19.1.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 12/50


BESLUIT (GBVB) 2016/51 VAN DE RAAD

van 18 januari 2016

betreffende de ondersteuning van het Verdrag inzake biologische en toxinewapens (BTWC) in het kader van de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 26, lid 2, en artikel 31, lid 1,

Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Europese Raad heeft op 12 december 2003 de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens („de EU-strategie”) (1) aangenomen, met in hoofdstuk III een lijst van maatregelen om zulke verspreiding te bestrijden.

(2)

De Unie geeft momenteel actief uitvoering aan de EU-strategie en aan de in hoofdstuk III daarvan genoemde maatregelen, met name die welke verband houden met het versterken, uitvoeren en universaliseren van het Verdrag inzake biologische en toxinewapens (Biological and Toxin Weapons Convention — „BTWC”).

(3)

De Raad heeft op 27 februari 2006 Gemeenschappelijk Optreden 2006/184/GBVB betreffende de ondersteuning van het BTWC in het kader van de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens (2) vastgesteld. Sedert de vaststelling van Gemeenschappelijk Optreden 2006/184/GBVB zijn nog zeven staten partij geworden bij het BTWC. Gemeenschappelijk Optreden 2006/184/GBVB verstreek op 26 augustus 2007.

(4)

De Raad heeft in maart 2006 een actieplan inzake biologische en toxinewapens aangenomen, dat Gemeenschappelijk Optreden 2006/184/GBVB ter ondersteuning van het BTWC aanvult (3). Het actieplan voorziet in de efficiënte toepassing van vertrouwenwekkende maatregelen en van het mechanisme van het secretariaat-generaal van de Verenigde Naties (VN) voor het onderzoeken van beweerd gebruik van biologische wapens.

(5)

De Raad heeft op 10 november 2008 Gemeenschappelijk Standpunt 2008/858/GBVB ter ondersteuning van het Verdrag inzake biologische en toxinewapens (BTWC) in het kader van de uitvoering van de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens (4) vastgesteld. Sinds de vaststelling van Gemeenschappelijk Optreden 2008/858/GBVB zijn nog drie staten partij geworden bij het BTWC en verscheidene staten hebben bijstand gekregen van Uniedeskundigen.

(6)

Tijdens de zesde toetsingsconferentie van het BTWC is besloten tot de oprichting van de ondersteunende eenheid voor de uitvoering van het verdrag (de Implementation Support Unit — „ISU”), die een vijfjarig mandaat (2007-2011) kreeg en is ondergebracht bij de vestiging van het Bureau van de VN voor ontwapeningszaken (UN Office for Disarmament Affairs — „UNODA”) in Genève; de eenheid verleent administratieve ondersteuning bij vergaderingen waartoe de zesde toetsingsconferentie heeft besloten, en bijstand bij de algehele uitvoering en de universele toepassing van het BTWC en bij de uitwisseling van vertrouwenwekkende maatregelen.

(7)

De Raad heeft op 18 juli 2011 Besluit 2011/429/GBVB (5) met betrekking tot het standpunt van de Europese Unie voor de zevende toetsingsconferentie van de staten die partij zijn bij het BTWC („de zevende toetsingsconferentie”) vastgesteld.

(8)

Op de zevende toetsingsconferentie is besloten het mandaat van de ISU met nog eens vijf jaar te verlengen (2012-2016) en de taken van de ISU uit te breiden met de uitvoering van het besluit om de database voor verzoeken en voorstellen met betrekking tot bijstand aan te leggen en te beheren, en de facilitering van de bijbehorende informatie-uitwisseling tussen de verdragsstaten, en met de nodige ondersteuning bij de implementatie door de verdragsstaten van de besluiten en aanbevelingen van de zevende toetsingsconferentie.

(9)

De Raad heeft op 23 juli 2012 Besluit 2012/421/GBVB (6) ter ondersteuning van het BTWC in het kader van de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens vastgesteld. Sinds de vaststelling van Besluit 2012/421/GBVB zijn nog zes staten partij geworden bij het BTWC en hebben verscheidene staten bijstand gekregen van Uniedeskundigen.

(10)

De doelstellingen van Besluit 2011/429/GBVB en Besluit 2012/421/GBVB, meer bepaald de aspecten waarover tijdens de zevende toetsingsconferentie een consensus was bereikt, moeten dichterbij worden gebracht,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Om onverwijld praktische uitvoering te geven aan een aantal elementen van de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens, wordt met dit besluit, dat voortbouwt op de geslaagde uitvoering van de Gemeenschappelijke Optredens 2006/184/GBVB en 2008/858/GBVB en Besluit 2012/421/GBVB van de Raad en dient als een operationeel beleidsinstrument om de doelstellingen van Besluit 2011/429/GBVB dichterbij te brengen, in de eerste plaats ingezet op de aspecten waarover, zoals vermeld in het slotdocument, tijdens de zevende toetsingsconferentie overeenstemming was bereikt.

