12.8.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 217/73


WIJZIGING VAN HET REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING VAN HET GERECHT

HET GERECHT,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 254, vijfde alinea,

Gezien het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 106 bis, lid 1,

Gezien het Protocol betreffende het Statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie, en met name artikel 63,

Overwegende dat Verordening (EU, Euratom) 2016/1192 van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 2016 betreffende de overdracht aan het Gerecht van de Europese Unie van de bevoegdheid om in eerste aanleg uitspraak te doen in geschillen tussen de Unie en haar personeelsleden (1), die vanaf 1 september 2016 van toepassing zal zijn, bepaalt dat het Gerecht in eerste aanleg de bevoegdheden uitoefent om uitspraak te doen in geschillen tussen de Unie en haar personeelsleden krachtens artikel 270 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), daaronder begrepen de geschillen tussen enige instelling en enig orgaan of enige instantie, enerzijds, en hun personeelsleden, anderzijds, waarvoor het Hof van Justitie van de Europese Unie bevoegd is verklaard.

Overwegende dat het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht dienovereenkomstig moet worden aangepast,

Met de instemming van het Hof van Justitie,

Met de goedkeuring van de Raad, gegeven op 6 juli 2016,

STELT DE VOLGENDE WIJZIGING VAN ZIJN REGLEMENT VOOR DE PROCESVOERING VAST:

Artikel 1

Het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht (2) wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1, lid 2:

a)

wordt punt i) vervangen door:

„i)   wordt onder „rechtstreekse beroepen” verstaan: de beroepen ingesteld krachtens de artikelen 263 VWEU, 265 VWEU, 268 VWEU, 270 VWEU en 272 VWEU;”;

b)

wordt een punt j) toegevoegd:

„j)   wordt onder „Ambtenarenstatuut” verstaan: de verordening tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie.”.

2)

Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1, onder b), wordt „de zaken die aanhangig zijn gemaakt krachtens de artikelen 263, vierde alinea, VWEU, 265, derde alinea, VWEU en 268 VWEU” vervangen door „de zaken die aanhangig zijn gemaakt krachtens de artikelen 263, vierde alinea, VWEU, 265, derde alinea, VWEU, 268 VWEU en 270 VWEU”;

b)

lid 2, onder b), wordt lid 2, onder c);

c)

in lid 2, wordt als punt b) ingevoegd:

„b)

voor de krachtens artikel 270 VWEU ingestelde beroepen waarin uitdrukkelijk een exceptie van onwettigheid van een handeling van algemene strekking is opgeworpen, behoudens wanneer het Hof van Justitie of het Gerecht reeds uitspraak heeft gedaan over de vragen die deze exceptie doet rijzen;”.

3)

In artikel 39, lid 1, wordt de eerste volzin vervangen door:

„De ambtenaren en andere personeelsleden die rechtstreeks bijstand moeten verlenen aan de president, de rechters en de griffier, worden benoemd overeenkomstig het Ambtenarenstatuut.”.

4)

Artikel 78 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de leden 2 tot en met 5 worden hernummerd tot de leden 3 tot en met 6;

b)

de volgende tekst wordt ingevoegd als lid 2:

„2.   Bij het krachtens artikel 270 VWEU ingediende verzoekschrift worden in voorkomend geval de klacht in de zin van artikel 90, lid 2, van het Ambtenarenstatuut en het besluit houdende antwoord op de klacht, met vermelding van de datum van indiening respectievelijk van kennisgeving, als bijlage gevoegd.”;

c)

in lid 5, dat lid 6 wordt, wordt „de leden 1 tot en met 4” vervangen door „de leden 1 tot en met 5”.

5)

In artikel 80, lid 2, wordt „in artikel 78, lid 5,” vervangen door „in artikel 78, lid 6,”.

6)

In artikel 81, lid 2, wordt „artikel 78, leden 3 tot en met 5,” vervangen door „artikel 78, leden 4 tot en met 6,”.

7)

Artikel 86 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de leden 3 tot en met 6 worden hernummerd tot de leden 4 tot en met 7;

b)

de volgende tekst wordt ingevoegd als lid 3:

„3.   In de zaken die krachtens artikel 270 VWEU aanhangig worden gemaakt, moet het verzoekschrift bij afzonderlijke akte worden aangepast en, in afwijking van lid 2, binnen de termijn bedoeld in artikel 91, lid 3, van het Ambtenarenstatuut waarbinnen kan worden verzocht om nietigverklaring van de handeling die reden tot aanpassing van het verzoekschrift is.”.

