28.8.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 257/121


VERORDENING (EU) Nr. 912/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 23 juli 2014

tot vaststelling van een kader voor het regelen van de financiële verantwoordelijkheid in verband met scheidsgerechten voor de beslechting van geschillen tussen investeerders en staten die zijn ingesteld bij internationale overeenkomsten waarbij de Europese Unie partij is

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Met de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon zijn buitenlandse directe investeringen onder de gemeenschappelijke handelspolitiek komen te vallen. Overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder e), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) is de Unie exclusief bevoegd ten aanzien van de gemeenschappelijke handelspolitiek en kan zij partij zijn bij internationale overeenkomsten die bepalingen over buitenlandse directe investeringen bevatten.

(2)

Overeenkomsten die voorzien in bescherming van investeringen kunnen een mechanisme bevatten voor de beslechting van geschillen tussen investeerders en staten, dat een investeerder uit een derde land de mogelijkheid biedt om een vordering in te stellen tegen een staat waar hij een investering heeft gedaan. De beslechting van geschillen tussen investeerders en staten kan leiden tot toewijzing van geldelijke schadevergoeding. Bovendien zullen in dergelijke zaken onvermijdelijk aanzienlijke kosten moeten worden gemaakt in het kader van de arbitrageprocedure en het voeren van verweer in een dergelijke zaak.

(3)

De internationale verantwoordelijkheid voor een behandeling die voorwerp is van geschillenbeslechting volgt de verdeling van de bevoegdheden tussen de Unie en de lidstaten. Bijgevolg is de Unie in beginsel verantwoordelijk voor het voeren van verweer tegen vorderingen waarbij een schending wordt gesteld van regels die zijn opgenomen in een overeenkomst ten aanzien waarvan de Unie exclusief bevoegd is, ongeacht of de betrokken behandeling door de Unie zelf of door een lidstaat is toegekend.

(4)

Overeenkomsten van de Unie dienen aan buitenlandse investeerders hetzelfde hoge beschermingsniveau te bieden als op grond van het Unierecht en de gemeenschappelijke algemene beginselen van het recht van de lidstaten aan investeerders van binnen de Unie wordt geboden, doch niet een hoger beschermingsniveau. Overeenkomsten van de Unie dienen te waarborgen dat de wetgevingsbevoegdheden van de Unie en haar recht om regelgeving vast te stellen worden geëerbiedigd en beschermd.

(5)

Wanneer de Unie, als entiteit met rechtspersoonlijkheid, internationaal verantwoordelijk is voor de toegekende behandeling, wordt van haar verwacht dat zij, conform het internationaal recht, een aan de eiser toegewezen schadevergoeding betaalt en de kosten van het geschil voor haar rekening neemt. Toekenning van een schadevergoeding aan de eiser kan echter voortvloeien uit een door de Unie zelf of uit een door een lidstaat toegekende behandeling. Het zou dan ook niet billijk zijn om schadevergoedingen en de kosten van arbitrage uit de begroting van de Unie te betalen wanneer de behandeling door een lidstaat is toegekend, tenzij de behandeling in kwestie wordt voorgeschreven door het recht van de Unie. Het is daarom noodzakelijk dat de financiële verantwoordelijkheid, krachtens het recht van de Unie, wordt verdeeld tussen de Unie zelf en de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling, welke is toegekend op basis van bij deze verordening vastgestelde criteria.

(6)

In zijn resolutie van 6 april 2011 over het toekomstig Europees internationaal investeringsbeleid heeft het Europees Parlement expliciet gevraagd om het mechanisme waarin in deze verordening is voorzien, op te zetten. Bovendien heeft de Raad in zijn conclusies van 25 oktober 2010 over een alomvattend Europees beleid inzake internationale investeringen de Commissie verzocht de kwestie te bestuderen.

(7)

De financiële verantwoordelijkheid moet worden toegewezen aan de entiteit die verantwoordelijk is voor de behandeling die strijdig met de toepasselijke bepalingen van de overeenkomst is bevonden. Derhalve moet de Unie zelf de financiële verantwoordelijkheid dragen wanneer de behandeling in kwestie is toegekend door een instelling, orgaan of agentschap van de Unie. De betrokken lidstaat moet de financiële verantwoordelijkheid dragen wanneer de betrokken behandeling is toegekend door die lidstaat. Wanneer de lidstaat evenwel handelt op een wijze die wordt voorgeschreven door het recht van de Unie, bijvoorbeeld bij het omzetten van een door de Unie vastgestelde richtlijn, moet de Unie zelf de financiële verantwoordelijkheid dragen voor zover de behandeling in kwestie door het recht van de Unie wordt voorgeschreven. Deze verordening moet tevens voorzien in de mogelijkheid dat individuele zaken zowel behandeling die is toegekend door een lidstaat als behandeling die wordt voorgeschreven door het recht van de Unie betreffen en moet alle door de lidstaten en door de Unie genomen maatregelen bestrijken. In dergelijke zaken moeten de lidstaten en de Unie de financiële verantwoordelijkheid dragen voor de specifieke behandeling die hetzij door de Unie hetzij door een van de lidstaten is toegekend.

(8)

De Unie moet altijd als verweerder optreden, wanneer een geschil uitsluitend betrekking heeft op een behandeling die door een instelling, orgaan of agentschap van de Unie is toegekend, zodat de Unie de uit het geschil voortvloeiende potentiële financiële verantwoordelijkheid draagt overeenkomstig bovengenoemde criteria.

