7.2.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 31/11


VERORDENING (EU) 2015/186 VAN DE COMMISSIE

van 6 februari 2015

tot wijziging van bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumgehalten voor arseen, fluor, lood, kwik, endosulfan en Ambriosazaden

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 mei 2002 inzake ongewenste stoffen in diervoeding (1), en met name artikel 8, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 2002/32/EG verbiedt het gebruik van producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren waarvan het gehalte aan ongewenste stoffen de in bijlage I bij die richtlijn vermelde maximumgehalten overschrijdt.

(2)

Er zijn nieuwe gegevens verstrekt waaruit blijkt dat de huidige maximumgehalten aan arseen, fluor en lood niet haalbaar zijn voor koolzure zeeschelpen. Daarom dienen de maximumgehalten aan arseen, fluor en lood in koolzure zeeschelpen te worden verhoogd om ervoor te zorgen dat koolzure zeeschelpen beschikbaar zijn voor diervoeding terwijl een hoog niveau van bescherming van de dier- en volksgezondheid gegarandeerd blijft.

(3)

De petfoodindustrie gebruikt veel neven- en bijproducten van de voedingsmiddelenindustrie als grondstoffen voor de productie van voeder voor gezelschapsdieren om te zorgen voor een evenwichtige voeding voor honden of katten die tegemoetkomt aan hun behoeften wat betreft aminozuren, koolhydraten, eiwitten, mineralen, sporenelementen en vitaminen. De huidige maximumgehalten aan kwik voor deze neven- en bijproducten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren zijn strenger dan het maximumgehalte aan kwik dat van toepassing is op het vlees van vis voor menselijke consumptie. Daarom is er een ontoereikend aanbod aan neven- en bijproducten die in overeenstemming zijn met het maximumgehalte aan kwik voor gebruik in voeder voor gezelschapsdieren; daardoor moeten kleinere vissen met een lager kwikgehalte worden gebruikt voor de productie van voeder voor gezelschapsdieren, wat in strijd is met de beginselen van duurzame visserij. Derhalve dient het maximumgehalte voor kwik in vis, andere waterdieren en daarvan afgeleide producten die bestemd zijn voor de productie van mengvoeders voor honden, katten, siervissen en pelsdieren te worden aangepast terwijl een hoog niveau van bescherming van de diergezondheid gegarandeerd blijft.

(4)

Bij de beoordeling van de recente gegevens over de aanwezigheid van endosulfan in voedermiddelen is gebleken dat het maximumgehalte aan endosulfan in oliehoudende zaden en mais en daarvan afgeleide producten kan worden verminderd.

(5)

Een voetnoot over de aanwezigheid van Ambrosiazaden in voedermiddelen werd bij Verordening (EU) nr. 1275/2013 van de Commissie (2) per vergissing geschrapt uit bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG. In de praktijk is gebleken dat sommige bepalingen van de voetnoot moeten worden versterkt om te voorkomen dat Ambrosiazaden in het milieu worden verspreid. De voetnoot dient dan ook opnieuw in die bijlage te worden opgenomen.

(6)

Richtlijn 2002/32/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(7)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 6 februari 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 140 van 30.5.2002, blz. 10.

(2)  Verordening (EU) nr. 1275/2013 van de Commissie van 6 december 2013 tot wijziging van bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de maximumgehalten voor arseen, cadmium, lood, nitrieten, vluchtige mosterdolie en schadelijke botanische verontreinigingen (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 86).


BIJLAGE

Wijzigingen van bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG

Bijlage I bij Richtlijn 2002/32/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Punt 1 van afdeling I, „Arseen”, wordt vervangen door:

Ongewenste stoffen

Producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren

Maximumgehalte in mg/kg (ppm) van diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

„1.

Arseen (1)

Voedermiddelen

met uitzondering van:

2

gemalen grasmeel, luzernemeel en klavermeel alsmede al dan niet gemelasseerde gedroogde suikerbietenpulp;

4

palmpitschilfers;

4 (2)

fosfaten, koolzure algenkalk;

10

calciumcarbonaat; koolzure magnesiavoederkalk (calciummagnesiumcarbonaat) (10); koolzure zeeschelpen;

15

magnesiumoxide; magnesiumcarbonaat;

20

vis, andere waterdieren en daarvan afgeleide producten;

25 (2)

gemalen gedroogd zeewier en voedermiddelen op basis van zeewier.

