2.2.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 26/9


VERORDENING (EU) 2016/95 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 20 januari 2016

tot intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 82, lid 1, artikel 83, lid 1, artikel 87, lid 2, en artikel 88, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het transparanter maken van het Unierecht is een essentieel onderdeel van de strategie voor beter wetgeven die de instellingen van de Unie ten uitvoer leggen. In dat verband is het passend om handelingen die geen enkel doel meer dienen, in te trekken.

(2)

Een aantal op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken vastgestelde handelingen zijn achterhaald, omdat de inhoud ervan in latere handelingen is opgenomen.

(3)

Bij Gemeenschappelijk Optreden 96/610/JBZ van de Raad (2) werd een repertorium voor specifieke bekwaamheden, vaardigheden en expertise op het gebied van terrorismebestrijding aangelegd om deze algemener en makkelijker toegankelijk te maken voor instanties in alle lidstaten. Dat gemeenschappelijk optreden is achterhaald door de inwerkingtreding van Besluit 2009/371/JBZ van de Raad (3), waarbij Europol is belast met de ondersteuning en de versterking van de onderlinge samenwerking tussen de rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten bij de voorkoming en bestrijding van terrorisme en andere vormen van ernstige criminaliteit, en van Besluit 2008/615/JBZ van de Raad (4), waarbij een nieuw kader is ingevoerd voor grensoverschrijdende samenwerking ter bestrijding van terrorisme.

(4)

Gemeenschappelijk Optreden 96/699/JBZ van de Raad (5) wees de Europol-Drugseenheid aan als de instantie waaraan door de lidstaten informatie over chemische descriptie moest worden doorgegeven. Dat gemeenschappelijk optreden is achterhaald door de inwerkingtreding van Besluit 2009/371/JBZ.

(5)

Gemeenschappelijk Optreden 96/747/JBZ van de Raad (6) had tot doel een nauwere samenwerking tussen de rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten tot stand te brengen door een repertorium voor specialistische bekwaamheden, vaardigheden en expertise aan te leggen. Dat gemeenschappelijk optreden is achterhaald omdat Europol bij Besluit 2009/371/JBZ is belast met het ontwikkelen van deskundigheid op het gebied van de opsporingsmethoden van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en met het verlenen van advies bij onderzoeken.

(6)

Gemeenschappelijk Optreden 96/750/JBZ van de Raad (7) had tot doel de samenwerking van de betrokken autoriteiten van de lidstaten in de strijd tegen drugsverslaving te verbeteren en de lidstaten op te roepen hun wetgeving onderling aan te passen met het oog op een grotere verenigbaarheid, voor zover dit nodig was om illegale drugshandel in de Unie te voorkomen en te bestrijden. Dat gemeenschappelijk optreden is achterhaald door de inwerkingtreding van de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie, vastgesteld bij Akte 2000/C-197/01 van de Raad (8) en van Kaderbesluit 2004/757/JBZ van de Raad (9).

(7)

Bij Gemeenschappelijk Optreden 97/339/JBZ van de Raad (10) werd samenwerking en verplichte gegevensuitwisseling tussen lidstaten mogelijk gemaakt met betrekking tot grootschalige evenementen waaraan grote aantallen mensen uit meerdere lidstaten deelnemen; deze samenwerking en gegevensuitwisseling hebben tot doel de openbare orde te handhaven, de mensen en hun eigendommen te beschermen en strafbare feiten te voorkomen. Dat gemeenschappelijk optreden is achterhaald door de inwerkingtreding van Besluiten 2008/615/JBZ, 2002/348/JBZ (11) en 2007/412/JBZ (12) van de Raad waarbij in nieuwe regels voor de uitwisseling van persoonsgegevens en andere dan persoonsgegevens is voorzien en waarbij andere vormen van samenwerking voor het handhaven van de openbare orde en veiligheid bij grote evenementen zijn ingevoerd.

