5.3.2016   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 60/93


Rectificatie van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/2420 van de Commissie van 12 oktober 2015 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik

( Publicatieblad van de Europese Unie L 340 van 24 december2015 )

Bladzijde 88, punt 1C450.b.5:

in plaats van:

„N-dialkyl-[methyl-, ethyl- of (normaal of iso) propyl]aminoethaan-2-olen en overeenkomstige geprotoneerde zouten dan N,N-diisopropyl-(β)-aminoethanol (96800), en N,N-diethylaminoethanol (100-37-8) die genoemd worden in 1C350;”,

lezen:

„andere N,N-dialkyl-[methyl-, ethyl- of (normaal of iso) propyl]aminoethaan-2-olen en overeenkomstige geprotoneerde zouten dan N,N-diisopropyl-(β)-aminoethanol (96-80-0) en N,N-diethylaminoethanol (100-37-8) die genoemd worden in 1C350;”.

Bladzijde 105, punt 2B201 wordt als volgt vervangen:

„2B201

Werktuigmachines en iedere andere combinatie daarvan, anders dan bedoeld in 2B001, voor het verspanen of snijden van metalen, keramische materialen of ”composieten”, die volgens de technische specificaties van de fabrikant kunnen worden uitgerust met elektronische toestellen voor gelijktijdig ”contourbesturen” in twee of meer assen:

Technische noot:

De niveaus voor de ’aangegeven instelnauwkeurigheid’ die zijn bepaald aan de hand van de volgende procedures op grond van metingen overeenkomstig ISO-norm 230/2 (1988)  (1) of nationale equivalenten mogen voor elk model werktuigmachine worden gebruikt in plaats van individuele machinetests, indien deze zijn verstrekt aan de nationale autoriteiten en door hen zijn geaccepteerd. Bepaling van de ’aangegeven instelnauwkeurigheid’:

a.

selecteer vijf machines van een bepaald model voor beoordeling;

b.

meet de nauwkeurigheid van de lineaire assen overeenkomstig ISO 230/2 (1988  (1) );

c.

bepaal de nauwkeurigheidswaarden (A) voor elke as van elke machine. De methode voor de berekening van de nauwkeurigheidswaarde wordt beschreven in ISO-norm 230/2 (1988)  (1) 1;

d.

bepaal de gemiddelde nauwkeurigheidswaarde voor elke as. Deze gemiddelde waarde wordt de ’aangegeven instelnauwkeurigheid’ van elke as van het model (Âx Ây…);

e.

aangezien item 2B201 naar elke lineaire as verwijst, zullen er evenveel aangegeven waarden voor de ’aangegeven instelnauwkeurigheid’ als lineaire assen zijn;

f.

indien een as van een niet in 2B201.a., 2B201.b. of 2B201.c. bedoelde werktuigmachine een ’aangegeven instelnauwkeurigheid’ heeft die gelijk is aan 6 μm of beter (minder) voor slijpmachines, en gelijk is aan 8 μm of beter (minder) voor machines voor frezen en machines voor draaien, beide overeenkomstig ISO 230/2 (1988)  (1) , moet de fabrikant het nauwkeurigheidsniveau elke achttien maanden opnieuw bevestigen.

a.

werktuigmachines voor frezen met een of meer van de volgende eigenschappen:

1.

een instelnauwkeurigheid, ”inclusief alle compensaties”, die gelijk is aan of kleiner (d.w.z. nauwkeuriger) dan 6 μm overeenkomstig ISO-norm 230/2 (1988) (1) of nationale equivalenten langs eender welke lineaire as;

2.

twee of meer roterende contourassen; of

2B201

a. (vervolg)

3.

vijf of meer assen die gelijktijdig kunnen samenwerken voor ”contourbesturen”;

Noot:

2B201.a. heeft geen betrekking op werktuigmachines voor frezen met de volgende eigenschappen:

a.

axiale verplaatsing langs de x-as groter dan 2 m; en

b.

totale instelnauwkeurigheid langs de x-as groter (slechter) dan 30 μm.

b.

werktuigmachines voor slijpen, met een van de volgende eigenschappen:

1.