40 (2)

Als tracer gebruikte ijzerpartikels

50

Toevoegingsmiddelen voor diervoeding, behorende tot de functionele groep „Verbindingen van sporenelementen”

met uitzondering van:

30

koper(II)sulfaat-pentahydraat; koper(II)carbonaat; dikoperchloridetrihydroxide; ijzer(II)carbonaat;

50

zinkoxide; mangaanoxide; koperoxide.

100

Aanvullende diervoeders

met uitzondering van:

4

minerale diervoeders;

12

aanvullende diervoeders voor gezelschapsdieren die vis, andere waterdieren en daarvan afgeleide producten en/of gemalen gedroogd zeewier en van zeewier afgeleide voedermiddelen bevatten;

10 (2)

formuleringen met langdurige afgifte voor diervoeders met bijzonder voedingsdoel en een concentratie sporenelementen die meer dan honderd keer hoger is dan het vastgestelde maximumgehalte voor volledige diervoeders.

30

Volledige diervoeders

met uitzondering van:

2

volledige diervoeders voor vis en pelsdieren;

10 (2)

volledige diervoeders voor gezelschapsdieren die vis, andere waterdieren en daarvan afgeleide producten en/of gemalen gedroogd zeewier en van zeewier afgeleide voedermiddelen bevatten.

10 (2)”

2)

Punt 3 van afdeling I, „Fluor”, punt 4 van afdeling I, „Lood”, en punt 5 van afdeling I, „Kwik”, worden vervangen door:

Ongewenste stoffen

Producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren

Maximumgehalte in mg/kg (ppm) van diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

„3.

Fluor (7)

Voedermiddelen

met uitzondering van:

150

voedermiddelen van dierlijke oorsprong met uitzondering van zeewaterschaaldieren zoals krill; koolzure zeeschelpen;

500

zeewaterschaaldieren zoals krill;

3 000

fosfaten;

2 000

calciumcarbonaat; koolzure magnesiavoederkalk (calciummagnesiumcarbonaat) (10);

350

magnesiumoxide;

600

koolzure algenkalk.

1 000

Vermiculiet (E 561)

3 000

Aanvullende diervoeders:

 

bevattende ≤ 4 % fosfor (8);

500

bevattende > 4 % fosfor (8).

125 per 1 % fosfor (8)

Volledige diervoeders

met uitzondering van:

150

volledige diervoeders voor varkens;

100

volledige diervoeders voor pluimvee (met uitzondering van kuikens) en vis;

350

volledige diervoeders voor kuikens;

250

volledige diervoeders voor runderen, schapen en geiten

 

– –

die zogen;

30

– –

andere.

50

4.

Lood (11)

Voedermiddelen

met uitzondering van:

10

groenvoeder (3);

30

fosfaten, koolzure algenkalk en koolzure zeeschelpen;

15

calciumcarbonaat; koolzure magnesiavoederkalk (calciummagnesiumcarbonaat) (10);

20

gist.

5

Toevoegingsmiddelen voor diervoeding, behorende tot de functionele groep „Verbindingen van sporenelementen”

met uitzondering van:

100

zinkoxide;

400

mangaan(II)oxide, ijzer(II)carbonaat, koper(II)carbonaat.

200

Toevoegingsmiddelen voor diervoeding, behorende tot de functionele groepen „Bindmiddelen” en „Antiklontermiddelen”

met uitzondering van:

30

clinoptiloliet van vulkanische oorsprong; natroliet-fonoliet

60

Voormengsels (6)

200

Aanvullende diervoeders

met uitzondering van:

10

minerale diervoeders;

15

formuleringen met langdurige afgifte voor diervoeders met bijzonder voedingsdoel en een concentratie sporenelementen die meer dan honderd keer hoger is dan het vastgestelde maximumgehalte voor volledige diervoeders.

60

Volledige diervoeders

5

5.

Kwik (4)

Voedermiddelen

met uitzondering van:

0,1

vis, andere waterdieren en daarvan afgeleide producten;

0,5 (13)

calciumcarbonaat; koolzure magnesiavoederkalk (calciummagnesiumcarbonaat) (10)

0,3

Mengvoeders

met uitzondering van:

0,1

minerale diervoeders;

0,2

mengvoeders voor vis;

0,2

mengvoeders voor honden, katten, siervissen en pelsdieren.

0,3”

3)

De volgende eindnoot 13 wordt toegevoegd aan het einde van afdeling I:

„(13)

Het maximumgehalte geldt op basis van vers gewicht voor vis, andere waterdieren en daarvan afgeleide producten die bestemd zijn voor de productie van mengvoeders voor honden, katten, siervissen en pelsdieren.”

4)

Punt 6 van afdeling IV, „Endosulfan”, wordt vervangen door:

Ongewenste stoffen

Producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren

Maximumgehalte in mg/kg (ppm) van diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

„6.

