19.9.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 244/1


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/1555 VAN DE COMMISSIE

van 28 mei 2015

tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot technische reguleringsnormen voor de openbaarmaking van informatie betreffende de naleving van het vereiste inzake een contracyclische kapitaalbuffer door instellingen krachtens artikel 440

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 440, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Zoals bepaald in artikel 130, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad (2) zijn lidstaten verplicht een instellingsspecifieke contracyclische kapitaalbuffer aan te houden.

(2)

Teneinde transparantie en vergelijkbaarheid tussen de instellingen te verzekeren legt Verordening (EU) nr. 575/2013 instellingen de verplichting op de voornaamste onderdelen van de berekening van hun contracyclische kapitaalbuffer openbaar te maken, met inbegrip van de geografische verdeling van hun relevante kredietblootstellingen en het uiteindelijke bedrag van hun instellingsspecifieke contracyclische kapitaalbuffer.

(3)

Zoals bepaald in artikel 130, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU wordt een instellingsspecifieke contracyclische kapitaalbuffer berekend als het product van het totaal van haar risicoposten overeenkomstig artikel 92, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 en het instellingsspecifieke contracyclische bufferpercentage.

(4)

Zoals voorgeschreven in artikel 140, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU wordt een instellingsspecifiek contracyclisch kapitaalbufferpercentage gevormd door het gewogen gemiddelde van de contracyclische bufferpercentages die van toepassing zijn in de rechtsgebieden waar de relevante kredietblootstellingen van de instelling gesitueerd zijn. De verdeling per land van de relevante kredietblootstellingen moet in een standaardformaat worden openbaar gemaakt overeenkomstig de bepalingen bedoeld in Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1152/2014 van de Commissie (3). Teneinde te voldoen aan de vereisten van artikel 440, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 575/2013, waarin geen minimaal bufferpercentage wordt opgelegd, moet de geografische verdeling van relevante kredietblootstellingen openbaar worden gemaakt zelfs wanneer het toepasselijke contracyclische kapitaalbufferpercentage voor een land nul bedraagt.

(5)

Voor de berekening van het bedrag van de instellingsspecifieke contracyclische kapitaalbuffer moeten de op het contracyclische kapitaalbufferpercentage toegepaste wegingscijfers evenredig zijn met het totaal van de eigenvermogensvereisten dat betrekking heeft op de relevante kredietblootstellingen in elke lidstaat en het rechtsgebied van het derde land waarin de instelling blootstellingen aanhoudt. Derhalve moeten instellingen eigenvermogensvereisten openbaar maken voor alle relevante kredietblootstellingen.

(6)

Zoals voorgeschreven in artikel 433 van Verordening (EU) nr. 575/2013 publiceren de instellingen hun openbaarmakingen met betrekking tot de contracyclische kapitaalbuffervereisten ten minste eenmaal per jaar in samenhang met de datum van publicatie van de financiële overzichten. Aangezien het contracyclische kapitaalbufferpercentage overeenkomstig artikel 136, lid 7, van Richtlijn 2013/36/EU door de aangewezen autoriteiten per kwartaal wordt bepaald, moet de openbaarmaking van informatie over de naleving door de instellingen van het vereiste inzake een instellingsspecifiek contracyclisch kapitaalbufferpercentage betrekking hebben op de informatie over het contracyclische kapitaalbufferpercentage vanaf het laatst beschikbare kwartaal. De openbaarmaking van informatie met betrekking tot de contracyclische kapitaalbuffer moet gebaseerd zijn op de contracyclische kapitaalbufferpercentages die van toepassing zijn ten tijde van de berekening van de instellingsspecifieke contracyclische kapitaalbuffer waarop de openbaarmaking betrekking heeft.