een instelnauwkeurigheid, ”inclusief alle compensaties”, die gelijk is aan of kleiner (d.w.z. nauwkeuriger) dan 4 μm overeenkomstig ISO-norm 230/2 (1988) (2) of nationale equivalenten langs eender welke lineaire as;

2.

twee of meer roterende contourassen; of

3.

vijf of meer assen die gelijktijdig kunnen samenwerken voor ”contourbesturen”;

Noot:

2B201.b. heeft geen betrekking op slijpmachines als hieronder:

a.

uitwendige, inwendige en uitwendig-inwendige rondslijpmachines met de volgende eigenschappen:

1.

beperkt tot een maximale buitendiameter of lengte van het werkstuk van 150 mm; en

2.

assen beperkt tot x, z en c;

b.

pasmal-slijpmachines zonder z-as of w-as, met een totale instelnauwkeurigheid die kleiner (d.w.z. nauwkeuriger) is dan 4 μm overeenkomstig ISO-norm 230/2 (1988) of nationale equivalenten.

c.

werktuigmachines voor draaien met een ’instelnauwkeurigheid’, ”inclusief alle compensaties” die beter (minder) is dan 6 μm overeenkomstig ISO 230/2 (1988) langs eender welke lineaire as (totale nauwkeurigheid) voor machines die diameters van meer dan 35 mm kunnen bewerken;

Noot:

In 2B201.c. zijn niet bedoeld staafautomaten (Swissturn) die alleen staven doorvoeren met een diameter van maximaal 42 mm en waarop geen klauwplaten kunnen worden bevestigd. De machines kunnen boor- en/of freesfuncties hebben voor het bewerken van werkstukken met een diameter van minder dan 42 mm.

Noot 1:

2B201 heeft geen betrekking op werktuigmachines voor speciale toepassingen die alleen dienen voor het vervaardigen van een van de volgende onderdelen:

a.

tandwielen;

b.

krukassen of nokkenassen;

c.

gereedschappen of frezen;

2B201

Noot 1 (vervolg)

d.

extrusiewormen.

Noot 2:

Werktuigmachines met ten minste twee van de drie volgende gebruiksmogelijkheden: draaien, frezen of slijpen (bv. een machine voor draaien waarmee ook kan worden gefreesd) moeten op basis van iedere toepasselijke rubriek 2B201.a., b., of c. worden beoordeeld.”

Bladzijde 133, punt 3A001.a.5.b.2:

in plaats van:

„een scheidend vermogen van 12 bit of meer met een ’adjusted update rate’ van 1 250 MSPS of meer met één of meer van de volgende eigenschappen:”,

lezen:

„een scheidend vermogen van 12 bit of meer met een ’adjusted update rate’ van meer dan 1 250 MSPS met één of meer van de volgende eigenschappen:”.

Bladzijde 185, de punten 6A001 tot en met 6A001.a.1 worden als volgt vervangen:

„6A001

Akoestische systemen, apparatuur en onderdelen, als hieronder:

a.

akoestische systemen voor gebruik ter zee, apparatuur of speciaal daarvoor ontworpen onderdelen, als hieronder:

1.

actieve (zend- of zend/ontvang-)systemen, of apparatuur of speciaal daarvoor ontworpen onderdelen, als hieronder:

Noot:

6A001.a.1. heeft geen betrekking op de onderstaande apparatuur:

a.

echoloden die verticaal onder de apparatuur werken en die geen aftastfunctie van meer dan ± 20° hebben, en die uitsluitend worden gebruikt voor het meten van de waterdiepte of de afstand tot zich onder water of ondergronds bevindende objecten of voor het lokaliseren van vis;

b.

akoestische bakens, als hieronder:

1.

akoestische bakens voor noodsignalen;

2.

‹pingers› speciaal ontworpen voor het verplaatsen of het terugkeren naar een positie onder water.

a.

akoestische apparatuur voor zeebodemonderzoek, als hieronder:

1.

onderzoeksapparatuur voor gebruik op oppervlakteschepen voor het topografisch verkennen van de zeebodem, met alle volgende eigenschappen:

a.

ontworpen voor het verrichten van metingen bij een hoek groter dan 20° van de normaal;

b.

ontworpen voor het meten van de topografie van de zeebodem op zeebodemdiepten groter dan 600 m;

c.

’akoestische resolutie’ minder dan 2; en

d.

