14.11.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 298/25


UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2015/2038 VAN DE COMMISSIE

van 13 november 2015

betreffende de gelijkwaardigheid van het regelgevingskader van de Republiek Korea voor centrale tegenpartijen aan de vereisten van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters (1), en met name artikel 25, lid 6,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De procedure voor de erkenning van in derde landen gevestigde centrale tegenpartijen (hierna „CTP's” genoemd) die in artikel 25 van Verordening (EU) nr. 648/2012 is vastgesteld, is bedoeld om CTP's die zijn gevestigd en een vergunning hebben gekregen in derde landen waarvan de reguleringsnormen gelijkwaardig zijn aan die welke in genoemde verordening zijn vastgesteld, de mogelijkheid te bieden clearingdiensten te verrichten voor clearingleden of handelsplatformen die in de Unie zijn gevestigd. Die erkenningsprocedure en het gelijkwaardigheidsbesluit waarin wordt voorzien, dragen zodoende bij tot het bereiken van de overkoepelende doelstelling van Verordening (EU) nr. 648/2012 om het systeemrisico te verminderen door meer gebruik te maken van veilige en solide CTP's voor de clearing van over-the-counter (hierna „otc” genoemd) derivatencontracten, ook als die CTP's in een derde land zijn gevestigd en daar een vergunning hebben gekregen.

(2)

Om een rechtstelsel van een derde land als gelijkwaardig aan het rechtsstelsel van de Unie aan te merken wat CTP's betreft, dient het concrete resultaat van het toepasselijke juridische en toezichthoudende kader gelijkwaardig te zijn aan dat van de Unievereisten wat de bereikte toezicht- en regelgevingsdoelstellingen betreft. Doel van deze gelijkwaardigheidstoetsing is daarom na te gaan of het juridische en toezichthoudende kader van de Republiek Korea (hierna „Zuid-Korea” genoemd) waarborgt dat CTP's die daar zijn gevestigd en een vergunning hebben gekregen, in de Unie gevestigde clearingleden en handelsplatformen niet blootstellen aan een hoger risiconiveau dan dat waaraan de CTP's die in de Unie een vergunning hebben gekregen, kunnen worden blootgesteld — en of zij bijgevolg geen onaanvaardbare niveaus van systeemrisico in de Unie opleveren.

(3)

Op 1 oktober 2013 heeft de Commissie het technische advies van de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) ontvangen over het juridische en toezichthoudende kader dat van toepassing is op CTP's waaraan in Zuid-Korea vergunning is verleend. In het technische advies is een aantal verschillen aangegeven tussen de juridisch bindende vereisten die, op jurisdictioneel gebied, gelden voor CTP's in Zuid-Korea en de juridisch bindende vereisten die voor CTP's gelden uit hoofde van Verordening (EU) nr. 648/2012. Dit besluit is echter niet uitsluitend gebaseerd op een vergelijkende analyse van de juridisch bindende vereisten voor CTP's in Zuid-Korea, maar ook op een beoordeling van de uitkomst van die vereisten, en op het antwoord op de vraag of zij afdoende zijn om de risico's waaraan in de Unie gevestigde clearingleden en handelsplatformen mogelijk worden blootgesteld, zodanig te limiteren dat deze als gelijkwaardig aan de uitkomst van de in Verordening (EU) nr. 648/2012 vastgelegde vereisten kunnen worden beschouwd. In het bijzonder dienen daarbij de aanzienlijk lagere risico's die verbonden zijn aan clearingactiviteiten die worden ontplooid op financiële markten die kleiner zijn dan de financiële markt van de Unie, in aanmerking te worden genomen.

(4)

Overeenkomstig artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 moeten drie voorwaarden vervuld zijn om te kunnen verklaren dat het juridische en toezichthoudende kader van een derde land dat geldt voor CTP's die in dat land over een vergunning beschikken, gelijkwaardig is aan de vereisten die in die verordening zijn vastgelegd.

(5)

Volgens de eerste voorwaarde moeten CTP's die in een derde land over een vergunning beschikken, voldoen aan juridisch bindende vereisten die gelijkwaardig zijn aan de vereisten zoals die in titel IV van Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn neergelegd.

