23.6.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 165/4


VERORDENING (EU) 2016/1005 VAN DE COMMISSIE

van 22 juni 2016

tot wijziging van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach) wat betreft asbestvezels (chrysotiel)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (1), en met name artikel 68, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Krachtens bijlage XVII, vermelding 6, bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 zijn de vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik van asbestvezels en van voorwerpen en mengsels waaraan deze vezels opzettelijk zijn toegevoegd, verboden.

(2)

De lidstaten zouden volgens die vermelding echter een uitzondering kunnen maken voor het in de handel brengen en het gebruik van diafragma's die chrysotielvezels bevatten voor bestaande elektrolyse-installaties. Dit behelsde ook de mogelijkheid een uitzondering te maken voor het in de handel brengen van chrysotielvezels bestemd voor de vervaardiging of het onderhoud van dergelijke diafragma's en het gebruik van chrysotielvezels voor deze doeleinden.

(3)

Van de vijf elektrolyse-installaties waarvan de lidstaten in 2011 hebben gemeld (2) dat zij er vrijstellingen voor hebben verleend, zijn er slechts twee, in Zweden en Duitsland, nog in bedrijf.

(4)

Op 18 januari 2013 heeft de Europese Commissie, daartoe verplicht bij vermelding 6, punt 1, het Europees Agentschap voor chemische stoffen (hierna „het Agentschap” genoemd) verzocht overeenkomstig artikel 69, lid 1, van de Reach-verordening een bijlage XV-dossier samen te stellen om het in de handel brengen en het gebruik van chrysotiel bevattende diafragma's te verbieden. Op 17 januari 2014 heeft het Agentschap het bijlage XV-dossier afgerond, waarin werd voorgesteld de bestaande beperking te wijzigen door de duur van de door de lidstaten toegekende vrijstellingen voor het in de handel brengen en het gebruik van chrysotiel bevattende diafragma's en uitsluitend voor het onderhoud daarvan gebruikte chrysotielvezels tot 31 december 2025 te beperken en de lidstaten de mogelijkheid te geven een meldingsplicht in te stellen om betere controle en handhaving mogelijk te maken.

(5)

Het dossier werd vervolgens gepubliceerd voor openbare raadpleging en ingediend voor onderzoek door het Comité voor risicobeoordeling (RAC) en het Comité sociaaleconomische analyse (SEAC).

(6)

Op 26 november 2014 heeft het RAC een advies vastgesteld waarin het concludeerde dat in de ene installatie de werknemers niet aan chrysotiel worden blootgesteld en in de andere installatie de blootstelling wordt beperkt dankzij doeltreffende risicobeheersmaatregelen die de potentiële risico's van het gebruik van chrysotiel tot een niveau terugbrengen dat weinig zorgen baart. In hetzelfde advies werd geconcludeerd dat er geen chrysotiel in het milieu terechtkomt en dat onmiddellijke sluiting van de twee installaties daarom verwaarloosbare voordelen voor de gezondheid en het milieu zou opleveren. Voorts was er, gezien de specifieke eigenschappen van de toegepaste procedés en technologie in een van de installaties, geen geschikt alternatief beschikbaar.

(7)

Om de doelstelling van het afbouwen van het gebruik van chrysotiel in de EU te helpen verwezenlijken en om de bestaande vrijstelling duidelijker en transparanter te maken, heeft het RAC ingestemd met de voorgestelde wijziging zoals in het bijlage XV-dossier opgenomen. In het advies werd tevens geconcludeerd dat op het niveau van de Unie actie moet worden ondernomen.

(8)

Op 9 maart 2015 heeft het SEAC een advies vastgesteld waarin het opmerkte dat in één installatie de bestaande asbesthoudende cellen uiterlijk in 2025 ontmanteld zouden worden en dat de exploitant van de andere installatie had aangevoerd dat de lopende tests met chrysotielvrije diafragma's op productieniveau in de huidige installatie uiterlijk in 2025 zouden leiden tot volledige vervanging. Het SEAC concludeerde tevens dat de onmiddellijke sluiting van deze installatie kosten in de vorm van verlies van toegevoegde waarde en werkgelegenheid zou meebrengen, en merkte op dat de exploitant van laatstgenoemde installatie zich ertoe had verbonden de invoer van chrysotiel uiterlijk eind 2017 geheel te beëindigen. Gezien de algemene doelstelling van het afbouwen van het gebruik van chrysotiel in de EU en ter verbetering van de duidelijkheid en transparantie van de bestaande vrijstelling, deed het SEAC de aanbeveling om de duur van de door de lidstaten verleende vrijstellingen voor het in de handel brengen van diafragma's en vezels tot het einde van 2017 te beperken, en concludeerde het dat de voorgestelde wijziging van de bestaande beperking, zoals door het SEAC aangepast, de meest geëigende maatregel op het niveau van de Unie is.

