16.12.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 342/38


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2016/2269 VAN DE COMMISSIE

van 15 december 2016

betreffende de gelijkwaardigheid van het regelgevingskader voor centrale tegenpartijen in India overeenkomstig Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (1), en met name artikel 25, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De procedure voor de erkenning van in derde landen gevestigde centrale tegenpartijen (hierna „CTP's” genoemd) die in artikel 25 van Verordening (EU) nr. 648/2012 is vastgesteld, is bedoeld om CTP's die zijn gevestigd en een vergunning hebben gekregen in derde landen waarvan de reguleringsnormen gelijkwaardig zijn aan die welke in genoemde verordening zijn vastgesteld, de mogelijkheid te bieden clearingdiensten te verrichten voor clearingleden of handelsplatformen die in de Unie zijn gevestigd. Die erkenningsprocedure en de gelijkwaardigheidsbesluiten waarin wordt voorzien, dragen zodoende bij tot het bereiken van de overkoepelende doelstelling van Verordening (EU) nr. 648/2012 om het systeemrisico te verminderen door meer gebruik te maken van veilige en solide CTP's voor de clearing van over-the-counter (otc) derivatencontracten, ook als die CTP's in een derde land zijn gevestigd en daar een vergunning hebben gekregen.

(2)

Om een rechtstelsel van een derde land als gelijkwaardig aan het rechtsstelsel van de Unie aan te merken wat CTP's betreft, dient het concrete resultaat van het toepasselijke juridische en toezichthoudende kader gelijkwaardig te zijn aan dat van de Unievereisten wat de bereikte toezicht- en regelgevingsdoelstellingen betreft. Doel van deze gelijkwaardigheidstoetsing is daarom na te gaan of het juridische en toezichthoudende kader van India waarborgt dat CTP's die daar zijn gevestigd en een vergunning hebben gekregen, in de Unie gevestigde clearingleden en handelsplatformen niet blootstellen aan een hoger risiconiveau dan dat waaraan de CTP's die in de Unie een vergunning hebben gekregen, kunnen worden blootgesteld — en of ze bijgevolg geen onaanvaardbare niveaus van systeemrisico in de Unie opleveren. In het bijzonder dienen daarbij de aanzienlijk lagere risico's die verbonden zijn aan clearingactiviteiten die worden ontplooid op financiële markten die kleiner zijn dan de financiële markt van de Unie, in aanmerking te worden genomen.

(3)

Op 1 september 2013 heeft de Commissie het technische advies van de Europese Autoriteit voor effecten en markten (hierna de „ESMA” genoemd) ontvangen over het juridische en toezichthoudende kader dat van toepassing is op CTP's waaraan in India een vergunning is verleend. In het technische advies wordt geconcludeerd dat het toepasselijke juridische en toezichthoudende kader op jurisdictioneel gebied waarborgt dat CTP's die in India over een vergunning beschikken, voor verschillende sectoren interne beleidslijnen en procedures hebben vastgesteld die voldoen aan juridisch bindende vereisten die gelijkwaardig zijn aan de vereisten zoals die in titel IV van Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn neergelegd.

(4)

Overeenkomstig artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 moeten drie voorwaarden vervuld zijn om te kunnen verklaren dat het juridische en toezichthoudende kader van een derde land ten aanzien van CTP's die in dat land over een vergunning beschikken, gelijkwaardig is aan de vereisten die in die verordening zijn vastgelegd.

(5)

Volgens de eerste voorwaarde moeten CTP's die in een derde land over een vergunning beschikken, voldoen aan juridisch bindende vereisten die gelijkwaardig zijn aan de vereisten zoals die in titel IV van Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn neergelegd.

(6)

De juridisch bindende vereisten van India voor CTP's die daar een vergunning hebben gekregen om bedrijfseffecten en financiële derivaten te clearen en die onder het toezicht staan van de Securities and Exchange Board of India (SEBI) (hierna „het SEBI-regime” genoemd), zijn vervat in de Securities Contracts (Regulation) Act 1956 (hierna „de SCRA” genoemd) en Securities Contract (Regulation) (Stock Exchange and Clearing Corporations) Regulations 2012 (hierna „de besluiten” genoemd) die in juni 2012 door de SEBI zijn vastgesteld op grond van de bevoegdheden die hem zijn verleend door de SCRA en de Securities and Exchange Board of India Act (SEBI Act). Op 4 september 2013 maakte de SEBI een circulaire bekend (hierna „de circulaire” genoemd) waarin deze de Principles for Financial Markets Infrastructures (hierna „PFMI's” genoemd), die in april 2012 zijn uitgevaardigd door het Committee on Payment and Settlement Systems (2) en de International Organization of Securities Commissions (IOSCO), vaststelde en eiste dat financiële marktinfrastructuren met inbegrip van clearingorganisaties, zich daaraan zouden houden.