(9)

Wanneer een lidstaat de potentieel uit een geschil voortvloeiende financiële verantwoordelijkheid zou dragen, is het billijk en passend dat deze als verweerder optreedt om ten aanzien van de door hem aan de investeerder toegekende behandeling verweer te voeren. De in deze verordening vastgelegde regelingen moeten erin voorzien dat de begroting van de Unie en de niet-financiële middelen van de Unie niet, zelfs niet tijdelijk, worden belast door de kosten van procesvoering of door een arbitraal vonnis waarbij de betrokken lidstaat in het ongelijk wordt gesteld.

(10)

Lidstaten kunnen er desondanks de voorkeur aan geven dat de Unie in dit type geschillen als de verweerder optreedt, bijvoorbeeld om redenen van technische deskundigheid. De lidstaten moeten daarom de mogelijkheid hebben om, onverminderd hun financiële verantwoordelijkheid, ervan af te zien als de verweerder op te treden.

(11)

Teneinde te waarborgen dat de belangen van de Unie goed worden gewaarborgd, is het essentieel dat de Unie in uitzonderlijke omstandigheden zelf als de verweerder optreedt in geschillen die betrekking hebben op een door een lidstaat toegekende behandeling. Deze omstandigheden zijn beperkt tot zaken waarin het geschil ook betrekking heeft op een door de Unie toegekende behandeling, wanneer de door een lidstaat toegekende behandeling kennelijk wordt voorgeschreven door het recht van de Unie en waarin een soortgelijke behandeling wordt aangevochten in een gerelateerde vordering tegen de Unie in de Wereldhandelsorganisatie (World Trade Organisation — WTO), indien er een panel is samengesteld en de vordering betrekking heeft op hetzelfde specifieke juridische vraagstuk en er moet worden gezorgd voor een consistente argumentatie in de WTO-zaak.

(12)

Wanneer de Unie optreedt als de verweerder in gevallen waarin maatregelen van lidstaten betrokken zijn, moet de Commissie het verweer op zodanige wijze voeren dat de financiële belangen van de betrokken lidstaat worden beschermd.

(13)

Besluiten over de vraag of de Unie dan wel een lidstaat moet optreden als de verweerder, moeten worden genomen binnen het in deze verordening bepaalde kader. Het is passend dat de Commissie het Europees Parlement en de Raad onmiddellijk informeert over de manier waarop dit kader wordt toegepast.

(14)

Deze verordening dient te voorzien in enkele praktische regelingen voor het voeren van arbitrageprocedures in geschillen die betrekking hebben op een door een lidstaat toegekende behandeling. Die regelingen moeten erop gericht zijn zo goed mogelijk met het geschil om te gaan en er tevens voor te zorgen dat van de verplichting tot loyale samenwerking als bedoeld in artikel 4, lid 3, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) in acht wordt genomen en dat de belangen van de betrokken lidstaat worden verdedigd en beschermd.

(15)

Voor zaken waarin de Unie optreedt als de verweerder, moeten deze regelingen voorzien in zeer nauwe samenwerking, met inbegrip van de onverwijlde kennisgeving van alle beduidende procedurele stappen, de verstrekking van de relevante documenten, frequent overleg en deelname aan de delegatie in de procedure.

(16)

Wanneer een lidstaat optreedt als de verweerder is het passend dat hij, in overeenstemming met de verplichting tot loyale samenwerking als bedoeld in artikel 4, lid 3, VEU, de Commissie op de hoogte houdt van ontwikkelingen in de zaak en in het bijzonder zorgt voor tijdige informatieverstrekking over alle beduidende procedurele stappen, de verstrekking van de relevante documenten, frequent overleg en deelname aan de delegatie in de procedure. Ook moet de Commissie toereikende gelegenheid krijgen om een als gevolg van het geschil gerezen rechtsvraag, of enig ander element dat voor de Unie van belang is, toe te lichten.

(17)

Onverminderd de uitkomst van de arbitrageprocedure moet een lidstaat te allen tijde kunnen aanvaarden dat hij financieel verantwoordelijk is indien een schadevergoeding moet worden betaald. In een dergelijk geval moeten de lidstaat en de Commissie afspraken kunnen maken voor de periodieke betaling van kosten en voor de betaling van een eventuele schadevergoeding. Een dergelijke aanvaarding houdt niet in dat de lidstaat aanvaardt dat de vordering waarover een geschil bestaat, gegrond is. De Commissie moet in een dergelijk geval een besluit kunnen vaststellen waarbij wordt verlangd dat de lidstaat een voorziening treft voor zulke kosten. Indien het gerecht de eiser veroordeelt in de kosten van de Unie, moet de Commissie ervoor zorgen dat alle vooruitbetaalde kosten onverwijld aan de betrokken lidstaat worden terugbetaald.

(18)

In sommige gevallen kan het passend zijn een schikking te treffen om kostbare en onnodige arbitrage te voorkomen. Er moet een procedure worden vastgesteld voor het treffen van zulke schikkingen. Die procedure moet de Commissie, handelend overeenkomstig de onderzoeksprocedure, toestaan om een zaak waarin de financiële verantwoordelijkheid van de Unie betrokken is, te schikken wanneer dit in het belang van de Unie is. Wanneer het geschil ook betrekking heeft op een door een lidstaat toegekende behandeling, is het passend dat de Unie in een geschil alleen zou kunnen schikken indien de schikking geen enkel financieel of begrotingsgevolg zou hebben voor de betrokken lidstaat. In dergelijke zaken is het passend dat de Commissie en de betrokken lidstaat nauw samenwerken en overleg plegen. De lidstaat moet het recht behouden om de zaak te allen tijde te schikken, mits hij de volledige financiële verantwoordelijkheid aanvaardt en mits de schikking verenigbaar is met het recht van de Unie.