’versterking’ van de dieptenauwkeurigheid middels compensatie voor de volgende aspecten:

1.

beweging van de akoestische sensor;

6A001

a. 1. a. 1. d. (vervolg)

2.

voortplanting door het water van de sensor naar de zeebodem en terug;

3.

geluidssnelheid ter hoogte van de sensor.

Technische noten:

1.

’Akoestische resolutie’ is de aftaststrookbreedte (in graden) gedeeld door het maximumaantal peilingen per aftaststrook.

2.

’Versterking’ omvat de mogelijkheid van compensatie door externe middelen.

2.

onderzoeksapparatuur voor gebruik onder water voor het topografisch verkennen van de zeebodem, met de volgende eigenschappen:

Technische noot:

De normale druk van de akoestische sensor bepaalt de druk van de diepte van de apparatuur, bedoeld in 6A001.a.1.a.2.

a.

met alle volgende eigenschappen:

1.

ontworpen of aangepast om te werken op een diepte van meer dan 300 m; en

2.

een ‘sondeerherhalingssnelheid’ van meer dan 3 800 m/s; of

Technische noot:

De ’sondeerherhalingssnelheid’ is het product van de maximumsnelheid (m/s) van de werking van de sensor en het maximumaantal peilingen per aftaststrook met een verondersteld bestrijkingsgebied van 100 %. Voor systemen die peilingen in twee richtingen produceren (3D-sonars), moet het maximum van de ’sondeerherhalingssnelheid’ in een van de twee richtingen worden gebruikt.

b.

onderzoeksapparatuur, niet vermeld in 6A001.a.1.a.2.a., met alle volgende eigenschappen:

1.

ontworpen of aangepast om te werken op een diepte van meer dan 100 m;

2.

ontworpen voor het verrichten van metingen bij een hoek groter dan 20° van de normaal;

3.

met één of meer van de volgende eigenschappen:

a.

werkfrequentie van minder dan 350 kHz; of

b.

ontworpen voor het meten van de topografie van de zeebodem bij een afstand van meer dan 200 m van de akoestische sensor; en

4.

’versterking’ van de dieptenauwkeurigheid middels compensatie van alle volgende aspecten:

a.

beweging van de akoestische sensor;

6A001

a. 1. a. 2. b. 4. (vervolg)

b.

voortplanting door het water van de sensor naar de zeebodem en terug; en

c.

geluidssnelheid ter hoogte van de sensor;

3.

Side Scan Sonar (SSS) of Synthetic Aperture Sonar (SAS), die ontworpen zijn voor beeldvorming van de zeebodem, met de volgende eigenschappen, en speciaal daarvoor ontworpen akoestische zend/ontvang-‹arrays›:

a.

ontworpen of aangepast om te werken op een diepte van meer dan 500 m;

b.

een ’bestrijkingscapaciteit’ van meer dan 570 m2/s tijdens gebruik bij het maximale bereik waarmee het kan werken met een ’resolutie in de lengterichting’ van minder dan 15 cm; en

c.

een ’resolutie in de dwarsrichting’ van minder dan 15 cm;

Technische noten:

1.

’Bestrijkingscapaciteit’ (‹Coverage Rate›) (m2/s) is tweemaal het product van het maximale sonarbereik (m) en de maximumsnelheid waarmee de sonar in dat bereik kan werken.

2.

’Resolutie in de vaarrichting’ (cm), alleen voor SSS, is het product van de horizontale loodrechte breedte van de straal (in graden) en het sonarbereik (m) en 0,873.

3.

’Resolutie dwars op de vaarrichting’ (cm) is 75 gedeeld door de bandbreedte van het signaal (in kHz).

b.

systemen of zend- of zend/ontvang-‹arrays›, ontworpen voor de detectie van het object of de locatie, met een of meer van de volgende eigenschappen:

1.

een zendfrequentie lager dan 10 kHz;

2.

een geluidsdrukniveau hoger dan 224 dB (referentie: 1 μPa op 1 m) voor apparatuur met een werkfrequentie in het gebied van 10 tot en met 24 kHz;

3.

een geluidsdrukniveau hoger dan 235 dB (referentie: 1 μPa op 1 m) voor apparatuur met een werkfrequentie in het gebied van 24 tot en met 30 kHz;

4.

