17.11.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 310/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/2005 VAN DE COMMISSIE

van 16 november 2016

tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op bepaald licht thermisch papier van oorsprong uit de Republiek Korea

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (de „basisverordening”), en met name artikel 7,

In overleg met de lidstaten,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Inleiding

(1)

Op 18 februari 2016 heeft de Europese Commissie („de Commissie”) een antidumpingonderzoek geopend met betrekking tot de invoer in de Unie van bepaald licht thermisch papier van oorsprong uit de Republiek Korea („het betrokken land”), uit hoofde van artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (2). Zij heeft daartoe een bericht van inleiding gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie  (3) („het bericht van inleiding”).

(2)

De Commissie heeft het onderzoek geopend naar aanleiding van een klacht die op 4 januari 2016 was ingediend door de European Thermal Paper Association (ETPA) („de klager”) namens producenten die samen meer dan 25 % van de totale productie in de Unie van bepaald licht thermisch papier voor hun rekening nemen. Het bij de klacht gevoegde bewijsmateriaal over dumping en aanmerkelijke schade als gevolg daarvan werd voldoende geacht om het onderzoek te openen.

1.2.   Belanghebbenden

(3)

In het bericht van inleiding werden de belanghebbenden uitgenodigd om met de Commissie contact op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft zij specifiek de haar bekende producenten in de Unie, de haar bekende producenten-exporteurs, de Koreaanse autoriteiten, de haar bekende importeurs, gebruikers en handelaren van de opening van het onderzoek in kennis gesteld en hen uitgenodigd aan dat onderzoek mee te werken.

(4)

De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld hun opmerkingen over de opening van het onderzoek kenbaar te maken en een aanvraag in te dienen voor een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures („de raadadviseur-auditeur”).

(5)

Op verzoek van de Hansol-groep, waartoe de twee verbonden medewerkende producenten-exporteurs behoren, hebben er twee hoorzittingen met de raadadviseur-auditeur plaatsgevonden. Tijdens de eerste hoorzitting in maart 2016 is verzocht om vrijstelling van de beantwoording van de vragenlijst met betrekking tot een aantal verbonden verwerkende bedrijven. Na de hoorzitting en een controlebezoek aan een van de verbonden verwerkende bedrijven om de argumenten die ten grondslag lagen aan het vrijstellingsonderzoek te onderzoeken, heeft de Commissie het standpunt aangehouden dat de vragenlijst volledig moest worden ingevuld door één van de verwerkende bedrijven en heeft zij aan drie andere verwerkende bedrijven vrijstelling verleend. Tijdens de tweede hoorzitting in september 2016 voerden de twee medewerkende producenten-exporteurs, een aantal niet-verbonden importeurs en gebruikers en vertegenwoordigers van de Koreaanse overheid een aantal argumenten aan met betrekking tot de omschrijving van het betrokken product, de klacht, schade, het oorzakelijk verband en het belang van de Unie.

a)   Steekproeven

(6)

In het bericht van inleiding heeft de Commissie voorts verklaard dat zij mogelijk een steekproef van de belanghebbenden zou samenstellen overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening.

Steekproef van producenten in de Unie

(7)

In het bericht van inleiding heeft de Commissie verklaard dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. De Commissie had de steekproef samengesteld op basis van het grootste representatieve verkoopvolume met inachtneming van een zekere geografische spreiding. Deze steekproef bestond uit drie producenten in de Unie in twee verschillende lidstaten. De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie waren goed voor 75 % à 95 % (4) van de verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie van de ondernemingen die zich in het kader van het representativiteitsonderzoek hadden gemeld, en van de geschatte totale verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie. De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd om opmerkingen over de voorlopige samenstelling van de steekproef kenbaar te maken. Geen van de belanghebbenden maakte opmerkingen over de samenstelling van de voorlopige steekproef kenbaar en derhalve werd deze bevestigd. De steekproef is representatief voor de bedrijfstak van de Unie.

Steekproef van importeurs

(8)

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, werden niet-verbonden importeurs verzocht de in het bericht van inleiding gevraagde informatie te verstrekken.

(9)

Eén niet-verbonden verwerkend bedrijf met invoeractiviteiten verstrekte de gevraagde informatie en stemde ermee in te worden opgenomen in de steekproef. De Commissie heeft gezien het geringe aantal reacties besloten dat een steekproef niet noodzakelijk was. Er zijn geen opmerkingen ontvangen.

b)   Beantwoording van de vragenlijst

(10)

De Commissie heeft vragenlijsten gestuurd naar twee verbonden producenten-exporteurs, te weten Hansol Paper Co., Ltd („Hansol Paper”) en Hansol Artone Paper Co., Ltd („Artone”), die beide behoren tot de Hansol-groep, alsmede naar het met hen verbonden handelaar Hansol Europe B.V. („Hansol Europe”) en verbonden verwerkende bedrijf Schades Ltd („Schades”). Er werden ook vragenlijsten gestuurd naar de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, en ongeveer 50 belanghebbenden (26 gebruikers, 21 intermediairs, twee verenigingen en een onafhankelijke importeur) die hadden aangegeven een belang bij het onderzoek te hebben.

(11)

Antwoorden op de vragenlijst werden ontvangen van de twee producenten-exporteurs en de met hen verbonden handelaar en het met hen verbonden verwerkende bedrijf, de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, negen onafhankelijke verwerkende bedrijven, twee handelaren op verschillende niveaus, één niet-verbonden verwerkend bedrijf met invoeractiviteiten en één vereniging. Voorts hebben elf belanghebbenden opmerkingen gemaakt in een vrij formaat.

c)   Controlebezoeken

(12)

De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de voorlopige vaststelling van dumping, daardoor veroorzaakte schade en het belang van de Unie nodig achtte, verzameld en gecontroleerd. Krachtens artikel 16 van de basisverordening werden controlebezoeken ter plaatse verricht bij de volgende ondernemingen:

Producenten in de Unie.

Lecta Group/Torraspapel SA, Barcelona, Spanje

Mitsubishi HiTec Paper Europe GmbH, Bielefeld, Duitsland

Papierfabrik August Koehler SE, Oberkirch, Duitsland

Importeur/Gebruiker:

Papiery Powlekane „PASACO” sp. z o.o., Solec Kujawski, Polen

Producenten-exporteurs in de Republiek Korea:

Hansol Group (Hansol Paper en Artone), Seoul, Republiek Korea

Handelaar verbonden met producenten-exporteurs van de Hansol-groep:

Hansol Europe, Hoofddorp, Nederland

Verwerkend bedrijf verbonden met producenten-exporteurs van de Hansol-groep:

Schades, Ripley, Verenigd Koninkrijk

d)   Weergave van gegevens

(13)

Gezien het beperkte aantal belanghebbenden dat gegevens heeft verstrekt, zijn sommige van de onderstaande cijfers in een orde van grootte weergegeven.

1.3.   Onderzoektijdvak en beoordelingsperiode

(14)

Het onderzoek naar dumping en schade had betrekking op de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 („het onderzoektijdvak”). Het onderzoek naar ontwikkelingen die relevant zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 januari 2012 tot het einde van het onderzoektijdvak („de beoordelingsperiode”).

2.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Betrokken product

(15)

Het betrokken product is licht thermisch papier („LWTP”), met een gewicht van 65 gr/m2 of minder; in rollen met een breedte van 20 cm of meer, een gewicht per rol (inclusief papier) van 50 kg of meer en een diameter per rol (inclusief papier) van 40 cm of meer („jumbo rolls”); met of zonder grondlaag op één of beide zijden; bekleed met een warmtegevoelige stof (een mengsel van inkt en een ontwikkelaar die reageren en een beeld vormen bij warmte) op één of beide zijden; met of zonder toplaag, van oorsprong uit de Republiek Korea, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 4809 90 00, ex 4811 90 00, ex 4816 90 00 en ex 4823 90 85 („het betrokken product”).

(16)

LWTP kan worden geproduceerd met verscheidene soorten ontwikkelaars: met ontwikkelaars die bisfenol A en bisfenol S bevatten (fenolhoudend LWTP), of met ontwikkelaars die geen fenol bevatten (fenolvrij LWTP). Beide soorten LWTP zijn voorwerp van dit onderzoek.

(17)

Licht thermisch papier wordt gebruikt in verkooppunttoepassingen zoals de in de detailhandel afgegeven reçu's.

