17.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 344/100


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/2297 VAN DE COMMISSIE

van 16 december 2016

tot wijziging van Beschikking 2001/497/EG en Besluit 2010/87/EU betreffende modelcontractbepalingen voor de doorgifte van persoonsgegevens naar derde landen en aan in derde landen gevestigde verwerkers, krachtens Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2016) 8471)

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (1), en met name artikel 26, lid 4,

Na raadpleging van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In zijn arrest van 6 oktober 2015 in zaak C-362/14, Maximillian Schrems/Data Protection Commissioner (2), heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie geoordeeld dat de Commissie, door artikel 3 van Beschikking 2000/520/EG (3) vast te stellen, de bevoegdheid die haar bij artikel 25, lid 6, van Richtlijn 95/46/EG, gelezen in samenhang met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, is toegekend, heeft overschreden, en heeft het Hof artikel 3 van de beschikking ongeldig verklaard.

(2)

In artikel 3, lid 1, eerste alinea, van Beschikking 2000/520/EG zijn beperkende voorwaarden vastgesteld waaronder nationale toezichthoudende autoriteiten kunnen besluiten om gegevensstromen naar Amerikaanse bedrijven met een zelfcertificering op te schorten, ongeacht het oordeel van de Commissie over de adequaatheid.

(3)

In het arrest-Schrems heeft het Hof van Justitie verduidelijkt dat de nationale toezichthoudende autoriteiten bevoegd blijven voor het toezicht op de doorgifte van persoonsgegevens naar een derde land waarvoor de Commissie een adequaatheidsbesluit heeft genomen, en dat de Commissie de bevoegdheden die de toezichthoudende autoriteiten krachtens artikel 28 van Richtlijn 95/46/EG hebben, niet kan beperken. Overeenkomstig dit artikel beschikken deze autoriteiten met name over onderzoeksbevoegdheden, zoals de bevoegdheid om alle inlichtingen in te winnen die voor de uitoefening van haar toezichtstaak noodzakelijk zijn, effectieve bevoegdheden om in te grijpen, bijvoorbeeld door de gegevensverwerking voorlopig of definitief te verbieden, en de bevoegdheid om in rechte op te treden (4).

(4)

Het Hof van Justitie heeft in het arrest-Schrems voorts geoordeeld dat de lidstaten en hun organen overeenkomstig artikel 25, lid 6, tweede alinea, van Richtlijn 95/46/EG de noodzakelijke maatregelen moeten nemen om zich naar de besluiten van de instellingen van de Unie te voegen, aangezien deze in beginsel worden geacht rechtmatig te zijn en derhalve rechtsgevolgen hebben totdat ze worden ingetrokken, nietig verklaard in een beroep tot nietigverklaring of ongeldig verklaard na een verzoek om een prejudiciële beslissing of een exceptie van onwettigheid.

(5)

Mutatis mutandis is een besluit dat de Commissie overeenkomstig artikel 26, lid 4, van Richtlijn 95/46/EG vaststelt, bindend voor alle organen van de lidstaten waaraan het is gericht, met inbegrip van hun onafhankelijke toezichthoudende autoriteiten, voor zover het tot gevolg heeft dat wordt erkend dat de doorgifte op basis van in het besluit uiteengezette modelcontractbepalingen voldoende waarborgen biedt zoals vereist krachtens artikel 26, lid 2, van de richtlijn. Dit staat er niet aan in de weg dat een nationale toezichthoudende autoriteit haar bevoegdheden om toezicht te houden op gegevensstromen uitoefent, met inbegrip van haar bevoegdheid de doorgifte van persoonsgegevens op te schorten of te verbieden wanneer zij vaststelt dat de doorgifte een inbreuk vormt op het nationale of EU-recht inzake gegevensbescherming, bijvoorbeeld wanneer de gegevensimporteur de modelcontractbepalingen niet naleeft.

(6)

Beschikking 2001/497/EG van de Commissie (5) en Besluit 2010/87/EU van de Commissie (6) omvatten een beperking van de bevoegdheden van de nationale toezichthoudende autoriteiten die vergelijkbaar is met die van artikel 3, lid 1, eerste alinea, van Beschikking 2000/520/EG, dat door het Hof van Justitie ongeldig is verklaard.

(7)

In het licht van het arrest-Schrems en overeenkomstig artikel 266 van het Verdrag moeten de bepalingen van deze beschikking en dit besluit waarbij de bevoegdheden van de nationale toezichthoudende autoriteiten worden beperkt, derhalve worden vervangen.

(8)

Om de doeltreffende monitoring van de werking van de momenteel van kracht zijnde beschikkingen en besluiten inzake modelcontractbepalingen te faciliteren, moeten de lidstaten de Commissie op de hoogte houden van de relevante maatregelen die de nationale toezichthoudende autoriteiten nemen.

(9)

De bij artikel 29 van Richtlijn 95/46/EG opgerichte Groep voor de bescherming van personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens heeft een advies uitgebracht waarmee bij de voorbereiding van dit besluit rekening is gehouden.

(10)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 31, lid 1, van Richtlijn 95/46/EG ingestelde comité.

(11)

Beschikking 2001/497/EG en Besluit 2010/87/EU moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 4 van Beschikking 2001/497/EG wordt vervangen door:

„Artikel 4

Wanneer de bevoegde autoriteiten in een lidstaat hun bevoegdheden uit hoofde van artikel 28, lid 3, van Richtlijn 95/46/EG uitoefenen en dit leidt tot de opschorting van of een definitief verbod op gegevensstromen naar derde landen, teneinde natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van hun persoonsgegevens te beschermen, stelt de betrokken lidstaat de Commissie hiervan onverwijld in kennis, waarna de Commissie de andere lidstaten op de hoogte brengt.”.

Artikel 2

Artikel 4 van Besluit 2010/87/EU wordt vervangen door:

„Artikel 4

Wanneer de bevoegde autoriteiten in een lidstaat hun bevoegdheden uit hoofde van artikel 28, lid 3, van Richtlijn 95/46/EG uitoefenen en dit leidt tot de opschorting van of een definitief verbod op gegevensstromen naar derde landen, teneinde natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van hun persoonsgegevens te beschermen, stelt de betrokken lidstaat de Commissie hiervan onverwijld in kennis, waarna de Commissie de andere lidstaten op de hoogte brengt.”.

Artikel 3

Dit besluit is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 16 december 2016.

Voor de Commissie

Věra JOUROVÁ

Lid van de Commissie


(1)  PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(2)  ECLI:EU:C:2015:650.

(3)  Beschikking 2000/520/EG van de Commissie van 26 juli 2000 overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad, betreffende de gepastheid van de bescherming geboden door de veiligehavenbeginselen voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de daarmee verband houdende vaakgestelde vragen, die door het ministerie van Handel van de Verenigde Staten zijn gepubliceerd (PB L 215 van 25.8.2000, blz. 7).

(4)  Arrest-Schrems, punten 40 e.v. en punten 101 tot en met 103.

(5)  Beschikking 2001/497/EG van de Commissie van 15 juni 2001 betreffende modelcontractbepalingen voor de doorgifte van persoonsgegevens naar derde landen krachtens Richtlijn 95/46/EG (PB L 181 van 4.7.2001, blz. 19).

(6)  Besluit 2010/87/EU van de Commissie van 5 februari 2010 betreffende modelcontractbepalingen voor de doorgifte van persoonsgegevens aan in derde landen gevestigde verwerkers krachtens Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 39 van 12.2.2010, blz. 5).