21.8.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 246/1


UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 904/2014 VAN DE COMMISSIE

van 20 augustus 2014

tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op mononatriumglutamaat van oorsprong uit Indonesië

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1), en met name artikel 7,

In overleg met de lidstaten,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

1.1.   Opening van een onderzoek

(1)

Op 29 november 2013 heeft de Europese Commissie („de Commissie”) een antidumpingonderzoek geopend met betrekking tot invoer in de Unie van mononatriumglutamaat van oorsprong uit Indonesië („het betrokken land”). Zij heeft daartoe een bericht van opening gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2) (het „bericht van opening”).

(2)

Op dezelfde datum heeft de Commissie, door middel van een bericht (3) in het Publicatieblad van de Europese Unie, de opening aangekondigd van een nieuw onderzoek op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 („de basisverordening”) bij het vervallen van definitieve antidumpingmaatregelen die van kracht zijn op de invoer van mononatriumglutamaat van oorsprong uit de Volksrepubliek China („VRC”).

(3)

De Commissie heeft het onderzoek geopend naar aanleiding van een klacht die op 16 oktober 2013 werd ingediend door Ajinomoto Foods Europe SAS („de klager”), de enige producent in de Unie van mononatriumglutamaat, die aldus 100 % van de totale productie in de Unie van mononatriumglutamaat vertegenwoordigt. Het bij de klacht gevoegde voorlopige bewijsmateriaal betreffende dumping en de daaruit voortvloeiende aanmerkelijke schade werd toereikend geacht om het onderzoek te openen.

1.2.   Belanghebbenden

(4)

In het bericht van opening werden alle belanghebbenden uitgenodigd om met de Commissie contact op te nemen om aan het onderzoek mee te werken. Daarnaast heeft de Commissie de klager, de haar bekende producenten-exporteurs en de Indonesische autoriteiten, de haar bekende importeurs, leveranciers, gebruikers en handelaren officieel in kennis gesteld van de opening van het onderzoek en hen uitgenodigd mee te werken.

(5)

De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld hun opmerkingen over de opening van het onderzoek kenbaar te maken en een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur voor directoraat-generaal („DG”) Handel te verzoeken.

(6)

De belanghebbenden werden daarnaast in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening vermelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord.

a)   Steekproeven

(7)

Gezien het grote aantal bij het onderzoek betrokken producenten-exporteurs in het betrokken land en niet-verbonden importeurs in de Unie en teneinde het onderzoek binnen de wettelijk voorgeschreven termijnen af te ronden, kondigde de Commissie in het bericht van opening aan dat zij besloten had het aantal producenten-exporteurs en niet-verbonden importeurs dat zou worden onderzocht tot een redelijk aantal te beperken door middel van samenstelling van een steekproef in overstemming met artikel 17 van de basisverordening.

1.   Steekproef van niet-verbonden importeurs

(8)

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, werden alle niet-verbonden importeurs verzocht zich bij de Commissie kenbaar te maken en de in het bericht van opening vermelde informatie te verstrekken.

(9)

Veertien niet-verbonden importeurs leverden de gevraagde informatie en stemden ermee in om in de steekproef te worden opgenomen. Overeenkomstig artikel 17, lid 1, van de basisverordening heeft de Commissie drie bedrijven geselecteerd op basis van de grootste omvang van de invoer in de Unie en hun geografische locatie in de Unie. Overeenkomstig artikel 17, lid 2, van de basisverordening werd met alle bekende importeurs overleg gepleegd over de samenstelling van de steekproef. Er werden geen opmerkingen ontvangen.

(10)

Vervolgens werkte slechts één van de drie in de steekproef opgenomen bedrijven mee door een vragenlijst te beantwoorden.

2.   Steekproef van producenten-exporteurs in Indonesië

(11)

Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, werden alle producenten-exporteurs in Indonesië verzocht zich bij de Commissie kenbaar te maken en de in het bericht van opening vermelde informatie te verstrekken.

(12)

In totaal leverden vier producenten-exporteurs uit het betrokken land de verzochte informatie en stemden ermee in te worden opgenomen in de steekproef. De Commissie besloot dat een steekproef niet noodzakelijk was, gezien het lage aantal producenten-exporteurs.

b)   Antwoorden op de vragenlijst en medewerking

(13)

De Commissie heeft vragenlijsten gestuurd naar de enige producent in de Unie, de vier in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs, de drie in de steekproef opgenomen niet-verbonden importeurs en drieëndertig bekende gebruikers in de Unie.

(14)

Antwoorden op de vragenlijsten werden ontvangen van de enige producent in de Unie, van één van de drie in de steekproef opgenomen niet-verbonden importeurs, van één handelaar, van drie van de vier bekende producenten-exporteurs en van vijf gebruikers.

(15)

Het onderzoek heeft uitgewezen dat de niet-medewerkende in de steekproef opgenomen producent-exporteur verbonden was met een andere in de steekproef opgenomen producent-exporteur die meewerkte door een vragenlijst te beantwoorden.

(16)

De in overweging 15 vermelde medewerkende producent-exporteur argumenteerde dat hij niet kon worden beschouwd als verbonden te zijn met de niet-medewerkende producent-exporteur omdat geen van de bedrijven invloed had op de besluitneming van de andere. Bovendien argumenteerde de medewerkende producent-exporteur dat hij de niet-medewerkende producent-exporteur niet kon dwingen de vragenlijst te beantwoorden. Uit het onderzoek bleek dat beide bedrijven eigendom waren van dezelfde aandeelhouders. Derhalve worden ze beschouwd als verbonden ondernemingen in de zin van artikel 143, lid 1, onder d), van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie betreffende de uitvoering van het communautair douanewetboek („douanewetboek”) (4).

(17)

Een derde medewerkende producent-exporteur argumenteerde dat er een andere producent van het betrokken product in Indonesië was die onderdeel uitmaakte van de in overweging 16 vermelde groep, maar die zich niet kenbaar had gemaakt. Hoewel een dergelijke producent inderdaad bestaat, heeft het onderzoek op basis van Eurostat-gegevens en andere beschikbare bronnen geen bewijs gevonden van uitvoer naar de Unie door deze producent tijdens de beoordelingsperiode. Derhalve werd dit bedrijf niet verzocht zich kenbaar te maken of de informatie te leveren waarnaar in de voor producenten-exporteurs bedoelde vragenlijsten werd gevraagd. Bovendien werd, zoals beschreven in overweging 48, voor alle producenten in het betrokken land die niet meewerkten een residueel recht vastgesteld. Het residueel recht is gebaseerd op artikel 18 van de basisverordening en is van toepassing op „alle andere bedrijven”.

c)   Controlebezoeken

(18)

De Commissie heeft alle gegevens die zij nodig achtte voor de voorlopige vaststelling van dumping, de daaruit voortvloeiende schade en de belangen van de Unie, verzameld en gecontroleerd.

(19)

Krachtens artikel 16 van de basisverordening werden drie controlebezoeken ter plaatse verricht bij de volgende ondernemingen:

 

Producenten in de Unie

Ajinomoto Foods Europe SAS, Mesnil-Saint-Nicaise, Frankrijk

 

Importeurs

Falken Trade, Olsztyn, Polen

 

Gebruikers

AkzoNobel, Amersfoort, Nederland

Unilever, Rotterdam, Nederland

 

Producenten-exporteurs in Indonesië

PT. Miwon Indonesia, Jakarta, Indonesië

PT. Cheil Jedang Indonesia, Jakarta, Indonesië

 

Verbonden importeurs in de Unie

CJ Europe GmbH, Schwalbach, Duitsland

Daesang Europe bv Amstelveen, Nederland

 

Verbonden handelaar in Hongkong

CJ China Limited, Hongkong

1.3.   Onderzoektijdvak en beoordelingsperiode

(20)

Het onderzoek naar de dumping en schade had betrekking op de periode van 1 oktober 2012 tot en met 30 september 2013 („het onderzoektijdvak” of „OT”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die van belang zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 1 april 2010 tot het einde van het onderzoektijdvak („de beoordelingsperiode”) (5).

2.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Betrokken product

(21)

Het betrokken product is mononatriumglutamaat („MNG”) van oorsprong uit Indonesië, momenteel ingedeeld onder GN-code ex 2922 42 00 („het betrokken product”). MNG is een levensmiddelenadditief dat hoofdzakelijk wordt gebruikt als smaakversterker in soepen, bouillons, vis- en vleesgerechten, specerijenmengsels en kant-en-klaarmaaltijden. Het wordt geproduceerd in de vorm van witte, geurloze kristallen van verschillende formaten. MNG wordt ook gebruikt in de chemische industrie voor non-foodtoepassingen zoals detergentia.

(22)

Het wordt voornamelijk geproduceerd door middel van fermentatie van verschillende suikerbronnen (maïszetmeel, tapiocazetmeel, suikerstroop, suikerrietmelasse, en suikerbietenmelasse).

2.2.   Soortgelijk product

(23)

Het onderzoek toonde aan dat het betrokken product, het product dat in Indonesië wordt geproduceerd en aldaar op de binnenlandse markt wordt verkocht, en het product dat door de bedrijfstak van de Unie wordt geproduceerd en in de Unie wordt verkocht, dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen bezitten en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt.

(24)

Een van de belanghebbenden argumenteerde dat er een belangrijk verschil in kwaliteit bestond tussen het in Indonesië geproduceerde MNG en het in de Unie geproduceerde MNG. Er werd gesteld dat door dit verschil in kwaliteit het MNG dat door de bedrijfstak van de Unie wordt geproduceerd en op de markt van de Unie wordt verkocht en het uit Indonesië ingevoerde MNG niet verwisselbaar waren en derhalve niet als soortgelijk product beschouwd kunnen worden. Dit argument bleef ongefundeerd en was in strijd met de bevindingen van het onderzoek, waaruit bleek dat er geen sprake was van een verschil in de kwaliteit tussen het in Indonesië geproduceerde MNG en het in de Unie geproduceerde MNG. In feite kochten verschillende gebruikers MNG van zowel de bedrijfstak van de Unie en van Indonesië en gebruikten het in dezelfde of soortgelijke toepassingen. Dit argument werd derhalve afgewezen.

