad van bestuur hecht zijn goedkeuring aan de deelname aan het Prima-initiatief door niet met Horizon 2020 geassocieerde derde landen die niet in artikel 1, lid 2, zijn vermeld, na onderzoek van de relevantie van hun deelname voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het Prima-initiatief.

Elk deelnemend land heeft één stem in de raad van bestuur. Besluiten worden bij consensus genomen. Indien geen consensus wordt bereikt, neemt de raad van bestuur zijn besluiten bij een meerderheid van ten minste 75 % van de geldig uitgebrachte stemmen.

De Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, wordt uitgenodigd om als waarnemer aan alle bijeenkomsten van de raad van bestuur deel te nemen en kan aan de besprekingen deelnemen. Zij ontvangt alle benodigde documenten.

3.   De raad van bestuur bepaalt het aantal leden van de stuurgroep, die ten minste vijf leden telt, en benoemt deze. De stuurgroep houdt toezicht op de werkzaamheden van de directeur en adviseert de raad van bestuur over de uitvoering van het Prima-initiatief door het secretariaat. Zij verstrekt meer bepaald richtsnoeren inzake de uitvoering van de jaarlijkse begroting en het jaarlijkse werkprogramma.

4.   De raad van bestuur stelt het secretariaat van de Prima-uitvoeringsstructuur samen, dat het uitvoerend orgaan van het Prima-initiatief vormt.

Het secretariaat zorgt voor het volgende:

a)

de uitvoering van het jaarlijkse werkprogramma;

b)

ondersteuning van de andere organen van de Prima-uitvoeringsstructuur;

c)

monitoring van en verslaglegging over de uitvoering van het Prima-initiatief;

d)

het beheer van de in artikel 3, lid 1, bedoelde financiële bijdrage van de Unie en van de financiële bijdragen van de deelnemende landen, en verslaglegging over het gebruik ervan;

e)

de bevordering van de zichtbaarheid van het Prima-initiatief door promotie en communicatie;

f)

het onderhouden van contacten met de Commissie in overeenstemming met de in artikel 8 bedoelde delegatieovereenkomst;

g)

transparantie van de activiteiten van het Prima-initiatief.

5.   De raad van bestuur benoemt een wetenschappelijk adviescomité, bestaande uit gerenommeerde onafhankelijke deskundigen op gebieden die relevant zijn voor het Prima-initiatief. De raad van bestuur stelt het aantal leden van het wetenschappelijk adviescomité en de wijze waarop zij worden benoemd vast overeenkomstig artikel 40 van Verordening (EU) nr. 1290/2013.

Het wetenschappelijke adviescomité:

a)

adviseert de raad van bestuur over strategische prioriteiten en behoeften;

b)

adviseert de raad van bestuur over de inhoud en de reikwijdte van het ontwerp van het jaarlijkse werkprogramma vanuit een wetenschappelijk en technisch oogpunt;

c)

beoordeelt de wetenschappelijke en technische aspecten van de uitvoering van het Prima-initiatief en brengt een advies uit over het desbetreffende jaarverslag.

Artikel 13

Verstrekking van informatie

1.   Op verzoek van de Commissie verstrekt de Prima-uitvoeringsstructuur de Commissie alle informatie die nodig is om de in artikel 14 bedoelde verslagen voor te bereiden.

2.   De deelnemende landen verstrekken de Commissie, via de Prima-uitvoeringsstructuur, alle door het Europees Parlement, door de Raad of door de Rekenkamer gevraagde informatie over het financiële beheer van het Prima-initiatief.

3.   De Commissie neemt de in lid 2 van dit artikel bedoelde informatie op in de in artikel 14 bedoelde verslagen.

Artikel 14

Evaluatie

1.   Uiterlijk op 30 juni 2022 voert de Commissie met behulp van onafhankelijke deskundigen een tussentijdse evaluatie van het Prima-initiatief uit. De Commissie stelt over die evaluatie een verslag op waarin de conclusies over die evaluatie en de opmerkingen van de Commissie zijn opgenomen. De Commissie legt dat verslag uiterlijk op 31 december 2022 voor aan het Europees Parlement en de Raad.

2.   Uiterlijk op 31 december 2028 voert de Commissie met behulp van onafhankelijke deskundigen een definitieve evaluatie van het Prima-initiatief uit. De Commissie stelt over die evaluatie een verslag op dat de uitkomsten van die evaluatie bevat en legt dat verslag uiterlijk op 30 juni 2029 voor aan het Europees Parlement en de Raad.

Artikel 15

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 16

Adressaten

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Straatsburg, 4 juli 2017.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

A. TAJANI

Voor de Raad

De voorzitter

M. MAASIKAS


(1)  PB C 125 van 21.4.2017, blz. 80.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 13 juni 2017 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 26 juni 2017.

(3)  Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020), en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104).

(4)  Verordening (EU) nr. 1290/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de regels voor de deelname aan acties en de verspreiding van resultaten in het kader van „Horizon 2020 — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020)” en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1906/2006 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 81).

(5)  PB C 205 van 19.7.2013, blz. 9.

(6)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(7)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).

(8)  Besluit 2013/743/EU van de Raad van 3 december 2013 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van „Horizon 2020” — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020), en tot intrekking van de Besluiten 2006/971/EG, 2006/972/EG, 2006/973/EG, 2006/974/EG en 2006/975/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 965).

(9)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).

(10)  Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).


Verklaring van de Commissie inzake financiële garanties voor de Prima-uitvoeringsstructuur

1.

Wat betreft het Prima-initiatief, is in artikel 58, lid 1, onder c), vi), van het Financieel Reglement van de EU bepaald dat de Commissie de uitvoering van de begroting van de Unie aan een privaatrechtelijk orgaan met een openbare dienstverleningstaak (uitvoeringsstructuur) mag toevertrouwen. Dat orgaan moet voldoende financiële garanties bieden.

2.

Met het oog op een goed financieel beheer van de EU-middelen moeten deze garanties alle eventuele schulden van de uitvoeringsstructuur aan de Unie in verband met de uitvoeringstaken zoals bepaald in de delegatieovereenkomst dekken, zonder enige beperking van de omvang en de bedragen. Normaal gezien verwacht de Commissie dat de garantiegevers hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schulden van de uitvoeringsstructuur.

3.

Op basis van een gedetailleerde risicobeoordeling, met name als de resultaten van de voorafgaande pijlerbeoordeling van de uitvoeringsstructuur overeenkomstig artikel 61 van het Financieel Reglement voldoende worden geacht, zal de voor het Prima-initiatief verantwoordelijke ordonnateur van de Commissie echter voorzien in het volgende:

rekening houdend met het evenredigheidsbeginsel kunnen de van de uitvoeringsstructuur verlangde financiële garanties worden beperkt tot het maximumbedrag van de bijdrage van de Unie.

dienovereenkomstig kan de aansprakelijkheid van elke garantiegever evenredig zijn met zijn bijdrage aan het Prima-initiatief.

De garantiegevers mogen in hun respectieve verklaringen betreffende de aansprakelijkheid bepalen hoe zij deze aansprakelijkheid zullen dekken.