Dit besluit wordt door de volgende principes geleid:

a)

de ervaring opgedaan met Gemeenschappelijke Optredens 2006/184/GBVB en 2008/858/GBVB en Besluit 2012/421/GBVB optimaal benutten;

b)

nadenken over de specifieke behoeften van de verdragsstaten en de staten die geen partij zijn bij het BTWC, met betrekking tot de betere uitvoering en de universele toepassing van het BTWC;

c)

nationale en regionale verantwoordelijkheid voor de projecten stimuleren om de duurzaamheid op lange termijn te garanderen en om in het kader van het BTWC een partnerschap tussen de Unie en derde partijen op te bouwen;

d)

voorrang geven aan activiteiten die concrete resultaten opleveren en/of bijdragen tot een tijdige formulering van gemeenschappelijke inzichten, met het oog op de BTWC-toetsingsconferentie in 2016;

e)

meetbare resultaatindicatoren toepassen, te bepalen vóór de start van de activiteiten met, waar mogelijk, inbegrip van de indicatoren die betrekking hebben op de effecten van programma's op het gebied van bewustmaking en onderwijs;

f)

het voorzitterschap van de vergaderingen van de verdragsstaten steunen met het oog op de achtste toetsingsconferentie en het mandaat van de ISU, zoals overeengekomen tijdens de zesde toetsingsconferentie en verlengd en uitgebreid tijdens de zevende toetsingsconferentie, optimaal benutten.

2.   De Europese Unie ondersteunt de volgende projecten die bij de maatregelen van de EU-strategie aansluiten:

het bevorderen van universele toetreding tot het BTWC, door staten die geen partij zijn, aan te moedigen zich meer bewust te worden van de voordelen van toetreding tot het BTWC en van meer betrokkenheid bij de BTWC-vergaderingen en andere activiteiten;

het versterken van de wisselwerking met niet-gouvernementele belanghebbenden inzake wetenschap en technologie, en bioveiligheid en biobeveiliging;

het ontwikkelen van nationale capaciteit voor de uitvoering van het BTWC — met name in ontwikkelingslanden en op gebieden zoals vermeld in de artikelen VII en X — door de kwaliteit en de kwantiteit van de in het kader van de regeling voor vertrouwenwekkende maatregelen ingediende verklaringen te verbeteren en zo het vertrouwen in de naleving van het BTWC te versterken;

het ondersteunen van het intersessionele programma en van de voorbereidingen voor de achtste toetsingsconferentie;

het versterken van het mechanisme van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties voor het onderzoeken van beweerd gebruik van chemische, biologische en toxinewapens;

het bevorderen van instrumenten voor bewustmaking, educatie en betrokkenheid.

De bijlage bevat een nadere omschrijving van deze projecten.

Artikel 2

1.   De hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (HV) is belast met de uitvoering van dit besluit.

2.   De technische uitvoering van de in artikel 1 bedoelde activiteiten wordt toevertrouwd aan UNODA. UNODA voert zijn taak uit onder de verantwoordelijkheid van de HV. De HV treft daartoe de nodige regelingen met UNODA.

Artikel 3

1.   Het financieel referentiebedrag voor de uitvoering van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projecten bedraagt 2 340 000 EUR.

2.   De met het in lid 1 gespecificeerde bedrag gefinancierde uitgaven worden beheerd overeenkomstig de procedures en voorschriften die op de algemene begroting van de Unie van toepassing zijn.

3.   De Commissie houdt toezicht op het correcte beheer van de in lid 1 bedoelde uitgaven. Zij sluit hiertoe een financieringsovereenkomst met UNODA. In de overeenkomst wordt bepaald dat UNODA ervoor dient te zorgen dat de bijdrage van de Unie zichtbaar is.

4.   De Commissie streeft ernaar de in lid 3 bedoelde financieringsovereenkomst zo spoedig mogelijk na de inwerkingtreding van dit besluit te sluiten. Zij stelt de Raad in kennis van eventuele moeilijkheden die zich daarbij voordoen en van de datum van sluiting van de financieringsovereenkomst.

Artikel 4

De HV brengt aan de Raad verslag uit over de uitvoering van dit besluit, op basis van geregelde rapporten van UNODA. Die rapporten vormen de basis voor de evaluatie door de Raad. De Commissie verstrekt informatie over de financiële aspecten van de in artikel 1, lid 2, bedoelde projecten.

Artikel 5

1.   Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

2.   Dit besluit verstrijkt 36 maanden na de datum van sluiting van de in artikel 3, lid 3, bedoelde financieringsovereenkomst of zes maanden na de dag waarop het is vastgesteld, indien er binnen die termijn geen financieringsovereenkomst is gesloten.

Gedaan te Brussel, 18 januari 2016.

Voor de Raad

De voorzitter

F. MOGHERINI


(1)  Document 15708/03 van de Raad. Nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad, maar beschikbaar op http://register.consilium.europa.eu

(2)  PB L 65 van 7.3.2006, blz. 51.