(25)

Op basis van het bovenstaande worden het betrokken product, het product dat op de binnenlandse markt van Indonesië wordt geproduceerd en verkocht, en het product dat door de bedrijfstak van de Unie wordt geproduceerd en verkocht in de Unie in deze fase beschouwd als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

3.   DUMPING

3.1.   Normale waarde

(26)

De Commissie heeft eerst onderzocht of de totale omvang van de binnenlandse verkoop van iedere medewerkende producent-exporteur representatief was, in overeenstemming met artikel 2, lid 2, van de basisverordening. De binnenlandse verkoop wordt als representatief beschouwd indien de totale omvang van de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt per producent-exporteur ten minste 5 % vertegenwoordigt van de totale omvang van de uitvoer van het betrokken product naar de Unie tijdens het onderzoektijdvak. Op basis hiervan was de totale verkoop door elke medewerkende producent-exporteur van het soortgelijke product op de binnenlandse markt representatief.

(27)

Vervolgens is de Commissie nagegaan welke productsoorten die op de binnenlandse markt waren verkocht, identiek waren aan of rechtstreeks vergelijkbaar waren met de naar de Unie uitgevoerde soorten.

(28)

Vervolgens heeft de Commissie onderzocht of de binnenlandse verkoop door iedere medewerkende producent-exporteur op zijn binnenlandse markt voor elke productsoort die identiek of vergelijkbaar is met een productsoort die wordt uitgevoerd naar de Unie overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening representatief was. De binnenlandse verkoop van een productsoort is representatief indien de totale omvang van de binnenlandse verkoop van die productsoort aan onafhankelijke afnemers in het onderzoektijdvak ten minste 5 % bedraagt van de totale omvang van de uitvoer naar de Unie van de identieke of vergelijkbare productsoort. De Commissie heeft vastgesteld dat de medewerkende producenten-exporteurs in Indonesië representatieve hoeveelheden van de productsoort op de Indonesische markt verkochten vergeleken met het betrokken product dat door dezelfde producenten naar de Unie werd uitgevoerd.

(29)

De Commissie heeft vervolgens onderzocht of de binnenlandse verkoop door elke producent-exporteur kon worden geacht te hebben plaatsgevonden in het kader van normale handelstransacties als bedoeld in artikel 2, lid 4, van de basisverordening. Hiertoe werd voor elke productsoort het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt tijdens het onderzoektijdvak vastgesteld.

(30)

De normale waarde wordt gebaseerd op de daadwerkelijke binnenlandse prijs per productsoort, ongeacht of die verkoop winstgevend is, indien:

1.

de omvang van de verkoop van de productsoort tegen nettoverkoopprijzen die gelijk zijn aan of hoger zijn dan de berekende productiekosten, meer dan 80 % van de totale omvang van de verkoop van deze productsoort vertegenwoordigde, en

2.

de gewogen gemiddelde verkoopprijs van die productsoort gelijk was aan of hoger was dan de productiekosten per eenheid.

(31)

In dit geval was de binnenlandse verkoop van alle producenten-exporteurs winstgevend en was de gewogen gemiddelde verkoopprijs hoger dan de productiekosten van alle productsoorten. Voor alle medewerkende producenten-exporteurs werd de normale waarde berekend als een gewogen gemiddelde van de prijzen van alle binnenlandse verkoop tijdens het onderzoektijdvak.

3.2.   Uitvoerprijs

(32)

De medewerkende producenten-exporteurs voerden uit naar de Unie, hetzij rechtstreeks naar onafhankelijke afnemers, hetzij via verbonden ondernemingen in en buiten de Unie.

(33)

In de gevallen waarin de producenten-exporteurs het betrokken product naar onafhankelijke afnemers in de Unie uitvoerden, werd de uitvoerprijs vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening, d.w.z. aan de hand van de werkelijk betaalde of te betalen uitvoerprijs.

(34)

In de gevallen waarin de producenten-exporteurs het betrokken product via verbonden ondernemingen naar de Unie uitvoerden, werd de uitvoerprijs vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening, d.w.z. aan de hand van de prijs waartegen het ingevoerde product eerst werd doorverkocht aan de onafhankelijke afnemers in de Unie. In dit geval werden correcties uitgevoerd voor de winst (zie overweging 35) en voor alle vermelde kosten tussen de invoer en de doorverkoop, met inbegrip van verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten („VAA-kosten”).

(35)

Met betrekking hiertoe kon de winstmarge van de verbonden ondernemingen niet worden gebruikt omdat deze als onbetrouwbaar werd beschouwd. Eén niet-verbonden importeur verleende wel zijn medewerking, maar zijn winstgevendheid was vertrouwelijke informatie en kon niet aan andere derden worden bekendgemaakt. Derhalve, en bij gebrek aan andere informatie, werd een winstmarge van 5 % gebruikt voor de vaststelling van de uitvoerprijs. Deze marge werd als redelijk beschouwd, aangezien deze ook werd gebruikt in een eerdere procedure betreffende een ander chemisch product vervaardigd door een vergelijkbare industrie (6).

(36)

De twee medewerkende producenten-exporteurs argumenteerden dat de prijs bij uitvoer naar hun eerste verbonden afnemers een marktconforme prijs was en dat de vaststelling van de uitvoerprijs derhalve moest worden gebaseerd op de verkoopprijs tussen de producent-exporteur in Indonesië en de eerste verbonden afnemer, in plaats van op een door berekening vastgestelde uitvoerprijs. Zij stelden dat hun verkoopprijs voor de eerste verbonden afnemers op hetzelfde niveau lag als de prijs voor niet-verbonden afnemers in de Unie.

(37)

Het onderzoek wees uit dat ondanks de gelijke prijsniveaus, de verrekenprijzen tussen de verbonden ondernemingen niet op een dusdanig niveau lagen dat de verbonden importeurs in staat stelde om in de Unie een redelijke winst te maken. Daarnaast kan niet worden uitgesloten dat tussen de verbonden ondernemingen bepaalde kosten werden gemaakt en dat kruiscompensatie via andere producten plaatsvond. Op basis hiervan werd geconcludeerd dat de interne verrekenprijzen, vergeleken met de verkoop aan onafhankelijke afnemers, de juiste marktwaarde van het betrokken product niet weergaven.

(38)

Op basis hiervan kan de verrekenprijs tussen de verbonden ondernemingen niet worden beschouwd als een marktconforme prijs en werden de respectievelijke argumenten afgewezen. De uitvoerprijzen van beide producenten-exporteurs via verbonden partijen werden derhalve berekend in overeenstemming met artikel 2, lid 9, van de basisverordening zoals hierboven beschreven in de overwegingen 34 en 35.

3.3.   Vergelijking

(39)

De normale waarde en de uitvoerprijs van de medewerkende producenten-exporteurs werden vergeleken in het stadium af fabriek.

(40)

Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te kunnen maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed waren op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen.

(41)

Er werden aldus correcties aangebracht voor invoerheffingen, rabatten, vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing en aanverwante kosten, verpakking, krediet, bankkosten en commissies in alle gevallen waarin deze aantoonbaar van invloed waren op de vergelijkbaarheid van de prijzen.

(42)

Eén van de producenten-exporteurs voerde MNG uit via een verbonden handelsmaatschappij buiten de Unie die het product doorverkocht aan een verbonden importeur in de Unie die het product weer doorverkocht aan niet-verbonden afnemers in de Unie. Voor deze verkoop werd een correctie aangebracht voor de handelsmarge van de handelaar buiten de Unie in overeenstemming met artikel 2, lid 10, onder i), van de basisverordening.

(43)

Eén producent-exporteur eiste een correctie van de normale waarde voor aanmoedigingen en promotionele kosten in overeenstemming met artikel 2, lid 10, onder k), van de basisverordening. Het onderzoek stelde echter vast dat deze kosten niet rechtstreeks verbonden waren met individuele binnenlandse verkooptransacties en er kon derhalve niet worden aangetoond dat de prijsvergelijking door deze kosten was beïnvloed. Dit argument werd dan ook afgewezen.

(44)

Twee producenten-exporteurs eisten een correctie van de normale waarde voor de vrachtkosten in overeenstemming met artikel 2, lid 10, onder e), van de basisverordening. De binnenlandse vrachtkosten werden berekend inclusief kosten voor de verplaatsing van de goederen van de fabriek naar het magazijn. Deze kosten werden echter beschouwd als interne logistieke kosten en kwamen derhalve niet in aanmerking voor een correctie van de normale waarde in overeenstemming met artikel 2, lid 10, onder e), van de basisverordening.

(45)

Eén belanghebbende argumenteerde dat in de Unie verkochte MNG als levensmiddelenadditief moet voldoen aan bepaalde drempelwaarden voor zuiverheid (≥ 99 %) zoals vastgesteld bij Richtlijn 2008/84/EG (7) van de Commissie. Deze belanghebbende argumenteerde dat hoewel het MNG dat naar de Unie wordt uitgevoerd aan deze eisen moet voldoen, dergelijke eisen niet van toepassing waren op het op de binnenlandse markt in Indonesië verkochte product. Derhalve kan een correctie van de normale waarde voor verschillen in fysieke en chemische eigenschappen in overeenstemming met artikel 2, lid 10, onder a), van de basisverordening, mogelijk gerechtvaardigd zijn.

