3.8.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 252/3


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 27 juli 2017

tot oprichting van een deskundigengroep op hoog niveau van de Commissie inzake radicalisering

(2017/C 252/04)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Teneinde zowel de inspanningen ter voorkoming en bestrijding van radicalisering tot gewelddadig extremisme en terrorisme, als de inspanningen tot verbetering van de coördinatie en samenwerking tussen alle relevante belanghebbenden op te voeren in overeenstemming met de in de Europese veiligheidsagenda (1) gedane oproepen tot actie, de mededeling van de Commissie betreffende de bestrijding van radicalisering (2), de herziene EU-strategie ter bestrijding van radicalisering en rekrutering van terroristen (3) en andere relevante conclusies van de Raad ter zake (4), moet de Commissie een beroep kunnen doen op de deskundigheid van deskundigen op hoog niveau in een adviesorgaan.

(2)

Daarom moet een groep van deskundigen op hoog niveau voor het voorkomen en bestrijden van radicalisering worden opgericht en moeten de taken en de structuur daarvan worden vastgesteld.

(3)

De groep moet bijdragen tot de verdere ontwikkeling en implementatie van preventieve beleidsmaatregelen, instrumenten en initiatieven van de Unie, onder meer door het opstellen van een reeks richtsnoeren en aanbevelingen voor verdere werkzaamheden ter voorkoming en bestrijding van radicalisering op zowel nationaal als Unieniveau, en door het ondersteunen van de werkzaamheden op het gebied van de evaluatie van de behoefte aan beter gestructureerde samenwerkingsmechanismen opdat bij de preventiewerkzaamheden op Unieniveau ook met de externe dimensie rekening wordt gehouden.

(4)

Met het oog op het bijeenbrengen van de relevante Europese en nationale gezichtspunten en expertise moet de groep zijn samengesteld uit de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (5), de Europese Eenheid voor justitiële samenwerking (6), het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (7), het Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving (8), het kenniscentrum van het netwerk voor voorlichting over radicalisering (9), de Europese Dienst voor extern optreden (10) en de EU-coördinator voor terrorismebestrijding (11).

(5)

Meer in het bijzonder stellen de agentschappen van de Unie hun deskundigheid uit het oogpunt van rechtshandhaving en strafrecht ter beschikking, waarbij zij tegelijkertijd rekening houden met het grondrechtenaspect en de behoefte aan capaciteitsopbouw. De inbreng van het kenniscentrum van het netwerk voor voorlichting over radicalisering bestaat in zijn unieke Uniebrede onafhankelijkheid bij het aanpakken van radicalisering, zijn inzicht in de behoeften en verwachtingen van de mensen op het terrein, en zijn ervaring met transnationale samenwerking tussen belanghebbenden. De Europese Dienst voor extern optreden draagt bij met zijn ervaring en deskundigheid op het gebied van de externe dimensie van de inspanningen van de Unie; deze ervaring en deskundigheid zijn het gevolg van en bevorderlijk voor de samenwerking met derde landen en met internationale organisaties. De bijdrage van de EU-coördinator voor terrorismebestrijding bestaat in de deskundigheid die het gevolg is van het feit dat hij een totaalbeeld heeft van de desbetreffende beleidsinstrumenten.

(6)

Voor de openbaarmaking van informatie door de leden van de groep moeten voorschriften worden vastgesteld.

(7)

Er moet een periode worden vastgesteld gedurende welke dit besluit van toepassing is. De Commissie zal te zijner tijd de wenselijkheid van een verlenging onderzoeken,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGELEGD:

Artikel 1

Onderwerp

De deskundigengroep op hoog niveau van de Commissie inzake radicalisering (hierna „de groep” genoemd) wordt opgericht.

Artikel 2

Taken

De groep heeft de volgende taken:

a)

verlenen van advies over de wijze waarop tot een betere samenwerking kan worden gekomen tussen de verschillende belanghebbenden, en met name met de lidstaten, inzake aangelegenheden die met de voorkoming en bestrijding van radicalisering tot gewelddadig extremisme en terrorisme verband houden;

b)

adviseren en bijstaan van de Commissie bij de verdere ontwikkeling van beleidsmaatregelen van de Unie ter voorkoming en bestrijding van radicalisering tot gewelddadig extremisme en terrorisme — onder meer door het opstellen van een reeks beginselen en aanbevelingen waarin terdege met de bevindingen van bestaand en toekomstig door de EU gefinancierd onderzoek op dat terrein rekening wordt gehouden — met het oog op de tenuitvoerlegging van gerichte en doeltreffende maatregelen ter voorkoming en bestrijding van radicalisering op zowel nationaal als Unieniveau, waarbij onder meer doelgerichter van financieringsprogramma’s van de Unie wordt gebruikgemaakt;

c)

adviseren en bijstaan van de Commissie bij het verkennen van mogelijkheden voor het opzetten van toekomstige, beter gestructureerde samenwerkingsmechanismen op Unieniveau op het gebied van de voorkoming en bestrijding van radicalisering tot gewelddadig extremisme en terrorisme, voortbouwend op bestaande benaderingen voor uitwisseling van beste praktijken, netwerkvorming en empowerment van belanghebbenden.