(3)  PB C 57 van 9.3.2006, blz. 1.

(4)  PB L 302 van 13.11.2008, blz. 29.

(5)  Besluit 2011/429/GBVB van de Raad van 18 juli 2011 met betrekking tot het standpunt van de Europese Unie voor de Zevende Toetsingsconferentie van de staten die partij zijn bij het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie en de aanleg van voorraden van bacteriologische (biologische) en toxinewapens en inzake de vernietiging van deze wapens (BTWC) (PB L 188 van 19.7.2011, blz. 42).

(6)  Besluit 2012/421/GBVB van de Raad van 23 juli 2012 betreffende de ondersteuning van het Verdrag inzake biologische en toxinewapens (BTWC) in het kader van de strategie van de EU tegen de verspreiding van massavernietigingswapens (PB L 196 van 24.7.2012, blz. 61).


BIJLAGE

1.   PROJECTEN

1.1.   Project 1: steun voor de universele toepassing van het BTWC

1.1.1   Doel van het project

Het doel van het project is de universele toetreding tot het BTWC te bevorderen door de staten die geen partij zijn bij het BTWC, aan te moedigen zich meer bewust te worden van de voordelen van toetreding tot het BTWC en van meer betrokkenheid bij de BTWC-vergaderingen en andere activiteiten. Dit project zal een ondersteunende rol spelen bij de implementatie van de besluiten en aanbevelingen van de zevende toetsingsconferentie met betrekking tot de universele toepassing van het BTWC.

1.1.2.   Verwachte resultaten van het project

a)

meer toetredingen tot het BTWC in alle geografische regio's;

b)

een beter begrip van het BTWC bij de bevoegde nationale instanties, met inbegrip van parlementsleden, en/of versterking van de subregionale netwerken rond het BTWC om lidmaatschap en toepassing van het verdrag aan te moedigen;

c)

meer staten die toezeggen tot het BTWC te zullen toetreden en stappen in die richting zetten;

d)

meer staten die, zonder partij te zijn bij het BTWC, bij BTWC-activiteiten en -vergaderingen betrokken zijn;

e)

vrijwillige uitvoering van het BTWC door staten vóór hun toetreding.

1.1.3   Projectbeschrijving

In de BTWC-toetsingsconferenties is regelmatig verklaard dat een verhoging van het aantal leden van het BTWC van groot belang is. Er zijn echter nog 24 staten geen partij bij het BTWC, vooral in Afrika en de Stille Oceaan. Dit project omvat dan ook specifieke programma's voor die staten. De programma's moeten goed worden afgestemd met andere relevante actoren, waaronder de Organisatie voor het verbod van chemische wapens, het bij Resolutie 1540 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties (VNVR) ingestelde comité, de CBRN-kenniscentra en maatschappelijke organisaties (bijvoorbeeld Vertic en het Instituut voor veiligheidsstudies), om permanente werkrelaties met bevoegde regionale en subregionale instanties te ontwikkelen, waar nodig toegesneden informatief materiaal te verstrekken en in de beoogde regio rechtstreeks met staten in dialoog te kunnen gaan.

Een aantal activiteiten in landen met het oog op de universele toepassing van het BTWC zal worden uitgevoerd op verzoek van staten die geen partij zijn bij het verdrag, te beginnen met de staten die het BTWC-lidmaatschap bijna verworven hebben. Die activiteiten zullen voortbouwen op de debatten en de resultaten van eerdere regionale workshops en middels een omzetting naar de nationale context worden toegesneden op de nationale omstandigheden. Voor iedere betrokken staat zal de voorbereiding van een werkplan voor universele toepassing, met de participatie van nationale belanghebbenden, deel uitmaken van deze activiteiten. Indien mogelijk en passend, kunnen die bezoeken gepland worden als een gezamenlijke activiteit van staten die doorlopend en nauw met elkaar samenwerken en soortgelijke nationale kenmerken hebben. De belangrijkste aandachtsgebieden van de activiteiten zullen zijn het leveren van toegesneden informatief materiaal over de voordelen van toetreding tot het BTWC, bewustmaking van de nationale belanghebbenden, onder wie parlementsleden en andere politieke besluitvormers, en het tot stand brengen van nationale coördinatie en financiële steun voor sleutelfiguren om BTWC-vergaderingen of andere relevante evenementen bij te wonen.

1.2.   Project 2: Interactie met niet-gouvernementele belanghebbenden op het gebied van wetenschap en technologie

1.2.1   Doel van het project

Het doel van het project is de interactie tussen het BTWC-proces en niet-gouvernementele belanghebbenden, zoals de wetenschappelijke gemeenschap en het bedrijfsleven, te verbeteren door in de aanloop naar de achtste toetsingsconferentie regionale workshops over wetenschappelijke en technologische kwesties en over bioveiligheid en biobeveiliging te organiseren. Bovendien zullen wetenschappers in ontwikkelingslanden en mensen die in die landen in de bioveiligheidssector werkzaam zijn, rechtstreeks bij het project betrokken worden om de bekendheid met het BTWC te vergroten, capaciteit voor een doeltreffendere uitvoering van het BTWC te ontwikkelen en internationale samenwerking voor vreedzame doeleinden te vergemakkelijken.

