30.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 370/31


GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 1394/2014 VAN DE COMMISSIE

van 20 oktober 2014

tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde pelagische visserijen in de zuidwestelijke wateren

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (1), en met name artikel 15, lid 6, en artikel 18, leden 1 en 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft tot doel de teruggooi geleidelijk uit te bannen in alle visserijen van de Unie middels de invoering van een aanlandingsverplichting voor vangsten van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden.

(2)

Artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 geeft de Commissie de bevoegdheid om door middel van gedelegeerde handelingen teruggooiplannen vast te stellen voor een termijn van ten hoogste drie jaar, op basis van de door de lidstaten in overleg met de relevante adviesraden opgestelde gezamenlijke aanbevelingen.

(3)

België, Spanje, Frankrijk, Nederland en Portugal hebben een rechtstreeks belang bij het beheer van de visserij in de zuidwestelijke wateren. Deze lidstaten hebben na raadpleging van de adviesraad voor pelagische bestanden, de adviesraad voor de vollezeevloot en de adviesraad voor de zuidwestelijke wateren een gezamenlijke aanbeveling met specifieke maatregelen bij de Commissie ingediend. De relevante wetenschappelijke instanties hebben een wetenschappelijke bijdrage geleverd. De in de gezamenlijke aanbeveling opgenomen maatregelen zijn in overeenstemming met artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 en moeten bijgevolg, overeenkomstig artikel 18, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1380/2013, in de onderhavige verordening worden opgenomen.

(4)

Wat de zuidwestelijke wateren betreft, moet de aanlandingsverplichting overeenkomstig artikel 15, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 uiterlijk op 1 januari 2015 van toepassing zijn op alle vaartuigen die onder vangstbeperkingen vallende soorten vangen in kleine pelagische en grote pelagische visserijen.

(5)

Overeenkomstig de gezamenlijke aanbeveling, moet het teruggooiplan met ingang van 1 januari 2015 bepaalde kleine pelagische en grote pelagische visserijen omvatten, namelijk de visserijen op horsmakreel, makreel, sprot, ansjovis, witte tonijn, blauwe wijting en Chileense horsmakreel in de ICES-zones VIII, IX en X en de CECAF-zones 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0.

(6)

De gezamenlijke aanbeveling bevat een vrijstelling van de aanlandingsverplichting voor ansjovis, horsmakreel, Chileense horsmakreel en makreel die wordt gevangen in ringzegenvisserijen in de ICES-gebieden VIII, IX en X en de CECAF-gebieden 34.1.1, 34.1.2 en 34.2, op grond van wetenschappelijke bewijs voor hoge overlevingskans, overeenkomstig artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013. Wetenschappelijk bewijs ter ondersteuning van hoge overlevingskans werd geleverd in de gezamenlijke aanbeveling, waarin werd verwezen naar een specifieke wetenschappelijke studie inzake de overleving van vrijgelaten vis in ringzegenvisserijen in de zuidelijke Europese wateren. Uit deze studie bleek dat de overlevingspercentages afhangen van de tijd gedurende welke de vissen worden samengedrukt en van hun dichtheid in het net, die in deze visserijen doorgaans beperkt zijn. Deze informatie is beoordeeld door het WTECV (tijdens zijn tweede plenaire vergadering in 2014). Indien de resultaten van de overlevingsstudie representatief zijn voor de overlevingspercentages bij commerciële visserijactiviteiten, bedraagt het aandeel vrijgelaten vis dat overleeft waarschijnlijk meer dan 50 %, zo concludeerde de WTECV. In artikel 19 ter, lid 2, van Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad (2) is een verbod vastgesteld op de vrijlating van makreel en haring voordat het net volledig is binnengehaald indien zulks tot een verlies van dode of stervende vissen leidt. De vrijstelling op grond van overlevingskans laat het geldende verbod onverlet aangezien de vrijlating van de vis plaatsvindt in een fase van de visserijactiviteit waarin de vis na vrijlating een hoge overlevingskans heeft. Daarom moet een dergelijke vrijstelling in de onderhavige verordening worden opgenomen.