Endosulfan (som van alfa- en bèta-isomeer en van endosulfansulfaat, uitgedrukt als endosulfan)

Voedermiddelen en mengvoeders

met uitzondering van:

0,1

katoenzaad en producten afkomstig van de verwerking daarvan, met uitzondering van ruwe katoenzaadolie;

0,3

soja en producten afkomstig van de verwerking daarvan, met uitzondering van ruwe sojaolie;

0,5

ruwe plantaardige olie;

1,0

volledige voeding voor vissen, met uitzondering van zalmachtigen;

0,005

volledige voeding voor zalmachtigen.

0,05”

5)

Afdeling VI, „Schadelijke botanische verontreinigingen”, wordt vervangen door:

„AFDELING VI: SCHADELIJKE BOTANISCHE VERONTREINIGINGEN

Ongewenste stoffen

Producten die bedoeld zijn voor het voederen van dieren

Maximumgehalte in mg/kg (ppm) van diervoeder met een vochtgehalte van 12 %

1.

Onkruidzaden en niet gemalen of verpulverde vruchten die alkaloïden, glucosiden of andere giftige stoffen bevatten, afzonderlijk of tezamen, waaronder:

Voedermiddelen en mengvoeders

3 000

Datura sp

1 000

2.

Crotalaria spp.

Voedermiddelen en mengvoeders

100

3.

Zaden en doppen van Ricinus communis L., Croton tiglium L. en Abrus precatorius L., alsook de door verwerking ervan verkregen bijproducten (1), afzonderlijk of tezamen

Voedermiddelen en mengvoeders

10 (2)

4.

Beuk, ongeschilde zaden — Fagus sylvatica L.

Voedermiddelen en mengvoeders

Zaden en vruchten en de door verwerking ervan verkregen bijproducten mogen niet in diervoeders voorkomen tenzij als sporen die niet kwantitatief kunnen worden bepaald

5.

Purgeernoot — Jatropha curcas L.

Voedermiddelen en mengvoeders

Zaden en vruchten en de door verwerking ervan verkregen bijproducten mogen niet in diervoeders voorkomen tenzij als sporen die niet kwantitatief kunnen worden bepaald

6.

Zaden van Ambrosia spp.

Voedermiddelen (3)

met uitzondering van

50

gierst (granen van Panicum milaceum L.) en sorghum (granen of Sorghum bicolor (L.) Moench s.l.), niet rechtstreeks vervoederd aan dieren (3)

200

Mengvoeders die ongemalen granen en zaden bevatten

50

7.

Zaden van

Indische bruine mosterd — Brassica juncea (L.) Czern. en Coss. ssp. integrifolia (West) Thell.

Sareptamosterd — Brassica juncea (L.) Czern. en Coss. ssp. juncea

Chinese mosterd — Brassica juncea (L.) Czern. en Coss. ssp. juncea var. lutea Batalin

Zwarte mosterd — Brassica nigra (L.) Koch

Ethiopische mosterd — Brassica carinata A. Braun

Voedermiddelen en mengvoeders

Zaden mogen niet in diervoeders voorkomen tenzij als sporen die niet kwantitatief kunnen worden bepaald


(1)  Voor zover door analytische microscopie bepaalbaar.

(2)  Omvat ook zaaddopfragmenten.

(3)  Indien eenduidig bewijs wordt geleverd dat de granen en zaden bestemd zijn om te worden vermalen of verbrijzeld, is het niet nodig om partijen granen en zaden met een te hoog gehalte aan zaden van Ambrosia spp. daarvan te ontdoen voordat ze worden vermalen of verbrijzeld, op voorwaarde dat:

de zending als geheel wordt vervoerd naar de vermalings- of verbrijzelingsinstallatie en deze installatie vooraf in kennis wordt gesteld van het feit dat de partij een hoog gehalte aan zaden van Ambrosia spp. bevat, zodat zij aanvullende preventieve maatregelen ter voorkoming van de verspreiding in het milieu kan nemen, en

deugdelijk bewijs wordt verstrekt dat preventieve maatregelen worden genomen om te voorkomen dat zaden van Ambrosia spp. in het milieu worden verspreid tijdens het transport naar de vermalings- of verbrijzelingsinstallatie, en

de bevoegde autoriteit instemt met het transport, na zich ervan te hebben vergewist dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan.

Indien deze voorwaarden niet zijn vervuld, moet de zending vóór elk transport naar de EU worden gereinigd en de screenings moeten op passende wijze worden vernietigd.”