1.2.2   Verwachte resultaten van het project

a)

betere kennis van het BTWC en aanverwante kwesties in de wetenschappelijke gemeenschap en het bedrijfsleven, en een grotere betrokkenheid van de wetenschappelijke gemeenschap en nationale en regionale wetenschappelijke, professionele en industriële organisaties bij de uitvoering van het BTWC;

b)

een breder en dieper inzicht bij nationale beleidsmakers en ambtenaren in het belang van de wetenschappelijke en technologische aspecten voor de uitvoering van het BTWC;

c)

constructieve inbreng in de behandeling van het vast agendapunt over wetenschap en technologie tijdens BTWC-vergaderingen en inbreng in de bespreking door de achtste toetsingsconferentie van manieren ter versterking van beoordelingen van wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen met relevantie voor het BTWC;

d)

meer interactie tussen de wetenschappelijke gemeenschap, de academische wereld, onderzoeksorganisaties, beroepsverenigingen, het bedrijfsleven en regelgevende instanties en beleidsmakers op nationaal en regionaal niveau, en meer inbreng in beoordelingen van wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen die voor het BTWC van belang zijn;

e)

bevordering van koppelingen met andere multilaterale en regionale initiatieven op het gebied van wetenschap en technologie, en

f)

meer internationale samenwerking over wetenschappelijke en technologische onderwerpen die bijdraagt aan de capaciteitsopbouw in ontwikkelingslanden op gebieden die voor het BTWC van belang zijn, met name de artikelen VII en X, zoals opsporing, diagnose en preventie van uitbraken van ziekten, vaccins, therapieën, analysemethoden, paraatheid en respons.

1.2.3   Projectbeschrijving en uitvoering

In ten hoogste vijf workshops, georganiseerd in samenwerking met mondiale en regionale wetenschappelijke organisaties, het bedrijfsleven (vertegenwoordigd door mondiale of regionale brancheorganisaties en beroepsverenigingen zoals bioveiligheidsorganisaties) en academische deskundigen, zullen de thema's onder het vast agendapunt over wetenschap en technologie en de gevolgen voor bioveiligheid en biobeveiliging aan bod komen en zal een regionale dialoog over deze vraagstukken en daarmee de bewustmaking onder de wetenschappelijke en professionele gemeenschap in de regio's worden aangemoedigd. Zulke workshops zullen waar mogelijk worden bijeengeroepen in de marges van relevante wetenschappelijke bijeenkomsten of conferenties over bioveiligheid om het bereik te maximaliseren en de kosten tot een minimum te beperken. Een essentieel element van deze workshops is de actieve deelname van wetenschappers en regelgevingsdeskundigen uit ontwikkelingslanden, hetgeen financiële steun vereist. Om de inzet van bovengenoemde belanghebbenden verder te ondersteunen, zullen kleine subsidies ter beschikking worden gesteld opdat zij opvolgend onderzoek kunnen doen dat leidt tot publicaties over de thema's van de workshops.

De levensvatbaarheid van het project op de lange termijn zal worden verzekerd door middel van de oprichting van een virtueel netwerk van deskundigen, bestaande uit deelnemers aan de workshops. Deze deskundigen kunnen ook worden opgenomen in nationale delegaties bij BTWC-vergaderingen en kunnen bijdragen tot de evaluatie van wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen.

1.3.   Project 3: Capaciteitsontwikkeling voor de toepassing van het BTWC

1.3.1   Doel van het project

De zevende toetsingsconferentie heeft bevestigd dat de vaststelling en uitvoering van de nodige nationale maatregelen de effectiviteit van het BTWC ten goede zullen komen. De conferentie deed een oproep aan de verdragsstaten om wettelijke, bestuursrechtelijke, justitiële en andere maatregelen vast te stellen, waaronder bewustmaking en gedragscodes, om de uitvoering op nationaal niveau van het BTWC te verbeteren en grotere veiligheid en beveiliging van microbiële en andere biologische agentia of toxines te verzekeren. Op basis van de ervaring opgedaan met Gemeenschappelijk Optreden 2008/858/GBVB en Besluit 2012/421/GBVB van de Raad, zullen aan ten hoogste acht landen programma's voor uitgebreide bijstand bij de nationale uitvoering van het BTWC worden aangeboden.