(19)

Wanneer de Unie in een arbitraal vonnis in het ongelijk wordt gesteld, moet de bij dit vonnis toegewezen schadevergoeding zonder uitstel worden betaald. De Commissie moet regelingen treffen voor de betaling van dergelijke schadevergoedingen, tenzij een lidstaat de financiële verantwoordelijkheid al heeft aanvaard.

(20)

De Commissie moet nauw overleg plegen met de betrokken lidstaat, om overeenstemming te bereiken over de verdeling van de financiële verantwoordelijkheid. Wanneer de Commissie bepaalt dat een lidstaat verantwoordelijk is, en de lidstaat deze beslissing niet accepteert, moet de Commissie de toegewezen schadevergoeding betalen, maar moet zij tevens een besluit tot de lidstaat richten waarin zij deze verzoekt de begroting van de Unie aan te vullen met de bedragen in kwestie, vermeerderd met de toepasselijke rente. De verschuldigde rente is de rente die is vastgesteld op grond van artikel 78, lid 4, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (2). Artikel 263 VWEU is van toepassing in gevallen waarin een lidstaat van mening is dat het besluit niet voldoet aan de in deze verordening geformuleerde criteria.

(21)

De begroting van de Unie moet dekking bieden voor de uitgaven die voortvloeien uit overeenkomsten met bepalingen over buitenlandse directe investeringen waarbij de Unie partij is, en waarin is voorzien in beslechting van geschillen tussen investeerders en staten. Voor zover lidstaten financieel verantwoordelijk zijn op grond van deze verordening, moet de Unie in de gelegenheid zijn hetzij eerst de bijdragen van de betrokken lidstaat te ontvangen voordat zij de desbetreffende uitgave doet, hetzij eerst de uitgave in kwestie doen en daarna door de betrokken lidstaat worden terugbetaald. Gebruikmaking van beide budgettaire behandelingsmechanismen moet mogelijk zijn, naargelang wat haalbaar is qua timing. Voor beide mechanismen moeten de door de betrokken lidstaat betaalde bijdragen of terugbetalingen worden behandeld als interne bestemmingsontvangsten van de begroting van de Unie. De kredieten naar aanleiding van deze interne bestemmingsontvangsten moeten niet alleen de uitgaven in kwestie dekken, maar tevens kunnen worden toegewezen aan andere onderdelen van de begroting van de Unie waaruit de oorspronkelijke kredieten voor bekostiging van de uitgaven in kwestie volgens het tweede mechanisme afkomstig waren.

(22)

Om uniforme voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend.

(23)

De uitvoeringsbevoegdheden met betrekking tot artikel 9, leden 2 en 3, artikel 13, lid 1, artikel 14, lid 8, artikel 15, lid 3, en artikel 16, lid 3, moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (3).

(24)

Voor de vaststelling van besluiten die ertoe strekken dat de Unie optreedt als de verweerder op grond van artikel 9, lid 2, moet de raadplegingsprocedure worden gebruikt aangezien het noodzakelijk is dat de Unie in die zaken het verweer overneemt, maar de lidstaten moeten daarover nog altijd controle uitoefenen. Voor de vaststelling van besluiten inzake de schikking van geschillen overeenkomstig artikel 15, lid 3, moet de raadplegingsprocedure worden gebruikt, aangezien deze besluiten hoogstens een tijdelijk effect op de begroting van de Unie zullen hebben, omdat de betrokken lidstaat verplicht zal zijn om alle financiële verantwoordelijkheid te aanvaarden die uit het geschil voortvloeit, en vanwege de in de verordening neergelegde gedetailleerde criteria voor de aanvaardbaarheid van zulke schikkingen,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Toepassingsgebied

1.   Onverminderd de verdeling van de bevoegdheden volgens het VWEU, is deze verordening van toepassing op de beslechting van geschillen tussen investeerders en staten op grond van een overeenkomst waarbij de Unie partij is of waarbij de Unie en de lidstaten partij zijn, die in gang wordt gezet door een eiser uit een derde land. Met name de vaststelling en toepassing van deze verordening mogen de door de Verdragen afgebakende bevoegdheden niet aantasten, ook niet met betrekking tot de door de lidstaten of de Unie toegekende behandeling die door een eiser wordt aangevochten in de beslechting van geschillen tussen investeerders en staten in het kader van een overeenkomst.

2.   Ter informatie zal de Commissie een lijst van de overeenkomsten waarop deze verordening van toepassing is, in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendmaken en bijhouden.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)   „overeenkomst”: een internationale overeenkomst met bepalingen over buitenlandse directe investeringen waarbij de Unie partij is of waarbij de Unie en de lidstaten partij zijn en die voorziet in beslechting van geschillen tussen investeerders en staten;

b)   „kosten voortvloeiend uit de arbitrage”: de vergoedingen voor en kosten van het scheidsgerecht en de arbitrage-instelling, alsmede de kosten van vertegenwoordiging en de vergoedingen die aan de eiser worden toegekend door het scheidsgerecht, zoals vertaalkosten, kosten van juridische en economische analyse en andere relevante kosten met betrekking tot de arbitrageprocedure;

c)   „geschil”: een door een eiser tegen de Unie of een lidstaat ingestelde vordering in het kader van een overeenkomst, waarover een scheidsgerecht uitspraak zal doen;

d)   „beslechting van geschillen tussen investeerders en staten”: een in een overeenkomst opgenomen mechanisme volgens welke een eiser vorderingen tegen de Unie of een lidstaat kan instellen;

e)   „lidstaat”: een of meer lidstaten van de Europese Unie;

f)   „betrokken lidstaat”: de lidstaat die de behandeling heeft toegekend waarvan wordt gesteld dat zij strijdig is met de overeenkomst;