2.2.   Soortgelijk product

(18)

Uit het onderzoek is gebleken dat de volgende producten dezelfde fysische en technische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde basisdoeleinden worden gebruikt:

het betrokken product;

het product dat wordt geproduceerd en verkocht op de binnenlandse markt van de Republiek Korea; en

het product dat door de bedrijfstak van de Unie wordt geproduceerd en verkocht in de Unie.

(19)

De Commissie heeft in dit stadium beslist dat die producten derhalve soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

2.3.   Argumenten betreffende de productomschrijving

(20)

De medewerkende producent-exporteur heeft verzocht om uitsluiting van fenolvrij LWTP van de productomschrijving, op grond dat fenolvrij LWTP noch wordt geproduceerd in noch wordt uitgevoerd vanuit de Republiek Korea en dat het verschilt van fenolhoudend LWTP, wegens de chemische samenstelling, de perceptie van de consument, de productieprocessen, de vormen van eindgebruik en de marktprijs ervan. Dezelfde belanghebbende heeft ook verzocht om uitsluiting van LWTP van minder dan 44 gr/m2.

(21)

In dit verband is uit het onderzoek gebleken dat er verscheidene soorten LWTP bestaan — waaronder die met of zonder fenol en die van minder dan 44 gr/m2 — en dat alle één enkel product vormen, omdat zij soortgelijke basiseigenschappen, soortgelijke productieprocessen en identieke vormen van eindgebruik met elkaar gemeen hebben en zij onderling verwisselbaar zijn vanuit het oogpunt van gebruikers en consumenten. Uit het onderzoek is inderdaad naar voren gekomen dat alle productsoorten bestaan uit een basis van papier met een warmtegevoelige laag, en dat in wezen alle producten voortkomen uit soortgelijke productieprocessen. Voorts hebben alle soorten LWTP soortgelijke eigenschappen en worden zij gebruikt voor het printen met een thermische printer. Derhalve leiden zij vanuit het oogpunt van de gebruiker en de consument alle tot soortgelijke eindresultaten.

(22)

Bovendien moet worden opgemerkt dat het verzoek tot uitsluiting van LWTP van minder dan 44 gr/m2 in elk geval niet met bewijsmateriaal gestaafd was.

(23)

Ofschoon de producent-exporteur heeft aangevoerd dat er mogelijk verschillende percepties bij consumenten zouden bestaan ten aanzien van fenolhoudend versus fenolvrij LWTP, is er geen onderbouwend bewijsmateriaal tot staving van dat argument aangedragen en is uit het onderzoek gebleken dat de overgrote meerderheid van de consumenten zich niet bewust is van de specifieke samenstelling van LWTP en derhalve geen onderscheid tussen fenolhoudend en fenolvrij LWTP maakt. Voorts verschillen de marktprijzen van fenolhoudend LWTP niet aanzienlijk van die van fenolvrij LWTP. Derhalve luidt de voorlopige conclusie dat alle soorten LWTP onderling concurreren, zij het met wat prijsverschillen. De prijsconcurrentie tussen de productsoorten wordt nader uitgewerkt in punt 5.2.4.

(24)

Om bovenstaande redenen kunnen producten van minder dan 44 g/m2 en fenolvrij LWTP in dit stadium niet van de definitie van het soortgelijke product worden uitgesloten. Beide argumenten werden derhalve voorlopig verworpen.

3.   DUMPING

3.1.   Opmerking vooraf

(25)

In het onderzoektijdvak verkocht de Hansol-groep 15 % à 25 % van zijn totale verkoop van het betrokken product in de Unie hetzij rechtstreeks aan niet-verbonden partijen hetzij onrechtstreeks voor wederverkoop via verbonden partijen; het grootste deel van zijn verkopen in de Unie (75 % à 85 %) betrof verkopen aan verbonden partijen bestemd voor verwerking tot kleine rollen. De orden van grootte worden om redenen van vertrouwelijkheid gehanteerd. Met het oog op een representatieve berekening van dumping zijn beide verkoopkanalen in die berekening verwerkt en is daaraan het passende gewicht toegekend.

3.2.   Normale waarde

(26)

Eerst onderzocht de Commissie of de totale binnenlandse verkoop van de medewerkende producenten-exporteurs representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop is representatief als de totale binnenlandse verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt per producent-exporteur tijdens het onderzoektijdvak ten minste 5 % bedroeg van zijn totale naar de Unie verkochte hoeveelheid van het betrokken product. Op basis hiervan was de totale verkoop van het soortgelijke product door de producenten-exporteurs op de binnenlandse markt representatief.

(27)

Vervolgens heeft de Commissie voor de producenten-exporteurs met een representatieve binnenlandse verkoop vastgesteld welke productsoorten die op de binnenlandse markt werden verkocht, identiek waren aan of grote overeenkomsten vertoonden met de naar de Unie uitgevoerde productsoorten.

(28)

Daarna heeft de Commissie onderzocht of de binnenlandse verkoop door de producenten-exporteurs op de binnenlandse markt voor elke productsoort die identiek is aan of vergelijkbaar is met een productsoort die naar de Unie wordt uitgevoerd, representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop van een productsoort is representatief als de totale binnenlandse verkoop van die productsoort aan onafhankelijke afnemers in het onderzoektijdvak ten minste 5 % bedraagt van de totale naar de Unie verkochte hoeveelheid van de identieke of vergelijkbare productsoort. De Commissie stelde vast dat het verkoopvolume voor drie producten lager was dan 5 % van de totale naar de Unie verkochte hoeveelheid. Deze productsoorten werden vergelijkbaar geacht met de productsoorten die op de binnenlandse markt werden verkocht, met als enige verschilpunten het gewicht van het papier en, in één geval, de soort van de gebruikte fenol. Voor deze productsoorten werd de normale waarde door berekening vastgesteld.

(29)

Verder heeft de Commissie voor elke productsoort het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het onderzoektijdvak bepaald om uit te maken of zij de werkelijke binnenlandse verkoop kon gebruiken voor de berekening van de normale waarde, overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening.

(30)

De normale waarde wordt gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs per productsoort, ongeacht of die verkoop winstgevend is, indien:

a)

de verkoop van de productsoort tegen nettoverkoopprijzen die ten minste gelijk zijn aan de berekende productiekosten, meer dan 80 % van de totale verkoop van deze productsoort vertegenwoordigde, en

b)

de gewogen gemiddelde verkoopprijs van die productsoort ten minste gelijk is aan de productiekosten per eenheid.

(31)

In dit geval is de normale waarde het gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkopen van die productsoort in het onderzoektijdvak.

(32)

De normale waarde is gelijk aan de werkelijke binnenlandse prijs per productsoort van uitsluitend de winstgevende binnenlandse verkopen van de productsoorten in het onderzoektijdvak indien:

a)

de winstgevende verkoop van de productsoort 80 % of minder van de totale verkoop van die productsoort bedraagt, of

b)

de gewogen gemiddelde prijs van deze productsoort lager ligt dan de productiekosten per eenheid.

(33)

Uit de analyse van de binnenlandse verkoop bleek dat het grootste deel van de binnenlandse verkoop winstgevend was en dat de gewogen gemiddelde verkoopprijs hoger was dan de productiekosten. Dienovereenkomstig werd de normale waarde berekend als het gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkopen in het onderzoektijdvak.

(34)

Voor de productsoorten waarvoor het soortgelijke product niet of niet voldoende in representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt werd verkocht, heeft de Commissie de normale waarde door berekening vastgesteld overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening.

(35)

De normale waarde werd door berekening vastgesteld door de gemiddelde productiekosten van het soortgelijke product van de medewerkende producenten-exporteurs in het onderzoektijdvak te vermeerderen met:

a)

het gewogen gemiddelde van de verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten („VAA”) die door de medewerkende producenten-exporteurs in verband met de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties in het onderzoektijdvak werden gemaakt, en

b)

de gewogen gemiddelde winst die door de medewerkende producenten-exporteurs op de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product in het kader van normale handelstransacties in het onderzoektijdvak werd gemaakt.

(36)

Voor de productsoorten waarvan de op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheden niet representatief waren, werden de gemiddelde VAA-kosten en de gemiddelde winst op transacties in het kader van normale handelstransacties op de binnenlandse markt bij de normale waarde opgeteld. Voor productsoorten die in het geheel niet waren verkocht op de binnenlandse markt, werden de gewogen gemiddelde VAA-kosten en de gewogen gemiddelde winst op alle transacties in het kader van normale handelstransacties op de binnenlandse markt in de normale waarde opgenomen.

