26.2.2016 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 50/4 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/262 VAN DE COMMISSIE
van 25 februari 2016
tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op aspartaam van oorsprong uit de Volksrepubliek China
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 7, lid 4,
In overleg met de lidstaten,
Overwegende hetgeen volgt:
1. DE PROCEDURE
1.1. Inleiding
(1) |
Op 30 mei 2015 heeft de Europese Commissie („de Commissie”) een antidumpingonderzoek geopend met betrekking tot de invoer in de Unie van aspartaam van oorsprong uit de Volksrepubliek China („het betrokken land” of „de VRC”). De Commissie heeft het onderzoek geopend op basis van artikel 5 van de basisverordening. Zij heeft daartoe een bericht van inleiding gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (2) („het bericht van inleiding”). |
(2) |
De Commissie heeft het onderzoek geopend naar aanleiding van een klacht die op 16 april 2015 werd ingediend door Ajinomoto Sweeteners Europe SAS („de klager”). De klager is de enige producent van aspartaam in de Unie. De klager vertegenwoordigt dus de totale productie van aspartaam in de Unie. Het bij de klacht gevoegde bewijsmateriaal over dumping en de aanmerkelijke schade als gevolg daarvan werd voldoende geacht om een onderzoek te openen. |
1.2. Belanghebbenden
(3) |
In het bericht van inleiding werden de belanghebbenden uitgenodigd om met de Commissie contact op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie specifiek de klager, de haar bekende producenten-exporteurs, de autoriteiten van de VRC, de haar bekende betrokken importeurs, gebruikers, handelaren en distributeurs in kennis gesteld van de opening van het onderzoek en hen uitgenodigd daaraan mee te werken. |
(4) |
De belanghebbenden zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over de opening van het onderzoek en te verzoeken te worden gehoord door de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures. |
(5) |
Geen van de belanghebbenden heeft in het kader van de opening van het onderzoek een hoorzitting met de diensten van de Commissie en/of met de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures aangevraagd. |
1.3. Producenten in het referentieland
(6) |
In het bericht van opening heeft de Commissie de belanghebbenden ervan op de hoogte gesteld dat zij overwoog Japan of Zuid-Korea als derde land met een markteconomie („referentieland”) te gebruiken in de zin van artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening. Daarom heeft de Commissie producenten in Japan en Zuid-Korea in kennis gesteld van de opening van het onderzoek en hen uitgenodigd deel te nemen. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken en te verzoeken om een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures. |
1.4. Steekproeven
(7) |
In het bericht van inleiding heeft de Commissie verklaard dat zij overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening mogelijk een steekproef van de producenten-exporteurs en importeurs van het betrokken product in de Unie zou samenstellen. |
1.4.1. Steekproef van importeurs
(8) |
Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te kunnen stellen, heeft de Commissie alle bekende importeurs verzocht de in het bericht van inleiding gevraagde informatie te verstrekken. |
(9) |
Geen van de bekende importeurs die door de Commissie zijn benaderd, heeft de voor de samenstelling van een steekproef bestemde vragenlijst in het bericht van inleiding beantwoord. Voor dit onderzoek zijn bijgevolg geen steekproeven samengesteld. |
(10) |
Twee distributeurs, meer bepaald handelaren die enkel aspartaam aankopen en doorverkopen die door de producent in de Unie is geproduceerd, hebben zich kenbaar gemaakt en de vragenlijst beantwoord. |
1.4.2. Steekproef van producenten-exporteurs in de VRC
(11) |
Om te kunnen beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze te kunnen samenstellen, heeft de Commissie alle bekende producenten-exporteurs in de VRC verzocht de in het bericht van inleiding gevraagde informatie te verstrekken. Daarnaast heeft de Commissie de Vertegenwoordiging van de VRC bij de EU verzocht mogelijke andere producenten-exporteurs die geïnteresseerd zouden kunnen zijn in medewerking aan het onderzoek, op te sporen en/of contact met hen op te nemen. |
(12) |
Zes producenten-exporteurs uit het betrokken land hebben de gevraagde informatie verstrekt en ermee ingestemd in een steekproef te worden opgenomen. Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening heeft de Commissie een steekproef van drie producenten-exporteurs samengesteld op basis van het grootste representatieve uitvoervolume naar de Unie dat binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. Op basis hiervan vertegenwoordigen de drie in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs of groepen uit de VRC die instemden met medewerking ongeveer 90 % van de totale invoer van aspartaam van oorsprong uit de VRC. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening werden alle bekende betrokken producenten-exporteurs en de autoriteiten van het betrokken land geraadpleegd over de samenstelling van de steekproef. Er zijn geen opmerkingen ontvangen. |
1.4.3. Individueel onderzoek
(13) |
Drie producenten-exporteurs uit het betrokken land die niet in de steekproef werden opgenomen, hebben om een individueel onderzoek verzocht uit hoofde van artikel 17, lid 3, van de basisverordening en hebben het aanvraagformulier ontvangen. Geen van deze drie producenten-exporteurs heeft het ingevulde formulier echter binnen de vastgestelde termijnen ingediend. De Commissie is derhalve van mening dat de verzoeken om een individueel onderzoek die door de drie niet in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs werden ingediend, niet geldig zijn. |
1.5. Formulieren voor de aanvraag van behandeling als marktgerichte onderneming („BMO”)
(14) |
Voor de toepassing van artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening heeft de Commissie BMO-aanvraagformulieren toegezonden aan de zes medewerkende producenten-exporteurs in het betrokken land die een individuele dumpingmarge wilden aanvragen. Twee van de zes medewerkende producenten-exporteurs hebben een volledig ingevuld BMO-aanvraagformulier ingediend, maar een van hen heeft zijn verzoek vervolgens ingetrokken. |
1.6. Antwoorden op de vragenlijst
(15) |
De Commissie heeft vragenlijsten toegezonden aan de producent in de Unie, aan de medewerkende producenten-exporteurs in het betrokken land, aan één producent in Japan, dat, zoals hieronder uiteengezet in overweging 45, werd gekozen als referentieland, aan de bekende gebruikers en aan de twee distributeurs die zich na de bekendmaking van het bericht van inleiding kenbaar hebben gemaakt. |
(16) |
De vragenlijst is ingevuld teruggestuurd door de producent in de Unie, de drie in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in het betrokken land, één producent in Japan („het referentieland”), twee distributeurs en vijf gebruikers. |
1.7. Controlebezoeken
(17) |
De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de voorlopige vaststelling van dumping, de daardoor veroorzaakte schade en het belang van de Unie nodig achtte, verzameld en gecontroleerd. Krachtens artikel 16 van de basisverordening werden controlebezoeken ter plaatse afgelegd bij de volgende ondernemingen:
|
1.8. Onderzoektijdvak en beoordelingsperiode
(18) |
Het onderzoek naar de dumping en de schade had betrekking op de periode van 1 april 2014 tot en met 31 maart 2015 („het onderzoektijdvak” of „OT”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die van belang zijn voor de schadebeoordeling, had betrekking op de periode van januari 2011 tot het einde van het onderzoektijdvak („de beoordelingsperiode”). |
2. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
2.1. Betrokken product
(19) |
Zoals omschreven in het bericht van inleiding is het betrokken product aspartaam (N-L-α-aspartyl-L-fenylalanine-1-methylester, 3-amino-N-(α-carbomethoxyfenethyl)-succinamidezuur-N-methylester), CAS-nummer 22839-47-0, van oorsprong uit de VRC en aspartaam van oorsprong uit de VRC in preparaten en/of mengsels die eveneens andere zoetstoffen en/of water bevatten, momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 2924 29 98, ex 2106 90 92, ex 2106 90 98, ex 3824 90 92 en ex 3824 90 93. |
(20) |
Aspartaam is een zoetstof die wordt geproduceerd in de vorm van witte, geurloze kristallen van verschillende grootten met een smaakprofiel dat vergelijkbaar is met dat van suiker, maar met een verhoogde zoetkracht en een aanzienlijk lagere calorische waarde. Om die reden wordt aspartaam voornamelijk gebruikt als suikervervanger in de frisdranken-, levensmiddelen- en zuivelindustrie. |