(7)

Overeenkomstig artikel 6, lid 1, juncto artikel 440, lid 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 moeten de instellingen de informatie met betrekking tot de contracyclische kapitaalbuffer op individuele basis openbaar maken. Een instelling die moedermaatschappij of dochteronderneming is, of een instelling die overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EU) nr. 575/2013 in een consolidatie wordt betrokken, dient echter niet op individuele basis te voldoen aan de in deel acht van deze verordening bedoelde openbaarmakingsvereisten, zoals vermeld in artikel 6, lid 3, van deze verordening. EU-moederinstellingen en instellingen die onder de zeggenschap van een Europese financiële moederholding of van een Europese gemengde financiële holding staan, moeten deze informatie op geconsolideerde basis bekendmaken, terwijl belangrijke dochterondernemingen van Europese moedermaatschappijen of gemengde EU-moederholdings en dochterondernemingen met aanzienlijke betekenis voor hun plaatselijke markt deze informatie op individuele of gesubconsolideerde basis moeten openbaar maken, zoals voorgeschreven bij artikel 13 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

(8)

Het in artikel 130 van Richtlijn 2013/36/EU vastgestelde vereiste een instellingsspecifieke contracyclische kapitaalbuffer aan te houden zal vanaf 1 januari 2016 op gefaseerde wijze worden ingevoerd tenzij de lidstaten overeenkomstig artikel 160, lid 6, van deze richtlijn een kortere overgangsperiode opleggen. Om ervoor te zorgen dat instellingen voldoende tijd krijgen om zich voor te bereiden op de openbaarmaking van informatie, moet deze verordening op 1 januari 2016 in werking treden.

(9)

Deze verordening is gebaseerd op de ontwerpen van technische reguleringsnormen die de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) aan de Europese Commissie heeft voorgelegd.

(10)

De Europese Bankautoriteit heeft openbare raadplegingen gehouden over de ontwerpen van technische reguleringsnormen waarop deze verordening is gebaseerd, heeft de mogelijke daaraan verbonden kosten en baten geanalyseerd, en heeft de bij artikel 37 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad (4) opgerichte Stakeholdergroep Bankwezen om advies verzocht,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

Overeenkomstig artikel 440 van Verordening (EU) nr. 575/2013 regelt deze verordening de vereisten voor instellingen inzake openbaarmaking van informatie betreffende de naleving van het vereiste inzake een contracyclische kapitaalbuffer bedoeld in hoofdstuk 4 van titel VII van Richtlijn 2013/36/EU.

Artikel 2

Openbaarmaking van de geografische verdeling van kredietblootstellingen

De geografische verdeling van kredietblootstellingen van een instelling die van belang zijn voor de berekening van de contracyclische kapitaalbuffer bedoeld in artikel 440, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 575/2013 wordt openbaar gemaakt in het standaardformaat zoals vastgesteld in tabel 1 van bijlage I overeenkomstig de instructies vervat in de delen I en II van bijlage II en de in Gedelegeerde Verordening (EU) nr.1152/2014 vastgestelde bepalingen.

Artikel 3

Openbaarmaking van het bedrag van de instellingsspecifieke contracyclische kapitaalbuffer

Het bedrag van de instellingsspecifieke contracyclische kapitaalbuffer bedoeld in artikel 440, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 575/2013 wordt openbaar gemaakt in het standaardformaat zoals vastgesteld in tabel 2 van bijlage I overeenkomstig de instructies vervat in de delen I en III van bijlage II.

Artikel 4

Inwerkingtreding en toepassing

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2016.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 28 mei 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1.

(2)  Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG (PB L 176 van 27.6.2013, blz. 338).

(3)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1152/2014 van de Commissie van 4 juni 2014 tot aanvulling van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad met technische reguleringsnormen voor de bepaling van de geografische locatie van de relevante kredietblootstellingen voor de berekening van instellingsspecifieke contracyclische kapitaalbufferpercentages (PB L 309 van 30.10.2014, blz. 5).

(4)  Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 tot oprichting van een Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), tot wijziging van Besluit nr. 716/2009/EG en tot intrekking van Besluit 2009/78/EG van de Commissie (PB L 331 van 15.12.2010, blz. 12).