(46)

De betrokken belanghebbende heeft haar argument echter niet gekwantificeerd omdat zij geen redelijke schatting van de marktwaarde van een dergelijk verschil heeft geleverd in overeenstemming met artikel 2, lid 10, onder a), van de basisverordening. Bovendien kon de Commissie in de vergelijking rekening houden met eventuele verschillen met betrekking tot zuiverheid in de definitie van productsoorten. Derhalve werd er een vergelijking uitgevoerd tussen enerzijds productsoorten met dezelfde of soortgelijke zuiverheidsgraad als die welke naar de markt van de Unie worden uitgevoerd en anderzijds die welke op de binnenlandse markt Indonesië worden verkocht. Bijgevolg waren correcties niet gerechtvaardigd en moest dit argument worden afgewezen.

3.4.   Dumpingmarge

(47)

Voor de twee medewerkende producenten-exporteurs heeft de Commissie de gewogen gemiddelde normale waarde van elke soort van het soortgelijke product vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product, zoals bepaald in artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening.

(48)

Wat alle andere producenten-exporteurs in Indonesië betreft, werd de dumpingmarge vastgesteld op basis van de beschikbare gegevens overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. Opgemerkt zij dat één bekende producent-exporteur opzettelijk niet meewerkte aan het onderzoek zoals vermeld in overweging 15. Daarom werd de mate van medewerking als laag beschouwd. In overeenstemming met artikel 18, lid 6, heeft de Commissie besloten de residuele dumpingmarge vast te stellen aan de hand van het niveau van de hoogste dumpingmarge die verband houdt met een representatief uitvoervolume van één van de volledig medewerkende en geverifieerde producenten-exporteurs. Daarbij werd ook rekening gehouden met de dumpingmarge, op basis van gewogen gemiddelden, vastgesteld voor de medewerkende producent-exporteur die verbonden was met een niet-medewerkende producent-exporteur.

(49)

Op grond hiervan zijn de voorlopige dumpingmarges, uitgedrukt in een percentage van de kosten, verzekering, vrachtkosten (cif-prijs) grens Unie, vóór inklaring, als volgt:

Onderneming

Voorlopige dumpingmarge (%)

PT. Cheil Jedang Indonesië

7,0

PT. Miwon Indonesië

13,3

Alle andere ondernemingen

28,4

4.   SCHADE

4.1.   Definitie van de bedrijfstak van de Unie en de productie in de Unie

(50)

Het soortgelijke product werd tijdens het onderzoektijdvak door één producent van de Unie vervaardigd. Deze vormt de „bedrijfstak van de Unie” in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening.

(51)

Daar de bedrijfstak van de Unie uit slechts één producent bestaat, moesten alle cijfers betreffende gevoelige gegevens met het oog op de vertrouwelijkheid in geïndexeerde vorm of als orde van grootte worden gepresenteerd.

4.2.   Verbruik in de Unie

(52)

De Commissie heeft het verbruik in de Unie vastgesteld door het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie toe te voegen aan de invoer uit Indonesië en andere derde landen, op basis van Eurostat en antwoorden op de vragenlijst.

(53)

Er werd geargumenteerd dat de medewerkende producent in de Unie moet worden uitgesloten van de bedrijfstak van de Unie omdat deze was verbonden met een niet-medewerkende producent-exporteur in Indonesië, en dat het onderzoek moet worden beëindigd. Echter, in dit geval is er geen noodzaak om de medewerkende producent in de Unie van de bedrijfstak van de Unie uit te sluiten, ondanks de relatie met de niet-meewerkende producent-exporteur in Indonesië, omdat deze enige producent in de Unie volledige medewerking met de Commissie tijdens het onderzoek bood en onderworpen was aan een volledige controle. Bovendien had het gebrek aan medewerking van de Indonesische producent-exporteur geen enkele invloed op de betrouwbaarheid van de verzamelde gegevens van de producent in de Unie. Het argument moet derhalve worden afgewezen.

(54)

Het verbruik in de Unie ontwikkelde zich als volgt:

Tabel 1

Verbruik in de Unie voor MNG (ton)

 

BJ 2010/2011

BJ 2011/2012

BJ 2012/2013

OT

Index (BJ 2010/BJ 2011 = 100)

100

87

93

98

Bron: antwoorden op de vragenlijst en Eurostat

(55)

Het verbruik in de Unie is tussen BJ (boekjaar) 2010/2011 en BJ 2011/2012 gedaald, en in BJ 2012/2013 en tijdens het onderzoektijdvak opnieuw licht gestegen. Het verbruik is tijdens de beoordelingsperiode in totaal met 2 % gedaald. De daling van het verbruik tussen BJ 2010/2011 en BJ 2011/2012 is voornamelijk toe te schrijven aan een daling van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie als gevolg van een daling van de productie in dezelfde periode (zie overweging 68). De invoer bleef in beide jaren op een vergelijkbaar niveau. De stijging van het verbruik in BJ 2012/2013 is bijna uitsluitend toe te schrijven aan een toename van de invoer, aangezien de verkoop van de bedrijfstak van de Unie min of meer op hetzelfde niveau bleef. Ten slotte nam het invoervolume tijdens het onderzoektijdvak aanzienlijk toe, met name uit Indonesië, terwijl de verkoop van de bedrijfstak van de Unie opnieuw daalde (zie overweging 57).

4.3.   Invoer uit het betrokken land

4.3.1.   Omvang en marktaandeel van de invoer uit het betrokken land

(56)

De Commissie heeft de omvang van de invoer op basis van Eurostat en antwoorden op de vragenlijst vastgesteld. Het marktaandeel van de invoer werd vastgesteld op basis van het verbruik in de Unie zoals vastgesteld in overweging 52.

(57)

De invoer in de Unie vanuit het betrokken land heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 2

Invoervolume (ton)

 

BJ 2010/2011

BJ 2011/2012

BJ 2012/2013

OT

Omvang van de invoer uit Indonesië (ton)

8 638

9 478

18 317

24 385

Index

100

110

212

282

Marktaandeel index

100

126

227

287

Bron: antwoorden op de vragenlijst en Eurostat

(58)

De omvang van de invoer uit Indonesië is tijdens de beoordelingsperiode bijna verdrievoudigd. De invoer steeg voortdurend en aanmerkelijk met 182 % van 8 638 ton in BJ 2010/2011 tot 24 385 ton in het onderzoektijdvak.

(59)

Het overeenkomstige marktaandeel is tijdens de beoordelingsperiode bijna verdrievoudigd. Het steeg met 187 % ondanks de algemene daling van het verbruik (– 2 %).

4.3.2.   De prijs van de invoer uit het betrokken land en prijsonderbieding

(60)

De Commissie heeft de prijs van de invoer vastgesteld op basis van Eurostat en antwoorden op de vragenlijst.

(61)

De gemiddelde prijs van de invoer in de Unie vanuit Indonesië ontwikkelde zich als volgt:

Tabel 3

Invoerprijzen (EUR/ton)

 

BJ 2010/2011

BJ 2011/2012

BJ 2012/2013

OT

Indonesië

1 266

1 279

1 226

1 162

Index

100

101

97

92

Bron: antwoorden op de vragenlijst en Eurostat

(62)

De gemiddelde invoerprijs van MNG uit Indonesië is tussen BJ 2010/2011 en BJ 2011/2012 licht gestegen, alvorens in BJ 2012/2013, en in het onderzoektijdvak zelfs nog verder, te dalen. De gemiddelde invoerprijs van MNG uit Indonesië is tijdens de beoordelingsperiode in totaal met 6 % gedaald.

(63)

De Commissie stelde de prijsonderbieding tijdens het onderzoektijdvak vast aan de hand van een vergelijking van:

de gewogen gemiddelde verkoopprijs per productsoort van de bedrijfstak van de Unie aan onafhankelijke afnemers op de markt van de Unie, gecorrigeerd tot het niveau af fabriek, en

de overeenkomstige gewogen gemiddelde prijs per productsoort van de invoer van de medewerkende Indonesische producenten aan de eerste onafhankelijke afnemer op de markt van de Unie, op cif-basis, met de nodige correcties voor douanerechten en kosten na invoer.

(64)

Zoals vermeld in overweging 46 argumenteerde één producent-exporteur dat het in de Unie als levensmiddelenadditief verkochte MNG aan bepaalde door de wetgeving van de Unie vereiste zuiverheidsdrempels moet voldoen. Deze producent-exporteur argumenteerde dat dergelijke eisen niet van toepassing waren op uit Indonesië ingevoerde en in de non-foodsector gebruikte producten en dat daarom een correctie voor chemische of fysische eigenschappen kan worden gerechtvaardigd indien vergeleken met het op de markt van de Unie verkochte product. De betrokken producent-exporteur heeft dit argument echter niet gekwantificeerd. Bovendien kon de Commissie in de vergelijking rekening houden met eventuele verschillen met betrekking tot zuiverheid in de definitie van productsoorten. Derhalve werd er een vergelijking uitgevoerd met enerzijds productsoorten met dezelfde of soortgelijke zuiverheidsgraad van die welke naar de markt van de Unie worden uitgevoerd en anderzijds die welke door de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie worden verkocht. Bijgevolg waren correcties niet gerechtvaardigd en moest dit argument worden afgewezen.

(65)

Eén belanghebbende argumenteerde dat bij de berekening van de prijsonderbieding voor de invoer uit Indonesië met het effect van wisselkoersschommelingen rekening moest worden gehouden. Het waarschijnlijke effect van de invoer met dumping op de prijzen van de bedrijfstak van de Unie wordt inderdaad vooral onderzocht door onder andere na te gaan of er sprake is van prijsonderbieding. In het onderhavige geval werden de prijzen van de met dumping uitgevoerde producten vergeleken met de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie. De uitvoerprijzen gebruikt voor de schadeberekeningen werden echter omgezet in euro, om tot een vergelijkbare basis te komen. Bijgevolg heeft het gebruik van wisselkoersen in dit geval tot doel de prijsverschillen op een vergelijkbare basis vast te stellen. Derhalve werd dit argument afgewezen.