(21) |
Uit het onderzoek is gebleken dat aspartaam bevattende preparaten en/of mengsels van oorsprong uit de VRC niet in de Unie zijn ingevoerd tijdens het onderzoektijdvak. De Commissie concludeerde dan ook dat preparaten en mengsels wegens het ontbreken van de invoer ervan niet in de productomschrijving moeten worden opgenomen. Deze verduidelijking van de productomschrijving heeft geen gevolgen voor de bevindingen inzake dumping, schade, oorzakelijk verband en belang van de Unie. |
(22) |
De omschrijving van het betrokken product moet daarom worden verduidelijkt als enkel betrekking hebbend op aspartaam (N-L-α-aspartyl-L-fenylalanine-1-methylester, 3-amino-N-(α-carbomethoxyfenethyl)-succinamidezuur-N-methylester), CAS-nummer 22839-47-0, van oorsprong uit de VRC, momenteel ingedeeld onder de GN-code ex 2924 29 98 („het betrokken product” of „aspartaam”). |
2.2. Soortgelijk product
(23) |
Uit het onderzoek is gebleken dat de volgende producten dezelfde fysische en chemische basiseigenschappen hebben en voor dezelfde basisdoeleinden worden gebruikt:
De Commissie heeft in dit stadium dan ook geconcludeerd dat die producten soortgelijke producten zijn in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening. |
3. DUMPING
3.1. Normale waarde
3.1.1. Behandeling als marktgerichte onderneming („BMO”)
(24) |
Om de benodigde informatie te verkrijgen om te kunnen bepalen of aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening werd voldaan, heeft de Commissie de producenten-exporteurs gevraagd het BMO-aanvraagformulier in te vullen. Eén in de steekproef opgenomen producent-exporteur heeft om BMO verzocht en het BMO-aanvraagformulier binnen de termijn ingediend. |
(25) |
De Commissie heeft de ingediende informatie ter plaatse bij de onderneming gecontroleerd. |
(26) |
Uit de controle bleek dat de producent-exporteur niet voldeed aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening en derhalve niet in aanmerking kwam voor BMO; meer bepaald werden er tekortkomingen geconstateerd met betrekking tot de criteria 2 en 3. |
(27) |
De Commissie heeft de gedetailleerde bevindingen meegedeeld aan de betrokken producent-exporteur, aan de autoriteiten van het betrokken land en aan de bedrijfstak van de Unie. De onderneming betwistte de bevindingen van de Commissie en heeft haar opmerkingen hierover schriftelijk kenbaar gemaakt. De belangrijkste wezenlijke opmerkingen worden hieronder behandeld. |
(28) |
Met betrekking tot criterium 2 herhaalde de producent-exporteur dat hij over een duidelijke basisboekhouding beschikt die onder controle staat van een onafhankelijke instantie in overeenstemming met de Hongkong Financial Reporting Standards. |
(29) |
Met betrekking tot criterium 3 voerde de producent-exporteur aan dat de voordelen die werden verkregen door preferentiële fiscale behandeling(en), bijdragen of de aankoop van grondgebruiksrechten moeten worden beschouwd als vergelijkbaar met een subsidie en derhalve niet in het kader van een BMO-onderzoek moeten worden beoordeeld. |
(30) |
Daarnaast voerde de producent-exporteur aan dat de huidige beoordeling van de criteria 2 en 3 in tegenspraak is met de conclusie van de twee voorgaande onderzoeken waarin de onderneming om BMO verzocht en er werd geconcludeerd dat aan de criteria 2 en 3 was voldaan. |
(31) |
De Commissie herinnert eraan dat het besluit over BMO onafhankelijk wordt genomen, op basis van de specifieke omstandigheden die relevant zijn voor het onderzoek en aan de hand van de huidige praktijk. Alle onderzoeken moeten geval per geval worden gevoerd. |
(32) |
Wat de beoordeling van preferentiële fiscale behandeling(en) en bijdragen in het kader van criterium 3 betreft, is de Commissie van mening dat de BMO-beoordeling en het antisubsidieonderzoek in doel verschillen, aangezien de BMO-beoordeling vaststelt of een onderneming op marktvoorwaarden opereert, terwijl het antisubsidieonderzoek vaststelt of een onderneming voordeel haalt uit tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies. Deze twee kwesties dienen afzonderlijk te worden behandeld; te meer omdat criterium 3 gaat over de vraag of de productiekosten en financiële situatie van ondernemingen al dan niet onderhevig zijn aan significante verstoringen die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie, en niet over de vraag of een onderneming voordeel haalt uit tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies (3). |
(33) |
Wat betreft de verrekenprijs van de grondgebruiksrechten is de Commissie van mening dat de ontvangen opmerkingen geen invloed hebben op haar conclusie dat het grondgebruiksrecht niet tegen marktprijswaarde werd verkregen. |
(34) |
Voorts heeft de producent-exporteur om een hoorzitting met de raadadviseur-auditeur verzocht. Tijdens deze hoorzitting, die plaatsvond op 6 januari 2016, werd de onderneming in gelegenheid gesteld alle redenen uiteen te zetten op grond waarvan zij van mening is dat zij aan de vereisten van de criteria 2 en 3 van de BMO voldoet. |
(35) |
Na afloop van de hoorzitting werd geconcludeerd dat de indiener van het verzoek er nog steeds niet in geslaagd was aan te tonen dat hij voldoet aan de vereisten van artikel 2, lid 7, onder c), tweede en derde streepje, van de basisverordening. Meer bepaald is de aanvrager er niet in geslaagd aan te tonen dat hij niet onderhevig is aan significante verstoringen die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie. Uit het onderzoek is namelijk gebleken dat de onderneming voordeel heeft gehaald uit preferentiële fiscale regeling(en), bijdragen en preferentiële verrekenprijzen voor grondgebruiksrechten, en derhalve niet voldoet aan de vereisten van criterium 3 van de BMO-beoordeling. |
(36) |
Gezien de ernst van de bevindingen met betrekking tot criterium 3 wordt het niet nodig geacht de tekortkomingen met betrekking tot criterium 2 verder toe te lichten in dit stadium van het onderzoek. |
(37) |
De Commissie heeft de producent-exporteur in kennis gesteld van de definitieve vaststelling inzake BMO. |
3.1.2. Keuze van het referentieland
(38) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening is voor de producenten-exporteurs aan wie geen BMO is toegekend, de normale waarde vastgesteld aan de hand van de prijs of de berekende waarde in een derde land met een markteconomie. Daartoe moest een derde land met een markteconomie worden gekozen („het referentieland”). |
(39) |
In het bericht van inleiding deelde de Commissie de belanghebbenden mee dat zij overwoog Japan of Zuid-Korea als passend referentieland te gebruiken en nodigde zij de belanghebbenden uit om opmerkingen in te dienen. |
(40) |
Er werden opmerkingen ontvangen van de China Chamber of International Commerce, van de China Chamber of Commerce of Metals, Minerals & Chemicals Importers & Exporters, evenals van producenten-exporteurs in de VRC; al deze belanghebbenden vochten het gebruik van Japan als referentieland aan. Er werd aangevoerd dat Zuid-Korea een passender referentieland is, onder meer omdat de binnenlandse markt van Zuid-Korea concurrerender zou zijn dan die van Japan. |
(41) |
Om alle mogelijkheden voor de keuze van een passend referentieland te kunnen onderzoeken, verzocht de Commissie alle bekende niet-verbonden importeurs, de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de VRC, de China Chamber of International Commerce, en de China Chamber of Commerce of Metals, Minerals & Chemicals Importers & Exporters om alle relevante informatie te verstrekken over alle andere mogelijke derde landen met een markteconomie dan Japan en Zuid-Korea. |
(42) |
Op basis van de informatie waarover de Commissie beschikt, werd bevestigd dat aspartaam in een beperkt aantal landen wordt geproduceerd, namelijk in de VRC, in Japan, in Zuid-Korea en in de Unie. |
(43) |
Op basis van de ontvangen opmerkingen nam de Commissie contact op met een producent in Zuid-Korea waarvan bekend is dat hij aspartaam produceert, maar deze wenste niet mee te werken aan het onderzoek. |
(44) |
Er werd contact opgenomen met een Japanse producent, die voorlopig instemde om mee te werken aan het onderzoek. |
(45) |
De Commissie concludeerde in dit stadium dat Japan een passend referentieland is in de zin van artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening. |
3.1.3. Normale waarde (referentieland)
(46) |
Overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening werd de informatie die van de medewerkende producent in het referentieland was ontvangen, gebruikt om de normale waarde vast te stellen voor de producenten-exporteurs aan wie geen BMO was toegekend. |