met vorming van bundels kleiner dan 1° op enige as en met een werkfrequentie lager dan 100 kHz;

5.

ontworpen voor een ondubbelzinnig schaalbereik groter dan 5 120 m; of

6.

ontworpen om een druk te weerstaan tijdens normaal bedrijf op een diepte van meer dan 1 000 m en met omzetters:

a.

met dynamische drukcompensatie; of

b.

met een transductie-element anders dan loodzirkonaat-titanaat;

6A001

a. 1. b. 6. (vervolg)

c.

akoestische projectors, met inbegrip van omzetters, die piëzo-elektrische, magnetostrictieve, elektrostrictieve, elektrodynamische of hydraulische elementen bevatten die afzonderlijk werken of in een ontworpen combinatie, met één of meer van de volgende eigenschappen:

Noot 1:

De embargostatus van akoestische projectors, met inbegrip van omzetters die speciaal zijn ontworpen voor andere apparatuur die niet in 6A001 wordt vermeld, wordt bepaald door de embargostatus van die andere apparatuur.

Noot 2:

6A001.a.1.c. heeft geen betrekking op bronnen die het geluid uitsluitend verticaal uitzenden, of mechanische bronnen (bv. door middel van luchtdruk of stoomstoten) of chemische bronnen (bv. door middel van explosieven).

Noot 3:

Piëzo-elektrische elementen bedoeld in 6A001.a.1.c omvatten elementen gemaakt van loodmagnesiumniobaat/loodtitanaat (Pb(Mg1/3Nb2/3)O3-PbTiO3, of PMN-PT) monokristallen van een vaste oplossing of loodindiumniobaat/loodmagnesiumniobaat/loodtitanaat (Pb(In1/2Nb1/2)O3–Pb(Mg1/3Nb2/3)O3–PbTiO3, of PIN-PMN-PT)monokristallen van een vaste oplossing.

1.

werkend in het frequentiegebied lager dan 10 kHz en met één of meer van de volgende kenmerken:

a.

niet ontworpen voor een continubedrijf bij een bedrijfscyclus van 100 % met een uitgestraald ’vrijeveld bronniveau’ (’free-field Source Level (SLRMS)’) van meer dan (10log(f) + 169,77) dB (referentie 1 μPa op 1 m) waarbij f de frequentie in Hertz en de maximale ‹Transmitting Voltage Response› (TVR) minder is dan 10 kHz; of

b.

ontworpen voor een continubedrijf bij een bedrijfscyclus van 100 % met een continu uitgestraald ’vrijeveld bronniveau’ (’free-field Source Level (SLRMS)’) bij een bedrijfscyclus van 100 % van meer dan (10log(f) + 159,77) dB (referentie 1 μPa op 1 m) waarbij f de frequentie in Hertz en de maximale ‹Transmitting Voltage Response› (TVR) minder is dan 10 kHz; of

Technische noot:

Het ’vrijeveld bronniveau’ (’free-field Source Level (SLRMS)’) is gedefinieerd langs de as van de maximale respons en in het verre veld van de akoestische projector. Het kan worden verkregen uit de ‹Transmitting Voltage Response› met gebruik van de volgende vergelijking: SLRMS = (TVR + 20log VRMS) dB (referentie 1μPa op 1 m), waarbij SLRMS het bronniveau is, TVR de ‹Transmitting Voltage Response› is en VRMS de stuurspanning van de projector is.

2.

niet gebruikt;

3.

met onderdrukking van de zijlobben van meer dan 22 dB;

d.

akoestische systemen en apparatuur en speciaal ontworpen onderdelen voor het lokaliseren van oppervlaktevaartuigen of onderwatervaartuigen, met de volgende, speciaal daarvoor ontworpen onderdelen:

1.

detectiebereik van meer dan 1 000 m; en

2.

positionele nauwkeurigheid kleiner dan 10 m rms wanneer wordt gemeten op een afstand van 1 000 m;

Noot:

6A001.a.1.d. omvat:

6A001

a. 1. d. 2. d. Noot (vervolg)

a.

apparatuur die gebruikmaakt van coherente ”signaalverwerking” tussen twee of meer bakens en de door het oppervlakte- of onderwatervaartuig meegevoerde hydrofooneenheid;

b.