(66)

De prijzen werden vergeleken per productsoort voor transacties in hetzelfde handelsstadium, zo nodig na correctie. Het resultaat van de vergelijking werd uitgedrukt als een percentage van de omzet van de bedrijfstak van de Unie tijdens het onderzoektijdvak. Daaruit bleek een gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarge door de invoer uit Indonesië op de markt van de Unie tussen 0 % en 5 %.

4.4.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

4.4.1.   Algemene opmerkingen

(67)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening omvatte het onderzoek naar de gevolgen van de invoer met dumping voor de bedrijfstak van de Unie een beoordeling van alle economische factoren die tijdens de beoordelingsperiode van invloed waren op de situatie van de bedrijfstak van de Unie.

4.4.2.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(68)

De totale productie in de Unie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad ontwikkelden zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 4

Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

 

BJ 2010/2011

BJ 2011/2012

BJ 2012/2013

OT

Productievolume

Index

100

95

107

91

Productiecapaciteit index

100

100

100

100

Bezettingsgraad

Index

100

95

107

91

Bron: antwoorden op de vragenlijst

(69)

De productie schommelde tijdens de beoordelingsperiode. Hoewel de productie daalde tussen BJ 2010/2011 en BJ 2011/2012, steeg deze tussen BJ 2011/2012 en BJ 2012/2013, en werd tijdens het onderzoektijdvak het laagste niveau bereikt. Uit het onderzoek bleek dat de schommelingen voornamelijk veroorzaakt werden door de onderhoudsstops bij de bedrijfstak van de Unie om de 15 maanden en door de slechte weersomstandigheden tijdens de winter van 2010/2011, waardoor de levering van één van de belangrijkste grondstoffen (ammoniak) werd verstoord. Tijdens het onderzoektijdvak werd de onderhoudsstop verlengd in een poging de hoge voorraden te verlagen. Tijdens de beoordelingsperiode is het productievolume in totaal met 9 % gedaald.

(70)

De productiecapaciteit bleef over het algemeen stabiel tijdens de beoordelingsperiode.

(71)

De bezettingsgraad ontwikkelde zich, als gevolg van de daling van het productievolume en de stabiele productiecapaciteit, in overeenstemming met het productievolume, d.w.z. eerst een daling in BJ 2011/2012, vervolgens een stijging in BJ 2012/13 en weer een daling in het onderzoektijdvak. In overeenstemming met de daling van het productievolume liep de bezettingsgraad tijdens de beoordelingsperiode in totaal terug met 9 %.

4.4.3.   Omvang van de verkoop en marktaandeel

(72)

De omvang van de verkoop en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 5

Omvang van de verkoop en marktaandeel

 

BJ 2010/2011

BJ 2011/2012

BJ 2012/2013

OT

Omvang van de verkoop op de markt van de Unie

Index

100

84

85

83

Marktaandeel

Index

100

96

91

85

Bron: antwoorden op vragenlijst, Eurostat

(73)

De omvang van de verkoop van MNG door de bedrijfstak van de Unie daalde tijdens de beoordelingsperiode met 17 %. De omvang van de verkoop daalde voornamelijk tussen BJ 2010/2011 en BJ 2011/2012, en is in de volgende jaren relatief stabiel gebleven. De daling van de omvang van de verkoop, samen met de parallelle daling van het verbruik en de toename van de invoer uit Indonesië, heeft geleid tot een daling van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie van in totaal ongeveer 15 % tijdens de beoordelingsperiode. Het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie is tussen BJ 2010/2011 en BJ 2011/2012 met 4 % gedaald, wat samenviel met een stijging van het marktaandeel van de invoer uit Indonesië in dezelfde periode. Tussen BJ 2012/2013 en het eind van het onderzoektijdvak bleef het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie gestaag dalen, terwijl de omvang van de invoer en het marktaandeel van Indonesië sterk toenam.

4.4.4.   Groei

(74)

Hoewel het verbruik in de Unie tijdens de beoordelingsperiode met 2 % is gedaald, daalde de omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie met 17 %, hetgeen tot uiting kwam in een verlies van marktaandeel van 15 %.

4.4.5.   Werkgelegenheid en productiviteit

(75)

De werkgelegenheid en de productiviteit lieten tijdens de beoordelingsperiode de volgende ontwikkeling zien:

Tabel 6

Werkgelegenheid en productiviteit

 

BJ 2010/2011

BJ 2011/2012

BJ 2012/2013

OT

Aantal werknemers

Index

100

103

107

108

Productiviteit (eenheden per werknemer)

Index

100

92

100

85

Bron: antwoorden op de vragenlijst

(76)

De werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie nam voortdurend toe en is tijdens de beoordelingsperiode in totaal met 8 % toegenomen. Deze stijging is voornamelijk het gevolg van de integratie van een voormalige gelieerde onderneming in 2011 en de uitbreiding van de onderhoudsafdeling van de bedrijfstak van de Unie.

(77)

De productiviteit daalde als gevolg van de combinatie van een toename van de werkgelegenheid en de daling van de productie zoals aangegeven in tabel 4 in overweging 68.

4.4.6.   Hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

(78)

Alle dumpingmarges liggen aanzienlijk boven de de-minimisdrempel. Gezien de omvang en de prijs van de invoer uit het betrokken land zijn de gevolgen van de hoogte van de werkelijke dumpingmarges voor de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk.

(79)

De bedrijfstak van de Unie herstelde nog van de gevolgen van eerdere schade veroorzakende dumping door de invoer van hetzelfde product van oorsprong uit China. Deze maatregelen zijn momenteel onderworpen aan een parallel lopend onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening, zoals vermeld in overweging 2.

4.4.7.   Prijzen en factoren die prijzen beïnvloeden

(80)

De gemiddelde verkoopprijs van de producenten in de Unie aan niet-verbonden afnemers ontwikkelde zich tijdens de boordelingsperiode als volgt:

Tabel 7

Gemiddelde verkoopprijs

 

BJ 2010/2011

BJ 2011/2012

BJ 2012/2013

OT

Gemiddelde verkoopprijs per eenheid op de markt van de Unie (EUR/ton)

Index

100

107

101

97

Productiekosten per eenheid (EUR/ton)

Index

100

120

124

130

Bron: antwoorden op de vragenlijst

(81)

De gemiddelde verkoopprijs per eenheid van de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers in de Unie daalde tijdens de beoordelingsperiode met 3 %. De prijs steeg eerst met 7 % tussen BJ 2010/2011 en BJ 2011/2012, maar daalde sindsdien voortdurend tot het eind van het onderzoektijdvak. De prijsstijging tussen BJ 2010/2011 en BJ 2011/2012 kan worden gezien als een gevolg van de stijging van de kosten in dezelfde periode, zij het dat de kostenstijging meer uitgesproken was dan de stijging van de prijs. Tegelijkertijd steeg de invoer uit Indonesië en oefende deze aanzienlijke prijsdruk uit op de bedrijfstak van de Unie. Als gevolg daarvan daalden de prijzen van de bedrijfstak van de Unie met 6 % tussen BJ 2011/2012 en BJ 2012/2013 en nog eens met 4 % tussen BJ 2012/2013 en het eind van het onderzoektijdvak.

(82)

De productiekosten per eenheid zijn tijdens de beoordelingsperiode met 30 % gestegen. Er was een voortdurende toename vanaf BJ 2011/2012, wat hoofdzakelijk het gevolg was van een stijging van de grondstoffen- en loonkosten. Zoals hierboven vermeld, kon deze kostenstijging niet worden opgevangen door een gelijkwaardige prijsstijging als gevolg van de prijsdruk van de invoer met dumping uit Indonesië.

4.4.8.   Loonkosten

(83)

De gemiddelde loonkosten van de bedrijfstak van de Unie ontwikkelden zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 8

Gemiddelde loonkosten per werknemer

 

BJ 2010/2011

BJ 2011/2012

BJ 2012/2013

OT

Gemiddelde loonkosten per werknemer (EUR)

Index

100

117

125

124

Bron: antwoorden op de vragenlijst

(84)

De gemiddelde loonkosten per werknemer stegen met 24 %. Dit kan voornamelijk worden verklaard door toenemende inspanningen van de bedrijfstak van de Unie om de prestaties van zijn werknemers en medewerkers te verbeteren en het productieproces te optimaliseren.

4.4.9.   Voorraden

(85)

De voorraden van de producenten in de Unie ontwikkelden zich tijdens de boordelingsperiode als volgt:

Tabel 9

Voorraden

 

BJ 2010/2011

BJ 2011/2012

BJ 2012/2013

OT

Eindvoorraden

Index

100

82

164

143

Eindvoorraden uitgedrukt in percentage van de productie

Index

100

86

153

156

Bron: antwoorden op de vragenlijst

(86)

De eindvoorraden stegen tijdens de beoordelingsperiode in totaal met 43 %. Van BJ 2010/2011 tot BJ 2011/2012 daalden de eindvoorraden na een afname van het productievolume en een toename van de omvang van de uitvoer. Van BJ 2011/2012 tot BJ 2012/2013 namen de voorraden toe als gevolg van een stijging van de productie terwijl de verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie nagenoeg stabiel bleef. Van BJ 2012/2013 tot het eind van het onderzoektijdvak namen de eindvoorraden opnieuw af, voornamelijk als gevolg van een besluit om de productie te verminderen in een poging om de hoge voorraden te doen afnemen.