(47) |
Eerst onderzocht de Commissie of het totale volume van de verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers in Japan representatief was overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening. Hiertoe werd dit totale verkoopvolume vergeleken met het totale volume van het betrokken product dat door elk van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de VRC naar de Unie werd uitgevoerd. Op basis daarvan werd vastgesteld dat het soortgelijke product in representatieve hoeveelheden werd verkocht op de Japanse markt. |
(48) |
Daarnaast stelde de Commissie vast welke door de producent in het referentieland op de binnenlandse markt verkochte productsoorten identiek waren aan of vergelijkbaar waren met de door de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs in de VRC naar de Unie uitgevoerde productsoorten. Het verkoopvolume in Japan werd per productsoort vergeleken met het door elke in de steekproef opgenomen producent-exporteur naar de Unie uitgevoerde volume. Uit deze vergelijking bleek dat alle productsoorten in representatieve hoeveelheden werden verkocht in Japan. |
(49) |
De Commissie heeft daarna met betrekking tot de producent in het referentieland onderzocht of de verkoop op de binnenlandse markt van elke soort van het soortgelijke product kon worden beschouwd als verkoop in het kader van normale handelstransacties overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening. De normale waarde wordt gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs per productsoort, ongeacht of die verkoop winstgevend is, indien meer dan 80 % van de totale verkoop van een productsoort is verkocht tegen een nettoprijs die gelijk was aan of hoger was dan de berekende productiekosten, en de gewogen gemiddelde verkoopprijs van die productsoort ten minste gelijk is aan de productiekosten per eenheid. Voor alle vergeleken productsoorten kan de normale waarde worden gebaseerd op het gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkopen van die productsoort gedurende het onderzoektijdvak. |
(50) |
Uiteindelijk heeft de Commissie de door de VRC naar de Unie uitgevoerde productsoorten die niet in Japan worden verkocht, geïdentificeerd en de normale waarde vastgesteld overeenkomstig artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening. Om de normale waarde van deze soorten te berekenen heeft de Commissie de gemiddelde productiekosten genomen van de meest vergelijkbare productsoorten die door de producent in het referentieland worden geproduceerd, en een redelijk bedrag toegevoegd voor verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (VAA-kosten) en de gewogen gemiddelde winst die door de producent in het referentieland op de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product gedurende het onderzoektijdvak in het kader van normale handelstransacties werd gemaakt. |
3.2. Uitvoerprijs
(51) |
De uitvoer naar de Unie door de drie in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs vond plaats hetzij rechtstreeks naar onafhankelijke afnemers, hetzij via verbonden ondernemingen die optraden als importeur. |
(52) |
In de gevallen waarin de producenten-exporteurs het betrokken product rechtstreeks naar onafhankelijke afnemers in de Unie hadden uitgevoerd, was de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening de voor het betrokken product met het oog op uitvoer naar de Unie werkelijk betaalde of te betalen prijs. |
(53) |
In de gevallen waarin de producenten-exporteurs het betrokken product via als importeur optredende verbonden ondernemingen naar de Unie hadden uitgevoerd, werd de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening vastgesteld op basis van de prijs waartegen het ingevoerde product voor het eerst aan onafhankelijke afnemers in de Unie was doorverkocht. In dit geval zijn correcties toegepast voor alle tussen invoer en doorverkoop gemaakte kosten, met inbegrip van VAA-kosten, en voor een redelijke winstmarge. |
3.3. Vergelijking
(54) |
De Commissie heeft de normale waarde en de uitvoerprijs van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs vergeleken in het stadium af fabriek. |
(55) |
Waar dat voor het verkrijgen van een billijke vergelijking gerechtvaardigd was, heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening op de normale waarde en/of de uitvoerprijs een correctie toegepast voor verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen. |
(56) |
Wat de uitvoerprijzen van de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs betreft, werden correcties toegepast voor vervoer, verzekering, verlading, kredietkosten, bankkosten en commissies. Wat de binnenlandse prijzen van de producent in het referentieland betreft, werden correcties aangebracht voor de kosten voor binnenlands vervoer, kredietkosten en verlading. |
(57) |
Eén exporteur heeft verzocht om correctie van zijn uitvoerprijs door valutaomrekening overeenkomstig artikel 2, lid 10, onder j), van de basisverordening. Deze producent-exporteur heeft termijnovereenkomsten voor de afwikkeling van valutatransacties gesloten om de appreciatie van zijn munteenheid ten aanzien van de valuta die normaliter op de uitvoer worden toegepast, namelijk de euro en de Amerikaanse dollar, te neutraliseren. Uit het onderzoek is echter gebleken dat er geen rechtstreeks verband was tussen valutacontracten en commerciële uitvoercontracten. Derhalve werd het verzoek afgewezen. |
(58) |
Eén in de steekproef opgenomen producent-exporteur in de VRC voerde aan dat een reeks factoren had moeten worden onderzocht om vast te stellen of een correctie gerechtvaardigd was, teneinde een eerlijke vergelijking te kunnen maken tussen de uitvoerprijs van de in de steekproef opgenomen exporteurs in de VRC en de normale waarde die was vastgesteld in Japan. Deze factoren hadden betrekking op het handelsstadium, het verkoopvolume, verschillen in fysieke kwaliteit en merkimago, evenals verschillen in kosten zoals voor onderzoek en ontwikkeling, grondstoffen, vaste kosten en belastingregelingen. |
(59) |
Wat het handelsstadium betreft, werd er geen significant verschil geconstateerd tussen de verkoopstructuur of het type afnemers van de verzoekende producent-exporteur en de producent in het referentieland. Ook tussen de fysieke kenmerken van het soortgelijke product en het betrokken product zijn geen verschillen vastgesteld die een correctie zouden rechtvaardigen. Verder is uit het onderzoek niet gebleken dat het merkimago van de producent in het referentieland de prijzen zodanig beïnvloedt dat dit een correctie zou rechtvaardigen. De verzoekende producent-exporteur heeft hiervoor geen overtuigend bewijs of doorslaggevende elementen verstrekt. |
(60) |
Wat de argumenten aangaande de kosten betreft, heeft het onderzoek bevestigd dat de producent in het referentieland de voorbije jaren is overgestapt op een andere productiemethode. Het onderzoek heeft echter niet bevestigd dat er zich een aanzienlijke stijging van de kosten heeft voorgedaan die te wijten is aan een verschillende productiemethode en een correctie zou rechtvaardigen. |
3.4. Dumpingmarges
(61) |
Voor de in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs heeft de Commissie overeenkomstig artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening, de gewogen gemiddelde normale waarde van elke soort van het soortgelijke product in het referentieland (zie de overwegingen 46 tot en met 50) vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product. |
(62) |
Op basis hiervan bedragen de voorlopige gewogen gemiddelde dumpingmarges, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring:
|
(63) |
Voor de medewerkende producenten-exporteurs die niet in de steekproef zijn opgenomen, heeft de Commissie de gewogen gemiddelde dumpingmarge berekend overeenkomstig artikel 9, lid 6, van de basisverordening. Die marge werd dus vastgesteld op basis van de dumpingmarges die waren vastgesteld voor de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs. |
(64) |
Dit leidt voor de medewerkende producenten-exporteurs die geen deel uitmaken van de steekproef tot een voorlopige dumpingmarge van 262,93 %. |
(65) |
Voor alle andere producenten-exporteurs in het betrokken land heeft de Commissie de dumpingmarge overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening aan de hand van de beschikbare gegevens vastgesteld. Hiertoe heeft de Commissie de mate van medewerking van de producenten-exporteurs bepaald. De mate van medewerking komt overeen met het volume van de uitvoer naar de Unie van de medewerkende producenten-exporteurs, uitgedrukt als percentage van het totale volume van de uitvoer naar de Unie — volgens de invoerstatistieken van Eurostat — van het betrokken land. |