3.3.   Uitvoerprijs

(37)

Zoals in overweging 25 is uiteengezet, bestond de verkoop in de Unie van de Hansol-groep tijdens het onderzoektijdvak uit jumbo rolls verkocht aan niet-verbonden partijen alsmede uit jumbo rolls verkocht aan verbonden partijen voor wederverkoop, maar het grootste deel van de verkoop aan de Unie bestond in verkoop van het betrokken product aan verbonden ondernemingen voor verwerking tot kleine rollen die vervolgens aan niet-verbonden afnemers werden doorverkocht.

(38)

Voor de rechtstreekse verkoop van het betrokken product aan onafhankelijke afnemers in de Unie was de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening de voor het betrokken product met het oog op uitvoer naar de Unie werkelijk betaalde of te betalen prijs.

(39)

Voor de verkoop van het betrokken product naar de Unie via verbonden ondernemingen die optraden als importeur/handelaar en/of als verwerkend bedrijf, werd de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening vastgesteld op basis van de prijs waartegen het ingevoerde of ingevoerde en verwerkte product voor het eerst aan onafhankelijke afnemers in de Unie werd doorverkocht. De verkoopprijs van de verbonden partij voor niet-verbonden afnemers werd terugwerkend gecorrigeerd tot een prijs af fabriek, door aftrek van de VAA-kosten van de verbonden partij, een redelijke winstmarge en andere vergoedingen, waar van toepassing. Indien de verkoop een kleine rol betrof, werden ook de opgegeven en geverifieerde verwerkingskosten in mindering gebracht.

(40)

De Commissie heeft met betrekking tot de gehanteerde winstmarge, in overeenstemming met de vaste rechtspraak van de rechterlijke instanties van de Unie, geen gebruikgemaakt van winstmarges van de verbonden ondernemingen omdat deze onbetrouwbaar worden geacht. Eén niet-verbonden importeur verleende zijn medewerking, maar zijn winstgevendheid was vertrouwelijk en kan niet openbaar worden gemaakt. Bij ontbreken van enige andere informatie werd derhalve een redelijke winstmarge gehanteerd, gebruikt in een eerdere procedure betreffende een ander, door een soortgelijke bedrijfstak vervaardigd papierproduct (gestreken fijn papier) (5). Aangezien beide producten en bedrijfstakken in sterke mate soortgelijk zijn (beide bedrijfstakken zijn kapitaalintensief, en sommige producenten van LWTP produceren tevens gestreken fijn papier), werd deze methode voor de bepaling van een redelijke winstmarge redelijk geacht. De gebruikte winstmarge bedraagt bij ontbreken van enige andere beschikbare informatie 4,5 %.

3.4.   Vergelijking

(41)

De Commissie heeft de normale waarde en de uitvoerprijs van de producenten-exporteurs vergeleken in het stadium af fabriek.

(42)

Waar dat voor een billijke vergelijking gerechtvaardigd was, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en/of de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen.

(43)

Aangezien de herkomst van de voor de productie en verkoop van de kleine rollen gebruikte jumbo rolls niet traceerbaar was, is de uitvoerprijs van de jumbo rolls die aan verbonden partijen waren verkocht voor verwerking tot kleine rollen, vergleken met een normale waarde die was vastgesteld op een geaggregeerd niveau, d.w.z. voor elke productsoort gebaseerd op een gemiddelde binnenlandse verkoopprijs en gemiddelde binnenlandse productiekosten, voor zowel Hansol Paper als Artone.

(44)

De dumpingmarge voor de uitvoerprijzen voor de rechtstreekse verkoop van jumbo rolls aan onafhankelijke partijen en de verkoop van jumbo rolls via verbonden partijen werd vastgesteld door vergelijking van de uitvoerprijs per productsoort van Hansol Paper met de normale waarde per productsoort van Hansol Paper en van de uitvoerprijs per productsoort van Artone met de normale waarde per productsoort van Artone.

3.5.   Dumpingmarge

(45)

De aldus berekende dumpingmarge bedraagt 10 %-15 % voor de verkoop van jumbo rolls die vervolgens worden verwerkt tot kleine rollen voor verkoop aan niet-verbonden partijen, en 0,5 %-5 % voor de verkoop van jumborollen aan niet-verbonden en aan verbonden partijen.

(46)

Zoals uiteengezet in overweging 25, betrof 15 %-25 % van de uitvoer naar de Unie van de Hansol-groep de (rechtstreekse of onrechtstreekse) verkoop van jumbo rolls tijdens het onderzoektijdvak, terwijl de overige verkoop de verkoop aan verbonden partijen betrof van jumbo rolls die werden verwerkt en doorverkocht als kleine rollen. De bovenstaande dumpingmarges zijn dienovereenkomstig gewogen. Dit geschiedde door het aandeel van de verkoop van jumbo rolls voor rechtstreekse of onrechtstreekse verkoop aan niet-verbonden partijen (d.w.z. 15 %-25 %) te koppelen aan de dumpingmarge die voor jumbo rolls was berekend (0,5 %-5 %), en door het aandeel van de verkoop van jumbo rolls aan verbonden partijen voor verwerking tot en daaropvolgende wederverkoop als kleine rollen aan niet-verbonden partijen (dat wil zeggen 75 %-85 %) te koppelen aan de dumpingmarge zoals berekend voor jumbo rolls die tot kleine rollen werden verwerkt (10 %-15 %).

(47)

Voor de medewerkende producenten-exporteurs heeft de Commissie de gewogen gemiddelde normale waarde van elke soort van het soortgelijke product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product, zoals bepaald in artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening.

(48)

Op grond hiervan bedragen de voorlopige gewogen gemiddelde dumpingmarges, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring:

Onderneming

Voorlopige dumpingmarge

Hansol Group (Hansol Paper Co., Ltd en Hansol Artone Paper Co., Ltd) (%)

12,1

Alle andere ondernemingen (%)

12,1

(49)

Voor alle andere producenten-exporteurs in de Republiek Korea heeft de Commissie de dumpingmarge overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening aan de hand van de beschikbare gegevens vastgesteld. Hiertoe heeft de Commissie de mate van medewerking van de producenten-exporteurs bepaald. De mate van medewerking komt overeen met het volume van de uitvoer naar de Unie van de medewerkende producenten-exporteurs, uitgedrukt als percentage van het totale volume van de uitvoer naar de Unie — volgens de invoerstatistieken van Eurostat — van het betrokken land.

(50)

De mate van medewerking is in dit geval hoog, aangezien de invoer van de medewerkende producenten-exporteurs goed was voor de totale uitvoer naar de Unie tijdens het onderzoektijdvak. De Commissie heeft op basis hiervan besloten de residuele dumpingmarge vast te stellen op het niveau van de medewerkende onderneming.

4.   SCHADE

4.1.   Definitie van de bedrijfstak van de Unie en de productie in de Unie

(51)

Het soortgelijke product werd in het onderzoektijdvak vervaardigd door vijf producenten in de Unie. Zij vormen de „bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

(52)

De totale productie in de Unie tijdens het onderzoektijdvak werd vastgesteld op ongeveer 372 645 ton. De Commissie heeft dit cijfer vastgesteld op basis van de door de klager ingediende antwoorden op de vragenlijst, die werden gecontroleerd aan de hand van de individuele antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie. Zoals vermeld in overweging 7, werd een steekproef van drie producenten in de Unie samengesteld die 75 % à 95 % van de totale productie van het soortgelijke product in de Unie vertegenwoordigden.

4.2.   Verbruik in de Unie

(53)

De Commissie heeft het verbruik in de Unie vastgesteld op basis van de verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie door de bedrijfstak van de Unie (bron: door de klager ingediende antwoorden op de vragenlijst en gecontroleerde individuele antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie), de schattingen van de klager van de LWTP-invoer uit de Verenigde Staten van Amerika (Verenigde Staten) en de Volksrepubliek China (China), en de verkoop in de Unie van de producent-exporteur (bron: vragenlijst betreffende dumping).

(54)

Het verbruik in de Unie heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 1

Verbruik in de Unie (ton)

 

2012

2013

2014

Onderzoektijdvak

Totaal verbruik in de Unie

163 000 -168 000

178 000 -183 000

178 000 -183 000

189 000 -194 000

Index

100

109

108

115

Bron: Vragenlijsten betreffende schade en dumping.