(87)

De eindvoorraden als percentage van de productie namen tussen BJ 2010/2011 en BJ 2011/2012 af, maar hebben zich tussen BJ 2011/2012 en BJ 2012/2013 nagenoeg verdubbeld. Ze stegen verder tussen BJ 2012/2013 en het eind van het onderzoektijdvak. Tijdens de beoordelingsperiode namen de eindvoorraden in totaal toe met 56 %. De toename in BJ 2012/2013 en in het onderzoektijdvak moet worden gezien in het licht van de toenemende omvang van de invoer met dumping uit Indonesië, terwijl de verkoop in de Unie in dezelfde periode nagenoeg stabiel bleef.

4.4.10.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(88)

De winstgevendheid, kasstroom, investeringen en het rendement van investeringen van de producenten in de Unie lieten tijdens de beoordelingsperiode de volgende ontwikkeling zien:

Tabel 10

Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen

 

BJ 2010/2011

BJ 2011/2012

BJ 2012/2013

OT

Winstgevendheid van verkoop in de Unie aan niet-verbonden afnemers (% van de omzet)

Index

100

30

– 31

– 80

Kasstroom (EUR)

Index

100

39

– 48

– 19

Investeringen (EUR)

Index

100

182

143

197

Rendement van investeringen

Index

100

14

– 61

– 110

Bron: antwoorden op de vragenlijst

(89)

De winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie werd vastgesteld door de nettowinst vóór belastingen van de verkoop van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als percentage van de omzet. In BJ 2010/2011 en BJ 2011/2012 daalde de winstgevendheid aanzienlijk, maar bleef positief. Vanaf BJ 2012/2013 werd de winstgevendheid negatief. Tijdens het onderzoektijdvak is deze nog verder gedaald. De winstgevendheid daalde tijdens de beoordelingsperiode in totaal met 180 %. Deze ontwikkeling was vooral toe te schrijven aan de prijsdruk van de invoer uit Indonesië, die tegen dumpingprijzen de Unie binnenkwam, en die de bedrijfstak van de Unie verhinderde zijn prijzen in overeenstemming met de stijging van de kosten vast te stellen.

(90)

De netto kasstroom is het vermogen van de bedrijfstak van de Unie om zijn activiteiten zelf te financieren. De netto kasstroom vertoonde dezelfde ontwikkeling als de winstgevendheid, dat is een continue daling tijdens de beoordelingsperiode met negatieve resultaten vanaf BJ 2012/2013. Deze ontwikkeling werd versterkt in het onderzoektijdvak. De totale netto kasstroom daalde tijdens de beoordelingsperiode met 119 %.

(91)

De investeringen namen tijdens de beoordelingsperiode toe met 97 %. Het ging voornamelijk om investeringen die noodzakelijk waren voor het onderhoud en de naleving van de wettelijke veiligheidseisen. Terwijl de bedrijfstak van de Unie nog steeds herstelde van de eerdere dumping door Chinese producenten-exporteurs vóór de beoordelingsperiode, begon zijn situatie te verbeteren en was deze winstgevend aan het begin van de beoordelingsperiode tot BJ 2011/2012. Onder deze omstandigheden werd een aantal investeringen gedaan die niet langer konden worden uitgesteld, wat de aanzienlijke stijging van het investeringsniveau in BJ 2011/2012 en de daaropvolgende jaren verklaart.

(92)

Het rendement van investeringen is de winst in procenten van de nettoboekwaarde van de investeringen. NET als bij de andere financiële indicatoren was het rendement van investeringen van de productie en verkoop van het soortgelijke product vanaf BJ 2012/2013 negatief, wat de negatieve ontwikkeling van de winstgevendheid weerspiegelt. Het rendement van investeringen daalde tijdens de beoordelingsperiode in totaal met 210 %.

(93)

Rekening houdend met de dalende winstgevendheid en afnemende kasstroom was het vermogen van de onderneming om kapitaal aan te trekken ook negatief beïnvloed.

4.4.11.   Conclusie inzake schade

(94)

Nagenoeg alle belangrijke schade-indicatoren vertoonden een negatieve ontwikkeling. Het productievolume en de bezettingsgraad daalden tijdens de beoordelingsperiode aldus met ongeveer 9 % en de omvang van de verkoop met 17 %. In een poging om de verliezen van de omvang van de verkoop en het marktaandeel te compenseren, daalde de gemiddelde prijs van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode met 3 %, terwijl de kosten van de productie met meer dan 30 % stegen. Als gevolg daarvan daalde de winstgevendheid, die aan het begin van de beoordelingsperiode nog positief was, en in BJ 2012/2013 negatief werd en tijdens het onderzoektijdvak nog verder daalden. Soortgelijke negatieve ontwikkelingen kunnen worden waargenomen voor de netto kasstroom en het rendement van investeringen.

(95)

De werkgelegenheid steeg met 8 % tijdens de beoordelingsperiode. Deze stijging tijdens de beoordelingsperiode is voornamelijk het gevolg van de integratie van een voormalige gelieerde onderneming in 2011 en de uitbreiding van de onderhoudsafdeling van de bedrijfstak van de Unie. Ook investeringen toonden een positieve ontwikkeling. Ze hielden voornamelijk verband met preventieve maatregelen en beveiligingseisen, maar niet met een verhoging van de capaciteit. Deze positieve ontwikkelingen sluiten het bestaan van schade dus niet uit.

(96)

Rekening houdend met het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

5.   OORZAKELIJK VERBAND

(97)

Overeenkomstig artikel 3, lid 6, van de basisverordening werd nagegaan of de bedrijfstak van de Unie door de invoer met dumping uit het betrokken land aanmerkelijke schade heeft geleden. Overeenkomstig artikel 3, lid 7, van de basisverordening werd ook nagegaan of de bedrijfstak van de Unie door andere bekende factoren tegelijkertijd aanmerkelijke schade heeft geleden. De Commissie heeft ervoor gezorgd dat eventuele schade die werd veroorzaakt door andere factoren dan de invoer met dumping uit het betrokken land, niet werd toegeschreven aan de invoer met dumping. Deze factoren zijn:

a)

Gevolgen van de invoer uit China

b)

Invoer uit andere derde landen

c)

Ontwikkeling van het verbruik in de Unie

d)

Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie

e)

Ondoelmatigheid van de bedrijfstak van de Unie

f)

Financiële crisis

g)

Investeringen en veiligheidsvoorschriften van de EU

h)

Kosten van grondstoffen en andere kosten

5.1.   Gevolgen van de invoer met dumping

(98)

Om het bestaan vast te stellen van een oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping van MNG van oorsprong uit Indonesië en de schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden, heeft de Commissie de omvang en het prijsniveau van de onderzochte invoer en de mate waarin deze hebben bijgedragen aan de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden, geanalyseerd.

(99)

Uit het onderzoek is gebleken dat tijdens de beoordelingsperiode de omvang van de laaggeprijsde invoer met dumping uit Indonesië steeg met 182 %, wat leidde tot een toename van het marktaandeel van ongeveer 187 % in dezelfde periode. Dit viel samen met een daling van de omvang van de verkoop van 17 % en een verlies van marktaandeel van 15 % door de bedrijfstak van de Unie. Dit leidde ook tot een verlies van 71 % van het marktaandeel van de totale invoer uit andere derde landen.

(100)

Tegelijkertijd daalden de Indonesische invoerprijzen met 8 %. De invoer uit Indonesië oefende een prijsdruk uit op de markt van de Unie, waardoor de bedrijfstak van de Unie zijn prijzen niet kon verhogen in overeenstemming met de stijgende kosten, maar, in tegendeel, zijn prijzen tijdens de beoordelingsperiode moest verlagen. Dit leidde eerst tot een aanzienlijke daling van de winstgevendheid en vervolgens tot verliezen vanaf BJ 2012/2013, hetgeen tijdens het onderzoektijdvak verder werd versterkt.

(101)

Op basis van het bovenstaande concludeerde de Commissie in dit stadium dat de verslechterende toestand van de bedrijfstak van de Unie samenviel met de aanzienlijke stijging van de invoer tegen dumpingprijzen uit Indonesië en dat de invoer uit Indonesië een bepalende rol speelde in de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden.

5.2.   Gevolgen van andere factoren

5.2.1.   Gevolgen van de invoer uit China

(102)

De invoer uit China is momenteel onderworpen aan antidumpingrechten. De omvang van de invoer steeg met 65 %, met een overeenkomstige stijging van het marktaandeel van 68 % tijdens de beoordelingsperiode. De omvang en het marktaandeel bleven tijdens de beoordelingsperiode echter op een laag niveau. Chinese prijzen zijn tijdens de beoordelingsperiode aanzienlijk gedaald met 20 %. Wanneer rekening wordt gehouden met de bestaande antidumpingrechten, zijn ze niet lager dan de prijzen van de bedrijfstak van de Unie.

(103)

Onder deze omstandigheden kan de invoer uit China niet worden geacht te hebben bijgedragen aan de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden tijdens het onderzoektijdvak.