g)   „financiële verantwoordelijkheid”: een verplichting tot betaling van een som geld die door een scheidsgerecht is opgelegd of die als onderdeel van een schikking is overeengekomen, met inbegrip van de kosten in verband met de arbitrage;

h)   „schikking”: een akkoord tussen enerzijds de Unie of een lidstaat, of beide, en anderzijds een eiser, waarbij de eiser ermee instemt zijn vordering niet verder geldend te maken, in ruil voor de betaling van een som geld of een andere maatregel dan de betaling van geld, met inbegrip van situaties waarin de schikking wordt vastgelegd in een vonnis van een scheidsgerecht;

i)   „scheidsgerecht”: een persoon die of een orgaan dat in het kader van een overeenkomst is aangewezen om uitspraak te doen in een geschil tussen een investeerder en staat;

j)   „eiser”: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die een vordering kan instellen op basis van een procedure voor beslechting van geschillen tussen investeerders en staten op grond van een overeenkomst, of een natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie de vorderingen van de eiser in het kader van de overeenkomst rechtmatig zijn overgedragen;

k)   „het recht van de Unie”: het VWEU en het VEU, alsmede alle in artikel 288, tweede, derde en vierde alinea, VWEU bedoelde rechtshandelingen van de Unie, alsmede internationale overeenkomsten waarbij de Unie partij is of waarbij de Unie en de lidstaten partij zijn. Uitsluitend voor de toepassing van deze verordening wordt onder „het recht van de Unie” niet verstaan de bepalingen in de overeenkomst inzake investeringsbescherming;

l)   „voorgeschreven door het recht van de Unie”: de behandeling waarbij de betrokken lidstaat de gestelde schending van de overeenkomst alleen had kunnen vermijden door een verplichting krachtens het recht van de Unie te veronachtzamen, zoals wanneer de lidstaat geen discretie of beoordelingsmarge heeft wat betreft de te bereiken resultaten.

HOOFDSTUK II

VERDELING VAN DE FINANCIËLE VERANTWOORDELIJKHEID

Artikel 3

Verdelingscriteria

1.   De financiële verantwoordelijkheid die voortvloeit uit een geschil in het kader van een overeenkomst, wordt verdeeld volgens de onderstaande criteria:

a)

de Unie draagt de financiële verantwoordelijkheid die voortvloeit uit een behandeling welke is toegekend door de instellingen, organen of agentschappen van de Unie;

b)

de betrokken lidstaat draagt de financiële verantwoordelijkheid die voortvloeit uit een behandeling welke is toegekend door die lidstaat;

c)

bij wijze van uitzondering op punt b) draagt de Unie de financiële verantwoordelijkheid die voortvloeit uit een behandeling welke door een lidstaat is toegekend, wanneer deze behandeling was voorgeschreven door het recht van de Unie.

Niettegenstaande punt c) van de eerste alinea, is de betrokken lidstaat financieel verantwoordelijk indien hij krachtens het recht van de Unie verplicht is te handelen om de onverenigbaarheid van een eerdere handeling met het recht van de Unie te corrigeren, tenzij deze eerdere handeling werd voorgeschreven door het recht van de Unie.

2.   In de in deze verordening bepaalde gevallen stelt de Commissie een besluit vast waarin zij de financiële verantwoordelijkheid van de betrokken lidstaat vaststelt, in overeenstemming met de criteria van lid 1. Het Europees Parlement en de Raad worden van een dergelijk besluit in kennis gesteld.

3.   Niettegenstaande lid 1 van dit artikel, draagt de betrokken lidstaat de financiële verantwoordelijkheid indien:

a)

hij de potentiële financiële verantwoordelijkheid in overeenstemming met artikel 12 heeft aanvaard, of

b)

hij een schikking treft overeenkomstig artikel 15.

4.   Niettegenstaande lid 1 van dit artikel, draagt de Unie de financiële verantwoordelijkheid indien zij overeenkomstig artikel 4 als de verweerder optreedt.

HOOFDSTUK III

BESLECHTING VAN GESCHILLEN

AFDELING 1

Voeren van geschillen over een door de Unie toegekende behandeling

Artikel 4

Behandeling toegekend door de Unie

1.   De Unie treedt als de verweerder op wanneer het geschil betrekking heeft op een behandeling die is toegekend door de instellingen, organen of agentschappen van de Unie.

2.   Wanneer de Commissie een verzoek om overleg ontvangt, of een bericht waarin een eiser zijn voornemen uit om in overeenstemming met de een overeenkomst een arbitrageprocedure in te leiden, stelt zij het Europees Parlement en de Raad hier onmiddellijk van in kennis.

AFDELING 2

Voeren van geschillen over een door een lidstaat toegekende behandeling

Artikel 5

Behandeling toegekend door een lidstaat

Deze afdeling is van toepassing op geschillen die betrekking hebben op een behandeling die volledig of gedeeltelijk is toegekend door een lidstaat.

Artikel 6

Samenwerking en overleg tussen de Commissie en de betrokken lidstaat

1.   In overeenstemming met het beginsel van loyale samenwerking als bedoeld in artikel 4, lid 3, VEU doen de Commissie en de betrokken lidstaat al het nodige om de belangen van de Unie en de betrokken lidstaat te verdedigen en te beschermen.

2.   De Commissie en de betrokken lidstaat plegen overleg over hoe met geschillen naar aanleiding van deze verordening moet worden omgegaan, indachtig de in deze verordening en de overeenkomst in kwestie gestelde termijnen, en wisselen waar passend informatie uit over de wijze waarop met de geschillen dient te worden omgegaan.

Artikel 7

Verzoek om overleg

1.   Wanneer de Commissie van een eiser overeenkomstig een overeenkomst een verzoek om overleg ontvangt, stelt zij de betrokken lidstaat hier onmiddellijk van op de hoogte. Wanneer een lidstaat is geïnformeerd over een verzoek om overleg of een dergelijk verzoek heeft ontvangen, stelt hij de Commissie hiervan onverwijld in kennis.