(55)

Tijdens de beoordelingsperiode nam het verbruik in de Unie toe met 15 %, voornamelijk in de periode 2012-2013 en nadien in de periode 2014-2015.

4.3.   Invoer uit het betrokken land

4.3.1.   Volume en marktaandeel van de invoer uit het betrokken land

(56)

De Commissie heeft het volume van de invoer vastgesteld op basis van de antwoorden op de vragenlijst van de producent-exporteur. Het marktaandeel van de invoer werd vastgesteld op basis van het verbruik in de Unie (zie overweging 53).

(57)

De invoer in de Unie uit het betrokken land heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 2

Volume (ton) en marktaandeel van de invoer

 

2012

2013

2014

Onderzoektijdvak

Volume van de invoer uit het betrokken land (ton)

1 000 -2 000

12 000 -17 000

19 000 -25 000

23 000 -28 000

Index

100

1 268

1 949

2 279

Marktaandeel (%)

0,7

8,0

12,4

13,6

Index

100

1 169

1 801

1 975

Bron: Vragenlijsten betreffende dumping en schade.

(58)

In 2015 was de invoer uit de Republiek Korea 22,8 keer groter dan in 2012. Het marktaandeel van deze invoer steeg van 0,7 % in 2012 tot 13,6 % in het onderzoektijdvak.

4.3.2.   Prijzen van de invoer uit het betrokken land en prijsonderbieding

(59)

De Commissie heeft de prijzen van de invoer vastgesteld op basis van de antwoorden op de vragenlijst van de producent-exporteur.

(60)

De gemiddelde prijs van de invoer in de Unie uit het betrokken land heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 3

Invoerprijzen (EUR/ton)

 

2012

2013

2014

Onderzoektijdvak

Gemiddelde prijs van de invoer uit Korea

1 400 -1 500

1 450 -1 550

1 300 -1 400

1 200 -1 300

Index

100

103

92

85

Bron: Vragenlijst betreffende dumping.

(61)

De gemiddelde prijs van de invoer in de Unie uit het betrokken land daalde in totaal met 15 %. Er zij op gewezen dat de prijs in 2012 is gebaseerd op een zeer geringe invoer. Er is een duidelijke samenhang in de tijd tussen de toename van het marktaandeel en de prijsdaling.

(62)

De Commissie stelde de prijsonderbieding tijdens het onderzoektijdvak vast aan de hand van een vergelijking van:

a)

de gewogen gemiddelde verkoopprijs per productsoort die door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in rekening werd gebracht aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek; en

b)

de overeenkomstige gewogen gemiddelde invoerprijs per productsoort die door de medewerkende producent werd berekend aan de eerste onafhankelijke afnemer op de markt van de Unie, op cif-basis, met de nodige correcties voor kosten na invoer.

(63)

De Commissie heeft, in overeenstemming met de in overweging 25 uiteengezette methode, gekeken naar de omvang van de verkoop van het betrokken product rechtstreeks aan niet-verbonden partijen en de verkoop aan verbonden partijen in de Unie bestemd voor verwerking tot kleine rollen.

(64)

De prijzen werden vergeleken per productsoort. Voor transacties werden er indien nodig correcties aangebracht. Kortingen en rabatten werden in mindering gebracht. Het resultaat van de vergelijking werd uitgedrukt als percentage van de omzet van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie tijdens het onderzoektijdvak. Daaruit bleek dat de gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge van de invoer uit het betrokken land op de markt van de Unie 8,1 % bedroeg. Onderbieding werd vastgesteld ten aanzien van ongeveer 84 % van de omvang van de invoer.

4.4.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

4.4.1.   Algemene opmerkingen

(65)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Unie een beoordeling van alle economische indicatoren die tijdens de beoordelingsperiode van invloed waren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(66)

Voor de schadevaststelling heeft de Commissie onderscheid gemaakt tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. De Commissie heeft de macro-economische indicatoren beoordeeld op basis van de gegevens die in de antwoorden op de vragenlijst en de latere opmerkingen van de klager waren vervat. De Commissie heeft de micro-economische indicatoren beoordeeld op basis van de gegevens die in de antwoorden op de vragenlijst van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie waren vervat. Beide reeksen gegevens werden representatief geacht voor de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie.

(67)

De macro-economische indicatoren zijn: productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkoopvolume, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping.

(68)

De micro-economische indicatoren zijn: gemiddelde eenheidsprijzen, kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken.

4.4.2.   Macro-economische indicatoren

4.4.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(69)

De totale productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 4

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

2012

2013

2014

Onderzoektijdvak

Productievolume (ton)

376 150

344 525

349 601

372 645

Index

100

92

93

99

Productiecapaciteit (ton)

393 333

404 080

401 142

402 997

Index

100

103

102

102

Bezettingsgraad (%)

96

85

87

92

Index

100

89

91

97

Bron: Vragenlijsten betreffende schade en door de klager verstrekte informatie.

(70)

De productie van het onderzochte product is een grote vastekostenpost. Tijdens de beoordelingsperiode daalde het productievolume van de bedrijfstak van de Unie met één procent. Een lager productieniveau werd in 2013 en 2014 waargenomen, toen één in de steekproef opgenomen producent in de Unie bepaalde moeilijkheden ondervond.

(71)

De totale productiecapaciteit was relatief stabiel. In 2012 was dit cijfer abnormaal laag en het weerspiegelt het feit dat één producent in de Unie de productie van dit product wegens uitzonderlijke omstandigheden tijdelijk staakte. Deze producent was in 2013 normaal actief. Er zij verder op gewezen dat een andere producent in de Unie, de kleinste, de productie van het betrokken product tijdens de beoordelingsperiode geleidelijk heeft afgebouwd.

(72)

De algemene daling van de bezettingsgraad houdt verband met de daling van het productievolume. Zoals wordt toegelicht in overweging 125, houdt de hoge bezettingsgraad in tabel 4 niet in dat de bedrijfstak niet meer kan produceren.

4.4.2.2.   Verkoopvolume en marktaandeel

(73)

Het verkoopvolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 5

Verkoopvolume en marktaandeel

 

2012

2013

2014

Onderzoektijdvak

Verkoopvolume op de markt van de Unie (ton)

159 000 -164 000

160 000 -165 000

153 000 -158 000

160 000 -165 000

Index

100

101

97

101

Marktaandeel (%)

96,9

90,3

86,7

85,1

Index

100

94

90

88

Bron: Vragenlijsten betreffende schade en door de klager verstrekte informatie.

(74)

Het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie nam in de beoordelingsperiode toe met 1 %.

(75)

Tijdens de beoordelingsperiode daalde het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie van 96,9 % naar 85,1 %, aangezien hij niet kon profiteren van het toegenomen verbruik. Om zijn niveau van de verkoop te handhaven en een nog sterkere daling van het marktaandeel te voorkomen, was de bedrijfstak van de Unie gedwongen zijn verkoopprijzen te verlagen als gevolg van de voortdurende prijsdruk die door de betrokken invoer werd uitgeoefend.

4.4.2.3.   Groei

(76)

Het verbruik in de Unie steeg tijdens de beoordelingsperiode met 15 %, terwijl de omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie stagneerde. De bedrijfstak van de Unie heeft dus marktaandeel verloren, in tegenstelling tot de invoer uit het betrokken land, waarvan het marktaandeel tijdens de beoordelingsperiode steeg en goed was voor bijna de gehele stijging van het verbruik.

4.4.2.4.   Werkgelegenheid en productiviteit

(77)

De werkgelegenheid en de productiviteit hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 6

Werkgelegenheid en productiviteit

 

2012

2013

2014

Onderzoektijdvak

Aantal werknemers

851

784

797

842

Index

100

92

94

99

Productiviteit (eenheden per werknemer)

442

439

439

443

Index

100

99

99

100

Bron: Vragenlijsten betreffende schade en door de klager verstrekte informatie.

(78)

Het niveau van de werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie is tijdens de beoordelingsperiode niet aanzienlijk veranderd. Het niveau van de werkgelegenheid volgt nauwlettend de productie. De bedrijfstak van de Unie heeft getracht om banen te behouden ondanks de dalende winstgevendheid.

(79)

De productiviteit van de werknemers van de bedrijfstak van de Unie, uitgedrukt in productie per werknemer per jaar, varieerde niet veel. Het productieproces was reeds aanzienlijk geoptimaliseerd.