(7)

In de SCRA en de besluiten wordt een vergunningsstelsel beschreven voor door de centrale overheid en de SEBI als clearingorganisaties erkende clearingfaciliteiten (hierna „RCC's” genoemd). Een aanvragende clearingfaciliteit moet voldoen aan specifieke vereisten die bedoeld zijn om een eerlijk functioneren van de clearingfaciliteit en de bescherming van beleggers te verzekeren. De centrale overheid of de SEBI kunnen ook voorwaarden opleggen aan RCC's. RCC's moeten een intern reglement van orde vaststellen dat door de centrale overheid en de SEBI wordt beoordeeld voordat een RCC-vergunning wordt afgegeven, en dat in overeenstemming moet zijn met de aan elke RCC opgelegde voorwaarden. Het intern reglement van orde van een RCC kan alleen worden gewijzigd na voorafgaande goedkeuring door de SEBI. Voorts kan de SEBI interne RCC-regels vaststellen voor specifieke kwesties of bestaande interne RCC-regels wijzigen, wanneer dit noodzakelijk of dienstig is. Daarnaast kan de SEBI sancties opleggen voor inbreuken op het intern reglement van orde van RCC's of door de SEBI gegeven aanwijzingen.

(8)

De juridisch bindende eisen voor in India vergunninghoudende CTP's die overheidseffecten, geldmarktinstrumenten en forex-instrumenten clearen en die onder het toezicht van de Reserve Bank of India (RBI) (hierna „het RBI-regime” genoemd) vallen, bestaan uit de Payment and Settlement Systems Act, 2007 (hierna „de PSSA” genoemd) en de Payment and Settlement Systems Regulations, 2008 (hierna „de PSS-besluiten” genoemd). De RBI geeft aan entiteiten vergunningen af om een clearinghuis te opereren, mits deze aan de nodige voorwaarden voldoen (hierna „vergunninghoudende clearinghuizen” genoemd). Voorts kan de RBI specifieke voorwaarden aan een vergunning verbinden, die dan geldt zolang de specifieke voorwaarden zijn vervuld. Op grond van de PSSA stellen clearinghuizen een intern reglement van orde vast en zijn ze gehouden om het clearinghuis in overeenstemming daarmee te opereren.

(9)

Daarnaast is de RBI door de PSSA gemachtigd om algemene aanwijzingen of aanwijzingen voor specifieke vergunninghoudende clearinghuizen te geven. Beide soorten aanwijzingen moeten door de vergunninghoudende clearinghuizen worden nageleefd. De RBI heeft op 26 juli 2013 het „Policy Document for Regulation and Supervision of Financial Market Infrastructures” bekendgemaakt, waarin alle vergunninghoudende clearinghuizen zijn vermeld die de PFMI's in acht moeten nemen.

(10)

Dit besluit ziet uitsluitend op de gelijkwaardigheid van het juridische en toezichthoudende kader voor RCC's en vergunninghoudende clearinghuizen — en niet op het juridische en toezichthoudende kader voor CTP's die clearingdiensten verlenen op de grondstoffenmarkt en waarvoor de Forward Markets Commission bevoegd is voor reglementering en toezicht.

(11)

De juridisch bindende vereisten voor CTP's met een vergunning in India hebben dus een tweeledige structuur. De kernbeginselen waaraan RCC's en vergunninghoudende clearinghuizen zich moeten houden om een vergunning te krijgen voor het verlenen van clearingdiensten in India (hierna „de primaire regels” genoemd), zijn als volgt: a) onder het SEBI-regime: de kernbeginselen voor RCC's zoals uiteengezet in de SCRA en de besluiten, aangevuld met de circulaire van 4 september 2013 die inachtneming van de PFMI's eist, en b) onder het RBI-regime: de PSSA en de PSS-besluiten, samen met het Policy Document for Regulation and Supervision of Financial Market Infrastructures, dat inachtneming van de PFMI's eist. Die primaire regels vormen het eerste niveau van de juridisch bindende vereisten in India. Om aan te tonen dat ze de primaire regels naleven, moeten RCC's hun intern reglement van orde ter goedkeuring voorleggen aan de SEBI. Onder het RBI-regime moeten vergunninghoudende clearinghuizen hun intern reglement van orde naleven bij het opereren van hun vergunninghoudende clearinghuizen. Dat intern reglement van orde omvat het tweede niveau van de juridisch bindende vereisten in India, die nadere voorschriften moeten bevatten over de wijze waarop RCC's en vergunninghoudende clearinghuizen aan die normen moeten voldoen. Bovendien bevat het intern reglement van orde van RCC's en vergunninghoudende clearinghuizen verdere bepalingen die de primaire regels op bepaalde punten aanvullen. Het intern reglement van orde van RCC's en vergunninghoudende clearinghuizen, dat de PFMI's ten uitvoer legt, is juridisch bindend voor RCC's en vergunninghoudende clearinghuizen.