2.   Vertegenwoordigers van de betrokken lidstaat en van de Commissie maken deel uit van de delegatie van de Unie in het overleg.

3.   De betrokken lidstaat en de Commissie verstrekken elkaar onverwijld alle informatie die relevant is voor de zaak.

4.   De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad in kennis van dergelijke verzoeken om overleg.

Artikel 8

Kennisgeving van een voornemen om een arbitrageprocedure in te leiden

1.   Wanneer de Commissie een bericht ontvangt waarin een eiser zijn voornemen uit om, in overeenstemming met een overeenkomst, een arbitrageprocedure in te leiden, stelt zij de betrokken lidstaat hier onmiddellijk van in kennis. Wanneer een eiser te kennen geeft voornemens te zijn een arbitrageprocedure tegen de Unie of tegen een lidstaat in te leiden, stelt de Commissie het Europees Parlement en de Raad hiervan binnen 15 werkdagen na ontvangst van het desbetreffende bericht in kennis, alsmede van de naam van de eiser, de bepalingen van de overeenkomst die zouden zijn overtreden, de betrokken economische sector, de behandeling die in overtreding zou zijn met de overeenkomst en de hoogte van de geëiste schadevergoeding.

2.   Wanneer een lidstaat een bericht ontvangt waarin een eiser zijn voornemen tot inleiding van een arbitrageprocedure uit, stelt hij de Commissie hiervan onverwijld in kennis.

3.   De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad in kennis van dergelijke kennisgevingen van voornemens om een arbitrageprocedure in te leiden.

Artikel 9

Status van verweerder

1.   De betrokken lidstaat treedt op als de verweerder, behalve wanneer er sprake is van een van de volgende situaties:

a)

de Commissie heeft, na overleg uit hoofde van artikel 6, binnen 45 dagen na ontvangst van het bericht of de kennisgeving bedoeld in artikel 8, een besluit vastgesteld uit hoofde van lid 2 of lid 3 van dit artikel, of

b)

de lidstaat heeft, na overleg uit hoofde van artikel 6, de Commissie binnen 45 dagen na ontvangst van het bericht of de kennisgeving bedoeld in artikel 8 schriftelijk bevestigd dat hij niet voornemens is op te treden als verweerder.

Indien zich een van de in de punten a) of b) bedoelde situaties voordoet, treedt de Unie op als de verweerder.

2.   Op basis van een volledige, evenwichtige en feitelijke analyse en een juridische onderbouwing, die aan de lidstaten worden voorgelegd, kan de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen, in overeenstemming met de raadplegingsprocedure bedoeld in artikel 22, lid 2, besluiten dat de Unie dient op te treden als de verweerder, wanneer er sprake is van een van de volgende situaties:

a)

de Unie zal de gehele of gedeeltelijke potentiële financiële verantwoordelijkheid die voortvloeit uit het geschil dragen overeenkomstig de criteria in artikel 3, of

b)

het geschil heeft ook betrekking op een behandeling die door instellingen, organen of agentschappen van de Unie is toegekend.

3.   Op basis van een volledige, evenwichtige en feitelijke analyse en een juridische onderbouwing, die aan de lidstaten worden voorgelegd, kan de Commissie door middel van uitvoeringshandelingen, in overeenstemming met de in artikel 22, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure besluiten dat de Unie dient op te treden als de verweerder indien een soortgelijke behandeling wordt aangevochten in een gerelateerde vordering tegen de Unie in de WTO, indien er een panel is samengesteld en de vordering betrekking heeft op hetzelfde specifieke juridische vraagstuk en er moet worden gezorgd voor een consistente argumentatie in de WTO-zaak.

4.   Wanneer de Commissie uit hoofde van dit artikel handelt, zorgt zij ervoor dat bij de verdediging van de Unie de financiële belangen van de betrokken lidstaat worden beschermd.

5.   De Commissie en de betrokken lidstaat treden onmiddellijk na ontvangst van het bericht of de kennisgeving als bedoeld in artikel 8 in overleg uit hoofde van artikel 6, over hoe overeenkomstig dit artikel om te gaan met het geschil. De Commissie en de betrokken lidstaat waarborgen dat alle termijnen die in de overeenkomst zijn vastgelegd, in acht worden genomen.

6.   Wanneer de Unie optreedt als de verweerder, overeenkomstig de leden 2 en 5, overlegt de Commissie met de betrokken lidstaat over ieder betoog of iedere opmerking, alvorens deze te voltooien en in te dienen. Vertegenwoordigers van de betrokken lidstaat maken, op hun verzoek en op kosten van die lidstaat, deel uit van de delegatie van de Unie op de hoorzitting, en de Commissie houdt terdege rekening met het belang van de lidstaat.

7.   De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad onmiddellijk op de hoogte van elk geschil waarin dit artikel wordt toegepast, en over de wijze van toepassing van dit artikel.

Artikel 10

Het voeren van een arbitrageprocedure door een lidstaat

1.   Indien een lidstaat als de verweerder optreedt, geldt in alle fasen van het geschil, ook eventueel bij nietigverklaring, beroep of herziening, dat die lidstaat overeenkomstig artikel 6:

a)

de Commissie tijdig de relevante documenten verstrekt die betrekking hebben op de procedure;

b)

de Commissie tijdig informeert over alle belangrijke procedurele stappen, en desgevraagd in overleg treedt met de Commissie opdat terdege rekening kan worden gehouden met elke rechtsvraag en elk ander element dat voor de Unie van belang is en dat in het kader van het geschil aan de orde is en dat door de Commissie genoemd wordt in een aan de lidstaat verstrekte niet-bindende schriftelijke analyse, en

c)

toestaat dat vertegenwoordigers van de Commissie, op haar verzoek en op haar kosten, deel uitmaken van de delegatie die de lidstaat vertegenwoordigt.