BIJLAGE I

STANDAARDFORMAAT VOOR OPENBAARMAKING VAN INFORMATIE BETREFFENDE NALEVING DOOR INSTELLINGEN VAN VEREISTE INZAKE CONTRACYCLISCHE KAPITAALBUFFER

Tabel 1

Geografische verdeling van kredietblootstellingen die van belang zijn voor de berekening van de contracyclische kapitaalbuffer

Rij

 

Algemene kredietblootstellingen

Blootstellingen in de handelsportefeuille

Securitisatieblootstelling

Eigenvermogensvereisten

Wegingen van eigenvermogensvereisten

Contracyclisch kapitaalbufferpercentage

Blootstellingswaarde voor standaardbenadering

Blootstellingswaarde voor interneratingbenadering

Som van lange en korte posities van de handelsportefeuille

Waarde van blootstellingen in de handelsportefeuille voor interne modellen

Blootstellingswaarde voor standaardbenadering

Blootstellingswaarde voor interneratingbenadering

waarvan: algemene kredietblootstellingen

waarvan: blootstellingen in de handelsportefeuille

waarvan: securitisatieblootstellingen

Totaal

 

 

010

020

030

040

050

060

070

080

090

100

110

120

010

Uitsplitsing naar land

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Land 001

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

002

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

NNN

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

020

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 


Tabel 2

Bedrag van instellingsspecifieke contracyclische kapitaalbuffer

Rij

 

Kolom

 

 

010

010

Totaalbedrag van de risicoposten

 

020

Instellingsspecifiek contracyclisch kapitaalbufferpercentage

 

030

Instellingsspecifiek contracyclisch kapitaalbuffervereiste

 


BIJLAGE II

INSTRUCTIES VOOR STANDAARDFORMAAT VOOR OPENBAARMAKING

DEEL I

ALGEMENE INSTRUCTIES

Referentiegegevens

1.

In het veld „Toepassingsniveau” vermelden instellingen het toepassingsniveau dat de basis vormt voor de in de tabellen 1 en 2 verstrekte gegevens. Wanneer instellingen dit veld invullen, maken zij een van de volgende keuzen overeenkomstig de artikelen 6 en 13 van Verordening (EU) nr. 575/2013:

a)

geconsolideerd,

b)

individueel,

c)

gesubconsolideerd.

2.

Voor openbaarmaking op individuele basis overeenkomstig deel één, titel II, van Verordening (EU) nr. 575/2013 vullen instellingen de tabellen 1 en 2 van deze instructies op individuele basis in overeenkomstig deel één, titel II, hoofdstuk 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013.

3.

Voor openbaarmaking op geconsolideerde of gesubconsolideerde basis overeenkomstig deel één, titel II, van Verordening (EU) nr. 575/2013 vullen instellingen de tabellen 1 en 2 van deze instructies op geconsolideerde of gesubconsolideerde basis in overeenkomstig deel één, titel II, hoofdstuk 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013.

DEEL II

INSTRUCTIES VOOR STANDAARDFORMAAT 1

Tabel 1

Geografische verdeling van kredietblootstellingen die van belang zijn voor de berekening van de contracyclische kapitaalbuffer

Het toepassingsgebied van tabel 1 is beperkt tot kredietblootstellingen die van belang zijn voor de berekening van de contracyclische kapitaalbuffer in overeenstemming met artikel 140, lid 4, van Richtlijn 2013/36/EU.

Verwijzingen naar wetgeving en instructies

Rijnummer

Toelichting

010-01X

Uitsplitsing van relevante kredietblootstellingen per land

De lijst van landen waarin de instelling kredietblootstellingen heeft die van belang zijn voor de berekening van de instellingsspecifieke contracyclische kapitaalbuffer overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1152/2014.

Het aantal rijen kan variëren naar gelang van het aantal landen waarin de instelling kredietblootstellingen heeft die van belang zijn voor de berekening van de contracyclische buffer.