4.4.2.5.   Hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

(80)

De dumpingmarge lag aanzienlijk boven de de-minimisdrempel. De gevolgen van de hoogte van de werkelijke dumpingmarge voor de bedrijfstak van de Unie waren niet te verwaarlozen, gezien de toenemende omvang en de dalende prijzen van de invoer uit het betrokken land.

(81)

Dit is het eerste antidumpingonderzoek ten aanzien van het betrokken product. Daarom waren er geen gegevens beschikbaar om de gevolgen van mogelijke dumping in het verleden vast te stellen.

4.4.3.   Micro-economische indicatoren

4.4.3.1.   Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

(82)

De gemiddelde prijzen per eenheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie bij verkoop aan niet-verbonden afnemers in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 7

Verkoopprijzen in de Unie

 

2012

2013

2014

Onderzoektijdvak

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid op de markt van de Unie (EUR/ton)

1 316

1 297

1 181

1 176

Index

100

98

90

89

Productiekosten per eenheid (EUR/ton)

1 177

1 176

1 155

1 215

Index

100

100

98

103

Bron: Vragenlijsten betreffende schade.

(83)

Tijdens de beoordelingsperiode zijn de verkoopprijzen gemiddeld gedaald (– 11 %), in tegenstelling tot de productiekosten (+ 3 %). In het onderzoektijdvak waren de verkoopprijzen gemiddeld lager dan de productiekosten per eenheid.

(84)

Om het verlies aan marktaandeel te beperken, hebben de producenten in de Unie de neerwaartse prijsontwikkeling van de invoer gevolgd en hun verkoopprijzen aanzienlijk verlaagd. De stijging van de productiekosten kan gedeeltelijk worden verklaard door het feit dat de productie van LWTP hoge vaste kosten meebrengt, en doordat daarbij de productie is gedaald (– 3 % voor de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie). De producenten in de Unie hebben de gestegen kosten van grondstoffen die een ongunstige wisselkoers USD/EUR meebracht (papierpulp wordt verhandeld in USD) gedeeltelijk gecompenseerd door andere kosten goed onder controle te houden en kosten te rationaliseren.

4.4.3.2.   Loonkosten

(85)

De gemiddelde loonkosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 8

Gemiddelde loonkosten per werknemer

 

2012

2013

2014

Onderzoektijdvak

Gemiddelde loonkosten per werknemer (EUR)

64 244

63 424

65 919

67 047

Index

100

99

103

104

Bron: Vragenlijsten betreffende schade.

(86)

Tijdens de gehele beoordelingsperiode is het gemiddelde loon per werknemer met 4 % gestegen. Dit is in overeenstemming met de algemene prijsstijging in de EU ten gevolge van inflatie.

4.4.3.3.   Voorraden

(87)

De voorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 9

Voorraden

 

2012

2013

2014

Onderzoektijdvak

Eindvoorraden (ton)

24 000 -29 000

15 000 -20 000

23 000 -28 000

23 000 -28 000

Index

100

65

94

93

Eindvoorraden uitgedrukt als percentage van de productie (%)

7,9

5,9

8,3

7,6

Index

100

74

105

96

Bron: Vragenlijsten betreffende schade.

(88)

In de beoordelingsperiode is het volume van de eindvoorraden met 7 % gedaald. Over het algemeen wordt het soortgelijke product geproduceerd op basis van specifieke bestellingen van de gebruikers. De voorraden worden geen belangrijke schade-indicator voor deze soort bedrijfstak geacht omdat zij over het algemeen op de productie worden afgestemd en niet groter zijn dan de productie van één maand. De eindvoorraden uitgedrukt als percentage van de productie laten een vergelijkbaar percentage zien bij de aanvang en het einde van de beoordelingsperiode.

4.4.3.4.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(89)

De winstgevendheid, de kasstroom, de investeringen en het rendement van de investeringen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 10

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

 

2012

2013

2014

Onderzoektijdvak

Winstgevendheid van de verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers (% van omzet)

13,0

11,5

5,3

– 0,5

Index

100

89

41

– 4

Kasstroom (EUR)

80 000 000 -100 000 000

45 000 000 -65 000 000

10 000 000 -30 000 000

10 000 000 -30 000 000

Index

100

64

19

21

Investeringen (EUR)

1 500 000 -6 500 000

2 000 000 -7 000 000

6 000 000 -11 000 000

4 500 000 -9 000 000

Index

100

116

280

203

Rendement van investeringen (%)

203,93

132,56

58,28

57,17

Index

100

65

29

28

Bron: Vragenlijst betreffende schade.

(90)

De Commissie heeft de winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de aldus gerealiseerde omzet.

(91)

De winstgevendheid heeft zich gedurende de beoordelingsperiode negatief ontwikkeld van winst in 2012 tot verliezen in het onderzoektijdvak (– 0,5 %). Hoewel deze trend deels verband houdt met rationalisering binnen bepaalde producenten in de Unie, kon de bedrijfstak van de Unie door de aanzienlijke druk die door de prijs en het volume van de toenemende invoer uit het betrokken land in de periode 2013-2015 die op hem werd uitgeoefend, niet van het toenemende verbruik in de Unie profiteren.

(92)

De nettokasstroom is het vermogen van de producenten in de Unie om hun activiteiten zelf te financieren. De nettokasstroom vertoonde een sterk neerwaartse trend, vooral als gevolg van de afnemende winstgevendheid.

(93)

Het rendement van investeringen is de winst uitgedrukt als percentage van de nettoboekwaarde van de investeringen. Het daalde (– 72 %), in lijn met de winstgevendheid. Met uitzondering van een specifieke investering ter verbetering van de efficiëntie door één producent in de Unie in de periode 2014-2015, beperkten de in de steekproef opgenomen producenten hun investeringsniveau tot het absoluut noodzakelijke om te blijven functioneren.

(94)

Het vermogen om kapitaal aan te trekken werd beïnvloed door de dalende winstgevendheid, zoals blijkt uit het lage niveau van de investeringen voor dit type bedrijfstak.

4.4.4.   Conclusie inzake schade

(95)

Tijdens de beoordelingsperiode is de schade voor de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijk en duidelijk wanneer wordt gekeken naar prijsgerelateerde schade-indicatoren zoals neerwaartse prijsdruk (– 11 %), dalende winstgevendheid (van + 13 % naar – 0,5 %), kleinere kasstroom en afnemend rendement op nettoactiva. Door de daling van de verkoopprijzen konden concrete maatregelen om de efficiëntie te verbeteren en het streng in de hand houden van de kosten niet voorkomen dat de producenten in de Unie in het onderzoektijdvak verliesgevend werden. Voorts was, wat volumegerelateerde schade-indicatoren betreft, de bedrijfstak van de Unie niet in staat te profiteren van de stijging van het verbruik in de Unie. Het marktaandeel van de producenten in de Unie nam tijdens de beoordelingsperiode immers met 12 procentpunten af.

(96)

Gezien de specifieke kenmerken van dit soort bedrijfstak (kapitaalintensief en voornamelijk non-stop functionerend) lieten volumegerelateerde indicatoren zoals productie of verkoop in absolute termen een vrij stabiele trend zien. Dit dient evenwel te worden gezien in de context van een toenemende vraag, waardoor de situatie in relatieve termen is verslechterd.

(97)

Ondanks concrete maatregelen (zoals ter verdere optimalisering van interne processen) van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode om zijn algemene prestaties te verbeteren, verslechterde zijn situatie aanmerkelijk, met name met betrekking tot winstgevendheid en verlies aan marktaandeel. De moeilijkheden bij het aantrekken van kapitaal hielden bepaalde investeringen tegen.

(98)

Op basis van het bovenstaande is de Commissie in dit stadium tot de conclusie gekomen dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

5.   OORZAKELIJK VERBAND

(99)

Overeenkomstig artikel 3, lid 6, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping uit het betrokken land aanmerkelijke schade heeft geleden. Overeenkomstig artikel 3, lid 7, van de basisverordening heeft de Commissie tevens onderzocht of de bedrijfstak van de Unie in dezelfde periode door andere bekende factoren schade had kunnen lijden. De Commissie heeft zich ervan verzekerd dat eventuele schade die werd veroorzaakt door andere factoren dan de invoer met dumping uit het betrokken land, niet aan de invoer met dumping werd toegeschreven. Deze factoren zijn: de invoer uit andere landen, de gevolgen van de prijzen van fenolvrij LWTP, antidumpingrechten in de VS, de uitvoerprestaties van de producenten in de Unie, de toenemende concurrentie tussen hen onderling, een reeks met kosten verband houdende kwesties, het wereldwijde internet en de toegenomen digitalisering (d.w.z. papierloze betalingen), prijsdruk door grote detailhandelketens en rationalisering binnen de bedrijfstak van de Unie.