(8)

Gemeenschappelijk Optreden 97/372/JBZ van de Raad (13) had tot doel de uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen douaneautoriteiten en andere rechtshandhavingsinstanties over met name drugs te bevorderen. Dat gemeenschappelijk optreden is achterhaald door de inwerkingtreding van Akte 98/C-24/01 van de Raad (14) tot vaststelling van de Overeenkomst inzake wederzijdse bijstand en samenwerking tussen de douaneadministraties waarbij gedetailleerde regels werden ingevoerd inzake de wederzijdse bijstand en samenwerking tussen de lidstaten bij het voorkomen en opsporen van inbreuken op de nationale douanevoorschriften, en van Besluit 2009/917/JBZ van de Raad (15) waarbij een douane-informatiesysteem (DIS) is ingevoerd om de doeltreffendheid van de samenwerkings- en controleprocedures van de douaneautoriteiten te verhogen, en van Besluit 2009/371/JBZ waarbij Europol is belast met de taken ter ondersteuning van douanesamenwerking.

(9)

De Overeenkomst van 17 juni 1998 betreffende ontzegging van de rijbevoegdheid, als vastgesteld bij Akte 98/C-216/01 van de Raad (16), is door slechts zeven lidstaten geratificeerd en is nooit in werking getreden. Van deze zeven lidstaten legden bovendien alleen Ierland en het Verenigd Koninkrijk een verklaring overeenkomstig artikel 15, lid 4, van die overeenkomst af, zodat de overeenkomst tussen deze lidstaten van toepassing kon zijn voordat zij in alle lidstaten in werking zou treden. Na de kennisgeving door het Verenigd Koninkrijk op 24 juli 2013, overeenkomstig artikel 10, lid 4, eerste alinea, eerste zin, van Protocol nr. 36 betreffende de overgangsbepalingen, zijn die akte van de Raad en die overeenkomst met ingang van 1 december 2014 echter niet langer van toepassing op het Verenigd Koninkrijk, uit hoofde van artikel 10, lid 4, eerste alinea, tweede zin, van dat Protocol. Aangezien die instrumenten tussen geen van de lidstaten nog toepasselijk zijn, zijn zij niet langer relevant in het acquis van de Unie en moeten zij worden ingetrokken.

(10)

Gemeenschappelijk Optreden 98/427/JBZ van de Raad (17) voorzag in een systeem voor de uitwisseling van goede praktijken tussen de lidstaten voor de uitvoering van verzoeken om rechtshulp in strafzaken. Dat gemeenschappelijk optreden is achterhaald door de inwerkingtreding van de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten.

(11)

Kaderbesluit 2008/978/JBZ van de Raad (18) betreffende het Europees bewijsverkrijgingsbevel (EBB) is vervangen door Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad (19) betreffende het Europees onderzoeksbevel (EOB), omdat het toepassingsgebied van het EBB te beperkt was. Aangezien het EOB tussen 26 lidstaten van toepassing zal zijn en het EBB alleen van toepassing zal blijven tussen de twee lidstaten die niet aan het EOB deelnemen, heeft het EBB bijgevolg zijn nut als instrument voor samenwerking in strafzaken verloren en moet het worden ingetrokken.

(12)

Ter wille van de rechtszekerheid en de duidelijkheid moeten die achterhaalde gemeenschappelijke optredens, die overeenkomst, die akte van de Raad en dat kaderbesluit worden ingetrokken.

(13)

Hoewel artikel 83, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet in de vaststelling van richtlijnen, is de keuze voor een verordening als instrument voor de intrekking van Gemeenschappelijk Optreden 96/750/JBZ en Kaderbesluit 2008/978/JBZ passend, omdat deze verordening geen minimumvoorschriften vaststelt voor de definitie van strafbare feiten en sancties, maar enkel achterhaalde handelingen intrekt zonder deze door nieuwe handelingen te vervangen.

(14)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het intrekken van bepaalde achterhaalde Uniehandelingen op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken.