Tabel 11

Invoer uit de VRC

Land

 

BJ 2010/2011

BJ 2011/2012

BJ 2012/2013

OT

China

Volume (ton)

1 518

758

1 923

2 509

 

Index

100

50

127

165

 

Marktaandeel index

100

57

136

168

 

Gemiddelde prijs (EUR/ton) (8)

1 234

1 199

1 143

992

 

Index

100

97

93

80

Bron: Eurostat en antwoorden op de vragenlijst

5.2.2.   Invoer uit andere derde landen

(104)

De omvang van de invoer uit andere derde landen liet tijdens de beoordelingsperiode de volgende ontwikkeling zien:

Tabel 12

Invoer uit andere derde landen

Land

 

BJ 2010/2011

BJ 2011/2012

BJ 2012/2013

OT

Brazilië

Volume (ton)

2 321

969

1 070

889

 

Index

100

42

46

38

 

Marktaandeel index

100

48

49

39

 

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

1 218

1 306

1 402

1 365

 

Index

100

107

115

112

Korea, Republiek

Volume (ton)

1 248

2 157

923

802

 

Index

100

173

74

64

 

Marktaandeel index

100

198

79

65

 

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

1 231

1 296

1 293

1 277

 

Index

100

105

105

104

Vietnam

Volume (ton)

5 707

6 042

1 820

769

 

Index

100

106

32

13

 

Marktaandeel index

100

121

34

14

 

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

1 284

1 291

1 361

1 318

 

Index

100

101

106

103

Andere derde landen

Volume (ton)

993

681

478

434

 

Index

100

69

48

44

 

Marktaandeel index

100

79

52

45

 

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

1 594

1 718

2 044

2 001

 

Index

100

108

128

126

Totaal andere derde landen

Volume (ton)

10 268

9 848

4 291

2 894

 

Index

100

96

42

28

 

Marktaandeel index

100

110

45

29

 

Gemiddelde prijs (EUR/ton)

1 293

1 323

1 433

1 424

 

Index

100

102

111

110

Bron: Antwoorden op de vragenlijst en Eurostat

(105)

De omvang van de invoer uit andere derde landen daalde in totaal van 10 268 ton in BJ 2010/2011 naar 2 894 ton in het onderzoektijdvak, ofwel met 72 % tijdens de beoordelingsperiode. Het overeenkomstige marktaandeel daalde met 71 % in dezelfde periode. In het onderzoektijdvak bedroeg het marktaandeel van de invoer uit andere derde landen slechts ongeveer een kwart van zijn niveau in BJ 2010/2011. In totaal steeg de prijs van de invoer uit derde landen tijdens de beoordelingsperiode met 10 %.

(106)

Eén belanghebbende argumenteerde dat de totale invoer, waaronder die uit Indonesië, tijdens de beoordelingsperiode stabiel was gebleven.

(107)

Deze bewering was in strijd met de beschikbare statistieken waarop de bevindingen van het onderzoek zijn gebaseerd, zoals weergegeven in tabel 13. In feite steeg de totale invoer in de Unie tijdens de beoordelingsperiode met 46 %. Het argument werd daarom van de hand gewezen.

Tabel 13

Totale invoer

 

 

BJ 2010/2011

BJ 2011/2012

BJ 2012/2013

OT

Totale invoer

Volume (ton)

20 424

20 084

24 531

29 788

 

Index

100

98

120

146

Bron: Antwoorden op de vragenlijst en Eurostat

(108)

Op basis van het bovenstaande werd voorlopig geconcludeerd dat het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping uit Indonesië en de aanmerkelijke schade die door de bedrijfstak van de Unie is geleden, niet werd verbroken door de invoer uit andere derde landen.

5.2.3.   Ontwikkeling van het verbruik in de Unie

(109)

Het verbruik in de Unie toonde tijdens de beoordelingsperiode slechts een lichte daling van 2 %, wat de daling van de omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie van 17 % en de daling van het marktaandeel van 15 % niet kan verklaren. Bijgevolg werd voorlopig geconcludeerd dat de ontwikkeling van verbruik niet heeft bijgedragen tot de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden.

5.2.4.   Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie

(110)

De omvang van de uitvoer van de bedrijfstak van de Unie ontwikkelde zich tijdens de beoordelingsperiode als volgt:

Tabel 14

Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie

 

BJ 2010/2011

BJ 2011/2012

BJ 2012/2013

OT

Exportvolume index

100

249

234

222

Gemiddelde eenheidsprijs index

100

107

101

95

Bron: antwoorden op de vragenlijst

(111)

De omvang van de uitvoer van de bedrijfstak van de Unie steeg in BJ 2011/2012 en steeg vervolgens licht in de volgende jaren tot het eind van het onderzoektijdvak. De omvang van de uitvoer is tijdens de beoordelingsperiode nagenoeg verdubbeld. De prijs van de uitvoer nam tegelijkertijd licht af (met 5 %). De toename van de uitvoer compenseerde gedeeltelijk het verlies aan omvang van de verkoop en marktaandeel in de Unie. In feite, indien de uitvoer niet was toegenomen in een situatie die wordt gekenmerkt door een sterke prijsdruk door de invoer met dumping, dan zouden de verloren gegane schaalvoordelen en de impact op de productiekosten per eenheid van de bedrijfstak van de Unie zelfs nog hoger zijn geweest. Bijgevolg konden de uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie geen negatief effect hebben gehad op de schade veroorzakende situatie.

(112)

Sommige belanghebbenden argumenteerden dat de daling van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie het gevolg is van de uitvoer van MNG naar een recent verworven verbonden voedselverwerkingsbedrijf in Turkije. Dit argument was niet onderbouwd. Bovendien is uit het onderzoek gebleken dat de bedrijfstak van de Unie het voedselverwerkingsbedrijf pas na het onderzoektijdvak heeft verworven. Het kon dus geen invloed hebben gehad op de situatie van de bedrijfstak van de Unie tijdens het onderzoektijdvak. Op grond hiervan werd geconcludeerd dat de verkoop door de bedrijfstak van de Unie aan zijn verbonden onderneming in Turkije het oorzakelijk verband niet heeft verbroken.

5.2.5.   Vermeende ondoelmatigheid van de bedrijfstak van de Unie

(113)

Eén belanghebbende argumenteerde dat de aanmerkelijke schade geleden door de bedrijfstak van de Unie werd veroorzaakt door de ondoelmatigheid die inherent is aan het productieproces van de bedrijfstak van de Unie. Deze belanghebbende heeft echter niet naar een specifieke ondoelmatigheid verwezen en deze bewering bleef onbewezen. Daarnaast heeft het onderzoek ook geen potentiële ondoelmatigheid van de bedrijfstak van de Unie aan het licht gebracht. Dit argument werd dan ook afgewezen. Op grond hiervan werd geconcludeerd dat de vermeende ondoelmatigheid van de bedrijfstak van de Unie het oorzakelijk verband niet heeft verbroken.

5.2.6.   De financiële crisis

(114)

Eén partij beweerde dat de financiële crisis de oorzaak is van de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden. De markt van de Unie voor MNG was echter niet wisselvallig en werd slechts marginaal getroffen door de wereldwijde financiële crisis. Als dit niet het geval was geweest en de verliezen van de bedrijfstak van de Unie daadwerkelijk waren veroorzaakt door de wereldwijde financiële crisis, dan zou dit ook van toepassing zijn geweest voor alle andere concurrenten op de MNG-markt. Het blijkt echter dat de Indonesische MNG-producenten in staat waren de omvang van hun verkoop op de markt van de Unie ondanks de wereldwijde financiële crisis te verhogen. Er is dus geen reden om te veronderstellen dat de bedrijfstak van de Unie zwaarder getroffen was door de wereldwijde financiële crisis dan zijn Aziatische tegenhangers. Daarom moet dit argument worden afgewezen. Op grond hiervan werd geconcludeerd dat de gevolgen van de financiële crisis het oorzakelijk verband niet hebben verbroken.

5.2.7.   Investeringen en veiligheidsvoorschriften van de EU

(115)

Eén belanghebbende argumenteerde dat de schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden, werd veroorzaakt door aanzienlijke investeringen die nodig waren om te voldoen aan de in de Unie van toepassing zijnde veiligheidsvoorschriften.

(116)

Uit het onderzoek bleek echter dat de investeringen in verband met de veiligheidseisen van de EU tijdens de gehele beoordelingsperiode in vergelijking met andere investeringen laag bleven. Een belangrijk deel van de investeringen van de bedrijfstak van de Unie betrof investeringen voor preventief onderhoud. De grote stijging van de investeringen heeft tussen BJ 2010/2011 en BJ 2011/2012 plaatsgevonden. Deze stijging wordt verklaard door het feit dat de bedrijfstak van de Unie, nog steeds herstellende van de eerdere Chinese invoer met dumping, zijn investeringen die bestemd waren voor preventief onderhoud moest uitstellen tot na de verlieslatende periode. Zodra de rechten op de invoer uit China eenmaal invloed op de markt begonnen te hebben, was de bedrijfstak van de Unie weer in staat om winst te maken en kon deze terugkeren naar een normaal niveau van investeringen. De investeringen bleven in de volgende perioden op een vergelijkbaar niveau en betroffen hoofdzakelijk onderhoud. Er werd niet geïnvesteerd in uitbreiding van de capaciteit, die tijdens de beoordelingsperiode stabiel was gebleven. Op grond hiervan werd geconcludeerd dat de investeringen van de bedrijfstak van de Unie het oorzakelijk verband niet hebben verbroken.

5.2.8.   Kosten van grondstoffen en andere kosten

(117)

Diverse belanghebbenden argumenteerden dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade werd veroorzaakt door de aanzienlijke stijging van de prijs van de belangrijkste grondstoffen, namelijk de industriële suiker, ammoniak, natriumhydroxide en zwavelzuur.

Industriële suiker

(118)

Industriële suiker is een van de belangrijkste kostenfactoren van de totale productiekosten van de bedrijfstak van de Unie. In feite, zoals beschreven in overweging 81, stegen de productiekosten per eenheid van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode, met inbegrip van de kosten van industriële suiker. Volgens de openbare statistieken (9) bleef de gemiddelde prijs voor industriële suiker in de Unie, hoewel deze een lichte stijging vertoonde van BJ 2010/2011 tot medio 2012, onder de wereldmarktprijs. Vervolgens daalde zowel de prijs van industriële suiker in de Unie als de wereldmarktprijs van industriële suiker. Deze stabiliseerden zich daarna op een vergelijkbaar niveau. Daarom is het argument dat de stijging van de suikerprijs een oorzaak van de schade was, ongegrond en moet worden afgewezen.