(6)

De juridisch bindende vereisten van Zuid-Korea voor CTP's die daar een vergunning hebben gekregen, zijn vervat in de Financial Investment Services and Capital Markets Act 2013 (hierna „FSCMA” genoemd) en in secundaire regelgeving tot uitvoering van de FSCMA.

(7)

CTP's krijgen een vergunning van de Financial Services Commission (hierna „FSC” genoemd). De FSC verleent pas een clearingvergunning als zij er onder meer van overtuigd is dat de CTP een aandelenkapitaal bezit dat gelijkwaardig is aan het vastgestelde wettelijke minimum, een degelijk bedrijfsplan heeft, over voldoende personele middelen, gegevensverwerkende apparatuur en andere fysieke faciliteiten beschikt om beleggers te kunnen beschermen en clearingactiviteiten te kunnen ontplooien, geen enkele medewerker in dienst heeft die op grond van de FSCMA onbekwaam is bevonden, over een systeem ter voorkoming van belangenconflicten beschikt, en aandeelhouders heeft die een toereikende financiële draagkracht en tevens een goede financiële reputatie en sociale geloofwaardigheid hebben. Bij de verlening van een vergunning kan de FSC alle voorwaarden stellen die noodzakelijk zijn voor het waarborgen van een gedegen beheer van de CTP en het handhaven van een gezonde marktorde. Vergunninghoudende CTP's staan vervolgens onder doorlopend toezicht van de FSC, alsook onder controle van de Bank van Korea krachtens de wet op de Bank van Korea.

(8)

De FSC heeft haar voornemen kenbaar gemaakt haar financiëlemarktinfrastructuren (hierna „FMI's” genoemd) te toetsen aan de Principles for Financial Markets Infrastructures (hierna „PFMI's” genoemd), die in april 2012 zijn uitgevaardigd door het Committee on Payment and Settlement Systems (2) en de International Organization of Securities Commissions (IOSCO). In maart 2015 heeft de FSC de Business Guideline for Financial Market Infrastructures (hierna de „Guideline” genoemd) uitgevaardigd. Daarin zijn concrete normen vastgelegd die FMI's in acht moeten nemen wanneer zij op grond van de FSCMA en de daarmee samenhangende secundaire regelgeving activiteiten ontplooien. In de Guideline zijn de 24 hoofdbeginselen van de PFMI's, rekening houdend met de binnenlandse omstandigheden, in 14 beginselen omgezet en worden tevens gedetailleerde normen vastgesteld voor de toepassing van deze beginselen. In december 2012 heeft de Bank van Korea haar „Regulation on the Operation and Management of Payment and Settlement Systems” gewijzigd om voortaan de PFMI's als haar controlenormen te hanteren.

(9)

Krachtens de FSCMA en de daarmee samenhangende secundaire regelgeving moeten CTP's ook een intern reglement van orde vaststellen met het oog op een adequate regulering van hun clearing- en afwikkelingsfaciliteiten. De voorschriften van de FSCMA, de daarmee samenhangende secundaire regelgeving, de Guideline en de Regulation on the Operation and Management of Payment and Settlement Systems worden aldus ten uitvoer gelegd in het interne reglement van orde van de clearinghuizen. Overeenkomstig de FSCMA moet elke herziening van de statuten of het interne reglement van orde van CTP's door de FSC worden goedgekeurd.

(10)

De juridisch bindende vereisten in Zuid-Korea hebben dus een tweeledige structuur. De FSCMA en de daarmee samenhangende secundaire regelgeving bevatten normen van hoog niveau die CTP's in acht moeten nemen om een vergunning te krijgen voor het verlenen van clearingdiensten in Zuid-Korea. Deze primaire regels vormen het eerste niveau van de juridisch bindende vereisten in Zuid-Korea. Om te bewijzen dat zij zich aan de primaire regels houden, zijn CTP's overeenkomstig de Business Guideline for Financial Market Infrastructures verplicht hun intern reglement van orde ter goedkeuring aan de FSC voor te leggen. Dit interne reglement van orde vormt het tweede niveau van de vereisten in Zuid-Korea.