Artikel 3

Lidmaatschap

1.   De groep bestaat uit de volgende leden:

a)

de bevoegde autoriteiten van de lidstaten,

b)

het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving,

c)

de Europese Eenheid voor justitiële samenwerking,

d)

het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten,

e)

het Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving,

f)

het kenniscentrum van het netwerk voor voorlichting over radicalisering,

g)

de Europese Dienst voor extern optreden,

h)

de EU-coördinator voor terrorismebestrijding.

2.   De leden van de groep wijzen één vertegenwoordiger op hoog niveau en één plaatsvervanger aan. Elk van de vertegenwoordigers op hoog niveau of plaatsvervangers kan worden vergezeld door een deskundige op het gebied van het voorkomen van radicalisering.

3.   Leden die geen doeltreffende bijdrage aan de beraadslagingen van de deskundigengroep meer kunnen leveren en die naar het oordeel van de betrokken diensten van de Commissie niet aan de voorwaarden van artikel 339 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voldoen of die ontslag nemen, worden niet langer uitgenodigd om aan vergaderingen van de groep deel te nemen en kunnen voor de rest van hun ambtstermijn worden vervangen.

Artikel 4

Voorzitter

De groep wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger op hoog niveau van het directoraat-generaal Migratie en Binnenlandse Zaken (hierna „DG HOME” genoemd) van de Commissie.

Artikel 5

Werking

1.   De groep handelt op verzoek van haar voorzitter in overeenstemming met artikel 13, lid 1, van de horizontale voorschriften voor deskundigengroepen van de Commissie (hierna „de horizontale voorschriften” genoemd) (12).

2.   De vergaderingen van de groep worden in beginsel in de gebouwen van de Commissie gehouden.

3.   Het secretariaat wordt verzorgd door DG HOME. Betrokken ambtenaren van de Commissie van andere diensten worden uitgenodigd om vergaderingen van de groep en haar subgroepen bij te wonen.

4.   In overleg met DG HOME kan de groep bij een gewone meerderheid van haar leden besluiten om haar beraadslagingen open te stellen voor het publiek.

5.   De notulen van de besprekingen over elk agendapunt en over de door de groep verleende adviezen zijn relevant en volledig. De notulen worden opgesteld door het secretariaat, onder verantwoordelijkheid van de voorzitter.

6.   De groep neemt haar adviezen, aanbevelingen en verslagen aan bij consensus. Wanneer er wordt gestemd, gebeurt dit met een gewone meerderheid van de leden. Leden die hebben tegengestemd, hebben het recht een document met een samenvatting van de redenen voor hun standpunt aan de adviezen, aanbevelingen en verslagen te laten hechten.

Artikel 6

Subgroepen

1.   DG HOME kan subgroepen oprichten om specifieke kwesties te onderzoeken op basis van een door de Commissie opgesteld mandaat. De subgroepen handelen overeenkomstig de horizontale voorschriften en brengen verslag uit aan de groep. Zij worden opgeheven zodra hun opdracht is vervuld.

2.   De leden van de groep kunnen voor elke subgroep vertegenwoordigers met een hoog niveau van technische deskundigheid aanwijzen.

Artikel 7

Uitgenodigde deskundigen

DG HOME kan deskundigen, met name uit de particuliere sector, met een specifieke deskundigheid ten aanzien van een agendapunt verzoeken om op ad-hocbasis aan de werkzaamheden van de groep of de subgroepen deel te nemen.

Artikel 8

Waarnemers

1.   Overeenkomstig de horizontale voorschriften kan via een rechtstreekse uitnodiging van de voorzitter aan personen, organisaties en overheidsentiteiten de status van waarnemer worden toegekend.

2.   De tot waarnemer benoemde organisaties en overheidsentiteiten wijzen hun vertegenwoordigers aan.

3.   Waarnemers en hun vertegenwoordigers kunnen toestemming van de voorzitter krijgen om deel te nemen aan de besprekingen van de groep en deskundigheid te verschaffen. Zij hebben echter geen stemrecht en nemen niet deel aan het formuleren van de aanbevelingen of adviezen van de groep.

Artikel 9

Reglement van orde

Op voorstel van en in overleg met DG HOME stelt de groep haar reglement van orde vast met een gewone meerderheid van stemmen van haar leden, op basis van het standaardreglement van orde voor deskundigengroepen en overeenkomstig de horizontale voorschriften (13).

Artikel 10

Geheimhouding en behandeling van gerubriceerde informatie

De leden van de groep en hun vertegenwoordigers, alsmede uitgenodigde deskundigen en waarnemers, zijn gebonden aan het beroepsgeheim, dat op grond van de Verdragen en de uitvoeringsregels ervan voor alle leden van de instellingen en hun personeelsleden geldt, alsook aan de veiligheidsvoorschriften van de Commissie betreffende de bescherming van gerubriceerde informatie van de Unie, die zijn neergelegd in de Besluiten (EU, Euratom) 2015/443 (14) en 2015/444 (15) van de Commissie. Bij niet-nakoming van die verplichtingen kan de Commissie alle passende maatregelen nemen.