(66) |
De mate van medewerking is hoog, aangezien de invoer van de medewerkende producenten-exporteurs goed was voor ongeveer 90 % van de totale uitvoer naar de Unie tijdens het onderzoektijdvak. Op basis hiervan heeft de Commissie besloten de residuele dumpingmarge vast te stellen op het niveau van de in de steekproef opgenomen producent-exporteur met de hoogste dumpingmarge. |
(67) |
Onderstaande tabel bevat de voorlopige dumpingmarge, uitgedrukt als percentage van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring:
|
4. SCHADE
4.1. Definitie van de bedrijfstak van de Unie en de productie in de Unie
(68) |
Het soortgelijke product werd tijdens het onderzoektijdvak door een producent in de Unie vervaardigd, namelijk Ajinomoto Sweeteners Europe S.A.S („ASE”). Op 15 oktober 2015 is ASE overgenomen door Hyet Holding bv en als gevolg daarvan is de naam van de producent in de Unie veranderd in Hyet Sweet S.A.S („Hyet”). De nieuwe eigenaar heeft bevestigd dat hij het lopende onderzoek volledig steunt. Hyet vormt derhalve de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening. |
(69) |
Daar de bedrijfstak van de Unie uit slechts één producent bestaat, moesten alle cijfers betreffende gevoelige gegevens met het oog op de vertrouwelijkheid in geïndexeerde vorm of als orde van grootte worden gepresenteerd. |
4.2. Verbruik in de Unie
(70) |
Het verbruik in de Unie was gebaseerd op het verkoopvolume van de producent in de Unie en op de invoer uit de VRC. Naast de Unie, de VRC en Japan is Zuid-Korea het enige land waar momenteel aspartaam wordt vervaardigd. De enige producent in de VS trok zich in 2014 terug uit de aspartaammarkt. Uit de beschikbare informatie (4) blijkt dat er tijdens de beoordelingsperiode geen of slechts onbeduidende volumes aspartaam vanuit Japan, Korea of de VS in de Unie zijn ingevoerd. |
(71) |
Aspartaam is momenteel door Eurostat ingedeeld onder verschillende GN-codes die tal van andere chemicaliën bevatten; de gegevens van Eurostat zijn derhalve niet geschikt om de invoervolumes vast te stellen. De klager heeft statistieken verstrekt over de uitvoer uit de VRC naar de Unie tijdens de beoordelingsperiode; deze gegevens zijn verkregen van een in China gevestigd onderzoeksbedrijf genaamd CCM Information science and technology Co., Ltd („CCM”) (5). Deze informatie werd gecontroleerd aan de hand van de Chinese exportdatabank, waarin de relevante gegevens echter niet beschikbaar waren voor de volledige beoordelingsperiode. Aangezien de cijfers van de twee databanken overeenkwamen voor 2013, 2014 en het onderzoektijdvak, werd besloten om de door CCM verstrekte gegevens voor de volledige beoordelingsperiode te gebruiken. |
(72) |
Het aldus berekende verbruik in de Unie ontwikkelde zich als volgt: Tabel 1 Verbruik in de Unie (ton)
|
(73) |
Het verbruik in de Unie is tijdens de beoordelingsperiode met 12 % gedaald. Volgens de marktinformatie die door de klager en de gebruikers werd verstrekt, is dit voornamelijk te wijten aan bezorgdheid over het effect van aspartaam op de gezondheid, waardoor sommige gebruikers zijn overgestapt op andere zoetstoffen zoals acesulfaamkalium („ACE-K”), stevia of sucralose. |
4.3. Invoer uit de VRC
4.3.1. Omvang en marktaandeel van de invoer uit de VRC
(74) |
De invoer in de Unie en het marktaandeel van de Chinese invoer hebben zich als volgt ontwikkeld: Tabel 2 Omvang van invoer (ton) en marktaandeel
|
(75) |
Tijdens de beoordelingsperiode daalde de invoer uit de VRC met 12 %, wat overeenkomt met de daling van het algemene verbruik in de Unie zoals vermeld in overweging 73. Gedurende de beoordelingsperiode bleef het marktaandeel van de Chinese invoer stabiel en vertegenwoordigde het tussen 50 % en 70 % van het verbruik in de Unie. |
4.3.2. Prijzen van de invoer uit de VRC
(76) |
De gemiddelde prijs per ton van de invoer uit de VRC ontwikkelde zich als volgt: Tabel 3 Cif-prijzen van invoer uit de VRC (EUR/ton)
|
(77) |
De gemiddelde prijzen van de invoer uit de VRC zijn in de beoordelingsperiode met 12 % gedaald. |
4.3.3. Prijsonderbieding
(78) |
De Commissie heeft de prijsonderbieding tijdens het onderzoektijdvak vastgesteld aan de hand van een vergelijking van:
|
(79) |
Om de door de bedrijfstak van de Unie verkochte productsoorten voldoende te laten overeenstemmen met de door de Chinese producenten-exporteurs verkochte productsoorten werden de parameters met betrekking tot verpakkingsgrootte en verpakkingstype niet opgenomen in het productcontrolenummer. Het onderzoek heeft bevestigd dat de prijs per ton niet aanzienlijk wordt beïnvloed door deze twee parameters. |
(80) |
De gewogen gemiddelde prijs van de bedrijfstak van de Unie per productsoort werd vergeleken met de hiermee overeenstemmende gemiddelde invoerprijzen van de medewerkende producenten-exporteurs per productsoort. Het resultaat van de vergelijking werd uitgedrukt als een percentage van de omzet van de producent in de Unie tijdens het onderzoektijdvak. De Commissie heeft een gemiddelde prijsonderbiedingsmarge van 21,1 % vastgesteld. |
4.4. Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie
4.4.1. Algemene opmerkingen
(81) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Unie een beoordeling van alle economische indicatoren die tijdens de beoordelingsperiode van invloed waren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie. |
(82) |
In het belang van de geheimhouding van bedrijfsinformatie moet de informatie over de enige producent in de Unie in geïndexeerde vorm worden vermeld. |
4.4.2. Schade-indicatoren
4.4.2.1. Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad
(83) |
De totale productie, productiecapaciteit (7) en bezettingsgraad in de Unie ontwikkelden zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt: Tabel 4 Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad
|
(84) |
Het productievolume van de bedrijfstak van de Unie is tijdens de hele beoordelingsperiode gestaag en sterk gedaald, met 42 %. Vanaf 2013 was de producent in de Unie genoodzaakt de productiefaciliteiten te sluiten voor perioden van twee maanden om kosten te besparen, in plaats van de onderhoudsstops van drie weken, die gewoonlijk om de 18 maanden plaatsvinden. |
(85) |
De productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie is gedurende de hele beoordelingsperiode gelijk gebleven, en bijgevolg is de bezettingsgraad in overeenstemming met het productievolume gedaald. |
4.4.2.2. Verkoopvolume en marktaandeel
(86) |
Het volume van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie en het marktaandeel daarvan hebben zich als volgt ontwikkeld: Tabel 5 Verkoopvolume en marktaandeel
|
(87) |
In de beoordelingsperiode is het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie in totaal met 12 % gedaald. Het verbruik in de Unie is tijdens de beoordelingsperiode met 12 % gedaald. Zoals op te maken valt uit de statistieken is het Chinese verkoopvolume met hetzelfde percentage gedaald (zie overweging 74), wat betekent dat de daling in verkoopvolume, die te wijten was aan het lagere verbruik in de Unie, bij de Chinese producenten en de producent in de Unie op hetzelfde niveau lag (12 % voor allen). |
(88) |
Bijgevolg is het marktaandeel van de producent in de Unie ook gedurende de beoordelingsperiode stabiel gebleven tussen 30 % en 50 %. |
4.4.2.3. Werkgelegenheid
(89) |
De werkgelegenheid, productiviteit en arbeidskosten hebben zich in de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 6 Werkgelegenheid en productiviteit
|
(90) |
Tussen 2011 en het einde van het onderzoektijdvak heeft de bedrijfstak van de Unie zijn personeelsbestand met 7 % ingekrompen en is de productiviteit, gezien de steile daling van de productie zoals beschreven in overweging 84, in totaal met 37 % gedaald. De bedrijfstak van de Unie verklaarde dat het personeelsbestand moeilijk nog meer kan worden ingekrompen gezien het continue productieproces en de toepasselijke ontslagvergoedingen. In elk geval is de bedrijfstak van de Unie erin geslaagd de totale arbeidskosten te beperken door de productie stil te leggen, zodat de gemiddelde arbeidskosten per werknemer relatief stabiel zijn gebleven in de beoordelingsperiode. |
4.4.2.4. Hoogte van dumpingmarge en herstel van eerdere dumping
(91) |
Er was sprake van significante dumpingmarges (zie overweging 67). De gevolgen van de hoogte van de werkelijke dumpingmarges voor de bedrijfstak van de Unie waren aanzienlijk, gezien de omvang en de prijzen van de invoer uit de VRC. |