Chemicaliën

(119)

De kosten van ammoniak, natriumhydroxide en zwavelzuur van de bedrijfstak van de Unie zijn tijdens de beoordelingsperiode toegenomen in overeenstemming met de internationale prijs van deze producten. Deze prijsstijging was aldus niet beperkt tot de bedrijfstak van de Unie, maar trof ook de exploitanten in derde landen. Op grond hiervan kan de stijging van de prijzen van ammoniak, natriumhydroxide en zwavelzuur als zodanig niet worden beschouwd als een oorzaak van de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden.

Overige

(120)

Een andere belanghebbende argumenteerde dat de hogere energiekosten, hogere arbeidskosten en hogere verpakkingskosten de oorzaak waren van de schade die de bedrijfstak van de Unie had geleden. Hoewel uit het onderzoek is gebleken dat deze kostenfactoren tijdens de beoordelingsperiode weliswaar zijn gestegen (zie de overwegingen 81 en 83, heeft de Commissie ook vastgesteld dat de bedrijfstak van de Unie niet in staat was, zelfs niet gedeeltelijk, deze kostenstijging in zijn verkoopprijs tot uitdrukking te brengen als gevolg van de prijsdruk die werd uitgeoefend door de invoer uit Indonesië. De kostenstijging van deze factoren als zodanig kon bijgevolg niet worden beschouwd als de oorzaak van de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden.

5.3.   Conclusie inzake het oorzakelijk verband

(121)

Uit de bovenstaande analyse blijkt een aanzienlijke toename van de omvang en het marktaandeel van de invoer met dumping uit Indonesië tussen BJ 2010/2011 en het eind van het onderzoektijdvak en een daling van de invoerprijzen tijdens de beoordelingsperiode.

(122)

Deze toename van het marktaandeel van de laaggeprijsde invoer uit Indonesië viel samen met een forse inkrimping van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie. Samen met de neerwaartse druk op de prijzen heeft dit ertoe geleid dat de bedrijfstak van de Unie grote verliezen heeft geleden.

(123)

Anderzijds bleek uit het onderzoek van de andere factoren waardoor de bedrijfstak van de Unie schade kon hebben geleden dat geen van deze factoren aanzienlijke negatieve gevolgen kon hebben gehad.

(124)

Op basis van het bovenstaande is de Commissie in dit stadium tot de conclusie gekomen dat de aanmerkelijke schade die de bedrijfstak van de Unie heeft geleden, werd veroorzaakt door de invoer met dumping uit het betrokken land en dat de andere factoren het oorzakelijk verband niet hebben verbroken.

(125)

De Commissie heeft een onderscheid gemaakt tussen en afzonderlijk gekeken naar de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie enerzijds en de schade veroorzakende gevolgen van de invoer met dumping anderzijds. De gevolgen van de invoer uit China en andere derde landen, de ontwikkeling van het verbruik, de exportprestaties van de bedrijfstak van de Unie, de vermeende ondoelmatigheid van de bedrijfstak van de Unie, de financiële crisis, de investeringen en de veiligheidsvoorschriften van de EU en de kosten van grondstoffen en andere kosten op de negatieve ontwikkelingen van de bedrijfstak van de Unie, waren beperkt.

6.   BELANG VAN DE UNIE

6.1.   Inleidende opmerking

(126)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of duidelijk kon worden geconcludeerd dat het niet in het belang van de Unie was om in dit geval maatregelen te nemen, ondanks de vaststelling van schade veroorzakende dumping. De bepaling van het belang van de Unie was gebaseerd op een beoordeling van alle betrokken belangen, waaronder die van de bedrijfstak van de Unie, handelaren, importeurs, gebruikers en leveranciers van grondstoffen.

6.2.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(127)

Uit het onderzoek is gebleken dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden als gevolg van de invoer met dumping uit Indonesië. Nagenoeg alle schade-indicatoren vertoonden negatieve ontwikkelingen, vooral het productievolume, de omvang van de verkoop, het marktaandeel en de winstgevendheid verslechterden tijdens de beoordelingsperiode. De neerwaartse ontwikkeling werd ook vastgesteld voor andere indicatoren met betrekking tot de financiële prestaties zoals de kasstroom en het rendement van investeringen. In dezelfde periode namen de voorraden toe.

(128)

Na de instelling van maatregelen is de verwachting dat de invoerprijzen zullen stijgen en dat de bedrijfstak van de Unie zal worden bevrijd van de prijsdruk die momenteel wordt uitgeoefend door de invoer met dumping. De bedrijfstak van de Unie moet aldus in staat zijn om zijn prijzen te verhogen om kostenstijgingen door te berekenen en gaandeweg een winstgevend niveau te bereiken. Dit zal ook een positieve invloed hebben op de productie en verkoop. Als er geen maatregelen worden genomen, lijkt een verdere verslechtering van de situatie van de bedrijfstak van de Unie zeer waarschijnlijk. Verdere verliezen van de omvang van de verkoop en van het marktaandeel zijn zeer waarschijnlijk indien de prijsdruk van de invoer met dumping wordt voortgezet en de bedrijfstak van de Unie gedwongen wordt om de prijzen in de Unie in overeenstemming te brengen met de lage prijsniveaus. Onder een dergelijk scenario zal de bedrijfstak van de Unie aanzienlijke verliezen blijven lijden. Het is niet uitgesloten dat als gevolg van de daling van de omvang van de verkoop en de productie en de hoge verliezen de bedrijfstak van de Unie gedwongen zal worden om de productie op de middellange termijn volledig te staken, met als gevolg verlies van werkgelegenheid in de Unie. Dit zou de Unie ook afhankelijk maken van invoer uit derde landen.

(129)

Derhalve wordt voorlopig geconcludeerd dat de instelling van antidumpingrechten in het belang van de bedrijfstak van de Unie is.

6.3.   Belang van de importeurs/handelaren

(130)

Veertien bedrijven hebben zich na de publicatie van het bericht van opening gemeld. Hoewel drie niet-verbonden importeurs in de steekproef werden opgenomen en vragenlijsten ontvingen, heeft er slechts één antwoord gegeven. Dit bedrijf werd onderworpen aan een controle ter plaatse.

(131)

De MNG-invoer uit Indonesië bedroeg minder dan 15 % van de omzet van de importeur. De Commissie was van mening dat, hoewel de MNG-gerelateerde activiteit negatief kan worden beïnvloed door de instelling van rechten, het bedrijf over het algemeen winstgevend zou blijven.

(132)

Eén handelaar in de Unie die betrokken is bij de wederverkoop van MNG binnen en buiten de markt van de Unie maakte zich kenbaar tijdens het onderzoek. Deze handelaar kocht MNG voornamelijk van de bedrijfstak van de Unie, maar ook van importeurs van MNG uit Indonesië en andere derde landen. De MNG-gerelateerde activiteit van de handelaar was marginaal in vergelijking met diens totale activiteit. Op grond hiervan wordt aangenomen dat de gevolgen van de antidumpingmaatregelen voor zijn situatie te verwaarlozen zouden zijn.

6.4.   Belang van de gebruikers

(133)

Gebruikers zijn voornamelijk actief in de „levensmiddelen- en drankensector” waar MNG in de productie van kruidenmixen, soepen en kant-en-klaarmaaltijden wordt gebruikt. MNG wordt ook gebruikt in bepaalde „non-foodtoepassingen”, bijvoorbeeld in de productie van detergentia.

(134)

Drieëndertig bedrijven hebben zich gemeld en een vragenlijst ontvangen. Vijf bedrijven hebben aan het onderzoek meegewerkt door de vragenlijst te beantwoorden. Vier van hen waren actief in de levensmiddelen- en drankensector en één in de non-foodsector. Twee van de medewerkende bedrijven, waarvan één in de levensmiddelen- en drankensector actief is en de ander detergentia produceert, werden ter plaatse gecontroleerd.

Levensmiddelen- en drankensector

(135)

Uit het onderzoek is gebleken dat MNG gemiddeld ongeveer 5 % vertegenwoordigde van de totale kosten van de MNG-bevattende producten vervaardigd door de medewerkende ondernemingen die de nodige gegevens hebben verstrekt.

(136)

Twee van de medewerkende ondernemingen kochten MNG voornamelijk van de bedrijfstak van de Unie en voerden geen of slechts kleine hoeveelheden uit Indonesië in. In het geval van deze twee bedrijven vertegenwoordigde de activiteit in verband met de MNG-bevattende producten ongeveer een derde van hun totale activiteit. Tijdens het onderzoektijdvak bleken de bedrijven winstgevend te zijn. Gezien deze bevindingen hebben de voorgestelde maatregelen ten aanzien van Indonesië waarschijnlijk beperkte gevolgen voor deze bedrijven.

(137)

De andere twee bedrijven kochten grotere hoeveelheden MNG uit Indonesië, maar hun MNG-gerelateerde activiteit was relatief onbeduidend in vergelijking met hun totale activiteit. Daarnaast bleek op basis van de verstrekte informatie dat deze twee bedrijven winstgevend waren in het onderzoektijdvak. Het is dus onwaarschijnlijk dat maatregelen tegen MNG uit Indonesië een grote invloed op deze bedrijven zal hebben.

Non-foodsector

(138)

Eén van de medewerkende bedrijven gebruikte MNG voor de productie van detergentia. MNG vertegenwoordigde tussen 15 % en 20 % van de productiekosten van deze producten. Tijdens het onderzoektijdvak kocht het bedrijf MNG voornamelijk van de bedrijfstak van de Unie, maar importeerde daarnaast MNG uit Indonesië en in mindere mate uit Korea. Slechts een klein deel van zijn activiteit was gewijd aan MNG-bevattende producten in vergelijking met zijn totale activiteit die bovendien positieve winstmarges tussen 5 % en 10 % in het onderzoektijdvak bleek te realiseren.