(15)

Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat is gehecht aan het VEU en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening; deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(16)

Overeenkomstig artikel 3 en artikel 4 bis, lid 1, van het aan het VEU en het VWEU gehechte Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, heeft Ierland kennis gegeven van zijn wens deel te nemen aan de vaststelling en toepassing van deze verordening.

(17)

Na de kennisgeving door het Verenigd Koninkrijk op 24 juli 2013 overeenkomstig artikel 10, lid 4, eerste alinea, eerste zin, van Protocol nr. 36 betreffende de overgangsbepalingen, zijn de Gemeenschappelijke Optredens 96/610/JBZ, 96/699/JBZ, 96/747/JBZ, 96/750/JBZ, 97/339/JBZ, 97/372/JBZ en 98/427/JBZ, en Akte 98/C-216/01 van de Raad met ingang van 1 december 2014 niet langer van toepassing op het Verenigd Koninkrijk, uit hoofde van artikel 10, lid 4, eerste alinea, tweede zin, van dat protocol. Het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van deze verordening en deze is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat. Overeenkomstig artikel 10, lid 4, eerste alinea, derde zin, van dat protocol is Kaderbesluit 2008/978/JBZ, als vervangen door Richtlijn 2014/41/EU, evenwel van toepassing gebleven in het Verenigd Koninkrijk. Overeenkomstig artikel 3 en artikel 4 bis, lid 1, van het aan het VEU en het VWEU gehechte Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht heeft het Verenigd Koninkrijk derhalve kennis gegeven van zijn wens deel te nemen aan de vaststelling en toepassing van deze verordening,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Intrekking van achterhaalde handelingen

De volgende handelingen worden ingetrokken:

Gemeenschappelijk Optreden 96/610/JBZ (repertorium voor bekwaamheden op het gebied van de terrorismebestrijding),

Gemeenschappelijk Optreden 96/699/JBZ (chemische descriptie van drugs),

Gemeenschappelijk Optreden 96/747/JBZ (repertorium voor bekwaamheden op het gebied van de bestrijding van de internationale georganiseerde criminaliteit),

Gemeenschappelijk Optreden 96/750/JBZ (bestrijding van drugsverslaving en ter voorkoming en bestrijding van de illegale drugshandel),

Gemeenschappelijk Optreden 97/339/JBZ (samenwerking op het terrein van openbare orde en veiligheid),

Gemeenschappelijk Optreden 97/372/JBZ (samenwerking tussen de douaneautoriteiten),

Akte 98/C-216/01 en Overeenkomst van 17 juni 1998 (ontzegging van de rijbevoegdheid),

Gemeenschappelijk Optreden 98/427/JBZ (goede praktijken bij wederzijdse rechtshulp in strafzaken), en

Kaderbesluit 2008/978/JBZ (Europees bewijsverkrijgingsbevel).

Artikel 2

Overgangsbepaling

Uit hoofde van Kaderbesluit 2008/978/JBZ ten uitvoer gelegde Europese bewijsverkrijgingsbevelen blijven onder dat kaderbesluit vallen tot de betrokken strafrechtelijke procedure met een onherroepelijke beslissing is afgesloten.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Straatsburg, 20 januari 2016.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

A.G. KOENDERS


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 24 november 2015 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 14 december 2015.

(2)  Gemeenschappelijk Optreden 96/610/JBZ van 15 oktober 1996 aangenomen door de Raad op basis van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake het aanleggen en bijhouden van een repertorium voor specifieke bekwaamheden, vaardigheden en expertise op het gebied van terrorismebestrijding teneinde de samenwerking bij de terrorismebestrijding tussen de lidstaten van de Europese Unie te vergemakkelijken (PB L 273 van 25.10.1996, blz. 1).

(3)  Besluit 2009/371/JBZ van de Raad van 6 april 2009 tot oprichting van de Europese politiedienst (Europol) (PB L 121 van 15.5.2009, blz. 37).

(4)  Besluit 2008/615/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit (PB L 210 van 6.8.2008, blz. 1).