(92) |
Op aspartaam van oorsprong uit de VRC zijn nog nooit dumpingrechten ingesteld. In 1991 werden antidumpingrechten ingesteld op aspartaam van oorsprong uit Japan en de VS, maar deze zijn reeds lang geleden vervallen. Daarom is de beoordeling van de effecten van vroegere dumping niet van toepassing in dit geval. |
4.4.2.5. Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden
(93) |
De gewogen gemiddelde verkoopprijs per eenheid van de bedrijfstak van de Unie voor niet-verbonden afnemers in de Unie heeft zich als volgt ontwikkeld: Tabel 7 Verkoopprijzen en kosten van de verkochte goederen van de bedrijfstak van de Unie
|
(94) |
De gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie voor het soortgelijke product is in de beoordelingsperiode met 7 % gedaald. De prijsontwikkeling van grondstoffen, zoals gedetailleerd beschreven in overweging 110, biedt een gedeeltelijke verklaring voor deze prijsdaling, maar vormt er niet de enige verklaring voor, zoals verder besproken in deel 5 hieronder. |
(95) |
Wegens de aanzienlijke daling van het productievolume zijn de eenheidskosten van de goederen tijdens de boordelingsperiode met 22 % gestegen. |
4.4.2.6. Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken
(96) |
Tabel 8 hieronder geeft de ontwikkelingen weer op het vlak van winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen van de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode: Tabel 8 Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen
|
(97) |
De Commissie heeft de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de aldus gerealiseerde omzet. Zoals op te maken valt uit de bovenstaande tabel is de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie sterk gedaald tijdens de beoordelingsperiode. De grote variaties in kasstroom hangen nauw samen met de wijzigingen van de voorraden. Wegens de moeilijke financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie zijn de investeringen en het rendement ervan ook aanzienlijk gedaald tijdens de beoordelingsperiode. |
(98) |
De bedrijfstak van de Unie heeft in overeenstemming met de Franse algemeen aanvaarde boekhoudkundige beginselen (9) een aanzienlijke waardevermindering geboekt in het boekjaar 2012 (10). Deze waardevermindering was gebaseerd op een marktprognose en betrof een zeer aanzienlijk bedrag. Voor dit onderzoek werd echter besloten geen rekening te houden met deze uitzonderlijke boeking teneinde een vervormde weergave van de ontwikkelingen te vermijden. |
4.4.2.7. Voorraden
(99) |
De voorraden van de bedrijfstak van de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 9 Voorraden
|
(100) |
Hoewel de eindvoorraden in de beoordelingsperiode zijn gedaald omdat de productiefaciliteiten zoals uiteengezet in overweging 84 om kostenbesparingsredenen voor langere tijd zijn stilgelegd, zijn de voorraden als percentage van de productie aanzienlijk gestegen in vergelijking met de productie. |
4.4.3. Conclusie inzake schade
(101) |
Uit het onderzoek is gebleken dat nagenoeg alle economische indicatoren, met uitzondering van het marktaandeel, dat stabiel bleef, er tijdens de beoordelingsperiode op achteruit zijn gegaan. |
(102) |
Voor de volgende economische indicatoren werden sterk negatieve ontwikkelingen waargenomen: productievolume, bezettingsgraad, verkoopvolume en prijzen op de markt van de Unie, kasstroom, investeringen, werkgelegenheid en productiviteit. Wegens het gecombineerde effect van de gedaalde productie, met een stijging van de eenheidsprijzen van verkochte goederen en een daling van de verkoopprijzen tot gevolg, is de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode sterk gedaald. Al deze ontwikkelingen wijzen duidelijk op een schade veroorzakende situatie. |
(103) |
Eén belanghebbende voerde aan dat de farmaceutische en de levensmiddelenindustrie twee afzonderlijke markten zijn en dat de industrietak in de Unie geen schade ondervindt wat de verkoop aan de farmaceutische industrie betreft, en dat het onderzoek derhalve moet worden beperkt tot aspartaam voor de levensmiddelen- en drankensector. Deze belanghebbende voerde ook aan dat, aangezien hij niet met de bedrijfstak van de Unie concurreert op de farmaceutische markt, de bedrijfstak van de Unie niet kan beweren dat hij schade heeft geleden wat de verkoop aan de farmaceutische industrie betreft. |
(104) |
In antwoord op dit argument wordt erop gewezen dat uit het onderzoek is gebleken dat de Chinese exporteurs alle soorten van het betrokken product kunnen produceren, met inbegrip van de soorten die bestemd zijn voor afnemers in de farmaceutische sector. Voorlopig blijft het aspartaamverbruik in de farmaceutische sector echter zeer beperkt en hebben de Chinese exporteurs deze markt (nog) niet kunnen betreden. Het is belangrijk erop te wijzen dat de schade voor de bedrijfstak van de Unie zonder de winstgevendere verkoop op de farmaceutische markt nog groter zou zijn geweest. |
(105) |
Nog belangrijker is dat het onderzoek heeft bevestigd dat de aspartaam die verkocht wordt op de farmaceutische en op de levensmiddelenmarkt dezelfde fysieke, technische en chemische eigenschappen deelt en derhalve als hetzelfde product wordt beschouwd. Om die reden is het niet gegrond om aspartaam die voor de farmaceutische sector is bestemd, uit te sluiten. De verschillen in prijs, die vooral te wijten zijn aan strengere certificerings- en controleprocessen en striktere vereisten voor productie, worden in aanmerking genomen in het productcontrolenummer, dat een onderscheid maakt tussen aspartaam voor de farmaceutische sector en voor de levensmiddelensector. Dit onderscheid zorgt ervoor dat enkel identieke productsoorten worden vergeleken en in rekening worden genomen bij de berekening van de dumping en van de schade. Op grond hiervan moest dit argument worden afgewezen. |
(106) |
Op grond van al het voorgaande heeft de Commissie geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening. |
5. OORZAKELIJK VERBAND
(107) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 6, van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping uit het betrokken land aanmerkelijke schade heeft geleden. Overeenkomstig artikel 3, lid 7, van de basisverordening heeft de Commissie ook onderzocht of de bedrijfstak van de Unie in dezelfde periode door andere bekende factoren schade had kunnen lijden. De Commissie heeft zich ervan verzekerd dat eventuele schade die werd veroorzaakt door andere factoren dan de invoer met dumping uit het betrokken land, niet aan de invoer met dumping werd toegeschreven. |
5.1. Gevolgen van de invoer met dumping
(108) |
Er was sprake van significante dumpingmarges (zie overweging 67). De prijsonderbiedingsmarge voor dezelfde periode was ook zeer hoog en bedroeg 21,1 % zoals vermeld in overweging 80. |
(109) |
Bovendien bleek uit het onderzoek dat de Chinese prijzen al in 2011 lager waren dan die van de bedrijfstak van de Unie en tijdens de beoordelingsperiode met nog eens 12 % waren gedaald. Gezien de prijsdruk die werd uitgeoefend door de Chinese producenten-exporteurs werd de bedrijfstak van de Unie verplicht zijn prijzen te verlagen en kon deze vanaf 2013, met name tijdens het onderzoektijdvak, niet langer verkopen tegen prijzen waarmee de volledige kosten gedekt konden worden. |
(110) |
Om het prijsbeleid van de Chinese producenten-exporteurs verder te analyseren, werd in het kader van dit onderzoek de ontwikkeling van de belangrijkste grondstofprijzen onderzocht. Aspartaam wordt vervaardigd door twee aminozuren (L-asparaginezuur en L-fenylalanine) met elkaar te vermengen in min of meer gelijke hoeveelheden. Samen vertegenwoordigen deze twee aminozuren ongeveer 25 % van de totale productiekosten. De prijzen van deze twee grondstoffen zijn tijdens de beoordelingsperiode met respectievelijk + 3,5 % en – 27 % geëvolueerd. Dit houdt in dat de prijsontwikkeling van de grondstofprijzen in het beste geval slechts een vermindering van de productiekosten of de prijzen van aspartaam met 3 % kan verklaren, terwijl de prijzen van de invoer uit de VRC met 12 % zijn gedaald. Dit bevestigt de argumenten van de bedrijfstak van de Unie dat de Chinese producenten-exporteurs een tamelijk agressief prijsbeleid hanteerden op de markt van de Unie. |
(111) |
Uit het onderzoek bleek ook dat Chinese producten massaal aanwezig zijn op de markt van de Unie. Hoewel het volume van de Chinese producten niet steeg tijdens de beoordelingsperiode en in plaats daarvan de dalende verbruikstrend volgde, bleef het marktaandeel ervan stabiel en lag het aanzienlijk hoger dan dat van de bedrijfstak in de Unie gedurende de beoordelingsperiode. |