5.1.   Gevolgen van de invoer met dumping

(100)

De verkoopprijzen van de producenten-exporteurs zijn in de loop van de beoordelingsperiode gemiddeld met 15 % gedaald. Door tijdens de beoordelingsperiode hun verkoopprijs per eenheid voortdurend tot een dumpingniveau te verlagen, slaagden de producenten uit de betrokken landen erin hun marktaandeel aanzienlijk te vergroten tussen 2012 (0,7 %) en het einde van het onderzoektijdvak (13,6 %).

(101)

De voortdurende toename van de invoer met prijsonderbieding uit de Republiek Korea na de capaciteitsuitbreiding van de producent-exporteur had een duidelijk negatief effect op de prestaties van de bedrijfstak van de Unie. De invoer met dumping dwong de bedrijfstak van de Unie zijn verkoopprijzen in de Unie te verlagen om zijn verlies aan marktaandeel in te dijken, wat zich vertaalde in verliezen in het onderzoektijdvak. Bovendien bleef de omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie stabiel, waaruit blijkt dat de bedrijfstak niet in staat was om te profiteren van de stijging van het verbruik in de Unie, en derhalve zijn marktaandeel met bijna 12 % daalde.

(102)

Daar duidelijk is vastgesteld dat er een tijdsverband bestaat tussen enerzijds de alsmaar toenemende omvang van de invoer met dumping tegen steeds lagere prijzen -waarvan werd vastgesteld dat deze de Unieprijzen onderbood — en anderzijds de stagnatie van het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie, het verlies aan marktaandeel en de neerwaartse prijsdruk, die resulteerden in een verlieslijdende situatie voor de in de steekproef opgenomen producenten, wordt geconcludeerd dat de invoer met dumping de oorzaak was van de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade.

5.2.   Gevolgen van andere factoren

5.2.1.   Invoer uit derde landen

(103)

Het volume van de invoer uit andere derde landen heeft zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 11

Invoer uit derde landen

 

 

2012

2013

2014

Onderzoektijdvak

Totaal van alle derde landen behalve het betrokken land

Volume (ton)

3 500 -5 000

2 000 -3 500

1 500 -3 000

2 000 -3 500

Index

100

75

44

63

Marktaandeel (%)

2,4

1,7

1,0

1,3

Gemiddelde prijs (EUR)

799

631

677

1 147

Index

100

79

85

143

Bron: Vragenlijst betreffende dumping en schattingen van ETPA.

(104)

De invoer uit het betrokken land vertegenwoordigt bijna alle invoer in de Unie. Andere invoer (uit de VS en de VRC) daalde in de beoordelingsperiode met 37 %. Het marktaandeel van deze invoer bedroeg in het onderzoektijdvak 1,3 %, dus minder dan de de-minimisdrempel, en het is niet waarschijnlijk dat hierdoor schade is ontstaan voor de producenten in de Unie en dat hierdoor het oorzakelijk verband wordt verbroken.

5.2.2.   Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie

(105)

Het volume van de uitvoer (niet-verbonden verkoop) van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie heeft zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 12

Uitvoerprestaties van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie

 

2012

2013

2014

Onderzoektijdvak

Volume van de uitvoer (ton)

70 000 -90 000

90 000 -110 000

100 000 -120 000

95 000 -115 000

Index

100

125

135

127

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

1 234

1 177

1 127

1 211

Index

100

95

91

98

Bron: Vragenlijsten betreffende schade.

(106)

Het volume van de uitvoer naar niet-verbonden afnemers steeg met 27 % tijdens de beoordelingsperiode. Wat de prijzen betreft: zij daalden in de beoordelingsperiode (– 2 %), maar minder dan de prijs op de markt van de Unie (– 11 %). Gezien het feit dat de winstgevendheid op de uitvoermarkten, hoewel dalend, beter was dan in de Unie, grepen producenten in de Unie bepaalde kansen in verband met de uitvoer aan om de capaciteit maximaal te benutten en vaste kosten te spreiden.

(107)

Op basis van het bovenstaande is het niet aannemelijk dat de uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie schade hebben veroorzaakt voor producenten in de Unie en dat hierdoor het oorzakelijke verband wordt verbroken.

5.2.3.   Antidumpingrechten in de VS

(108)

De producent-exporteur stelde dat de bedrijfstak van de Unie schade heeft geleden omdat één in de steekproef opgenomen producent geen LWTP kon verkopen in de VS door de hoge antidumpingrechten waarmee dit product te maken had.

(109)

Deze omstandigheden hadden enige gevolgen voor één producent in de Unie wat het productievolume betreft (zie overweging 70). Deze omstandigheden zouden echter niet van invloed zijn op het merendeel van de gegevens betreffende deze producent in de Unie, zoals de winstgevendheid van de verkoop in de Unie en de kasstroom.

(110)

De gevolgen zijn hoe dan ook beperkt wat de bedrijfstak van de Unie als geheel betreft. Daarvoor bestaan er vele redenen. Ten eerste betreft de kwestie slechts één van de producenten in de Unie — opgemerkt zij dat de verkoop naar de VS van de andere twee in de steekproef opgenomen producenten, die niet aan de maatregelen waren onderworpen, toenam. Ten tweede heeft de betrokken producent deels kunnen compenseren door een toename van de uitvoer naar andere markten. Ten slotte heeft de VS de heffing van de betrokken antidumpingrechten in februari 2015 gestaakt. Derhalve zijn de gevolgen in het onderzoektijdvak over het geheel genomen zo goed als non-existent.

(111)

Op basis van het bovenstaande worden de gevolgen van de antidumpingrechten in de VS voor de bedrijfstak van de Unie in zijn geheel bezien niet zodanig significant geacht dat daardoor het oorzakelijke verband wordt verbroken.

5.2.4.   Neerwaartse prijsdruk door fenolvrij LWTP

(112)

De producent-exporteur voerde aan dat de neerwaartse prijsdruk in de Unie niet werd veroorzaakt door invoer uit Korea maar eerder door een prijsverlaging van fenolvrij LWTP, een product dat wordt vervaardigd en verkocht door de bedrijfstak van de Unie, maar dat niet wordt uitgevoerd uit Korea. Deze bewering is gebaseerd op de aankoopprijs van sommige met de producent-exporteur verbonden ondernemingen (aankopen van twee producenten in de Unie).

(113)

In dit verband moet allereerst worden opgemerkt dat, zoals hierboven uiteengezet (zie overweging 20 en volgende), fenolvrij LWTP onderling verwisselbaar is met en concurreert met fenolhoudend LWTP, zodat de prijzen ervan ook kunnen ook worden beïnvloed door de Koreaanse invoer en de totale markt, waar fenolhoudend LWTP het meest voorkomt (84 % van het verbruik in de Unie). Bovendien blijkt uit de gegevens van de bedrijfstak van de Unie dat de verkoopprijzen per eenheid van fenolvrij LWTP in de beoordelingsperiode minder daalden dan de verkoopprijzen per eenheid van fenolhoudend LWTP. In feite is de neerwaartse prijsdruk nog aanzienlijker wanneer de impact van de verkoop van fenolvrij LWTP van de bedrijfstak van de Unie buiten beschouwing wordt gelaten. Bovendien bleek de berekening van de prijsonderbieding op basis van een vergelijking van soortgelijke productsoorten, d.w.z. met uitsluiting van fenolvrije soorten die niet werden ingevoerd, van belang te zijn.

5.2.5.   Andere redenen

(114)

Volgens sommige belanghebbenden hebben de producenten in de Unie geleden onder de toenemende onderlinge concurrentie tussen hen (voor de bezettingsgraad), hoge kosten (als gevolg van een wereldwijde stijging van de grondstoffenprijzen in verband met de wisselkoers USD/EUR en stijgende arbeids- en energiekosten), het wereldwijde internet en de toegenomen digitalisering (d.w.z. meer papierloze betalingen) alsmede de prijsdruk door de grote detailhandelketens (zoals benzinestations en supermarkten). Geen van deze factoren bleek echter het causaal verband tussen de aanmerkelijke schade en de invoer met dumping uit de Republiek Korea te verbreken.