Krachtens Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1152/2014 kan de instelling ervoor kiezen de blootstellingen aan de plaats van de instelling toe te wijzen indien de blootstellingen in de handelsportefeuille of de buitenlandse kredietblootstellingen van een instelling niet meer dan 2 % van het totaalbedrag van haar totale risicogewogen blootstellingen vertegenwoordigen. Indien de voor de plaats van de instelling openbaar gemaakte blootstellingen blootstellingen uit andere landen omvatten, dienen deze duidelijk in een noot of een voetnoot bij de blootstellingentabel te worden vermeld.

020

Totaal

De waarde als omschreven overeenkomstig de toelichting voor de kolommen 010 tot en met 120 van deze tabel.


Verwijzingen naar wetgeving en instructies

Kolomnummer

Toelichting

010

Blootstellingswaarde van algemene kredietblootstellingen voor standaardbenadering

De blootstellingswaarde van relevante kredietblootstellingen zoals bepaald overeenkomstig artikel 140, lid 4, onder a), van Richtlijn 2013/36/EU, vastgesteld overeenkomstig artikel 111 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

De geografische uitsplitsing wordt verricht overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1152/2014.

Rij 020 (totaal): de som van alle relevante kredietblootstellingen zoals bepaald overeenkomstig artikel 140, lid 4, onder a), van Richtlijn 2013/36/EU, vastgesteld overeenkomstig artikel 111 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

020

Blootstellingswaarde van algemene kredietblootstellingen voor interneratingbenadering (IRB)

De blootstellingswaarde van relevante kredietblootstellingen zoals bepaald overeenkomstig artikel 140, lid 4, onder a), van Richtlijn 2013/36/EU, vastgesteld overeenkomstig artikel 166 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

De geografische uitsplitsing wordt verricht overeenkomstig EBA/RTS/2013/15.

Rij 020 (totaal): de som van alle relevante kredietblootstellingen zoals bepaald overeenkomstig artikel 140, lid 4, onder a), van Richtlijn 2013/36/EU, vastgesteld overeenkomstig artikel 166 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

030

Som van lange en korte posities van blootstellingen in de handelsportefeuille

De som van lange en korte posities van relevante kredietblootstellingen zoals bepaald overeenkomstig artikel 140, lid 4, onder b), van Richtlijn 2013/36/EU, berekend overeenkomstig artikel 327 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

De geografische uitsplitsing wordt verricht overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1152/2014.

Rij 020 (totaal): de som van alle lange en korte posities van relevante kredietblootstellingen zoals bepaald overeenkomstig artikel 140, lid 4, onder b), van Richtlijn 2013/36/EU, berekend als de som van lange en korte posities vastgesteld overeenkomstig artikel 327 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

040

Waarde van blootstellingen in de handelsportefeuille voor interne modellen

De som van het volgende:

de reële waarde van kasposities die relevante kredietblootstellingen vertegenwoordigen zoals bepaald in artikel 140, lid 4, onder b), van Richtlijn 2013/36/EU, vastgesteld overeenkomstig artikel 104 van Verordening (EU) nr. 575/2013;

de notionele waarde van derivaten die relevante kredietblootstellingen vertegenwoordigen zoals bepaald overeenkomstig artikel 140, lid 4, onder b), van Richtlijn 2013/36/EU.

De geografische uitsplitsing wordt verricht overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1152/2014.

Rij 020 (totaal): de som van de reële waarde van alle kasposities die die relevante kredietblootstellingen vertegenwoordigen zoals bepaald in artikel 140, lid 4, onder b), van Richtlijn 2013/36/EU, vastgesteld overeenkomstig artikel 104 van Verordening (EU) nr. 575/2013, en de notionele waarde van alle derivaten die relevante kredietblootstellingen vertegenwoordigen zoals bepaald overeenkomstig artikel 140, lid 4, onder b), van Richtlijn 2013/36/EU.