(112) |
Gezien de grote volumes laaggeprijsde invoer met dumping slaagde de bedrijfstak van de Unie er niet in om zijn prijzen te verhogen of zelfs te handhaven om de volledige productiekosten te dekken. De bedrijfstak van de Unie lijdt sinds 2013 verlies vanwege de noodzaak zijn prijzen tijdens de beoordelingsperiode verder te verlagen met 7 % om zijn afnemers te behouden en de productie in stand te houden. Zoals uiteengezet in de overwegingen 108 tot en met 110 was deze prijsdaling aanzienlijker dan kon worden verklaard door de ontwikkeling van de grondstofprijzen. |
(113) |
De Commissie concludeert hier dan ook uit dat de bedrijfstak van de Unie als gevolg van de invoer met dumping aanmerkelijke schade in de zin van artikel 3, lid 6, van de basisverordening heeft geleden. |
5.2. Gevolgen van andere factoren
5.2.1. Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie
(114) |
De omvang en de gemiddelde prijs van de uitvoer door de bedrijfstak van de Unie naar niet-verbonden afnemers hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld: Tabel 10 Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie
|
(115) |
Het uitvoervolume van de bedrijfstak van de Unie is tijdens de beoordelingsperiode sterk gedaald, namelijk met 66 %, en ook de gemiddelde prijzen daalden, met 7 %. Uit het onderzoek bleek dat dit negatieve gevolgen had voor het productievolume (overweging 84) en vervolgens ook voor de kosten van de verkochte goederen (overweging 94). Bijgevolg wordt geconcludeerd dat de slechte prestaties op de uitvoermarkten ook hebben bijgedragen tot de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade. |
(116) |
Op zich volstond de daling van de uitvoervolumes en -prijzen niet om het niveau en de intensiteit te verklaren van de totale schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden. Het is belangrijk te benadrukken dat de bedrijfstak van de Unie gedwongen werd om zijn prijzen op de markt van de Unie te blijven verlagen ondanks de verslechterende kostenstructuur als gevolg van de permanente en intensieve prijsdruk die door de Chinese producenten-exporteurs werd uitgeoefend op de markt van de Unie, zoals is uiteengezet in 5.1. |
(117) |
Uit het onderzoek is ook naar voren gekomen dat het aandeel van de uitgevoerde productie tijdens het onderzoektijdvak aanzienlijk kleiner was dan het aandeel van de op de markt van de Unie verkochte productie. |
(118) |
Daaruit wordt afgeleid dat de daling in uitvoervolumes en -prijzen van de bedrijfstak van de Unie het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping uit de VRC en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade niet heeft verbroken. |
5.2.2. Invoer uit andere landen
(119) |
Zoals reeds vermeld in overweging 70 wordt aspartaam momenteel enkel geproduceerd in Japan, de VRC, Zuid-Korea en in de Unie. De VS hadden een productie-installatie, maar deze heeft haar activiteiten stopgezet in 2014. Volgens de beschikbare informatie is Zuid-Korea zijn productievolumes eveneens aan het afbouwen. Nog belangrijker is dat de beschikbare informatie (11) suggereert dat gedurende de beoordelingsperiode, met uitzondering van de producenten uit de VRC, andere producenten niets of enkel verwaarloosbare hoeveelheden in de Unie hebben ingevoerd. |
(120) |
Op grond hiervan wordt geconcludeerd dat de invoer uit derde landen geen enkele invloed heeft gehad op de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade en derhalve het oorzakelijk verband tussen de invoer uit de VRC en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade niet kon verbreken. |
5.2.3. Verbruik in de Unie
(121) |
Het verbruik in de Unie is tijdens de beoordelingsperiode met 12 % gedaald. Zoals weergegeven in tabellen 2 en 5 is het marktaandeel van de Chinese producenten-exporteurs en de bedrijfstak van de Unie stabiel gebleven gedurende de beoordelingsperiode, aangezien beide partijen dezelfde daling in verkoopvolume hebben opgetekend (elk met 12 %). |
(122) |
In elk geval wordt geacht dat de daling in verbruik in de Unie niet zo wezenlijk was als de verliezen in de productie en niet toereikend om de omvang van de door de producent in de Unie geleden schade te verklaren. Er wordt aan herinnerd dat de verkoopprijzen met 7 % zijn gedaald en dat het verlies in productievolume heeft geleid tot hogere kosten en een zeer negatieve winstgevendheid tijdens het onderzoektijdvak. Daaruit wordt afgeleid dat de daling in verbruik in de Unie een negatief effect heeft gehad op de bedrijfstak in de Unie maar niet van dien aard was dat het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping uit de VRC en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade erdoor werd verbroken. |
5.2.4. Andere door de belanghebbende partijen aangevoerde factoren
(123) |
Een belanghebbende partij voerde aan dat de producent in de Unie merkproducten verkoopt, in tegenstelling tot de Chinese producenten, die merkloze producten verkopen. Volgens deze partij vallen merkproducten meer op en hebben zij daardoor meer te lijden onder de negatieve mediacampagnes die mogelijke problemen voor de gezondheid vermelden en is dat de reden voor de daling van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie. |
(124) |
Deze bewering is hoogst speculatief en wordt niet door bewijsmateriaal gestaafd. Aspartaam wordt niet als merkproduct verkocht aan eindgebruikers, maar aan grote ondernemingen die hoofdzakelijk actief zijn in de levensmiddelen- en drankensector. Het onderzoek heeft bevestigd dat de aspartaam die wordt verkocht door de bedrijfstak van de Unie en de uit de VRC ingevoerde aspartaam volledig identiek zijn wat hun fysische en chemische eigenschappen betreft en zodra het certificeringsproces is voltooid, maken de gebruikers geen onderscheid meer tussen beide bronnen. Daarom moet dit argument worden afgewezen. |
(125) |
Deze belanghebbende partij voerde ook aan dat de kosten van de bedrijfstak van de Unie vervormd worden door aankopen van een van de grondstoffen bij een verbonden onderneming. Het onderzoek heeft echter vastgesteld dat de verbonden onderneming de grondstoffen tegen dezelfde marktconforme prijzen aan de bedrijfstak van de Unie verkocht als aan andere derde niet-verbonden partijen. Derhalve wordt de bewering dat de kosten van de bedrijfstak van de Unie vervormd zijn niet bevestigd door de bevindingen van het onderzoek. |
(126) |
Een andere belanghebbende partij betwistte het oorzakelijk verband op basis van het argument dat de achteruitgang van de bedrijfstak van de Unie niet samenviel met een stijging in het volume van invoer met dumping uit de VRC. |
(127) |
Zoals is uiteengezet in de overwegingen 108 en 113, werd de schade veroorzaakt door het gecombineerde effect van enerzijds het aanzienlijke marktaandeel van de Chinese invoer en anderzijds de lage en dalende prijzen van deze invoer. Dit argument wordt bijgevolg afgewezen. |
5.2.5. Conclusie inzake oorzakelijk verband
(128) |
Het onderzoek heeft aangetoond dat de aanhoudende prijsdruk van de Chinese invoer in combinatie met de sterke aanwezigheid op de markt van de Unie aanmerkelijke schade berokkend heeft aan de bedrijfstak van de Unie. De reeds lagere prijzen van de Chinese invoer zijn met nog eens 12 % gedaald tijdens de beoordelingsperiode en deze prijsdaling kan slechts in geringe mate worden verklaard door de ontwikkelingen van de grondstofprijzen. |
(129) |
Zoals in hoofdstuk 4 beschreven, wijzen de meeste indicatoren in het kader van dit onderzoek duidelijk op schade. De aanhoudende en agressieve door de VRC uitgeoefende prijsdruk dwong de bedrijfstak van de Unie ertoe zijn prijzen te doen zakken tot onder de totale productiekosten en aanzienlijke verliezen te incasseren, met name tijdens het onderzoektijdvak. |
(130) |
De Commissie heeft de effecten van alle bekende factoren die een negatief effect kunnen hebben op de toestand van de bedrijfstak van de Unie zorgvuldig overwogen en geconcludeerd dat zij ofwel geen schade hebben berokkend (uitvoer van derde landen, merkproducten versus merkloze producten, grondstofaankopen bij een verbonden partij) ofwel een beperkt effect hadden en niet van dien aard waren dat het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade erdoor wordt verbroken (daling van het verbruik in de Unie en de uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie). |
(131) |
Bijgevolg wordt geconcludeerd dat de invoer met dumping uit de VRC aanmerkelijke schade heeft veroorzaakt voor de bedrijfstak in de Unie en dat dit oorzakelijke verband tussen de invoer met dumping uit de VRC en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade door geen van de andere factoren werd verbroken. |