8)

In artikel 110 wordt een lid 4 ingevoegd dat als volgt luidt:

„4.   In de zaken die krachtens artikel 270 VWEU aanhangig worden gemaakt, kunnen de leden van de rechtsprekende formatie en de advocaat-generaal ter terechtzitting de partijen zelf uitnodigen om zich over bepaalde aspecten van het geschil uit te laten.”.

9)

In artikel 120 wordt „of aan het Gerecht voor ambtenarenzaken” geschrapt.

10)

In artikel 124, lid 1, wordt „Indien de hoofdpartijen, alvorens het Gerecht uitspraak heeft gedaan, het Gerecht meedelen dat zij overeenstemming hebben bereikt ten aanzien van de oplossing van het geschil” vervangen door „Indien de hoofdpartijen, alvorens het Gerecht uitspraak heeft gedaan, het Gerecht meedelen dat zij buiten het Gerecht om overeenstemming hebben bereikt ten aanzien van de oplossing van het geschil”.

11)

Na artikel 125 wordt een nieuw hoofdstuk ingevoegd, dat vier artikelen bevat:

„Hoofdstuk 11 bis

PROCEDURE INZAKE DE MINNELIJKE REGELING WAARTOE HET GERECHT HET INITIATIEF NEEMT IN DE ZAKEN DIE KRACHTENS ARTIKEL 270 VWEU AANHANGIG WORDEN GEMAAKT

Artikel 125 bis

Modaliteiten

1.   Het Gerecht kan in elke stand van het geding de mogelijkheid van een minnelijke regeling van het geschil of een deel daarvan tussen de hoofdpartijen onderzoeken.

2.   Het Gerecht draagt het zoeken naar een minnelijke regeling van het geschil op aan de rechter-rapporteur, die wordt bijgestaan door de griffier.

3.   De rechter-rapporteur kan één of meer oplossingen voorstellen die het geschil kunnen beëindigen, gepaste maatregelen treffen die een minnelijke regeling kunnen vergemakkelijken en uitvoering geven aan de maatregelen die hij daartoe heeft getroffen. Hij kan met name:

a)

de hoofdpartijen verzoeken om gegevens of inlichtingen te verstrekken;

b)

de hoofdpartijen verzoeken om documenten over te leggen;

c)

de vertegenwoordigers van de hoofdpartijen, de hoofdpartijen zelf of iedere ambtenaar die of ieder personeelslid van de instelling dat is gemachtigd om in voorkomend geval te onderhandelen over een akkoord, uitnodigen voor bijeenkomsten;

d)

tijdens de onder c) bedoelde bijeenkomsten afzonderlijke contacten met elk van de hoofdpartijen hebben, indien zij daarmee instemmen.

4.   De leden 1 tot en met 3 zijn ook van toepassing in het kader van een procedure in kort geding.

Artikel 125 ter

Gevolgen van het akkoord tussen de hoofdpartijen

1.   Wanneer de hoofdpartijen het voor de rechter-rapporteur eens worden over de oplossing die het geschil beëindigt, kunnen zij erom verzoeken dat de inhoud van dit akkoord wordt vastgelegd in een akte die wordt ondertekend door de rechter-rapporteur en de griffier. Deze akte wordt aan de hoofdpartijen betekend en zij heeft kracht van authentieke akte.

2.   De zaak wordt doorgehaald in het register bij met redenen omklede beschikking van de president. Op verzoek van een hoofdpartij met instemming van de andere hoofdpartij kan de inhoud van het akkoord dat tussen de hoofdpartijen is bereikt, worden vastgelegd in de doorhalingsbeschikking.

3.   De president beslist over de kosten overeenkomstig het akkoord of beslist daar bij gebreke van een akkoord over de kosten vrijelijk over. Zo nodig, beslist hij over de kosten van de interveniënt overeenkomstig artikel 138.

Artikel 125 quater

Specifiek register en dossier

1.   De stukken die in het kader van de procedure inzake de minnelijke regeling in de zin van artikel 125 bis worden overgelegd:

worden ingeschreven in een specifiek register waarop de regeling in de artikelen 36 en 37 niet van toepassing is;

worden opgeborgen in een dossier dat gescheiden is van het procesdossier.