(11)

Bij het beoordelen van de gelijkwaardigheid van het juridische en toezichthoudende kader dat in Zuid-Korea op CTP's van toepassing is, dient ook rekening te worden gehouden met de bereikte risicolimitering die dat oplevert in termen van het risiconiveau waaraan in de Unie gevestigde clearingleden en handelsplatformen worden blootgesteld als gevolg van hun deelneming in die entiteiten. De uitkomsten inzake risicolimitering worden bepaald door zowel het risiconiveau dat aan de door de betrokken CTP ontplooide clearingactiviteiten verbonden is en dat afhankelijk is van de omvang van de financiële markt waarop deze opereert, als de geschiktheid van het voor CTP's geldende juridische en toezichthoudende kader voor het limiteren van dat risiconiveau. Om dezelfde uitkomsten inzake risicolimitering te verkrijgen, zijn striktere vereisten inzake risicolimitering vereist voor CTP's die hun activiteiten ontplooien op grotere financiële markten waarvan het inherente risiconiveau hoger is, dan voor CTP's die hun activiteiten ontplooien op kleinere financiële markten waarvan het inherente risiconiveau lager is.

(12)

De omvang van de financiële markt waarop CTP's waaraan in Zuid-Korea vergunning is verleend hun clearingactiviteiten ontplooien, is aanzienlijk kleiner dan de markt waarop in de Unie gevestigde CTP's actief zijn. Met name de afgelopen drie jaar vertegenwoordigde de totale waarde van de in Zuid-Korea geclearde derivatentransacties minder dan 1 % van de totale waarde van de in de Unie geclearde derivatentransacties. Daarom stelt deelneming in CTP's waaraan in Zuid-Korea vergunning is verleend, in de Unie gevestigde clearingleden en handelsplatformen aan aanzienlijk lagere risico's bloot dan wanneer zij deelnemen in CTP's waaraan in de Unie vergunning is verleend.

(13)

Bijgevolg kan het juridische en toezichthoudende kader dat van toepassing is op CTP's waaraan in Zuid-Korea vergunning is verleend, als gelijkwaardig worden beschouwd wanneer dat passend is om dat lagere risiconiveau te limiteren. De op die CTP's van toepassing zijnde primaire regels, aangevuld met hun interne reglement van orde waarin aan de PFMI's uitvoering wordt gegeven, limiteren het in Zuid-Korea bestaande lagere risiconiveau en leveren een uitkomst inzake risicolimitering op die gelijkwaardig is aan die welke door Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt nagestreefd.

(14)

Derhalve concludeert de Commissie dat het juridische en toezichthoudende kader van Zuid-Korea waarborgt dat CTP's die daar over een vergunning beschikken, voldoen aan juridisch bindende vereisten die gelijkwaardig zijn aan de vereisten zoals die in titel IV van Verordening (EU) nr. 648/2012 zijn neergelegd.

(15)

Volgens de tweede voorwaarde van artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 moet het juridische en toezichthoudende kader van Zuid-Korea voor de CTP's die daar over een vergunning beschikken, voorzien in doorlopend, effectief toezicht en effectieve handhaving ten aanzien van die CTP's.

(16)

De FSC is verantwoordelijk voor de vaststelling en toepassing van de toezichtregels en voor de inspectie en toetsing van financiële instellingen. Als primair toezichthouder op CTP's heeft de FSC volledige bevoegdheid om hen te controleren en te bestraffen. Zo is de FSC onder meer bevoegd om de vergunning van CTP's in te trekken, om de activiteiten van CTP's op te schorten en over te dragen, en om CTP's sancties op te leggen. Het dagelijkse toezicht wordt uitgeoefend door de Financial Supervisory Service (hierna „FSS” genoemd), die handelt onder toezicht van de FSC. CTP's zijn onderworpen aan een halfjaarlijkse inspectie van telkens vier weken en aan niet-periodieke inspecties op verzoek van de toezichthouder. Met behulp van toezicht- en risicogebaseerde onderzoekprocedures, die onder meer een toetsing aan prudentiële vereisten omvatten, monitort de FSS doorlopend of CTP's aan de vereisten inzake risicobeheer voldoen. Daarnaast is een van de belangrijkste doelstellingen van het toezicht van de Bank van Korea op CTP's waaraan in Zuid-Korea vergunning is verleend, het garanderen van hun veiligheid en efficiëntie. De Bank van Korea oefent toezicht uit door informatie over CTP's te analyseren, hen om de twee jaar aan de PFMI's te toetsen, en verbeteringen te verlangen indien zulks noodzakelijk is. De Bank van Korea is bevoegd om het aanbrengen van die verbeteringen te eisen; indien het om een belangrijke verbetering gaat, is wel de instemming van het Monetary Policy Committee vereist.