(7)

De gezamenlijke aanbeveling bevat ook vier de-minimisvrijstellingen van de aanlandingsverplichting voor bepaalde visserijen en tot op bepaalde niveaus. Het door de lidstaten geleverde bewijsmateriaal is beoordeeld door het WTECV, dat concludeerde dat de gezamenlijke aanbeveling met redenen omklede argumenten met betrekking tot de stijging van de kosten voor het behandelen van ongewenste vangsten bevatte, die in sommige gevallen worden ondersteund met een kwalitatieve beoordeling van de kosten. In het licht van het voorgaande en bij ontstentenis van afwijkende wetenschappelijke informatie is het passend de de-minimisvrijstellingen vast te stellen overeenkomstig het in de gezamenlijke aanbeveling voorgestelde percentage en op niveaus die niet hoger zijn dan die welke zijn toegestaan overeenkomstig artikel 15, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

(8)

De de-minimisvrijstelling voor blauwe wijting (Micromesistius poutassou) tot 7 % in 2015 en 2016 en 6 % in 2017 van de totale jaarlijkse vangsten in de industriële pelagische trawlvisserij die in ICES-zone VIII op die soort vist om deze aan boord tot surimibasis te verwerken, is gebaseerd op het feit dat er geen verhoogde selectiviteit kan worden bereikt en dat de kosten voor het behandelen van ongewenste vangsten disproportioneel hoog zijn. Het WTECV concludeert dat de vrijstelling voldoende is beargumenteerd. Daarom moet de desbetreffende vrijstelling in deze verordening worden opgenomen.

(9)

De de-minimisvrijstelling voor witte tonijn (Thunnus alalunga) tot 7 % in 2015 en 2016 en 6 % in 2017 van de totale jaarlijkse vangsten in de visserijen die met pelagische spantrawls (PTM) vissen op witte tonijn in ICES-zone VIII, is gebaseerd op de disproportioneel hoge kosten voor het behandelen van ongewenste vangsten. Het gaat om kosten voor de opslag en behandeling op zee en aan land. Het WTECV heeft in zijn beoordeling op het risico van highgrading gewezen. Deze vrijstelling laat artikel 19 bis van Verordening (EG) nr. 850/98 evenwel onverlet. Daarom moet de desbetreffende vrijstelling in deze verordening worden opgenomen.

(10)

De de-minimisvrijstelling tot 5 % in 2015 en 2016 en tot 4 % in 2017 van de totale jaarlijkse vangsten in de pelagische trawlvisserij op ansjovis (Engraulis encrasicolus), makreel (Scomber scombrus) en horsmakrelen (Trachurus spp.) in ICES-zone VIII, is gebaseerd op de moeilijkheid om de selectiviteit in deze visserij te verhogen. Het WTECV concludeert dat de vrijstelling voldoende is beargumenteerd voor makreel en horsmakreel en wijst op een gedeeltelijk risico van highgrading voor ansjovis. Deze vrijstelling laat artikel 19 bis van Verordening (EG) nr. 850/98 evenwel onverlet. Daarom moet de desbetreffende vrijstelling in deze verordening worden opgenomen.

(11)

Een laatste de-minimisvrijstelling betreft ringzegenvisserijen in de ICES-zones VIII, IX en X en de CECAF-gebieden 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 op de volgende soorten: tot 5 % in 2015 en 2016 en tot 4 % in 2017 van de totale jaarlijkse vangsten voor horsmakrelen (Trachurus spp.) en makreel (Scomber scombrus); en tot 2 % in 2015 en 2016 en tot 1 % in 2017 van de totale jaarlijkse vangsten ansjovis (Engraulis encrasicolus). Het WTECV concludeert dat deze vrijstelling is onderbouwd door met redenen omklede argumenten waaruit de moeilijkheid blijkt om de selectiviteit in deze visserij te verhogen. Daarom moet de desbetreffende vrijstelling in deze verordening worden opgenomen.

(12)

Tot slot bevat de gezamenlijke aanbeveling een minimuminstandhoudingsreferentiegrootte (MCRS) van 9 cm voor twee visserijen op ansjovis met het oog op de bescherming van juveniele exemplaren van die soort. Het WTECV heeft de maatregel beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen ongunstig effect zal hebben op juveniele ansjovis, dat deze het aantal vangsten kan vergroten die voor menselijke consumptie kunnen worden verkocht zonder dat de visserijsterfte hierdoor toeneemt, en dat deze gunstig kan zijn voor de controle en handhaving. Daarom moet de MCRS voor ansjovis in de betrokken visserijen worden vastgesteld op 9 cm.

(13)

Aangezien de in de onderhavige verordening vastgestelde maatregelen rechtstreeks van invloed zijn op de economische activiteiten met betrekking tot en op de programmering van het visseizoen van vaartuigen van de Unie, moet de onderhavige verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden. Teneinde in overeenstemming te zijn met het in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde tijdschema moet de onderhavige verordening van toepassing zijn met ingang van 1 januari 2015. Overeenkomstig artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 moet de onderhavige verordening van toepassing zijn voor een termijn van ten hoogste drie jaar,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Onderwerp

In deze verordening worden nadere bepalingen vastgesteld om de in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde aanlandingsverplichting vanaf 1 januari 2015 ten uitvoer te leggen in de in de bijlage bij de onderhavige verordening opgenomen visserijen in de zuidwestelijke wateren, zoals afgebakend in artikel 4, lid 2, onder d), van die verordening.