(5)  Gemeenschappelijk Optreden 96/699/JBZ van 29 november 1996 door de Raad aangenomen op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake de uitwisseling van informatie over de chemische descriptie van drugs met het oog op de vergemakkelijking van een betere samenwerking tussen de lidstaten bij de bestrijding van de illegale drugshandel (PB L 322 van 12.12.1996, blz. 5).

(6)  Gemeenschappelijk Optreden 96/747/JBZ van 29 november 1996 door de Raad aangenomen op basis van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake het aanleggen en bijhouden van een repertorium voor specialistische bekwaamheden, vaardigheden en expertise op het gebied van de bestrijding van de internationale georganiseerde criminaliteit teneinde de samenwerking tussen de lidstaten van de Europese Unie op het gebied van wetshandhaving te vergemakkelijken (PB L 342 van 31.12.1996, blz. 2).

(7)  Gemeenschappelijk Optreden 96/750/JBZ van 17 december 1996 door de Raad aangenomen op basis van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen en praktijken van de lidstaten van de Europese Unie ter bestrijding van drugsverslaving en ter voorkoming en bestrijding van de illegale drugshandel (PB L 342 van 31.12.1996, blz. 6).

(8)  Akte 2000/C-197/01 van de Raad van 29 mei 2000 tot vaststelling, overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, van de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie (PB C 197 van 12.7.2000, blz. 1).

(9)  Kaderbesluit 2004/757/JBZ van de Raad van 25 oktober 2004 betreffende de vaststelling van minimumvoorschriften met betrekking tot de bestanddelen van strafbare feiten en met betrekking tot straffen op het gebied van de illegale drugshandel (PB L 335 van 11.11.2004, blz. 8).

(10)  Gemeenschappelijk Optreden 97/339/JBZ van 26 mei 1997 door de Raad aangenomen op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie met betrekking tot de samenwerking op het terrein van de openbare orde en veiligheid (PB L 147 van 5.6.1997, blz. 1).

(11)  Besluit 2002/348/JBZ van de Raad van 25 april 2002 inzake veiligheid naar aanleiding van voetbalwedstrijden met een internationale dimensie (PB L 121 van 8.5.2002, blz. 1).

(12)  Besluit 2007/412/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 tot wijziging van Besluit 2002/348/JBZ inzake veiligheid naar aanleiding van voetbalwedstrijden met een internationale dimensie (PB L 155 van 15.6.2007, blz. 76).

(13)  Gemeenschappelijk Optreden 97/372/JBZ van 9 juni 1997 door de Raad aangenomen op basis van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende het verfijnen van de criteria voor gerichte controles, selectiemethodes, enz. en het verzamelen van douane- en politie-informatie (PB L 159 van 17.6.1997, blz. 1).

(14)  Akte 98/C-24/01 van de Raad van 18 december 1997 tot vaststelling van de overeenkomst op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake wederzijdse bijstand en samenwerking tussen de douaneadministraties (PB C 24 van 23.1.1998, blz. 1).

(15)  Besluit 2009/917/JBZ van de Raad van 30 november 2009 inzake het gebruik van informatica op douanegebied (PB L 323 van 10.12.2009, blz. 20).

(16)  Akte 98/C-216/01 van de Raad van 17 juni 1998 tot vaststelling van de Overeenkomst betreffende ontzegging van de rijbevoegdheid (PB C 216 van 10.7.1998, blz. 1).

(17)  Gemeenschappelijk Optreden 98/427/JBZ van 29 juni 1998 door de Raad aangenomen op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, inzake goede praktijken bij wederzijdse rechtshulp in strafzaken (PB L 191 van 7.7.1998, blz. 1).

(18)  Kaderbesluit 2008/978/JBZ van de Raad van 18 december 2008 betreffende het Europees bewijsverkrijgingsbevel ter verkrijging van voorwerpen, documenten en gegevens voor gebruik in strafprocedures (PB L 350 van 30.12.2008, blz. 72).

(19)  Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken (PB L 130 van 1.5.2014, blz. 1).