(115)

Er is geen bewijs van mededingingverstorende praktijken. Uit niets in het dossier blijkt dat de mededinging tussen de producenten in de Unie (voor de bezettingsgraad) oneerlijk was.

(116)

Wat betreft het argument inzake hoge kosten zij opgemerkt dat de producenten in de Unie de kosten in de hand hielden gedurende de beoordelingsperiode, aangezien de stijging ervan gering was (+ 3 %). Een dergelijke stijging weerspiegelt mede veranderingen in de prijzen van papierpulp (die ongeveer een derde van de totale LWTP-kosten uitmaken), en de kosten van energie en arbeid, waarbij deze laatste meer in detail zijn geanalyseerd in de overwegingen 85-86.

(117)

Uit het onderzoek is niet gebleken dat het wereldwijde internet en de toegenomen digitalisering (d.w.z. meer papierloze betalingen) een bron van schade voor de bedrijfstak van de Unie zouden kunnen zijn. Integendeel, het verbruik van LWTP in de Unie bleek gestaag toe te nemen.

(118)

Met betrekking tot het argument dat er sprake zou zijn van enige prijsdruk door grote detailhandelketens (zoals benzinestations en supermarkten) hebben de belanghebbenden geen dienovereenkomstig onderbouwend bewijsmateriaal verstrekt en het onderzoek kon dat argument niet bevestigen.

(119)

Verder wordt opgemerkt dat uit het onderzoek bleek dat sommige producenten in de Unie recent herstructureringen en reorganisaties ondergingen om hun concurrentievermogen te verbeteren. Sommige van deze processen zijn nog aan de gang en een aantal van de voorgenomen concrete maatregelen, zoals specifieke investeringen, werden door het effect van de invoer met dumping op de winstgevendheid van deze producenten belemmerd, zodat hun vermogen om kapitaal aan te trekken werd ondermijnd. Derhalve is van deze factor niet gebleken dat het causaal verband tussen de aanmerkelijke schade en de invoer met dumping uit de Republiek Korea erdoor wordt verbroken.

5.3.   Conclusie inzake het oorzakelijk verband

(120)

Op basis van het voorgaande is de Commissie in dit stadium tot de conclusie gekomen dat de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden, werd veroorzaakt door de invoer met dumping uit het betrokken land en dat de andere factoren, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, het oorzakelijke verband niet hebben verbroken.

(121)

De Commissie heeft onderscheid gemaakt tussen en afzonderlijk gekeken naar de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie en de schade veroorzakende gevolgen van de invoer met dumping. De andere in kaart gebrachte factoren, zoals de uitvoerprestaties van de producenten in de Unie, de antidumpingrechten in de VS, hogere kosten en een reeks rationaliseringsprocessen, werden voorlopig niet geacht het oorzakelijk verband te verbreken, ook niet als hun eventuele gecombineerde effect in aanmerking wordt genomen.

6.   BELANG VAN DE UNIE

(122)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of zij duidelijk kon concluderen dat het niet in het belang van de Unie was om in dit geval maatregelen vast te stellen, ondanks de vaststelling van schade veroorzakende dumping. Het belang van de Unie werd vastgesteld aan de hand van een afweging van alle belangen van de betrokkenen, met inbegrip van die van de bedrijfstak van de Unie, de handelaren op verschillende niveaus en de gebruikers.

6.1.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(123)

De bedrijfstak van de Unie bestaat uit vijf producenten in drie lidstaten (Duitsland, Spanje en Finland). Geen van hen heeft tegen de opening van het onderzoek bezwaar gemaakt.

(124)

Alle producenten in de Unie hebben actief deelgenomen aan het onderzoek en aangevoerd dat de instelling van maatregelen het behoud van de werkgelegenheid en grotere investeringen zou kunnen bevorderen, en de dalende trend van de winstgevendheid sinds het actief worden van de Koreaanse exporteur op de EU-markt zou kunnen helpen ombuigen.

(125)

De bedrijfstak van de Unie onderging in het verleden reeds een ingrijpende herstructurering en schenkt voortdurend aandacht aan de verbetering van zijn efficiëntie in het productieproces. Uit de vergelijking van de cijfers van de productieomvang in bovenstaande tabel 4 met het verbruik in de Unie zoals beschreven in de overwegingen 53 tot en met 55, blijkt dat, in tegenstelling tot wat een partij heeft aangevoerd, de bedrijfstak van de Unie aan de vraag in de Unie kan voldoen. De hoge bezettingsgraad die zichtbaar is in tabel 4, betekent niet dat de bedrijfstak van de Unie niet méér kan produceren. Enerzijds hebben de producenten in de Unie een multifunctionele uitrusting met „additionele capaciteit”, te weten capaciteit om de productie naar een ander product om te schakelen. Anderzijds zou de kleinere producent in de Unie die de productie van het product in kwestie geleidelijk aan het afbouwen is, deze keuze kunnen heroverwegen indien er sprake is van een eerlijke mededinging.

(126)

De instelling van maatregelen zal naar verwachting leiden tot het herstel van een gelijk speelveld en een billijke prijs op de markt van de Unie, en tot een verbetering van de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie tot niveaus die voor deze kapitaalintensieve bedrijfstak normaal worden geacht. Bij ontbreken van rechten zouden sommige producenten in de Unie hun LWTP-activiteiten mogelijk moeten verminderen of zelfs staken, en banen moeten afstoten. Dit zou leiden tot minder mededinging op de markt en tot een nog beperkter aanbod voor veel gebruikers.

(127)

Bij ontbreken van maatregelen is een verdere verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Unie zeer waarschijnlijk. Verder verlies aan winst en verlies aan marktaandeel zijn waarschijnlijk, aangezien er geen redenen zijn om aan te nemen dat de neerwaartse prijsdruk zonder maatregelen zal stoppen.

(128)

Derhalve heeft de Commissie in dit stadium geconcludeerd dat de instelling van antidumpingrechten in het belang van de bedrijfstak van de Unie zou zijn.

6.2.   Belang van andere belanghebbenden

(129)

De diensten van de Commissie hebben vragenlijsten gestuurd naar 50 belanghebbenden. Evenwel hebben niet allen van hen de vragenlijst beantwoord: 25 verwerkende bedrijven, handelaren op verschillende niveaus en één vereniging (de „Confederation of European Paper Industries” — „CEPI”) hebben verklaringen ingediend, maar slechts 14 belanghebbenden hebben daadwerkelijk de vragenlijst beantwoord. Deze antwoorden waren echter niet altijd volledig, waarbij een aantal ervan bestond uit loutere beweringen die niet door controleerbare bewijsstukken werden geschraagd.

(130)

Drie van de verwerkende bedrijven die de vragenlijst hebben beantwoord, verklaarden voorstander te zijn van de maatregelen, hoofdzakelijk op grond dat maatregelen eerlijke mededingingsvoorwaarden op de EU-markt zouden herstellen. In termen van het volume van de aankopen van LWTP wordt aan deze verwerkende bedrijven een groter gewicht toegekend dan aan de bedrijven die geen standpunten tot uitdrukking hebben gebracht of bezwaar hebben gemaakt tegen de maatregelen. CEPI was ook voorstander van de maatregelen en voerde aan dat algemene upstream-bedrijfstakken, niet-verbonden verwerkende bedrijven en eindverbruikers nadeel zouden ondervinden door de Koreaanse invoer met dumping.

(131)

De partijen die tegen de instelling van maatregelen zijn, vrezen voor een tekort aan papier en prijsstijgingen, een gebrek aan alternatieve leveringsbronnen, mededingingverstorende praktijken van de producenten in de Unie en, uiteindelijk, het einde van sommige verwerkingsactiviteiten en/of verwerkende bedrijven. Uit het onderzoek is echter gebleken dat er verschillende leveranciers in de Europese Unie zijn, dat aanwijzingen voor mededingingverstorende gedragingen van producenten in de Unie ontbreken, en dat de instelling van maatregelen niet tot aanzienlijke prijsverhogingen zou leiden, tevens gelet op de hoogte van de dumpingmarge.