2.   De stukken die in het kader van de procedure inzake de minnelijke regeling in de zin van artikel 125 bis worden overgelegd, worden ter kennis van de hoofdpartijen gebracht, met uitzondering van de stukken die ieder van hen tijdens de afzonderlijke contacten bedoeld in artikel 125 bis, lid 3, onder d), aan de rechter-rapporteur heeft meegedeeld.

3.   De hoofdpartijen kunnen toegang verkrijgen tot de stukken in het in lid 1 bedoelde dossier dat gescheiden is van het procesdossier, met uitzondering van de stukken die ieder van hen tijdens de afzonderlijke contacten bedoeld in artikel 125 bis, lid 3, onder d), aan de rechter-rapporteur heeft meegedeeld.

4.   De interveniënt kan geen toegang verkrijgen tot de stukken in het in lid 1 bedoelde dossier dat gescheiden is van het procesdossier.

5.   De partijen kunnen het in lid 1 bedoelde specifieke register inzien ter griffie.

Artikel 125 quinquies

Minnelijke regeling en procedure in rechte

Het Gerecht en de hoofdpartijen kunnen in het kader van de procedure in rechte geen gebruikmaken van de met het oog op een minnelijke regeling geformuleerde standpunten, daartoe gedane suggesties, voorstellen of toegevingen of daartoe opgestelde documenten.”.

12)

Artikel 127 wordt als volgt gewijzigd:

a)

het opschrift „Verwijzing van een zaak naar het Hof van Justitie of naar het Gerecht voor ambtenarenzaken” wordt vervangen door „Verwijzing van een zaak naar het Hof van Justitie”;

b)

de zinsnede „en in artikel 8, lid 2, van bijlage I bij het Statuut” wordt geschrapt.

13)

In artikel 130, lid 7, wordt „Het verwijst de zaak naar het Hof van Justitie of naar het Gerecht voor ambtenarenzaken indien deze binnen hun bevoegdheid valt” vervangen door „Het verwijst de zaak naar het Hof van Justitie indien deze binnen zijn bevoegdheid valt”.

14)

In artikel 135, lid 1, wordt „In uitzonderlijke gevallen kan het Gerecht” vervangen door „Het Gerecht kan”.

15)

In artikel 143, lid 4, wordt „artikel 78, leden 3 tot en met 5,” vervangen door „artikel 78, leden 4 tot en met 6,”.

16)

In artikel 147, lid 5:

a)

wordt „artikel 78, lid 3.” vervangen door „artikel 78, lid 4.”;

b)

wordt „artikel 78, lid 5,” vervangen door „artikel 78, lid 6,”.

17)

Artikel 156 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de leden 3 en 4 worden hernummerd tot de leden 4 en 5;

b)

de volgende tekst wordt ingevoegd als lid 3:

„3.   In de zaken die krachtens artikel 270 VWEU aanhangig worden gemaakt, kunnen de in de leden 1 en 2 bedoelde verzoeken met inachtneming van het bepaalde in artikel 91, lid 4, van het Ambtenarenstatuut worden gedaan zodra een klacht als bedoeld in artikel 90, lid 2, van dat Statuut is ingediend.”.

18)

In artikel 173, lid 5, wordt „artikel 78, leden 3 tot en met 5,” vervangen door „artikel 78, leden 4 tot en met 6,”.

19)

In artikel 175, lid 4, wordt „artikel 78, leden 3 tot en met 5,” vervangen door „artikel 78, leden 4 tot en met 6,”.

20)

Artikel 193 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in lid 1 wordt „of van het Gerecht voor ambtenarenzaken” geschrapt;

b)

lid 2 wordt geschrapt;

c)

de nummering van het eerste lid wordt geschrapt.

21)

In artikel 196, lid 2, wordt „Gerecht voor ambtenarenzaken” vervangen door „Gerecht dat als rechter in eerste aanleg uitspraak doet” en wordt na „Gerecht”„dat als rechter in hogere voorziening uitspraak doet” toegevoegd.

22)

In artikel 213, lid 3, wordt „en aan het Gerecht voor ambtenarenzaken” geschrapt.

Artikel 2

Deze wijziging van het Reglement voor de procesvoering, die authentiek is in de talen bedoeld in artikel 44 van dat Reglement, wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. Zij treedt in werking op 1 september 2016.

Gedaan te Luxemburg, 13 juli 2016.

De griffier

E. COULON

De president

M. JAEGER


(1)  PB L 200 van 26.7.2016, blz. 137.

(2)  Reglement voor de procesvoering van het Gerecht van 4 maart 2015 (PB L 105 van 23.4.2015, blz. 1)