2.   De Commissie verstrekt de lidstaat alle relevante documenten die betrekking hebben op de procedure, om een zo effectief mogelijke verdediging te waarborgen.

3.   Zodra een arbitraal vonnis is gewezen, stelt de lidstaat de Commissie daarvan op de hoogte. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad op de hoogte.

Artikel 11

Het voeren van een arbitrageprocedure door de Unie

1.   Overeenkomstig artikel 6 zijn de volgende bepalingen van toepassing op alle arbitrageprocedures waarin de Unie als de verweerder optreedt ten aanzien van alle geschillen waarin de potentiële financiële verantwoordelijkheid geheel of gedeeltelijk door een lidstaat zou worden gedragen:

a)

de Commissie neemt alle nodige maatregelen om de belangen van de betrokken lidstaat te verdedigen en te beschermen;

b)

de betrokken lidstaat verleent de Commissie alle benodigde bijstand;

c)

de Commissie verstrekt de betrokken lidstaat de relevante documenten die betrekking hebben op de procedure, houdt de lidstaat op de hoogte van alle belangrijke procedurele stappen en treedt in elk geval wanneer de betrokken lidstaat dit verlangt, met die lidstaat in overleg, om een zo effectief mogelijke verdediging te waarborgen;

d)

de Commissie en de betrokken lidstaat bereiden het verweer voor in nauwe onderlinge samenwerking, en

e)

de delegatie van de Unie bij de procedure omvat de Commissie en vertegenwoordigers van de betrokken lidstaat, tenzij de betrokken lidstaat de Commissie laat weten dat hij niet het voornemen heeft deel uit te maken van de delegatie van de Unie bij de procedure.

2.   De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad in kennis van de ontwikkelingen in de in lid 1 bedoelde arbitrageprocedures.

Artikel 12

Aanvaarding van potentiële financiële verantwoordelijkheid door de betrokken lidstaat, wanneer de Unie de verweerder is

Wanneer de Unie als de verweerder optreedt in een geschil waarin een lidstaat de potentiële financiële verantwoordelijkheid geheel of gedeeltelijk moet dragen, kan de betrokken lidstaat te allen tijde de uit de arbitrage voortvloeiende financiële verantwoordelijkheid aanvaarden. De betrokken lidstaat en de Commissie kunnen daartoe regelingen treffen die onder andere betrekking hebben op:

a)

mechanismen voor de periodieke betaling van kosten voortvloeiend uit de arbitrage;

b)

mechanismen voor de betaling van schadevergoedingen waartoe de Unie is veroordeeld.

HOOFDSTUK IV

SCHIKKING VAN GESCHILLEN WANNEER DE UNIE DE VERWEERDER IS

Artikel 13

Schikking van geschillen betreffende door de Unie toegekende behandelingen

1.   Als de Commissie van mening is dat schikking van een geschil over een uitsluitend door de Unie toegekende behandeling in het belang van de Unie is, kan zij een uitvoeringshandeling ter goedkeuring van de schikking vaststellen. Die uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 22, lid 3.

2.   Indien er bij een schikking mogelijk sprake is van andere handelingen dan de betaling van een som geld, zijn de relevante procedures voor dergelijk handelen van toepassing.

Artikel 14

Schikking van geschillen betreffende door een lidstaat geheel dan wel gedeeltelijk toegekende behandelingen waarbij de Unie wenst te schikken

1.   Wanneer de Unie de verweerder is in een geschil betreffende een behandeling die volledig of gedeeltelijk door een lidstaat is toegekend, en de Commissie van mening is dat schikking van het geschil in het financieel belang van de Unie zou zijn, overlegt zij eerst met de betrokken lidstaat op grond van artikel 6. Ook de lidstaat kan het initiatief nemen tot een dergelijk overleg met de Commissie.

2.   Als de Commissie en de betrokken lidstaat overeenkomen het geschil te schikken, spant de betrokken lidstaat zich in om met de Commissie tot overeenstemming te komen over de noodzakelijke elementen voor de onderhandelingen over en de tenuitvoerlegging van de schikking.

3.   Wanneer de Unie de verweerder is in een geschil naar aanleiding waarvan een lidstaat financieel verantwoordelijk zou worden gesteld en waarin er geen sprake is van financiële verantwoordelijkheid van de Unie, kan alleen de betrokken lidstaat het geschil op grond van artikel 15 schikken.

4.   Wanneer de Unie de verweerder is op grond van artikel 9, lid 1, onder b), kan de Commissie, na overleg uit hoofde van artikel 6, lid 1, besluiten tot een schikking van het geschil indien dat de financiële belangen van de Unie dient. Bij het nemen van zulk besluit verstrekt de Commissie een volledige, evenwichtige en feitelijke analyse alsmede een juridische onderbouwing van de financiële belangen van de Unie.

5.   Wanneer de Unie de verweerder is in een geschil op grond van artikel 9, lid 2, waarin enkel de financiële verantwoordelijkheid van de Unie in het geding is en waarin geen sprake is van financiële verantwoordelijkheid van een lidstaat, kan de Commissie besluiten het geschil te schikken.

