23.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 352/50


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2016/2377 VAN DE COMMISSIE

van 14 oktober 2016

tot wijziging van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1394/2014 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde pelagische visserijen in de zuidwestelijke wateren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (1), en met name artikel 15, lid 6, en artikel 18, leden 1 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft onder meer tot doel de teruggooi in alle visserijen van de Unie geleidelijk uit te bannen middels de invoering van een aanlandingsverplichting voor vangsten van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden.

(2)

Artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 geeft de Commissie de bevoegdheid om door middel van gedelegeerde handelingen teruggooiplannen vast te stellen voor een termijn van ten hoogste drie jaar, op basis van gezamenlijke aanbevelingen die de lidstaten in overleg met de relevante adviesraden hebben opgesteld.

(3)

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1394/2014 van de Commissie (2) bevat een teruggooiplan voor bepaalde pelagische visserijen in de zuidwestelijke wateren dat de uitvoering van de aanlandingsverplichting moet vergemakkelijken door middel van bepaalde flexibiliteitsmechanismen.

(4)

Overeenkomstig artikel 15, lid 5, onder e), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 kunnen in een teruggooiplan minimuminstandhoudingsreferentiegrootten worden vastgesteld.

(5)

België, Spanje, Frankrijk, Nederland en Portugal hebben een rechtstreeks belang bij het beheer van de visserij in de zuidwestelijke wateren. Na raadpleging van de adviesraad voor de zuidwestelijke wateren en de adviesraad voor pelagische soorten hebben deze lidstaten op 30 mei 2016 een gezamenlijke aanbeveling bij de Commissie ingediend waarin wordt voorgesteld om, in afwijking van bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad (3), de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte voor horsmakreel (Trachurus spp.) in ICES-sector VIIIc en ICES-deelgebied IX voor 5 % van de desbetreffende quota van Spanje en Portugal vast te stellen op 12 cm. Daarnaast is in de gezamenlijke aanbeveling voorgesteld om toe te staan dat 1 % van het quotum van Portugal binnen die limiet van 5 % van het quotum voor horsmakreel een grootte heeft van minder dan 12 cm als het gevangen is in het kader van de traditionele, vanaf het strand uitgeoefende „xávega”-zegenvisserij in ICES-sector IXa.

(6)

De desbetreffende wetenschappelijke instanties hebben een wetenschappelijke bijdrage geleverd, die is beoordeeld door het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV). Het WTECV heeft geconcludeerd dat een verlaging van de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, zoals voorgesteld in de gezamenlijke aanbeveling, een slechts gering risico meebrengt dat het traditionele exploitatiepatroon van deze visserijen verandert. In combinatie met de bescheiden exploitatiepercentages lijkt dit exploitatiepatroon geen negatieve uitwerking te hebben op de dynamiek van de desbetreffende bestanden. Tegelijk heeft het WTECV erop gewezen dat het lastig kan zijn om vangsten te controleren waarvoor uiteenlopende groottelimieten gelden, en dat de sterfte kan toenemen als niet naar behoren wordt gecontroleerd. Daarnaast is het van belang dat de voor de kleinere grootten vastgestelde procentuele limieten in acht worden genomen. Daarom moeten de betrokken lidstaten passende controlemaatregelen voor de betrokken visserijen invoeren.

(7)

De maatregelen van de gezamenlijke aanbeveling zijn in overeenstemming met artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en kunnen dus worden opgenomen in het teruggooiplan voor bepaalde pelagische visserijen in de zuidwestelijke wateren.

(8)

Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1394/2014 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(9)

Aangezien de maatregelen van de onderhavige verordening rechtstreeks van invloed zijn op economische activiteiten die samenhangen met het visseizoen van de Unievaartuigen en met de programmering van dat visseizoen, moet de onderhavige verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden. Zij moet met ingang van 1 januari 2017 van toepassing zijn,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Aan artikel 4 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1394/2014 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„In afwijking van bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 850/98 geldt voor horsmakreel (Trachurus spp.) die gevangen is in ICES-sector VIIIc en ICES-deelgebied IX, een minimuminstandhoudingsreferentiegrootte van 12 cm voor 5 % van de desbetreffende quota van Spanje en Portugal in die gebieden. Binnen die limiet van 5 % mag 1 % van het quotum van Portugal een grootte hebben van minder dan 12 cm als het gevangen is in het kader van de traditionele, vanaf het strand uitgeoefende „xávega”-zegenvisserij in ICES-sector IXa.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2017.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 14 oktober 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.

(2)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1394/2014 van de Commissie van 20 oktober 2014 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde pelagische visserijen in de zuidwestelijke wateren (PB L 370 van 30.12.2014, blz. 31).

(3)  Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1).