(12)

Bij het beoordelen van de gelijkwaardigheid van het juridische en toezichthoudende kader voor RCC's en vergunninghoudende clearinghuizen die in India gevestigd zijn, dient ook rekening te worden gehouden met de bereikte risicolimitering die dat oplevert in termen van het risiconiveau waaraan in de Unie gevestigde clearingleden en handelsplatformen worden blootgesteld als gevolg van hun deelneming in die entiteiten. De uitkomsten inzake risicolimitering worden bepaald door zowel het risiconiveau dat aan de door de betrokken CTP ontplooide clearingactiviteiten verbonden is en dat afhankelijk is van de omvang van de financiële markt waarop deze opereert, als de geschiktheid van het voor CTP's geldende juridische en toezichthoudende kader voor het limiteren van dat risiconiveau. Om een gelijkwaardige uitkomst inzake risicolimitering te verkrijgen, zijn striktere vereisten inzake risicolimitering vereist voor CTP's die hun activiteiten ontplooien op grotere financiële markten waarvan het inherente risiconiveau hoger is, dan voor CTP's die hun activiteiten ontplooien op kleinere financiële markten waarvan het inherente risiconiveau lager is.

(13)

De financiële markt waarop RCC's en vergunninghoudende clearinghuizen waaraan in India vergunning is verleend, hun clearingactiviteiten ontplooien, is aanzienlijk kleiner dan de markt waarop in de Unie gevestigde CTP's actief zijn. Met name de afgelopen drie jaar vertegenwoordigde de totale waarde van de in India geclearde derivatentransacties minder dan 1 % van de totale waarde van de in de Unie geclearde derivatentransacties. Daarom stelt deelneming in RCC's en vergunninghoudende clearinghuizen die in India zijn gevestigd, in de Unie gevestigde clearingleden en handelsplatformen aan aanzienlijk lagere risico's bloot dan wanneer ze deelnemen in CTP's waaraan in de Unie vergunning is verleend.

(14)

Bijgevolg kan het juridische en toezichthoudende kader dat op in India gevestigde RCC's en vergunninghoudende clearinghuizen van toepassing is, als gelijkwaardig worden beschouwd wanneer dat passend is om dat lagere risiconiveau te limiteren. De primaire regels die van toepassing zijn op RCC's en vergunninghoudende clearinghuizen waaraan in India vergunning is verleend, aangevuld met hun intern reglement van orde dat inachtneming van de PFMI's voorschrijft, limiteren het in India bestaande lagere risiconiveau en leveren een uitkomst inzake risicolimitering op die gelijkwaardig is aan die welke door Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt nagestreefd.

(15)

Derhalve dient te worden geconcludeerd dat het juridische en toezichthoudende kader van India waarborgt dat RCC's en vergunninghoudende clearinghuizen die daar over een vergunning beschikken, voldoen aan juridisch bindende vereisten die gelijkwaardig zijn aan de vereisten zoals die in titel IV van Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn neergelegd.

(16)

Volgens de tweede voorwaarde van artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 moet het juridische en toezichthoudende kader van India voor de CTP's die daar over een vergunning beschikken, voorzien in doorlopend, effectief toezicht en effectieve handhaving ten aanzien van die CTP's.

(17)

Het toezicht op RCC's gebeurt door de SEBI. De SEBI kan interne RCC-regels vaststellen voor specifieke kwesties of bestaande interne RCC-regels wijzigen, met hetzelfde effect als werden deze vastgesteld of gewijzigd door de betrokken RCC. Voorts kan de SEBI aan RCC's aanwijzingen geven in het belang van het publiek, de handel, beleggers of de effectenmarkt. De SEBI kan inspecties, onderzoeken en audits uitvoeren bij RCC's en deze moeten de SEBI informatie verschaffen over hun bedrijfsactiviteiten. In de SCRA is bepaald dat de SEBI sancties kan opleggen voor inbreuken op het intern reglement van orde van RCC's of door de SEBI gegeven aanwijzingen. Ten slotte kunnen vergunningen van RCC's worden ingetrokken door de centrale overheid of de SEBI in het algemeen belang of in het belang van de handel.