6.   Wanneer de Unie de verweerder is in een geschil overeenkomstig artikel 9, lid 2, waarin de financiële verantwoordelijkheid van de Unie en van een lidstaat in het geding is, kan de Commissie het geschil niet schikken zonder de instemming van de betrokken lidstaat. De betrokken lidstaat kan een volledige analyse van de gevolgen van de voorgestelde schikking voor zijn financiële belangen voorleggen. Indien de lidstaat niet instemt met schikking van het geschil kan de Commissie niettemin tot schikking besluiten, mits die schikking geen enkel financieel of begrotingsgevolg heeft voor de betrokken lidstaat gebaseerd op een volledige en evenwichtige feitelijke analyse alsmede een juridische onderbouwing waarin rekening is gehouden met de analyse van de lidstaat en de financiële belangen van de Unie en de betrokken lidstaat zijn aangetoond. In dat geval is artikel 19 niet van toepassing.

7.   De voorwaarden van de schikking krachtens de leden 4, 5 en 6 mogen geen andere handelingen van de betrokken lidstaat dan de betaling van een som geld omvatten.

8.   De op grond van het onderhavige artikel vastgestelde schikkingen dienen te worden goedgekeurd door middel van een uitvoeringshandeling. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 22, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

Artikel 15

Schikking van geschillen betreffende uitsluitend door een lidstaat toegekende behandelingen waarbij de lidstaat wenst te schikken

1.   Wanneer de Unie de verweerder is in een geschil dat uitsluitend een door een lidstaat toegekende behandeling betreft, kan de betrokken lidstaat voorstellen het geschil te schikken wanneer:

a)

de betrokken lidstaat elke potentiële financiële verantwoordelijkheid die voortvloeit uit de schikking, aanvaardt;

b)

de schikkingsregeling uitsluitend kan worden ingeroepen tegen de betrokken lidstaat, en

c)

de voorwaarden van de schikking verenigbaar zijn met het recht van de Unie.

2.   De Commissie en de betrokken lidstaat treden in overleg om het voornemen van de lidstaat tot schikking van het geschil, te evalueren.

3.   De betrokken lidstaat stelt de Commissie in kennis van de ontwerpschikkingsregeling. De Commissie wordt geacht de ontwerpschikkingsregeling te hebben aanvaard, tenzij zij, binnen negentig dagen na de kennisgeving van de ontwerpschikkingsregeling door de lidstaat, door middel van een uitvoeringshandeling die wordt vastgesteld overeenkomstig de raadplegingsprocedure bedoeld in artikel 22, lid 2, anders besluit omdat de ontwerpschikking niet aan alle in lid 1 van dit artikel vermelde voorwaarden voldoet. Wordt de ontwerpschikking aanvaard, dan doet de Commissie alles wat nodig is om uitwerking te geven aan de schikkingsregelingen.

Artikel 16

Schikking van geschillen betreffende gedeeltelijk door een lidstaat toegekende behandelingen waarbij die lidstaat wenst te schikken

1.   Wanneer de Unie de verweerder is in een geschil betreffende een behandeling die gedeeltelijk door een lidstaat is toegekend, en de lidstaat van mening is dat schikking van het geschil in zijn financieel belang zou zijn, overlegt hij eerst met de Commissie overeenkomstig artikel 6.

2.   Als de Commissie en de betrokken lidstaat overeenkomen het geschil te schikken, spant de betrokken lidstaat zich in om met de Commissie tot overeenstemming te komen over de noodzakelijke elementen voor de onderhandelingen over en de tenuitvoerlegging van de schikking.

3.   Indien de Commissie niet instemt met de schikking van het geschil, kan zij besluiten tot weigering van de schikking op grond van een volledige en evenwichtige feitelijke analyse en juridische onderbouwing, door middel van een uitvoeringshandeling. Die uitvoeringshandeling wordt volgens de onderzoeksprocedure bedoeld in artikel 22, lid 3, vastgesteld.

HOOFDSTUK V

BETALING VAN BIJ EINDVONNIS TOEGEWEZEN SCHADEVERGOEDINGEN OF SCHIKKINGSBEDRAGEN

Artikel 17

Toepassingsgebied

Dit hoofdstuk is van toepassing wanneer de Unie als de verweerder optreedt in een geschil.

Artikel 18

Procedure voor de betaling van bij vonnis toegewezen schadevergoedingen of schikkingsbedragen

1.   Een eiser waaraan bij eindvonnis op grond van een overeenkomst een schadevergoeding is toegewezen, kan bij de Commissie een verzoek tot betaling van die schadevergoeding indienen. De Commissie betaalt de toegewezen schadevergoeding tenzij de betrokken lidstaat op grond van artikel 12 de financiële verantwoordelijkheid heeft aanvaard, in welk geval de lidstaat de schadevergoeding dient te betalen.

2.   Wanneer een schikking overeenkomstig artikel 13 of artikel 14 niet in een vonnis is vastgelegd, kan de eiser bij de Commissie een verzoek tot betaling van het schikkingsbedrag indienen. De Commissie betaalt het schikkingsbedrag binnen de in de schikkingsovereenkomst vastgelegde termijnen.

Artikel 19

Procedure wanneer er geen overeenstemming is over de financiële verantwoordelijkheid

1.   Wanneer de Unie als verweerder optreedt overeenkomstig artikel 9 en de Commissie van mening is dat de bij vonnis toegewezen schadevergoeding, het schikkingsbedrag in kwestie of de uit de arbitrage voortvloeiende kosten op basis van de in artikel 3, lid 1, neergelegde criteria geheel of gedeeltelijk door de betrokken lidstaat moeten worden betaald, is de procedure van de leden 2 tot en met 5 van dit artikel van toepassing.

2.   De Commissie en de betrokken lidstaat treden onverwijld met elkaar in overleg om tot overeenstemming te komen over de financiële verantwoordelijkheid van de betrokken lidstaat, en van de Unie voor zover van toepassing.