Artikel 11

Transparantie

1.   De groep en haar subgroepen worden geregistreerd in het register van deskundigengroepen.

2.   Zowel de namen van de leden als de namen van de waarnemers worden in het register van deskundigengroepen bekendgemaakt.

3.   Alle relevante documenten, inclusief de agenda’s, de notulen en de bijdragen van deelnemers, worden ter beschikking gesteld in het register van deskundigengroepen of via een link in dat register naar een speciale website. De toegang tot speciale websites wordt niet onderworpen aan gebruikersregistratie of enige andere beperking. Met name de agenda en andere relevante achtergronddocumentatie worden bijtijds vóór aanvang van de vergadering bekendgemaakt, gevolgd door de tijdige bekendmaking van de notulen. Op de bekendmakingsplicht wordt uitsluitend een uitzondering gemaakt wanneer wordt geoordeeld dat de openbaarmaking van een document de bescherming van een openbaar of particulier belang zou ondermijnen als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (16).

Artikel 12

Vergaderkosten

1.   Deelnemers aan de werkzaamheden van de groep en de subgroepen ontvangen geen bezoldiging voor de diensten die zij aanbieden.

2.   De reis- en verblijfkosten van de deelnemers aan de werkzaamheden van de groep en de subgroepen worden door de Commissie vergoed. De vergoeding vindt plaats overeenkomstig de binnen de Commissie geldende bepalingen en binnen de grenzen van de beschikbare kredieten die aan de diensten van de Commissie zijn toegewezen op grond van de jaarlijkse procedure voor de toewijzing van middelen.

Artikel 13

Toepasselijkheid

Dit besluit is van toepassing tot en met 31 december 2018.

Gedaan te Brussel, 27 juli 2017.

Voor de Commissie

Dimitris AVRAMOPOULOS

Lid van de Commissie


(1)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, „De Europese veiligheidsagenda”, COM(2015) 185 final, Straatsburg, 28.4.2015.

(2)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s over ondersteuning bij de bestrijding van radicalisering die tot gewelddadig extremisme leidt, COM(2016) 379 final, Brussel, 14.6.2016.

(3)  9956/14 JAI 332 ENFOPOL 138 COTER 34.

(4)  Zie in het bijzonder de conclusies van de Raad van de Europese Unie en van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over een krachtiger strafrechtelijke reactie op radicalisering tot terrorisme en gewelddadig extremisme van 20 november 2015 (14419/15), de conclusies van de Raad over het ontwikkelen van mediageletterdheid en kritisch denken door onderwijs en opleiding van 30 mei 2016 (9641/16), de conclusies van de Raad over de rol van de jeugdsector binnen een integrale sectoroverschrijdende aanpak ter voorkoming en bestrijding van gewelddadige radicalisering van jongeren van 30 mei 2016 (9640/16), de conclusies van de Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, over het voorkomen van radicalisering tot gewelddadig extremisme van 21 november 2016 (14276/16), de conclusies van de Europese Raad van 22 en 23 juni 2017 (EUCO 8/17) en de conclusies van de Raad over het externe optreden van de EU op het gebied van terrorismebestrijding van 19 juni 2017 (10384/17).

(5)  Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot vervanging en intrekking van de Besluiten 2009/371/JBZ, 2009/934/JBZ, 2009/935/JBZ, 2009/936/JBZ en 2009/968/JBZ van de Raad (PB L 135 van 24.5.2016, blz. 53).

(6)  Besluit 2002/187/JBZ van de Raad van 28 februari 2002 betreffende de oprichting van Eurojust teneinde de strijd tegen ernstige vormen van criminaliteit te versterken (PB L 43 van 6.3.2002, blz. 1).

(7)  Verordening (EG) nr. 168/2007 van de Raad van 15 februari 2007 tot oprichting van een Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten (PB L 53 van 22.2.2007, blz. 1).

(8)  Verordening (EU) 2015/2219 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Cepol) en tot vervanging en intrekking van Besluit 2005/681/JBZ van de Raad (PB L 319 van 4.12.2015, blz. 1).

(9)  Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s, „Radicalisering tot terrorisme en gewelddadig extremisme voorkomen: naar een krachtiger beleidsantwoord van de EU”, COM(2013) 941 final van 15.1.2014.

(10)  Besluit 2010/427/EU van de Raad van 26 juli 2010 tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese Dienst voor extern optreden (PB L 201 van 3.8.2010, blz. 30).

(11)  Verklaring van de Europese Raad betreffende de bestrijding van terrorisme van 25 maart 2004.

(12)  Commission Decision C(2016) 3301 final of 30.5.2016 establishing horizontal rules on the creation and operation of Commission expert groups.

(13)  Artikel 17 van de horizontale voorschriften.

(14)  Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende veiligheid binnen de Commissie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 41).

(15)  Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).

(16)  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).