1.3.2.   Verwachte resultaten van het project

a)

vaststelling van adequate wet- en regelgeving, ook op strafrechtelijk gebied, die het volledige scala aan verbods- en preventiemaatregelen omvat waarin het BTWC voorziet, en die door de zevende toetsingsconferentie zijn uitgewerkt;

b)

effectieve uitvoering en handhaving om schendingen van het verdrag te voorkomen en overtredingen te bestraffen;

c)

betere coördinatie en netwerken tussen de belanghebbenden die aan het BTWC-proces deelnemen, waaronder de nationale en regionale bioveiligheidsorganisaties, parlementsleden en de particuliere sector, om een effectieve uitvoering te bevorderen;

d)

bevordering van bewustmakingsprogramma's, gedragscodes en bioveiligheids- en biobeveiligingsnormen;

e)

de invoering of versterking van nationale mechanismen voor het verzamelen van de benodigde informatie en voor de jaarlijkse voorlegging van vertrouwenwekkende maatregelen (confidence building measures — „CBM's”);

f)

een groter aantal verdragsstaten dat op regelmatige basis aan de uitwisseling van CBM's deelneemt en een hogere kwaliteit van de verstrekte informatie;

g)

een verhoging van het aantal verdragsstaten dat de CBM-verslagen via elektronische weg indient;

h)

een groter aantal verdragsstaten dat actief aan de evaluatie van de ontwikkelingen op het gebied van wetenschap en technologie in het kader van het BTWC bijdraagt;

i)

meer wetenschappelijke samenwerking tussen landen op gebieden die van belang zijn voor het BTWC, en

j)

verbeterde technische bekwaamheid en kennis onder wetenschappers uit ontwikkelingslanden die aan dergelijke programma's deelnemen.

1.3.3   Projectbeschrijving

Elk programma zal ongeveer twaalf maanden duren en indien nodig de deelname van EU-delegaties en CBRN-kenniscentra in de begunstigde landen en van de regionale VN-bureaus voor ontwapeningszaken omvatten, en het volgende inhouden:

a)

een eerste nationale workshop met alle belangrijke binnenlandse instanties en belanghebbenden waar het BTWC wordt geïntroduceerd, gemotiveerde en betrouwbare plaatselijke partners worden geïdentificeerd en een eerste inschatting van de behoeften en prioriteiten wordt gemaakt;

b)

gebruik van de bestaande CBM-gids en de handleiding voor de verdragsstaten en adequate voorlichting of e-opleiding voor de BTWC-contactpunten over hoe gebruik te maken van het elektronisch platform, wanneer dit operationeel is;

c)

de opstelling van een op het begunstigde land toegesneden gestructureerd actieplan, dat onder meer bestaat uit bezoeken en/of workshops van diverse assisterende actoren in de loop van het programma en uit opleidingen die in EU-lidstaten of elders worden aangeboden;

d)

de uitvoering van het actieplan, met assisterende actoren die de respectieve bijstandsactiviteiten uitvoeren (bij bijvoorbeeld het opstellen van wetgeving, het geven van opleidingen op het gebied van bioveiligheid en biobeveiliging, de controle op de uitvoer van producten voor tweeërlei gebruik, de opstelling en indiening van CBM's, politieopleiding, de bewustmaking van wetenschappers, de planning van de respons in noodsituaties enz.), en

e)

een afrondende workshop nadat het werk is voltooid, waar alles wordt gebundeld, de bureaus over hun werkzaamheden en de voortgang rapporteren en bekeken wordt of er nieuwe of verdere ondersteuning nodig is.

Om effectieve en productieve ondersteuning te verzekeren zal een workshop worden gehouden voor EU-deskundigen die de begunstigde landen binnen dit project assisteren, om beste praktijken en gepaste voorbereidingen voor bijstandsactiviteiten te bespreken.

1.4.   Project 4: steun voor het intersessionele programma en voor de voorbereiding op de achtste toetsingsconferentie

1.4.1   Doel van het project

Dit programma is erop gericht de verdragsstaten te mobiliseren voor actieve deelname aan de achtste toetsingsconferentie; hiertoe zullen regionale of subregionale workshops worden georganiseerd en zullen mogelijkheden worden geboden om over belangrijke thema's van het intersessionele programma 2012-2015 te reflecteren en te discussiëren.

Het programma omvat ook praktische ondersteuning voor onderwerpen die zijn besproken tijdens het intersessionele programma, zoals artikel VII en het concept van een mechanisme voor collegiale toetsing.

1.4.2.   Verwachte resultaten van het project

a)

betere bekendheid met het BTWC en de achtste toetsingsconferentie in 2016 en met het belang daarvan voor de toekomstige ontwikkeling van het BTWC;

b)

uitgebreide en interregionale dialoog over de onderwerpen die tijdens de achtste toetsingsconferentie zullen worden behandeld;

c)

de ontwikkeling van een aantal voorstellen voor nieuwe initiatieven die na de achtste toetsingsconferentie zullen worden uitgevoerd, en brede steun voor de aanneming ervan tijdens de achtste toetsingsconferentie;

d)

de nadere uitwerking van het concept van een mechanisme voor collegiale toetsing in het kader van het BTWC. Steun kan worden verleend aan, bijvoorbeeld, het organiseren van een of meer van deze oefeningen in derde landen, evenals aan het trekken van nuttige lessen met betrekking tot de relevantie van het concept, en

e)

het inzicht in lessen die uit de uitbraak van het ebolavirus in West-Afrika kunnen worden geleerd, en die voor de uitvoering van de artikelen VII en X van het BTWC van belang zijn.