3.   Binnen drie maanden na ontvangst door de Commissie van het verzoek tot betaling van de toegewezen schadevergoeding of van het schikkingsbedrag dan wel de uit de arbitrage voortvloeiende kosten, neemt de Commissie een tot de betrokken lidstaat gericht besluit, waarin zij het door deze lidstaat te betalen bedrag vaststelt. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad in kennis van een dergelijk besluit en van de financiële motivering ervan.

4.   Tenzij de betrokken lidstaat binnen twee maanden na de inwerkingtreding van het in lid 3 bedoelde besluit bezwaar aantekent tegen het besluit van de Commissie, compenseert de betrokken lidstaat de begroting van de Unie binnen zes maanden na de inwerkingtreding van het besluit van de Commissie voor de betaling van de bij vonnis toegewezen schadevergoeding of het schikkingsbedrag dan wel de uit de arbitrage voortvloeiende kosten. De betrokken lidstaat is rente verschuldigd tegen het rentetarief dat van toepassing is op andere sommen geld die aan de begroting van de Unie verschuldigd zijn.

5.   Als de betrokken lidstaat bezwaar aantekent ende Commissie het niet eens is met het bezwaar van de lidstaat, neemt de Commissie binnen zes maanden na ontvangst van het bezwaarschrift van de lidstaat een besluit, waarin zij verlangt dat de betrokken lidstaat het door de Commissie betaalde bedrag vergoedt, tezamen met rente tegen het rentetarief dat van toepassing is op andere sommen geld die aan de begroting van de Unie verschuldigd zijn.

6.   De door de Commissie overeenkomstig lid 3 en lid 5 genomen besluiten worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 20

Vooruitbetaling van de uit de arbitrage voortvloeiende kosten

1.   De Commissie kan een besluit nemen waarbij zij de betrokken lidstaat verzoekt om vooraf financiële bijdragen te leveren aan de begroting van de Unie in verband met voorzienbare of gemaakte uit de arbitrage voortvloeiende kosten. Een dergelijk besluit over financiële bijdragen is evenredig en houdt rekening met de in artikel 3 neergelegde criteria.

2.   Voor zover het scheidsgerecht de eiser veroordeelt in de kosten van de Unie in verband met de arbitrage, en de betrokken lidstaat periodiek kosten voortvloeiend uit deze arbitrage heeft betaald, zorgt de Commissie ervoor dat de lidstaat die deze kosten vooruit heeft betaald, daarvoor wordt vergoed, tezamen met de rente tegen het rentetarief dat van toepassing is op andere sommen geld die aan de Uniebegroting verschuldigd zijn.

Artikel 21

Betaling door een lidstaat

Terugbetalingen of betalingen door een lidstaat aan de begroting van de Unie, voor de betaling van een bij vonnis toegewezen schadevergoeding, een schikkingsbedrag of kosten voortvloeiend uit de arbitrage, met inbegrip van de in artikel 20, lid 1, bedoelde kosten, worden beschouwd als interne bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 21, lid 4, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012. Zij mogen worden gebruikt ter dekking van uitgaven die voortvloeien uit overeenkomsten die zijn gesloten in overeenstemming met artikel 218 VWEU en die voorzien in de beslechting van geschillen tussen investeerders en staten, of worden toegewezen aan de begroting waaruit kredieten zijn bekostigd die oorspronkelijk waren verstrekt om een bij vonnis toegewezen schadevergoeding, een schikkingsbedrag of kosten voortvloeiend uit de arbitrage te betalen.

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 22

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het Comité voor investeringsovereenkomsten, dat is ingesteld bij Verordening (EU) nr. 1219/2012 van het Europees Parlement en de Raad (4). Dit comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 23

Rapportage en toetsing

1.   De Commissie dient regelmatig een gedetailleerd verslag over de uitvoering van deze verordening in bij het Europees Parlement en bij de Raad. Dit verslag bevat alle relevante informatie, waaronder de lijst van de tegen de Unie of de lidstaten ingestelde vorderingen, gerelateerde procedures en vonnissen, en de financiële gevolgen voor de begroting van de Unie. Het eerste verslag wordt uiterlijk 18 september 2019 ingediend. De daaropvolgende verslagen worden vervolgens om de drie jaar ingediend.

2.   De Commissie dient jaarlijks bij het Europees Parlement en de Raad een lijst in met verzoeken om overleg van eisers, vorderingen en arbitragevonnissen.

3.   De Commissie kan ook samen met het in lid 1 bedoelde verslag en op basis van de bevindingen van de Commissie bij het Europees Parlement en bij de Raad een voorstel tot wijziging van deze verordening indienen.

Artikel 24

Geschillen uit hoofde van overeenkomsten die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn gesloten

Wat betreft geschillen inzake onder artikel 1 vallende overeenkomsten die vóór 17 september 2014 zijn gesloten, is deze verordening enkel van toepassing op geschillen ten aanzien waarvan na 17 september 2014 een arbitrageverzoek is ingediend en dat betrekking heeft op een behandeling die na 17 september 2014 de inwerkingtreding van de verordening is toegekend.

Artikel 25

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 23 juli 2014.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

S. GOZI


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 16 april 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 23 juli 2014.

(2)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(3)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(4)  Verordening (EU) nr. 1219/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 tot vaststelling van overgangsregelingen voor bilaterale investeringsbeschermingsovereenkomsten tussen lidstaten en derde landen (PB L 351 van 20.12.2012, blz. 40).


Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie

De vaststelling en toepassing van deze verordening laten de in de Verdragen vastgelegde bevoegdheidsverdeling onverlet en mogen niet worden uitgelegd als een geval van gedeelde bevoegdheid van de Unie op gebieden waarop de bevoegdheid van de Unie niet is uitgeoefend.