050

Blootstellingswaarde van securitisatieblootstellingen voor standaardbenadering

De blootstellingswaarde van relevante kredietblootstellingen zoals bepaald overeenkomstig artikel 140, lid 4, onder c), van Richtlijn 2013/36/EU, vastgesteld overeenkomstig artikel 246, lid 1, onder a) en c), van Verordening (EU) nr. 575/2013.

De geografische uitsplitsing wordt verricht overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1152/2014.

Rij 020 (totaal): de som van alle relevante kredietblootstellingen zoals bepaald overeenkomstig artikel 140, lid 4, onder c), van Richtlijn 2013/36/EU, vastgesteld overeenkomstig artikel 246, lid 1, onder a) en c), van Verordening (EU) nr. 575/2013.

060

Blootstellingswaarde van securitisatieblootstellingen voor interneratingbenadering (IRB)

De blootstellingswaarde van relevante kredietblootstellingen zoals bepaald overeenkomstig artikel 140, lid 4, onder c), van Richtlijn 2013/36/EU, vastgesteld overeenkomstig artikel 246, lid 1, onder b) en d), van Verordening (EU) nr. 575/2013.

De geografische uitsplitsing wordt verricht overeenkomstig Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1152/2014.

Rij 020 (totaal): de som van alle relevante kredietblootstellingen zoals bepaald overeenkomstig artikel 140, lid 4, onder c), van Richtlijn 2013/36/EU, vastgesteld overeenkomstig artikel 246, lid 1, onder b) en d), van Verordening (EU) nr. 575/2013.

070

Eigenvermogensvereisten: algemene kredietblootstellingen

De eigenvermogensvereisten voor relevante kredietblootstellingen in het betrokken land zoals bepaald overeenkomstig artikel 140, lid 4, onder a), van Richtlijn 2013/36/EU, vastgesteld overeenkomstig deel drie, titel II, van Verordening (EU) nr. 575/2013.

Rij 020 (totaal): de som van alle eigenvermogensvereisten voor relevante kredietblootstellingen zoals bepaald overeenkomstig artikel 140, lid 4, onder a), van Richtlijn 2013/36/EU, vastgesteld overeenkomstig deel drie, titel II, van Verordening (EU) nr. 575/2013.

080

Eigenvermogensvereisten: blootstellingen in de handelsportefeuille

De eigenvermogensvereisten voor relevante kredietblootstellingen in het betrokken land zoals bepaald overeenkomstig artikel 140, lid 4, onder b), van Richtlijn 2013/36/EU, vastgesteld overeenkomstig deel drie, titel IV, hoofdstuk 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 voor specifiek risico, of overeenkomstig deel drie, titel IV, hoofdstuk 5, van Verordening (EU) nr. 575/2013 voor additioneel wanbetalings- en migratierisico.

Rij 020 (totaal): de som van alle eigenvermogensvereisten voor relevante kredietblootstellingen zoals bepaald overeenkomstig artikel 140, lid 4, onder b), van Richtlijn 2013/36/EU, vastgesteld overeenkomstig deel drie, titel IV, hoofdstuk 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 voor specifiek risico, of overeenkomstig deel drie, titel IV, hoofdstuk 5, van Verordening (EU) nr. 575/2013 voor additioneel wanbetalings- en migratierisico.

090

Eigenvermogensvereisten: securitisatieblootstellingen

De eigenvermogensvereisten voor relevante kredietblootstellingen in het betrokken land zoals bepaald overeenkomstig artikel 140, lid 4, onder c), van Richtlijn 2013/36/EU, vastgesteld overeenkomstig deel drie, titel II, hoofdstuk 5, van Verordening (EU) nr. 575/2013.

Rij 020 (totaal): de som van alle eigenvermogensvereisten voor relevante kredietblootstellingen zoals bepaald overeenkomstig artikel 140, lid 4, onder c), van Richtlijn 2013/36/EU, vastgesteld overeenkomstig deel drie, titel II, hoofdstuk 5, van Verordening (EU) nr. 575/2013.