(18)

Het toezicht op vergunninghoudende clearinghuizen gebeurt door de RBI. De RBI kan vergunninghoudende clearinghuizen om informatie vragen en is bevoegd tot inspecties van hun bedrijfslocaties en het uitvoeren van audits. Voorts kan de RBI in specifieke omstandigheden aan vergunninghoudende clearinghuizen aanwijzingen geven om hun gedragingen te beëindigen en om de maatregelen te nemen die nodig worden geacht om de situatie te verhelpen. Daarnaast is ook voorzien in sancties in het geval van niet-naleving van de PSSA-bepalingen en de besluiten, bevelen of aanwijzingen van de RBI. Ten slotte kan de vergunning om een vergunninghoudend clearinghuis te opereren door de RBI worden herroepen indien het vergunninghoudende clearinghuis inbreuk maakt op de PSSA, de PSS-besluiten, de bevelen of aanwijzingen van de RBI, of bij niet-nakoming van de voorwaarden waarvan de vergunning afhankelijk is gesteld.

(19)

Derhalve dient te worden geconcludeerd dat RCC's en vergunninghoudende clearinghuizen waaraan in India een vergunning is verleend, onderworpen zijn aan doorlopend, effectief toezicht en effectieve handhaving.

(20)

Volgens de derde voorwaarde van artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 moet het juridische en toezichthoudende kader van India voorzien in een effectief gelijkwaardig systeem voor de erkenning van CTP's waaraan uit hoofde van buitenlandse rechtsstelsels een vergunning is verleend (hierna „CTP's uit derde landen” genoemd).

(21)

CTP's uit derde landen kunnen een vergunning als „vergunninghoudend clearinghuis” aanvragen in het kader van het RBI-regime, waardoor CTP's uit derde landen dezelfde clearingdiensten kunnen verlenen als in India gevestigde CTP's. CTP's uit derde landen kunnen voor bepaalde vereisten die gelden voor RCC's en vergunninghoudende clearinghuizen in India, ontheffing krijgen, mits ze de PFMI's in acht nemen en een samenwerkingsregeling wordt afgesloten tussen de RBI en de toezichthouder van het derde land. De beoordeling van de vergunningsaanvraag kan worden gebaseerd op de door de toezichthouder van het derde land verstrekte informatie.

(22)

Derhalve dient te worden geconcludeerd dat het juridische en toezichthoudende kader van India wat betreft de erkenning van CTP's uit derde landen voorziet in een stelsel dat daadwerkelijk gelijkwaardig is.

(23)

Dit besluit is gebaseerd op de op het tijdstip van de vaststelling van dit besluit in India geldende juridisch bindende vereisten voor RCC's en vergunninghoudende clearinghuizen. De Commissie dient, in samenwerking met de ESMA, de ontwikkeling van het juridische en toezichthoudende kader voor RCC's en vergunninghoudende clearinghuizen en de inachtneming van de voorwaarden op grond waarvan dit besluit is genomen, regelmatig te blijven monitoren.

(24)

De regelmatige beoordeling van het juridische en toezichthoudende kader dat in India van toepassing is op CTP's die daar over een vergunning beschikken, dient voor de Commissie de mogelijkheid onverlet te laten om, naast de algemene beoordeling, te allen tijde een specifieke beoordeling te verrichten wanneer relevante ontwikkelingen vereisen dat de Commissie de bij dit besluit erkende gelijkwaardigheid herbeoordeelt. Dit soort herbeoordeling kan tot de intrekking van dit besluit leiden.

(25)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Europees Comité voor het effectenbedrijf,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Voor de toepassing van artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt het in India van kracht zijnde juridische en toezichthoudende kader, dat bestaat uit de Securities Contracts (Regulation) Act 1956, de Securities Contract (Regulation) (Stock Exchange and Clearing Corporations) Regulations 2012 en de circulaire van 4 september 2013, en dat van toepassing is op erkende clearingorganisaties die daar over een vergunning beschikken, als gelijkwaardig aan de vereisten van Verordening (EU) nr. 648/2012 aangemerkt.

2.   Voor de toepassing van artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt het in India van kracht zijnde juridische en toezichthoudende kader, dat bestaat uit de Payment and Settlement Systems Act, 2007 en de Payment and Settlement Systems Regulations, 2008, als aangevuld door het Policy Document for Regulation and Supervision of Financial Market Infrastructures, en dat van toepassing is op vergunninghoudende clearinghuizen die daar over een vergunning beschikken, als gelijkwaardig aan de vereisten van Verordening (EU) nr. 648/2012 aangemerkt.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 15 december 2016.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1.

(2)  Per 1 september 2014 is de naam van het Committee on Payment and Settlement Systems veranderd in Committee on Payment and Market Infrastructures.