1.4.3   Projectbeschrijving

Met het oog op de toekomstige ontwikkeling van het BTWC, en met als doelstelling op regionaal en subregionaal niveau het ontstaan van gemeenschappelijke inzichten te bevorderen door voorstellen voor de verdere aanpak van vraagstukken te bespreken, zal een reeks regionale en subregionale workshops worden georganiseerd om de onderwerpen van het intersessionele programma 2012-2015 te bespreken en om de voorzitter van de volgende toetsingsconferentie in de aanloop naar en gedurende de achtste toetsingsconferentie bij te staan. Deze workshops kunnen tegelijk met de bovengenoemde workshops over wetenschappelijke en technologische kwesties plaatsvinden om maximaal profijt te trekken uit de middelen en deskundigen en om de dialoog en interactie tussen wetenschappers, ongeacht de instelling(en) waaraan zij verbonden zijn, en beleidsmakers te bevorderen. Indien nodig zullen ook in Genève evenementen worden georganiseerd. Derhalve moeten deze workshops ook op de deelname van wetenschappers en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en vakverenigingen gericht zijn. Dit zal de totstandkoming van een brede groep van verdragsstaten die voorstander zijn van de trapsgewijze versterking van het BTWC, bevorderen. Aan de workshops zal een programma voor financiële ondersteuning worden gekoppeld, zodat deelnemers uit de ontwikkelingslanden onder de verdragsstaten aan de workshops en aan de achtste toetsingsconferentie kunnen deelnemen. In dit verband kan worden nagegaan hoe deelnemers die financiële steun krijgen, tijdens BTWC-vergaderingen aan leden van de delegaties van de EU-lidstaten kunnen worden gekoppeld.

Alle ervaringen die bij de uitbraak van ebola in West-Afrika zijn opgedaan in acht nemend, zou het waardevol zijn te overwegen hoe artikel VII van het BTWC in praktijk gebracht kan worden. Voor de uitvoering van artikel VII van het BTWC, maar ook voor aspecten die van belang zijn voor artikel X in termen van wetenschappelijke samenwerking en de ontwikkeling van geneesmiddelen en vaccins, zal een studie naar geleerde lessen worden gemaakt, gericht op de gevolgen van de uitbraak en de internationale reactie daarop. Er zal voor de verdragsstaten een verslag worden gemaakt dat zij bij de voorbereiding op de achtste toetsingsconferentie kunnen gebruiken.

Onder geïnteresseerde verdragsstaten zal ten minste één oefening van het mechanisme voor collegiale toetsing worden uitgevoerd om de steun voor dit concept te verbreden en de relevantie ervan nader te onderzoeken. De oefening zal voortbouwen op de oefeningen die in 2013 in Frankrijk en in 2015 door de Beneluxlanden zijn uitgevoerd, en heeft als doel de verdragsstaten in de aanloop naar de achtste toetsingsconferentie een verslag ter bestudering voor te kunnen leggen. Ook zal een studie worden gemaakt naar het doeltreffender maken van de bepalingen van artikel V van het BTWC betreffende het overleg tussen de verdragsstaten.

1.5.   Project 5: steun voor het mechanisme van de VN-secretaris-generaal

1.5.1   Doel van het project

Het ondersteunen van de versterking van het mechanisme van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties voor het onderzoeken van beweerd gebruik van chemische, biologische en toxinewapens (Secretary-General's Mechanism — „SGM”).

1.5.2.   Verwachte resultaten van het project

Versterking van de paraatheid van het SGM, met inbegrip van activiteiten die voortkomen uit de resultaten van de studie naar de geleerde lessen voor de VN-onderzoeksmissie in Syrië in 2013:

a)

een uitgebreidere lijst van opgeleide deskundigen (basis- en gespecialiseerde opleidingen nodig — raming: drie opleidingscursussen);

b)

bijeenroeping van een oprichtingsvergadering met SGM-belanghebbenden (één vergadering): de vergadering vervult dan de rol van een intra- en interorganisatorisch platform voor samenwerking om het SGM op regelmatige basis te evalueren en verder te versterken, ook als het niet actief is;

c)

organisatiebrede opleidingsevenementen: opleidingen georganiseerd door de VN in samenwerking met andere internationale organisaties om bestaande middelen en beste praktijken te gebruiken en beter te kunnen coördineren om de efficiëntie te maximaliseren en dubbel werk te voorkomen (raming: 2 opleidingsevenementen nodig).