(132)

Ten slotte heeft zowel de producent-exporteur als de regering van de Republiek Korea aangevoerd dat bij de analyse van het belang van de Unie rekening moet worden gehouden met de investeringen van de Hansol-groep in de Unie in de periode 2013-2016 en het aantal banen dat verband houdt met de verbonden verwerkende bedrijven. Zij hebben echter geen bewijsmateriaal aangedragen dat specifiek op de productie van LWTP betrekking heeft.

(133)

Aangezien de maatregel enkel tot een herstel van eerlijke concurrentie op de markt van de Unie zou leiden, wordt er bovendien van uitgegaan dat antidumpingmaatregelen zullen meebrengen dat de invoer van het betrokken product in de Unie tegen geen schadeveroorzakende prijzen zal plaatsvinden. Dit zou de onafhankelijke verwerkende bedrijven tot voordeel moeten strekken.

(134)

De Commissie heeft in dit stadium derhalve geconcludeerd dat de gevolgen van de antidumpingrechten voor de belanghebbenden die bezwaar hebben tegen maatregelen niet opwegen tegen de positieve gevolgen van maatregelen voor de bedrijfstak van de Unie. Met betrekking tot de belanghebbenden die niet-onderbouwde opmerkingen hebben gemaakt, bleek uit het onderzoek niet dat de instelling van maatregelen voor hen aanzienlijke gevolgen, laat staan überhaupt enig gevolg, zou hebben.

6.3.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(135)

Op basis van het bovenstaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat er geen dwingende redenen zijn om te besluiten dat het niet in het belang van de Unie zou zijn om in dit stadium van het onderzoek maatregelen in te stellen ten aanzien van de invoer van LWTP van oorsprong uit de Republiek Korea.

7.   VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(136)

Gelet op de conclusies van de Commissie inzake dumping, schade, het oorzakelijk verband en het belang van de Unie moeten voorlopige maatregelen worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie nog meer schade lijdt door de invoer met dumping.

7.1.   Schade opheffend prijsniveau (schademarge)

(137)

Om het niveau van de maatregelen te bepalen, heeft de Commissie eerst de hoogte van het recht vastgesteld die nodig is om de schade voor de bedrijfstak van de Unie op te heffen.

(138)

De schade zou worden opgeheven indien de bedrijfstak van de Unie in staat zou zijn om zijn productiekosten te dekken en een winst vóór belasting op de verkoop van het soortgelijke product op de markt van de Unie te behalen die redelijkerwijs door een bedrijfstak van dit type in de sector bij normale concurrentie, namelijk bij afwezigheid van invoer met dumping, kan worden bereikt.

(139)

In de klacht heeft de klager de Commissie verzocht om „ongeveer 10 %” van de omzet als redelijke geen schade veroorzakende winstmarge te hanteren. Uit het onderzoek is gebleken dat de werkelijke winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie voordat de opkomst van de Koreaanse invoer een grote impact had, in 2012 13 % en in 2013 11,5 % bedroeg. Om deze redenen is de Commissie van oordeel dat de winstmarge van de bedrijfstak in het meest recente representatieve jaar, d.w.z. 2013, een geschikte basis vormt voor een streefwinst.

(140)

Op basis hiervan heeft de Commissie voor het soortgelijke product een geen schade veroorzakende prijs berekend voor de bedrijfstak van de Unie door bovengenoemde winstmarge van 11,5 % op te tellen bij de productiekosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie gedurende het onderzoektijdvak.

(141)

De Commissie heeft vervolgens het schade opheffende prijsniveau bepaald aan de hand van een vergelijking van de gewogen gemiddelde invoerprijs van de medewerkende producent-exporteur in het betrokken land, zoals vastgesteld bij de berekening van de prijsonderbieding, met de gewogen gemiddelde, geen schade veroorzakende prijs van het soortgelijke product dat gedurende het onderzoektijdvak door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de markt van de Unie werd verkocht. Als uit deze vergelijking een verschil naar voren kwam, werd dit uitgedrukt als percentage van de gewogen gemiddelde cif-waarde bij invoer. De schademarge werd voorlopig vastgesteld op 35,8 %.

7.2.   Voorlopige maatregelen

(142)

Er moeten voorlopige antidumpingmaatregelen worden ingesteld op de invoer van bepaald licht thermisch papier van oorsprong uit de Republiek Korea, en daarbij moet de regel van het laagste recht van artikel 7, lid 2, van de basisverordening worden gevolgd. De Commissie heeft de schademarges en de dumpingmarges vergeleken. Het bedrag van de rechten moet worden vastgesteld op het niveau van de dumpingmarge, of van de schademarge indien deze lager is, d.w.z op het niveau van de dumpingmarge.

(143)

Gelet op het voorgaande moeten de voorlopige antidumpingrechten, uitgedrukt in cif-prijs grens Unie, vóór inklaring, worden vastgesteld als volgt:

Land

Onderneming

Dumpingmarge

Schademarge

Voorlopig antidumpingrecht

Republiek Korea

Hansol Group (Hansol Paper Co., Ltd en Hansol Artone Paper Co., Ltd) (%)

12,1

35,8

12,1

Alle andere ondernemingen (%)

12,1

35,8

12,1

(144)

Zoals tevens uiteengezet in overweging 50, is de mate van medewerking in dit geval hoog omdat de invoer van de medewerkende producenten-exporteurs de totale uitvoer naar de Unie uitmaakte tijdens het onderzoektijdvak. Derhalve wordt het residuele antidumpingrecht gebaseerd op het niveau van de medewerkende onderneming.

(145)

Een onderneming die haar naam wijzigt, kan verzoeken om toepassing van deze individuele antidumpingrechten. Dit verzoek moet worden ingediend bij de Commissie (6). Het verzoek moet alle relevante informatie bevatten waaruit blijkt dat de wijziging niet van invloed is op het recht van de onderneming om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is. Wanneer de naamswijziging van de onderneming niet van invloed is op haar recht om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is, zal een bericht over de naamswijziging worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

(146)

Om een goede toepassing van het antidumpingrecht te garanderen, moet het voor alle andere ondernemingen vastgestelde antidumpingrecht niet alleen gelden voor de niet-medewerkende producenten-exporteurs in dit onderzoek, maar ook voor de producenten die in het onderzoektijdvak geen producten naar de Unie hebben uitgevoerd.

8.   SLOTBEPALINGEN

(147)

Met het oog op een behoorlijk bestuur nodigt de Commissie de belanghebbenden uit schriftelijk te reageren en/of binnen een vaste termijn een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aan te vragen.

(148)

De bevindingen betreffende de instelling van voorlopige rechten zijn voorlopig en kunnen in het definitieve stadium van het onderzoek worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op bepaald licht thermisch papier, met een gewicht van 65 gr/m2 of minder; in rollen met een breedte van 20 cm of meer, een gewicht per rol (inclusief papier) van 50 kg of meer en een diameter per rol (inclusief papier) van 40 cm of meer („jumbo rolls”); met of zonder grondlaag op één of beide zijden; bekleed met een warmtegevoelige stof op één of beide zijden; en met of zonder toplaag, van oorsprong uit de Republiek Korea, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 4809 90 00, ex 4811 90 00, ex 4816 90 00 en ex 4823 90 85 (Taric-codes 4809900010, 4811900010, 4816900010 en 4823908520).

2.   Het voorlopige antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 genoemde product bedraagt 12,1 %.

3.   Bij het in het vrije verkeer brengen in de Unie van het in lid 1 genoemde product wordt een zekerheid gesteld die gelijk is aan het bedrag van het voorlopige recht.

4.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1.   Binnen 25 kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening kunnen belanghebbenden:

a)

verzoeken om mededeling van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld;

b)

hun schriftelijke opmerkingen indienen bij de Commissie, en

c)

een hoorzitting aanvragen met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures.

2.   Binnen 25 kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening kunnen de partijen als bedoeld in artikel 21, lid 4, van Verordening (EU) 2016/1036 opmerkingen doen toekomen over de toepassing van de voorlopige maatregelen.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1 is gedurende een periode van zes maanden van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 16 november 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

(2)  Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad (PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51) is ingetrokken bij Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad (de „basisverordening”).

(3)  PB C 62 van 18.2.2016, blz. 7.

(4)  Deze informatie is in orden van grootte weergegeven vanwege het risico dat een in de steekproef opgenomen onderneming gegevens van haar concurrenten reconstrueert.

(5)  Overweging 73 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 451/2011 van de Raad (PB L 128 van 14.5.2011, blz. 1).

(6)  Europese Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directoraat H, Wetstraat 170, 1040 Brussel, BELGIË.