6. BELANG VAN DE UNIE
(132) |
Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of kon worden geconcludeerd dat het niet in het belang van de Unie was om in dit geval maatregelen te nemen, ondanks de vaststelling van schade veroorzakende dumping. Het belang van de Unie is vastgesteld aan de hand van een afweging van alle betrokken belangen, waaronder die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers. |
6.1. Belang van de bedrijfstak van de Unie
(133) |
Uit het onderzoek is gebleken dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden als gevolg van de invoer met dumping uit de VRC. Nagenoeg alle schade-indicatoren vertoonden tijdens de beoordelingsperiode een negatieve ontwikkeling, met name het productievolume, het verkoopvolume, de verkoopprijzen en de werkgelegenheid. Er werd ook een neerwaartse ontwikkeling vastgesteld voor indicatoren met betrekking tot de financiële prestaties, zoals de winstgevendheid, de kasstroom en het rendement van investeringen. |
(134) |
Na het instellen van maatregelen zal de bedrijfstak van de Unie naar verwachting zijn producten en verkoopvolume kunnen opvoeren in een markt met doeltreffende concurrentie. De prijzen van exporteurs uit de VRC zouden moeten stijgen waardoor de bedrijfstak van de Unie voor een deel zal worden bevrijd van de zware prijsdruk die deze exporteurs momenteel op de markt van de Unie uitoefenen. |
(135) |
Als er geen maatregelen worden genomen, lijkt een verdere verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Unie zeer waarschijnlijk. Er zal dan naar alle waarschijnlijkheid nog meer verkoopvolume en marktaandeel verloren gaan als gevolg van de aanzienlijke prijsdruk van de laaggeprijsde invoer met dumping. Dit zal de bedrijfstak van de Unie ertoe dwingen om zijn prijzen nog verder te verlagen en de productie van aspartaam op de middellange termijn volledig te staken, met het verlies van werkgelegenheid in de Unie als gevolg. |
(136) |
Derhalve heeft de Commissie in dit stadium geconcludeerd dat de instelling van antidumpingrechten in het belang van de bedrijfstak van de Unie is. |
6.2. Belang van de niet-verbonden importeurs en distributeurs
(137) |
Twee distributeurs die aspartaam uitsluitend aankopen bij de bedrijfstak van de Unie, hebben aan het onderzoek meegewerkt en hebben hun steun voor de maatregelen uitgedrukt, aangezien zij volledig afhankelijk zijn van de productie en verkoop van de bedrijfstak van de Unie. |
(138) |
Geen van de bekende importeurs heeft aan dit onderzoek meegewerkt door te antwoorden op een vragenlijst of door schriftelijke opmerkingen in te dienen. Volgens marktinformatie die van de bedrijfstak van de Unie werd verkregen en volgens een recent onderzoek naar een vergelijkbaar product (12) beschikken importeurs doorgaans over een vrij ruim productassortiment, waarvan aspartaam slechts één product is. In elk geval wordt ervan uitgegaan dat, aangezien de maatregelen de invoer van aspartaam uit de VRC niet zouden verbieden, maar enkel de eerlijke concurrentie op de markt van de Unie zouden herstellen, zij de importeurs er niet van zullen weerhouden het betrokken product op de markt van de Unie te blijven verkopen. |
(139) |
Op basis van de beschikbare informatie wordt derhalve geacht dat het instellen van maatregelen niet tegen het belang van de distributeurs en de importeurs op de markt van de Unie zou indruisen. |
6.3. Belang van de gebruikers
(140) |
De Commissie heeft bij de opening van het onderzoek contact opgenomen met alle bekende gebruikers van aspartaam. Vijf gebruikers hebben aan het onderzoek meegewerkt door de vragenlijst te beantwoorden. Deze gebruikers vertegenwoordigen 5,4 % van het verbruik in de Unie. Drie van hen hebben aspartaam uitsluitend bij de bedrijfstak van de Unie aangekocht en hebben verklaard dat zij ofwel neutraal ofwel voorstander zijn van het instellen van maatregelen. |
(141) |
De twee gebruikers die aspartaam uit de VRC aankochten, hebben samen minder dan 10 % van de Chinese invoer tijdens het onderzoektijdvak aangekocht. Uit controle van hun gegevens trad naar voren dat het aandeel dat aspartaam in hun productiekosten vertegenwoordigt minder dan 3 % bedraagt en dat beide ondernemingen winstgevend waren tijdens het onderzoektijdvak. Het effect van de maatregelen op de totale kosten zou een stijging van ten hoogste 1,5 % bedragen. |
(142) |
Op basis van deze informatie wordt geconcludeerd dat de instelling van antidumpingrechten hun totale productiekosten niet aanzienlijk zou verhogen en dat zij in elk geval over enige marge beschikken om deze extra kosten op te vangen. |
(143) |
Eén van de gebruikers heeft gewezen op het belang van het hebben van meer dan één leverancier, en dus van de mogelijkheid om aspartaam aan te kopen via alternatieve bronnen. Het doel van antidumpingmaatregelen is niet om de markt van de Unie af te schermen voor importeurs van aspartaam van oorsprong uit de VRC, maar om een daadwerkelijke mededinging te herstellen tussen de verschillende leveranciers en deelnemers die aanwezig zijn in die markt. Zoals aangegeven in overweging 135 zal het niet instellen van maatregelen waarschijnlijk leiden tot de teloorgang van de bedrijfstak van de Unie en zo het wereldwijd reeds lage aantal aspartaamproducenten verkleinen en het nog moeilijker maken om aspartaam aan te kopen bij meer dan één leverancier. De Commissie is dan ook tot de conclusie gekomen dat de maatregelen de noodzaak van de gebruikers om over twee leveranciers te beschikken niet in gevaar zouden brengen. |
6.4. Conclusie inzake het belang van de Unie
(144) |
Door de instelling van antidumpingmaatregelen zal de bedrijfstak van de Unie naar verwachting op de markt kunnen blijven en vervolgens zijn situatie kunnen verbeteren. De kans is groot dat, als geen maatregelen worden genomen, de bedrijfstak van de Unie zal moeten overwegen zich op de middellange termijn uit de aspartaamactiviteiten terug te trekken, met banenverlies als onvermijdelijk gevolg. Er werden geen dwingende redenen vanuit het standpunt van de importeurs of gebruikers gevonden die tegen de instelling van de maatregelen kunnen worden opgeworpen. |
(145) |
Op basis van het bovenstaande is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de maatregelen ten aanzien van de invoer van aspartaam van oorsprong uit de VRC in het algemene belang van de Unie zijn en dat er geen dwingende redenen tegen de instelling ervan kunnen worden opgeworpen. |
7. VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN
(146) |
Gelet op de conclusies van de Commissie inzake dumping, schade, oorzakelijk verband en belang van de Unie, moeten voorlopige maatregelen worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie nog meer schade lijdt door de invoer met dumping. |
7.1. Schade opheffend prijsniveau (schademarge)
(147) |
Om het niveau van de maatregelen te bepalen, heeft de Commissie eerst het schade opheffende prijsniveau vastgesteld dat nodig is om de schade voor de bedrijfstak van de Unie op te heffen. |
(148) |
De schade zou worden opgeheven als de bedrijfstak van de Unie in staat zou zijn om zijn productiekosten te dekken en op de verkoop van het soortgelijke product op de markt van de Unie een winst vóór belasting te behalen die redelijkerwijs door een bedrijfstak van dit type in de sector bij normale concurrentie, dat wil zeggen zonder dat er sprake is van invoer met dumping, kan worden bereikt. |
(149) |
Om deze redenen en bij gebrek aan andere redelijke keuzes heeft de Commissie het gemiddelde gebruikt van de winstmarges die werden behaald in 2011 en 2012, de eerste twee jaar van de beoordelingsperiode (tussen 5 % en 10 %). De reden daarvoor was dat de winst op de verkoop in de Unie in 2011 werd verkregen bij een hoge bezettingsgraad en bijgevolg ook relatief lage productiekosten per eenheid. In 2012 is de situatie wegens de daling van de verkoop en de productie achteruitgegaan, wat leidde tot hogere productiekosten per eenheid, die op hun beurt een negatief effect hadden op de winstgevendheid. Er wordt geacht dat het gemiddelde van de in 2011 en 2012 opgetekende winstmarges overeenkomt met wat de bedrijfstak van de Unie in normale marktomstandigheden en bij een daadwerkelijke mededinging kan behalen. |
(150) |
Op basis hiervan berekende de Commissie per productcontrolenummer een geen schade veroorzakende prijs van het soortgelijke product voor de bedrijfstak van de Unie door het werkelijke verlies tijdens het onderzoektijdvak te vervangen door de hierboven vermelde streefwinstmarge. |
(151) |
