14.11.2015 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 298/23 |
BESLUIT (EU) 2015/2037 VAN DE RAAD
van 10 november 2015
houdende machtiging van de lidstaten om in het belang van de Europese Unie het Protocol van 2014 bij het Verdrag betreffende de gedwongen arbeid, 1930, van de Internationale Arbeidsorganisatie te bekrachtigen ten aanzien van kwesties van sociaal beleid
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 153, lid 2, in samenhang met artikel 153, lid 1, onder a) en b), en artikel 218, lid 6, onder a), v),
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De Unie zet zich in voor de bekrachtiging van de internationale arbeidsverdragen die door de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) als actueel zijn aangemerkt, als bijdrage aan haar brede streven om mensenrechten en fatsoenlijk werk voor iedereen te bevorderen en mensenhandel uit te roeien zowel binnen als buiten de Unie. De bescherming van fundamentele beginselen en rechten met betrekking tot werk is een belangrijk aspect van deze inspanningen. |
(2) |
Het Verdrag betreffende de gedwongen arbeid, 1930, van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), waarop het Protocol van 2014 een aanvulling is, is een van de fundamentele verdragen van de IAO en heeft gevolgen voor de voorschriften waarin naar de fundamentele arbeidsnormen wordt verwezen. |
(3) |
De regelgeving uit hoofde van het Protocol van 2014 bij het Verdrag betreffende de gedwongen arbeid, 1930, van de IAO („het protocol”), valt gedeeltelijk onder de bevoegdheid van de Unie overeenkomstig artikel 153, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Meer bepaald worden sommige regels van het protocol reeds bestreken door het acquis van de Unie op het gebied van sociaal beleid. In dat verband hebben met name artikel 1, lid 1, en artikel 2, onder a) en d), van het protocol betrekking op kwesties die vallen onder Richtlijn 91/533/EEG van de Raad (1), Richtlijn 2008/104/EG van het Europees Parlement en de Raad (2), alsmede richtlijnen inzake gezondheid en veiligheid op het werk, waaronder Richtlijn 89/391/EEG van de Raad (3), Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad (4), Richtlijn 94/33/EG van de Raad (5) en Richtlijn 92/85/EEG van de Raad (6). |
(4) |
Artikel 19, lid 4, van het statuut van de IAO inzake de aanneming en bekrachtiging van verdragen, is eveneens van toepassing op protocollen, die bindende internationale overeenkomsten zijn die bekrachtigd moeten worden en gekoppeld zijn aan verdragen. |
(5) |
De Unie kan het protocol niet bekrachtigen, omdat alleen staten hierbij partij kunnen zijn. |
(6) |
De lidstaten moeten daarom voor de delen die onder de bevoegdheid van de Unie overeenkomstig artikel 153, lid 2, VWEU vallen, gemachtigd worden om, gezamenlijk handelend in het belang van de Unie, het protocol te bekrachtigen. |
(7) |
De delen van het protocol die onder een andere bevoegdheid van de Unie dan sociaal beleid vallen, zullen het voorwerp uitmaken van een besluit dat parallel aan dit besluit wordt vastgesteld, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De lidstaten wordt machtiging tot het bekrachtigen van het Protocol van 2014 bij het Verdrag betreffende de gedwongen arbeid, 1930, van de Internationale Arbeidsorganisatie verleend ten aanzien van de delen die onder de in artikel 153, lid 2, VWEU aan de Unie toegekende bevoegdheid vallen.
Artikel 2
De lidstaten dienen de nodige stappen te nemen om hun akte van bekrachtiging van het protocol zo spoedig mogelijk en bij voorkeur uiterlijk 31 december 2016 neer te leggen bij de directeur-generaal van het International Arbeidsorganisatie.
Artikel 3
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Brussel, 10 november 2015.
Voor de Raad
De voorzitter
P. GRAMEGNA
(1) Richtlijn 91/533/EEG van de Raad van 14 oktober 1991 betreffende de verplichting van de werkgever de werknemer te informeren over de voorwaarden die op zijn arbeidsovereenkomst of -verhouding van toepassing zijn (PB L 288 van 18.10.1991, blz. 32).
(2) Richtlijn 2008/104/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende uitzendarbeid (PB L 327 van 5.12.2008, blz. 9).
(3) Richtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk (PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1).
(4) Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PB L 299 van 18.11.2003, blz. 9).
(5) Richtlijn 94/33/EG van de Raad van 22 juni 1994 betreffende de bescherming van jongeren op het werk (PB L 216 van 20.8.1994, blz. 12).
(6) Richtlijn 92/85/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie (tiende bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) (PB L 348 van 28.11.1992, blz. 1).