(17)

Bijgevolg concludeert de Commissie dat het juridische en toezichthoudende kader van Zuid-Korea voor CTP's die daar over een vergunning beschikken, voorziet in doorlopend, effectief toezicht en effectieve handhaving.

(18)

Volgens de derde voorwaarde van artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 moet het juridische en toezichthoudende kader van Zuid-Korea voorzien in een effectief gelijkwaardig systeem voor de erkenning van CTP's waaraan uit hoofde van buitenlandse rechtsstelsels een vergunning is verleend (hierna „CTP's uit derde landen” genoemd).

(19)

CTP's uit derde landen die otc-derivaten in Zuid-Korea willen clearen, moeten daarvoor goedkeuring vragen aan de FSC.

(20)

De goedkeuring wordt pas verleend indien de jurisdictie waarin de CTP gevestigd is, een voldoende solide toezicht- en regelgevingskader heeft dat vergelijkbaar is met het juridische en toezichthoudende kader dat in Zuid-Korea van toepassing is. Tevens moeten samenwerkingsovereenkomsten tussen de bevoegde autoriteiten uit Zuid-Korea en uit derde landen zijn gesloten voordat een aanvraag van een CTP uit een derde land wordt goedgekeurd.

(21)

De erkenningsprocedure van het rechtsstelsel van Zuid-Korea die van toepassing is op CTP's uit derde landen die daar otc-derivaten willen clearen, moet derhalve worden beschouwd als een procedure die, wat de erkenning van CTP's uit derde landen betreft, voorziet in een systeem dat effectief gelijkwaardig is.

(22)

Mitsdien kunnen de voorwaarden van artikel 25, lid 6, van Verordening (EU) nr. 648/2012 geacht worden te zijn vervuld door het juridische en toezichthoudende kader van Zuid-Korea voor CTP's waaraan daar vergunning is verleend, en dient dat juridische en toezichthoudende kader als gelijkwaardig aan de in Verordening (EU) nr. 648/2012 vastgelegde vereisten te worden beschouwd. De Commissie dient de ontwikkeling van het juridische en toezichthoudende kader van Zuid-Korea voor CTP's en de inachtneming van de voorwaarden op grond waarvan dit besluit is genomen, regelmatig te blijven monitoren.

(23)

De regelmatige beoordeling van het juridische en toezichthoudende kader dat in Zuid-Korea van toepassing is op CTP's die daar over een vergunning beschikken, dient de mogelijkheid onverlet te laten voor de Commissie om naast de algemene beoordeling te allen tijde een specifieke beoordeling te verrichten wanneer relevante ontwikkelingen vereisen dat de Commissie de bij dit besluit erkende gelijkwaardigheid herbeoordeelt. Een dergelijke herbeoordeling kan tot de intrekking van de erkenning van gelijkwaardigheid leiden.

(24)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Europees Comité voor het effectenbedrijf,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de toepassing van artikel 25 van Verordening (EU) nr. 648/2012 wordt het in Zuid-Korea van kracht zijnde juridische en toezichthoudende kader, dat bestaat uit de Financial Investment Services and Capital Markets Act 2013 en de daarmee samenhangende secundaire regelgeving, zoals aangevuld met de Business Guideline for Financial Market Infrastructures en de Regulation on the Operation and Management of Payment and Settlement Systems, en dat van toepassing is op CTP's die daar over een vergunning beschikken, als gelijkwaardig aan de vereisten van Verordening (EU) nr. 648/2012 aangemerkt.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 13 november 2015.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 201 van 27.7.2012, blz. 1.

(2)  Per 1 september 2014 is de naam van het Committee on Payment and Settlement Systems veranderd in Committee on Payment and Market Infrastructures (CPMI).