Artikel 2

Vrijstelling op basis van overlevingskans

In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is de aanlandingsverplichting niet van toepassing op vangsten van ansjovis, horsmakreel, Chileense horsmakreel en makreel in ambachtelijke ringzegenvisserijen. Al deze vangsten mogen worden vrijgelaten, mits het net niet volledig is binnengehaald.

Artikel 3

De-minimisvrijstellingen

In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 mogen de volgende hoeveelheden worden teruggegooid:

a)

voor blauwe wijting (Micromesistius poutassou) tot 7 % in 2015 en 2016 en tot 6 % in 2017 van de totale jaarlijkse vangsten in de industriële pelagische trawlvisserij op die soort in de ICES-zone VIII waarbij die soort aan boord wordt verwerkt tot surimibasis;

b)

voor witte tonijn (Thunnus alalunga) tot 7 % in 2015 en 2016 en tot 6 % in 2017 van de totale jaarlijkse vangsten in de visserijen die met pelagische spantrawls (PTM) vissen op witte tonijn in ICES-zone VIII;

c)

tot 5 % in 2015 en 2016 en tot 4 % in 2017 van de totale jaarlijkse vangsten in de pelagische trawlvisserij op ansjovis (Engraulis encrasicolus), makreel (Scomber scombrus) en horsmakrelen (Trachurus spp.) in ICES-zone VIII.

d)

in de ringzegenvisserij in ICES-zones VIII, IX en X en de CECAF-gebieden 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 op de volgende soorten: tot 5 % in 2015 en 2016 en tot 4 % in 2017 van de totale jaarlijkse vangsten horsmakreel (Trachurus spp.) en makreel (Scomber scombrus); en tot 2 % in 2015 en 2016 en tot 1 % in 2017 van de totale jaarlijkse vangsten ansjovis (Engraulis encrasicolus).

Artikel 4

Minimuminstandhoudingsreferentiegrootte

De minimuminstandhoudingsreferentiegrootte voor ansjovis (Engraulis encrasicolus) die wordt gevangen in ICES-deelgebied IX en in het CECAF-gebied 34.1.2 bedraagt 9 cm.

Artikel 5

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2017.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 oktober 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22.

(2)  Verordening (EG) nr. 850/98 van de Raad van 30 maart 1998 voor de instandhouding van de visbestanden via technische maatregelen voor de bescherming van jonge exemplaren van mariene organismen (PB L 125 van 27.4.1998, blz. 1).


BIJLAGE

Visserijen die onder de bepalingen van deze verordening tot uitvoering van de aanlandingsverplichting vallen

1.

Visserijen in ICES VIII:

Code

Pelagisch vistuig

Onder quota vallende doelsoorten

PS

Ringzegens

Horsmakreel, makreel, sprot, ansjovis

PTM

Spantrawls — pelagisch

Horsmakreel, makreel, ansjovis, witte tonijn

OTM

Trawls — pelagisch

Horsmakreel, makreel, ansjovis, witte tonijn, blauwe wijting

LHM/LTL/BB

Handlijnen en hengellijnen (gemechaniseerd), met de hengel vissende vaartuigen, sleeplijnen

Witte tonijn, makreel

2.

Visserijen in ICES IX:

Code

Pelagisch vistuig

Onder quota vallende doelsoorten

PS

Ringzegens

Horsmakreel, makreel, ansjovis

LHM/LTL/BB

Handlijnen en hengellijnen (gemechaniseerd), met de hengel vissende vaartuigen, sleeplijnen

Witte tonijn, makreel

LL

Beuglijnen

Witte tonijn

GND/SB

Ambachtelijke visserijen

Horsmakreel

3.

Visserijen in de ICES X:

Code

Pelagisch vistuig

Onder quota vallende doelsoorten

LHP/BB

Met de hengel vissende vaartuigen

Witte tonijn

LLD

Beuglijnen

Witte tonijn

PS

Ringzegen ambachtelijk

Chileense horsmakreel

4.

Visserijen in CECAF 34.1.1, 34.1.2, 34.2.0:

Code

Pelagisch vistuig

Onder quota vallende doelsoorten

PS

Ringzegens

Chileense horsmakreel

LHP/BB

Handlijnen, met de hengel vissende vaartuigen en hengellijnen (met de hand bediend)

Witte tonijn

LLD

Beuglijnen

Witte tonijn