1.5.3   Projectbeschrijving

Naast de voortzetting van de ondersteuning voor de reguliere basis- en gespecialiseerde opleidingscursussen voor deskundigen op de SGM-lijst zijn er verschillende SGM-gerelateerde evenementen die in het kader van dit project als belangrijke activiteiten kunnen worden beschouwd. Van bijzonder belang in dit opzicht zijn activiteiten waarmee uitvoering wordt gegeven aan, onder andere, de hierboven vermelde conclusies van de studie naar de lessen die uit de VN-missie in Syrië zijn geleerd, en waarmee het SGM op de lange termijn wordt versterkt.

1.6.   Project 6: instrumenten voor bewustmaking, educatie en betrokkenheid

1.6.1   Doel van het project

Het ontwikkelen van concrete en praktische hulpmiddelen, materialen en methoden om de activiteiten in de hierboven beschreven projecten mogelijk te maken. Deze instrumenten zullen worden ontwikkeld in formats die voor de doelgroep geschikt zijn, met inbegrip van gedrukte versies, en zullen over het algemeen vertaling in alle officiële talen van de VN behoeven. Het aanmoedigen van het gebruik van hulpmiddelen die tijdens vorige EU-acties zijn ontwikkeld: de CBM-gids en de handleiding voor de verdragsstaten.

1.6.2.   Verwachte resultaten van het project

a)

ondersteuning van de hierboven beschreven projecten;

b)

betere kennis bij studenten en hun docenten van de vraagstukken omtrent biologische wapens, van verantwoordelijk gedrag van de wetenschap en van ethische kwesties;

c)

ruime verspreiding van informatief materiaal over het BTWC en de meer algemene vraagstukken met betrekking tot het potentiële misbruik van biologie.

1.6.3   Projectbeschrijving

Een aantal projecten kan nu reeds worden aangewezen, andere zullen in de loop van het project vorm krijgen. In die eerste categorie gaat het bijvoorbeeld om de productie van een webgebaseerd leermiddel en educatief materiaal voor universiteitsstudenten en/of biologiestudenten aan de middelbare school en docenten/leraren. Het gebruik van technieken als actief leren en „blended leren” is hierbij van belang, evenals de coördinatie met bestaande initiatieven zoals de werkzaamheden van de universiteit van Bradford in samenwerking met andere partners. Vertaling van de BTWC-website en van materiaal dat in het kader van deze en eerdere besluiten van de Raad is geproduceerd, is tevens een aanwijsbaar en noodzakelijk project.

2.   PROCEDURELE ASPECTEN, COÖRDINATIE

De uitvoering van de projecten zal in gang worden gezet door een stuurcomité dat de samenwerkingsprocedures en -modaliteiten vaststelt. De uitvoering wordt regelmatig — ten minste om de zes maanden — door het comité geëvalueerd, onder andere door middel van elektronische communicatie.

Het comité zal bestaan uit vertegenwoordigers van de HV en van de ondersteunende eenheid van UNODA voor de uitvoering van het BTWC („UNODA/BWC-ISU”).

Verdragsstaten buiten de Unie richten zich met eventuele aanvragen om bijstand en samenwerking in het kader van dit besluit tot UNODA/BWC-ISU. UNODA/BWC-ISU zal de aanvraag in voorkomend geval behandelen en beoordelen en aanbevelingen doen aan het stuurcomité. Het stuurcomité onderzoekt de aanvragen om bijstand, alsmede de actieplannen en de uitvoering ervan. De HV besluit uiteindelijk, op eigen voorstel, in aanmerking nemende de bevindingen van het stuurcomité, en na overleg met de bevoegde Raadsgroepen, welke aanvragen worden ingewilligd.

Teneinde bij door de EU opgezette activiteiten van de zijde van de begunstigde landen een sterke eigen inbreng en een grote mate van duurzaamheid te garanderen, wordt overwogen om, indien mogelijk en wenselijk, bepaalde begunstigden te belasten met de opstelling van de actieplannen, die onder andere het tijdschema omvatten waarbinnen de (mede uit nationale middelen) gefinancierde activiteiten worden uitgevoerd, evenals de inhoud en de duur van het project en de voornaamste belanghebbenden. UNODA/BWC-ISU en, in voorkomend geval, de lidstaten van de EU worden bij de opstelling van de actieplannen betrokken. De projecten worden in overeenstemming met de actieplannen uitgevoerd.

3.   RAPPORTAGE EN BEOORDELING

UNODA/BWC-ISU rapporteert zesmaandelijks aan de HV over de voortgang van de uitvoering van de projecten. Daarnaast wordt gerapporteerd over de individuele bijstand in het kader van de bestaande actieplannen voor begunstigde landen. Deze rapporten zullen worden voorgelegd aan de bevoegde Raadsgroep met het oog op een voortgangsevaluatie, een algemene beoordeling van de projecten en een eventuele vervolgactie.

Indien mogelijk worden de verdragsstaten, onder andere langs elektronische weg, over de uitvoering van de projecten geïnformeerd. De begunstigde staten worden geacht aan de BTWC-vergaderingen verslag uit te brengen over het verloop en de resultaten van te hunnen bate uitgevoerde activiteiten en de steun van de EU op gepaste wijze te vermelden.