(9)

In Uitvoeringsbesluit 2013/732/EU van de Commissie (3) tot vaststelling van de BBT-conclusies (beste beschikbare technieken) op grond van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad (4) inzake industriële emissies is bepaald dat het gebruik van asbestdiafragma's niet als BBT wordt beschouwd en dat de vergunningsvoorwaarden voor alle in de Unie geëxploiteerde chlooralkali-installaties uiterlijk op 12 december 2017 moeten worden geactualiseerd, zodat die installaties met ingang van die datum niet langer gebruikmaken van asbestdiafragma's. Anders dan voor kwikcellen, die onder geen omstandigheden als BBT worden beschouwd, kunnen de lidstaten echter bepalen dat in specifieke, uitzonderlijke omstandigheden in een bepaalde installatie asbestdiafragma's kunnen worden gebruikt gedurende een duidelijk omschreven langere periode en onder voorwaarden die in overeenstemming zijn met de milieudoelstellingen van de richtlijn inzake industriële emissies, mits de voorwaarden en de duur van dat gebruik op een juridisch bindende manier worden gespecificeerd.

(10)

Sinds de vaststelling van het advies van het SEAC is de exploitant van de installatie waarvoor, uiterlijk in 2025, volledige vervanging is gepland, een bindende overeenkomst aangegaan met de autoriteiten van de betrokken lidstaat met het oog op het waarborgen van de geleidelijke vervanging, vanaf 2014, van chrysotiel bevattende diafragma's door een alternatief materiaal zonder asbest en het verwezenlijken, uiterlijk op 30 juni 2025, van volledige vervanging. Het is daarom passend de geldigheidsduur van de door de lidstaten verleende vrijstelling voor het gebruik van chrysotiel bevattende diafragma's en uitsluitend voor het onderhoud daarvan gebruikte chrysotielvezels tot uiterlijk 30 juni 2025 te beperken.

(11)

Bovendien heeft de exploitant, weliswaar krachtens de bindende overeenkomst, de garantie gegeven de invoer van chrysotielvezels en chrysotiel bevattende diafragma's uiterlijk eind 2017 te zullen beëindigen, maar vervolgens bevestigd de invoer reeds te hebben beëindigd, aangezien hij voldoende chrysotielvezels heeft aangeschaft om de overgang naar een ander materiaal goed te laten verlopen. Het is daarom passend een einde te maken aan de mogelijkheid voor de lidstaten om het in de handel brengen van chrysotiel bevattende diafragma's en uitsluitend voor het onderhoud daarvan gebruikte chrysotielvezels toe te staan.

(12)

Aan de Commissie moet een verslag worden toegezonden waarin de hoeveelheid chrysotiel wordt vermeld die wordt gebruikt in de diafragma's in de installaties waarvoor vrijstellingen gelden. In de wetgeving van de Unie betreffende de bescherming van de gezondheid en veiligheid van werknemers is reeds bepaald dat werkgevers de blootstelling van werknemers aan chrysotielvezels tot een minimum, en in ieder geval tot onder een vastgestelde grenswaarde, moeten beperken. De lidstaten kunnen strengere grenswaarden vaststellen voor deze vezels in de lucht en kunnen de regelmatige meting/monitoring ervan voorschrijven. De resultaten van die meting/monitoring moeten in het verslag worden opgenomen.

(13)

Het Forum voor de uitwisseling van handhavingsinformatie werd geraadpleegd en met de aanbevelingen daarvan is rekening gehouden.

(14)

Verordening (EG) nr. 1907/2006 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(15)

De in deze verordening vervatte bepalingen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 133 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 22 juni 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(2)  Exemptions granted by EU countries and EEA-EFTA States on asbestos contained in articles pursuant to Entry 6 of Annex XVII of Regulation (EC) 1907/2006 (REACH).

http://ec.europa.eu/DocsRoom/documents/13170

(3)  Uitvoeringsbesluit 2013/732/EU van de Commissie van 9 december 2013 tot vaststelling van de BBT-conclusies (beste beschikbare technieken) op grond van Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad inzake industriële emissies voor de productie van chlooralkali (PB L 332 van 11.12.2013, blz. 34).

(4)  Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (geïntegreerde preventie en bestrijding van verontreiniging) (PB L 334 van 17.12.2010, blz. 17).


BIJLAGE

In bijlage XVII, vermelding 6, kolom 2, wordt punt 1 vervangen door:

 

„1.

De vervaardiging, het in de handel brengen en het gebruik van deze vezels en van voorwerpen en mengsels waaraan deze vezels opzettelijk zijn toegevoegd, zijn verboden.

Indien echter voor het gebruik van chrysotiel bevattende diafragma's voor elektrolyse-installaties die op 13 juli 2016 in gebruik waren, vrijstelling was verleend door een lidstaat overeenkomstig de versie van dit punt die tot die datum gold, is de eerste alinea tot 1 juli 2025 niet van toepassing op het gebruik in die installaties van dergelijke diafragma's of uitsluitend voor het onderhoud van dergelijke diafragma's gebruikt chrysotiel, mits dit gebruik plaatsvindt in overeenstemming met de overeenkomstig Richtlijn 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad (*) vastgestelde vergunningsvoorwaarden.

Elke downstreamgebruiker die van een dergelijke vrijstelling gebruikmaakt, moet uiterlijk op 31 januari van ieder kalenderjaar aan de lidstaat op het grondgebied waarvan de betrokken elektrolyse-installatie zich bevindt, een verslag toezenden waarin de hoeveelheid chrysotiel wordt vermeld die op grond van de vrijstelling in diafragma's wordt gebruikt. De lidstaat moet een afschrift daarvan aan de Europese Commissie toezenden.

Wanneer een lidstaat met het oog op de bescherming van de gezondheid en veiligheid van werknemers verlangt dat downstreamgebruikers chrysotiel in de lucht monitoren, moeten de resultaten daarvan in dat verslag worden opgenomen.