apparatuur die geschikt is voor het automatisch corrigeren van voortplantingssnelheidsfouten voor de berekening van een plaats.

e.

actieve individuele sonars, speciaal ontworpen of aangepast om zwemmers of duikers te detecteren, te lokaliseren en automatisch te onderscheiden, met de volgende eigenschappen, en speciaal daarvoor ontworpen akoestische zend/ontvang-‹arrays›:

1.

detectiebereik van meer dan 530 m;

2.

effectieve (rms) positionele nauwkeurigheid kleiner dan 15 m wanneer wordt gemeten op een afstand van 530 m; en

3.

bandbreedte van het uitgezonden pulssignaal groter dan 3 kHz;

NB:

Voor duikerdetectiesystemen speciaal ontworpen of aangepast voor militair gebruik, zie de lijst van militaire goederen.

Noot:

Wanneer in 6A001.a.1.e. meer dan één detectiebereik voor verschillende omgevingen wordt gespecificeerd, wordt het grootste detectiebereik gebruikt.”

Bladzijde 193, punt 6A002.a.2.a.2.a:

in plaats van:

„”voor gebruik in de ruimte gekwalificeerde””‹focal plane arrays›” met meer dan 2 048 elementen per array en een grootste gevoeligheid bij een golflengte van meer dan 300 nm doch niet meer dan 900 nm;”,

lezen:

„een microkanaalplaat met een afstand tussen de gaten (hart op hart gemeten) van 12 μm of minder; of”.

Bladzijde 256, punt 9A004 wordt als volgt vervangen:

„9A004

ruimtelanceervoertuigen, ”ruimtevaartuigen”, ”platforms van ruimtevaartuigen”, ”nuttige ladingen van ruimtevaartuigen”, boordsystemen of -apparatuur voor ”ruimtevaartuigen” en grondapparatuur als hieronder:

NB:

ZIE OOK 9A104.

a.

ruimtelanceervoertuigen;

b.

”ruimtevaartuigen”;

c.

”platforms van ruimtevaartuigen”;

9A004

(vervolg)

d.

de ”nuttige lading van ruimtevaartuigen” omvat producten zoals vermeld in 3A001.b.1.a.4., 3A002.g., 5A001.a.1., 5A001.b.3., 5A002.a.5., 5A002.a.9., 6A002.a.1., 6A002.a.2., 6A002.b., 6A002.d., 6A003.b., 6A004.c., 6A004.e., 6A008.d., 6A008.e., 6A008.k., 6A008.l. of 9A010.c.;

e.

boordsystemen of -apparatuur, speciaal ontworpen voor ”ruimtevaartuigen” en met één of meer van de volgende functies:

1.

’hantering van besturings- en telemetriegegevens’;

Noot:

Voor de toepassing van 9A004.e.1., omvat de ’hantering van besturings- en telemetriegegevens’ beheer, opslag en verwerking van gegevens over het platform.

2.

’hantering van gegevens over de nuttige lading’; of

Noot:

Voor de toepassing van 9A004.e.2., omvat de ’hantering van gegevens over de nuttige lading’ beheer, opslag en verwerking van gegevens over de nuttige lading.

3.

’systemen die de baan en positie van een satelliet accuraat kunnen regelen’ (‹attitude and orbit control›);

Noot:

Voor de toepassing van 9A004.e.3., omvatten ’systemen die de baan en positie van een satelliet accuraat kunnen regelen’ (‹attitude and orbit control›) de functies van sensoren en actuatoren om de positie en richting van een ”ruimtevaartuig” te bepalen en te regelen.

NB:

Voor apparatuur speciaal ontworpen voor militair gebruik, zie de lijst van militaire goederen.

f.

grondapparatuur, speciaal ontworpen voor de ”ruimtevaart”, als hieronder:

1.

apparatuur voor telemetrie en afstandsbesturing;

2.

simulatoren.”


(1)  Fabrikanten die instelnauwkeurigheden berekenen overeenkomstig ISO 230/2 (1997) of (2006) dienen overleg te plegen met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin ze gevestigd zijn.

(2)  Fabrikanten die instelnauwkeurigheden berekenen overeenkomstig ISO 230/2 (1997) of (2006) dienen overleg te plegen met de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waarin ze gevestigd zijn.