4.   DEELNAME VAN DESKUNDIGEN UIT DE LIDSTATEN VAN DE EU

Het besluit zal niet met succes kunnen worden geïmplementeerd zonder de actieve medewerking van deskundigen uit de lidstaten van de EU. UNODA/BWC-ISU zal worden aangespoord om van deze deskundigen gebruik te maken. Hun missiekosten in verband met de uitvoering van de projecten worden overeenkomstig het besluit vergoed.

Verwacht wordt dat in geval van een bijstandsbezoek (bijvoorbeeld rechtsbijstand of CBM-bijstand) een bezoek door maximaal drie deskundigen voor ten hoogste vijf dagen de standaardpraktijk zal zijn.

Om effectieve en productieve ondersteuning te verzekeren, zal een workshop worden gehouden voor EU-deskundigen die de begunstigde landen binnen dit project ondersteunen om beste praktijken en gepaste voorbereidingen voor bijstandsactiviteiten te bespreken, evenals de samenstelling van een reeks hulpmiddelen zoals presentaties en publicaties.

5.   LOOPTIJD

De totale duur van de projecten wordt op 36 maanden geraamd.

6.   BEGUNSTIGDEN

De begunstigden van universaliseringsactiviteiten in het kader van project 1 zijn staten die nog geen partij zijn bij het BTWC (ongeacht of zij het verdrag al dan niet hebben ondertekend), met inbegrip van de particuliere sector, de academische wereld en ngo's, indien van toepassing.

De begunstigden van project 2 zijn verdragsstaten die bij hun beoordeling van de gevolgen van wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen voor het BTWC zullen worden geholpen, vertegenwoordigers van de wetenschappelijke gemeenschap, internationale, regionale en nationale wetenschappelijke organisaties, de academische wereld en het bedrijfsleven.

De begunstigden van project 3 aangaande de capaciteitsontwikkelingsactiviteiten zijn verdragsstaten, met bijzondere aandacht voor staten die onlangs tot het BTWC zijn toegetreden, terwijl de begunstigden betreffende de activiteiten in het kader van artikel X individuele wetenschappers, wetenschappelijke conferenties en wetenschappelijke instellingen zullen zijn.

De begunstigden van project 4 zijn verdragsstaten, met name ambtenaren die zich met BTWC-kwesties bezighouden, bijvoorbeeld in diensten die als nationaal contactpunt zijn aangewezen of vanuit permanente missies in Genève, deskundigen die zijn uitgenodigd om deel te nemen aan de workshops en aan de oefening in het kader van het mechanisme voor collegiale toetsing, en deskundigen die betrokken zijn bij de voorbereiding van de studies over de artikelen V en VII.

De begunstigden van project 5 zijn deskundigen op de SGM-lijst, deelnemers aan de SGM-opleidingscursussen en -evenementen en deelnemers aan de vergadering met belanghebbenden.

De begunstigden van project 6 zijn de makers van het betreffende materiaal, alsmede degenen die er gebruik van maken, zoals studenten en docenten, vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven en ngo's.

7.   VERTEGENWOORDIGERS VAN DERDE PARTIJEN

Ten behoeve van de regionale inbreng en de duurzaamheid van de projecten zal op grond van dit besluit de deelname van deskundigen van buiten de EU, met name uit bevoegde regionale en internationale organisaties, worden gefinancierd. De deelname van UNODA/BWC-ISU aan de workshops en vergaderingen in BTWC-verband wordt gefinancierd. De deelname van het voorzitterschap van de BTWC-vergaderingen kan per geval worden gefinancierd.

8.   UITVOERINGSORGAAN — PERSONEELSAANGELEGENHEDEN

Omdat de in dit besluit beoogde activiteiten voor UNODA buiten de begroting vallen, zal extra personeel in dienst moeten worden genomen.

9.   ZICHTBAARHEID VAN DE EU

UNODA doet al het nodige om het feit dat de actie door de Europese Unie wordt gefinancierd, onder de aandacht te brengen. Die maatregelen worden getroffen in overeenstemming met de Handleiding communicatie en zichtbaarheid voor het externe optreden van de EU, die de Europese Commissie heeft opgesteld en gepubliceerd. UNODA zal dus zorg dragen voor de zichtbaarheid van de bijdrage van de Unie door middel van passende profilering en publiciteit en op die manier de rol van de Unie benadrukken, de transparantie van het optreden verzekeren en bekendheid geven aan de redenen die aan het besluit ten grondslag liggen, evenals aan de EU-steun voor het besluit en de resultaten waartoe die steun heeft geleid. Op het door het project geproduceerde materiaal zal de EU-vlag duidelijk zichtbaar zijn, overeenkomstig de EU-richtsnoeren voor het juiste gebruik en de juiste weergave van de vlag.