100

Eigenvermogensvereisten — Totaal

De som van kolommen 070, 080 en 090.

Rij 020 (totaal): de som van alle eigenvermogensvereisten voor relevante kredietblootstellingen zoals bepaald overeenkomstig artikel 140, lid 4, van Richtlijn 2013/36/EU.

110

Wegingen van eigenvermogensvereisten

De weging die wordt toegepast op het contracyclische kapitaalbufferpercentage in elk land, berekend als het totaal van eigenvermogensvereisten dat betrekking heeft op de relevante kredietblootstellingen in het betrokken land (rij 01X, kolom 100), gedeeld door het totaal van eigenvermogensvereisten dat betrekking heeft op alle kredietblootstellingen die relevant zijn voor de berekening van de contracyclische kapitaalbuffer overeenkomstig artikel 140, lid 4, van Richtlijn 2013/36/EU (rij 020, kolom 100).

Deze waarde wordt openbaar gemaakt als een absoluut cijfer met 2 cijfers achter de komma.

120

Contracyclisch kapitaalbufferpercentage

Het contracyclische kapitaalbufferpercentage zoals van toepassing in het betrokken land en vastgesteld overeenkomstig de artikelen 136, 137, 138 en 139 van Richtlijn 2013/36/EU. Deze kolom omvat niet de contracyclische kapitaalbufferpercentages die waren vastgesteld maar nog werden toegepast ten tijde van de berekening van de instellingsspecifieke contracyclische kapitaalbuffer waarop de openbaarmaking betrekking heeft.

Deze waarde wordt openbaar gemaakt als percentage met hetzelfde aantal cijfers achter de komma zoals vastgesteld overeenkomstig de artikelen 136, 137, 138 en 139 van Richtlijn 2013/36/EU.

DEEL III

INSTRUCTIES VOOR STANDAARDFORMAAT 2

Tabel 2

Bedrag van de instellingsspecifieke contracyclische kapitaalbuffer

De instellingen volgen de instructies van deze afdeling om in tabel 2 het bedrag van de instellingsspecifieke contracyclische kapitaalbuffer in te vullen.

Verwijzingen naar wetgeving en instructies

Rijnummer

Toelichting

010

Totaal van de risicoposten

Het totaalbedrag van de risicoblootstellingen berekend overeenkomstig artikel 92, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013.

020

Instellingsspecifiek contracyclisch kapitaalbufferpercentage

Het instellingsspecifieke contracyclische kapitaalbufferpercentage zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 140, lid 1, van Richtlijn 2013/36/EU.

Het instellingsspecifieke contracyclische kapitaalbufferpercentage wordt berekend als het gewogen gemiddelde van de contracyclische bufferpercentages die van toepassing zijn in de landen waar de relevante kredietblootstellingen van de instelling gevestigd zijn en die vermeld zijn in de rijen 010 tot en met 01X van kolom 120 van tabel 1.

De weging die in elk land op het contracyclische kapitaalbufferpercentage wordt toegepast, is het aandeel van eigenvermogensvereisten in de totale eigenvermogensvereisten met betrekking tot relevante kredietblootstellingen op het betrokken grondgebied, en wordt in kolom 110 van tabel 1 openbaar gemaakt.

Deze waarde wordt openbaargemaakt als een percentage met 2 cijfers achter de komma.

030

Instellingsspecifiek contracyclisch kapitaalbuffervereiste

Het instellingsspecifieke contracyclische kapitaalbuffervereiste, berekend als het instellingsspecifieke contracyclische bufferpercentage, zoals vermeld in rij 020 van deze tabel, toegepast op het totale bedrag van de risicoblootstelling zoals vermeld in rij 010 van deze tabel.


Verwijzingen naar wetgeving en instructies

Kolomnummer

Toelichting

010

De waarde als omschreven overeenkomstig de toelichting voor de rijen 010 tot en met 030 van deze tabel.