De Commissie bepaalde vervolgens het schade opheffende prijsniveau aan de hand van een vergelijking op PCN-basis van de gewogen gemiddelde invoerprijs van de in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs in de VRC, zoals vastgesteld bij de berekening van de prijsonderbieding, met de gewogen gemiddelde, geen schade veroorzakende prijs van het soortgelijke product dat gedurende het onderzoektijdvak door de producent in de Unie op de markt van de Unie werd verkocht. Als uit deze vergelijking een verschil naar voren kwam, werd dit uitgedrukt als percentage van de gewogen gemiddelde cif-waarden bij invoer. De gemiddelde schademarge per producent-exporteur werd verkregen door de som van de op het niveau van de productcontrolenummers vastgestelde verschillen uit te drukken als een percentage van hun totale cif-waarde. |
(152) |
Het schade opheffende prijsniveau voor „andere medewerkende ondernemingen” en voor „alle andere ondernemingen” wordt op dezelfde manier vastgesteld als de dumpingmarge voor deze ondernemingen (zie overwegingen 63 tot en met 67). |
7.2. Voorlopige maatregelen
(153) |
Er moeten voorlopige antidumpingmaatregelen worden ingesteld op aspartaam van oorsprong uit de VRC, in overeenstemming met de regel van het laagste recht uit artikel 7, lid 2, van de basisverordening. De Commissie heeft de schademarges en de dumpingmarges vergeleken. Het bedrag van de rechten moet worden vastgesteld op het niveau van de laagste van deze marges. |
(154) |
Gelet op het voorgaande zijn de voorlopige antidumpingrechten, uitgedrukt in cif-prijs grens Unie, vóór inklaring, als volgt:
|
(155) |
De bij deze verordening voor de afzonderlijke ondernemingen vastgestelde individuele antidumpingrechten zijn gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Zij weerspiegelen dan ook de situatie die bij het onderzoek voor die ondernemingen werd geconstateerd. Deze rechten gelden (in tegenstelling tot het voor het hele land geldende recht dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”) uitsluitend voor de invoer van het betrokken product van oorsprong uit het betrokken land dat vervaardigd is door de genoemde juridische entiteiten. Op de invoer van het betrokken product dat is vervaardigd door andere ondernemingen die in het dispositief van deze verordening niet specifiek worden genoemd, met inbegrip van entiteiten die met de specifiek genoemde ondernemingen zijn verbonden, is het recht van toepassing dat voor „alle andere ondernemingen” geldt. Zij mogen niet worden onderworpen aan de individuele antidumpingrechten. |
(156) |
Een onderneming die haar naam wijzigt, kan verzoeken om toepassing van deze individuele antidumpingrechten. Dit verzoek moet worden ingediend bij de Commissie (13). Het verzoek moet alle relevante informatie bevatten waaruit blijkt dat de wijziging niet van invloed is op het recht van de onderneming om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is. Als de naamswijziging van de onderneming niet van invloed is op haar recht om in aanmerking te komen voor het recht dat op haar van toepassing is, zal een bericht over de naamswijziging worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. |
(157) |
Om een goede toepassing van het antidumpingrecht te garanderen, moet het voor alle andere ondernemingen vastgestelde antidumpingrecht niet alleen gelden voor de niet-medewerkende producenten-exporteurs in dit onderzoek, maar ook voor de producenten die in het onderzoektijdvak geen producten naar de Unie hebben uitgevoerd. |
8. SLOTBEPALINGEN
(158) |
Gelet op de beginselen van behoorlijk bestuur kunnen de belanghebbenden schriftelijke opmerkingen indienen en/of vragen binnen een vaste termijn te worden gehoord door de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures. |
(159) |
De bevindingen betreffende de instelling van voorlopige rechten zijn voorlopig en kunnen in het definitieve stadium van het onderzoek worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op aspartaam (N-L-α-aspartyl-L-fenylalanine-1-methylester, 3-amino-N-(α-carbomethoxyfenethyl)-succinamidezuur-N-methylester), CAS-nummer 22839-47-0, van oorsprong uit de Volksrepubliek China, momenteel ingedeeld onder de GN-code ex 2924 29 98 (Taric-code 2924299805).
2. De voorlopige antidumpingrechten die van toepassing zijn op het in lid 1 omschreven en door de hieronder vermelde ondernemingen vervaardigde product, zijn als volgt:
Onderneming |
Voorlopige dumpingrechten |
Aanvullende Taric-code |
||||
Changmao Biochemical Engineering Co., Ltd |
55,4 % |
C067 |
||||
Sinosweet-groep:
|
59,4 % |
C068 |
||||
Niutang-groep:
|
59,1 % |
C069 |
||||
Niet in de steekproef opgenomen ondernemingen: |
||||||
Shaoxing Marina Biotechnology Co., Ltd, Shaoxing, provincie Zhejiang, VRC |
58,8 % |
C070 |
||||
Changzhou Guanghui Biotechnology Co., Ltd, Chunjiang, Changzhou, provincie Jiangsu, VRC |
58,8 % |
C071 |
||||
Vitasweet Jiangsu Co., Ltd, Liyang, Changzhou, provincie Jiangsu, VRC. |
58,8 % |
C072 |
||||
Alle andere ondernemingen |
59,4 % |
C999 |
3. Bij het in het vrije verkeer brengen in de Unie van het in lid 1 genoemde product wordt een zekerheid gesteld die gelijk is aan het bedrag van het voorlopige recht.
4. Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
Artikel 2
1. Binnen 25 kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening kunnen belanghebbenden:
a) |
verzoeken om mededeling van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld; |
b) |
hun schriftelijke opmerkingen indienen bij de Commissie; alsmede |
c) |
een hoorzitting aanvragen met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur in handelsprocedures. |
2. Binnen 25 kalenderdagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening kunnen de partijen als bedoeld in artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 opmerkingen doen toekomen over de toepassing van de voorlopige maatregelen.
Artikel 3
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Artikel 1 is gedurende een periode van zes maanden van toepassing.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 25 februari 2016.
Voor de Commissie
De voorzitter
Jean-Claude JUNCKER
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.
(2) Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van aspartaam van oorsprong uit de Volksrepubliek China en van aspartaam van oorsprong uit de Volksrepubliek China in bepaalde preparaten en/of mengsels (PB C 177 van 30.5.2015, blz. 6).
(3) Zie het arrest van het Gerecht van 11 september 2014 in zaak T-443/11, Gold East Paper (Jiangsu) Co. Ltd en Gold Huasheng Paper (Suzhou Industrial Park) Co. Ltd/Raad van de Europese Unie.
(4) Klacht, antwoorden van de producent in de Unie, de gebruikers en de producent in het referentieland op de vragenlijst.
(5) CCM Information Science & Technology Co., Ltd, is een onderzoeksbedrijf dat diensten verleent op het gebied van marktinformatie, gegevensverkenning, gegevensonderzoek en consulting. Het bedrijf maakt databanken aan, verstrekt marktverslagen, handelsanalyses, verspreidt nieuwsletters, voert invoer- en uitvoeranalyses uit en stelt prijsmonitoringverslagen op. Het levert diensten aan sectoren als de landbouwsector, de chemiesector, de levensmiddelensector, de geneesmiddelensector, de grafische en verpakkingssector en de energiesector. www.cnchemicals.com
(6) Absolute cijfers verstrekken samen met een vermelding van het marktaandeel van de Chinese invoer zou de verkoopcijfers van de enige producent in de Unie onthullen.
Bron: Gegevens verstrekt door de bedrijfstak van de Unie, door CCM en uit de Chinese exportdatabank.
(7) De productiecapaciteit werd vastgesteld op basis van een continue productie (zeven dagen per week en de klok rond) met een onderhoudsstop van 21 dagen om de 18 maanden.
(8) De uitzonderlijke bezettingsgraad van 105 % in 2011 werd verkregen doordat de productie in dat kalenderjaar wegens het grote verkoopvolume nooit is stilgelegd (Unie en uitvoer samen).
Bron: Gegevens verstrekt door bedrijfstak van de Unie.
(9) Algemeen aanvaarde boekhoudkundige beginselen.
(10) De bedrijfstak van de Unie bereidt haar boekhouding voor op basis van boekjaren. Onder boekjaar 2012 wordt de periode van april 2012 tot en met maart 2013 verstaan.
(11) Klacht, antwoorden van de producent in de Unie, de gebruikers en de producent in het referentieland op de vragenlijst.
(12) Uitvoeringsverordening (EU) 2015/1963 van de Commissie van 30 oktober 2015 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige antidumpingrecht op acesulfaamkalium van oorsprong uit de Volksrepubliek China (PB L 287 van 31.10.2015, blz. 52).
(13) Europese Commissie, directoraat-generaal Handel, directoraat H, Wetstraat 170, 1040 Brussel, België.