(139)

Op basis hiervan, hoewel niet kan worden uitgesloten dat de instelling van maatregelen ten aanzien van Indonesië negatieve gevolgen kan hebben voor dit bedrijf, zou de beschikbaarheid van andere leveringsbronnen en de winstgevendheid van de activiteit waarbij MNG wordt gebruikt, erop wijzen dat de mogelijke gevolgen van de maatregelen voor dit bedrijf beperkt zouden zijn.

(140)

Deze belanghebbende beweerde dat, gelet op het EU-regelgevingskader waarin het gebruik van fosfaten en andere fosforverbindingen wordt verboden (10), het aannemelijk is dat MNG in grotere hoeveelheden zal worden gebruikt om fosfaten en andere fosforverbindingen te vervangen in de productie van detergentia. Daarom wordt verwacht dat de vraag naar MNG in de Unie aanzienlijk zal toenemen en dat antidumpingrechten op de invoer van MNG nadelige gevolgen zouden hebben op de ontwikkeling van deze nieuwe markt.

(141)

In dit stadium is het echter moeilijk te voorspellen welke gevolgen het nieuwe rechtskader op de markt van de Unie zal hebben en of en in hoeverre het de productie van op MNG gebaseerde detergentia zal stimuleren en dus een effect zal hebben op de vraag naar MNG in de Unie. De belanghebbende bood ook geen enkel bewijs met betrekking tot de mate waarin een antidumpingrecht nadelige gevolgen zou kunnen hebben. In dit verband wordt opgemerkt dat het doel van het antidumpingrecht is om gelijke voorwaarden te herstellen op de markt van de Unie. De Indonesische invoer zou de markt van de Unie dus tot op zekere hoogte moeten blijven bevoorraden, maar tegen eerlijke prijzen. Het onderzoek heeft uitgewezen dat er ook een aantal alternatieve leveringsbronnen zijn, zoals Brazilië, Vietnam en Korea.

(142)

Zelfs als de totale vraag naar MNG van het bedrijf in kwestie uit Indonesië zou worden ingevoerd, zou de winstgevendheid van het bedrijf wat betreft de activiteit waarbij MNG wordt gebruikt, gezien de bevindingen van het onderzoek in ieder geval positief blijven. Dit worstcasescenario houdt geen rekening met de mogelijkheid dat de rechten, althans gedeeltelijk, kunnen worden doorberekend aan de eindafnemers.

6.5.   Belang van de leveranciers

(143)

Vier leveranciers van grondstoffen van de Unie hebben zich gemeld en de vragenlijst beantwoord. De verkoop van grondstoffen aan de bedrijfstak van de Unie vertegenwoordigt slechts een klein deel van hun totale omzet. Bijgevolg zou het ontbreken van maatregelen geen gevolgen voor de situatie van de leveranciers hebben.

6.6.   Verdere argumenten

(144)

Verschillende belanghebbenden beweerden dat de bedrijfstak van de Unie over een machtspositie op de markt van de Unie zou beschikken en argumenteerden dat antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer uit Indonesië zijn positie zou versterken, hetgeen niet in het belang van de Unie is.

(145)

Uit het onderzoek is duidelijk gebleken dat de enige producent in de Unie niet in staat was de omvang van zijn verkoop in de Unie te handhaven aangezien hij zijn marktaandeel verloor aan invoer uit Indonesië. Bovendien was de bedrijfstak van de Unie niet in staat zijn prijs in overeenstemming met de stijging van de grondstofkosten te verhogen, gezien de prijsdruk van de invoer met dumping uit Indonesië, en leed in het onderzoektijdvak aanzienlijke verliezen. De Commissie wees ook op het bestaan van concurrentie van de invoer van oorsprong uit een aantal andere derde landen, die profiteren van de vrije toegang tot de markt van de Unie. Op grond hiervan was er onvoldoende bewijs met betrekking tot een vermeende machtspositie van de bedrijfstak van de Unie en moest het argument worden afgewezen.

(146)

Sommige belanghebbenden beweerden bovendien dat er geen alternatieven voor de invoer uit Indonesië zouden bestaan omdat het prijsniveau van de invoer uit andere derde landen te hoog is.

(147)

Er wordt aan herinnerd dat het marktaandeel van de invoer uit andere derde landen in BJ 2010/2011 aanzienlijk was. De invoer uit derde landen had ook te lijden onder de prijsdruk van de invoer met dumping uit Indonesië en verloor een belangrijk verkoopvolume en marktaandeel aan de invoer uit Indonesië. De instelling van rechten op de invoer van MNG uit Indonesië zou andere derde landen zoals Brazilië, Korea en Vietnam in staat stellen om verloren marktaandeel in de Unie te heroveren. Wat de prijzen betreft, moet het doel van de antidumpingmaatregelen zijn om gelijke voorwaarden te creëren in de Unie, waardoor de invoer in de Unie tegen een eerlijk prijsniveau kan plaatsvinden. Het onderzoek gaf aan dat niet wordt verwacht dat de instelling van rechten aanzienlijke gevolgen zal hebben voor de situatie van de downstreamindustrie. Het argument dat er geen alternatieve leveringsbronnen bestonden werd daarom afgewezen.

6.7.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(148)

Op basis van het bovenstaande stelde de Commissie vast dat er geen dwingende redenen waren om te concluderen dat het niet in het belang van de Unie was om in dit stadium van het onderzoek voorlopige maatregelen in te stellen op de invoer van MNG van oorsprong uit Indonesië.

7.   VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(149)

Gelet op de conclusies van de Commissie inzake dumping, schade, het oorzakelijk verband en het belang van de Unie, moeten voorlopige maatregelen worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie nog meer schade lijdt door de invoer met dumping.

7.1.   Schade opheffend prijsniveau (schademarge)

(150)

Om het niveau van de maatregelen te bepalen, stelde de Commissie eerst het bedrag van het recht vast dat nodig is om de schade voor de bedrijfstak van de Unie op te heffen.

(151)

De schade zou worden opgeheven indien de bedrijfstak van de Unie in staat zou zijn om zijn productiekosten te dekken en een winst vóór belasting op de verkoop van het soortgelijke product in de markt van de Unie te verkrijgen die redelijkerwijs kan worden bereikt bij normale concurrentie door een bedrijfstak van dit type in de sector, namelijk bij afwezigheid van invoer met dumping. Aangezien de Commissie heeft vastgesteld dat de gevolgen van de invoer met dumping zich pas zijn beginnen te laten voelen tijdens het derde jaar van de beoordelingsperiode, werd de winstmarge vastgesteld op basis van de eerste twee jaar van die periode, in afwezigheid van dumping. De Commissie achtte het gepast de gewogen gemiddelde winstmarge te gebruiken zoals vastgesteld in overweging 89. Een winstmarge tussen de 5 % en 15 % werd vastgesteld. Een nauwkeurigere winstmarge kan om confidentialiteitsredenen niet worden bekendgemaakt. Op basis hiervan heeft de Commissie voor het soortgelijke product een geen schade veroorzakende prijs berekend voor de bedrijfstak van de Unie door aan de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie tijdens het onderzoektijdvak de aldus berekende winstmarge toe te voegen. De Commissie bepaalde vervolgens het schade opheffende prijsniveau aan de hand van een vergelijking van de gewogen gemiddelde invoerprijs van de medewerkende producenten-exporteurs in Indonesië, zoals vastgesteld bij de berekening van de prijsonderbieding, met de gewogen gemiddelde, geen schade veroorzakende prijs van het soortgelijke product dat gedurende het onderzoektijdvak door de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie werd verkocht. Elk verschil dat uit deze vergelijking naar voren kwam, werd uitgedrukt als een percentage van de gewogen gemiddelde cif-waarde van de invoer. De berekende schademarges met winst van respectievelijk 5 % en 15 % worden weergeven in de tabel in overweging 154.

(152)

Zoals vermeld in overweging 64 argumenteerde één producent-exporteur dat het zuiverheidsniveau van het in de Unie ingevoerde MNG mogelijk verschilt van dat van het MNG dat wordt geproduceerd en verkocht door de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie, en dat derhalve een passende correctie moeten worden gemaakt. Om de in dezelfde overweging genoemde redenen was deze correctie niet gerechtvaardigd en moest dit argument worden afgewezen.

7.2.   Voorlopige maatregelen

(153)

Voorlopige antidumpingmaatregelen voor de invoer van MNG van oorsprong uit Indonesië moeten worden ingesteld, in overeenstemming met de regel van het laagste recht in artikel 7, lid 2, van de basisverordening. De Commissie heeft de schademarges en de dumpingmarges vergeleken. Het bedrag van de rechten moet worden vastgesteld op het niveau van de dumpingmarge, of van de schademarge indien deze lager is.

(154)

Gelet op het voorgaande zijn de voorlopige antidumpingrechten, uitgedrukt in cif-prijs grens Unie, vóór inklaring, als volgt:

(in %)

Land

Onderneming

Dumpingmarge

Schademarge

Voorlopig antidumpingrecht

Indonesië

PT. Cheil Jedang Indonesië

7,0

[24,6-39,8]

7,0

Indonesië

PT. Miwon Indonesië

13,3

[27,9-43,6]

13,3

Indonesië

Alle andere ondernemingen

28,4

[31,4-47,0]

28,4

(155)

De bij deze verordening voor bepaalde ondernemingen vastgestelde individuele antidumpingrechten zijn gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Zij weerspiegelen dan ook de situatie die bij het onderzoek voor die ondernemingen werd vastgesteld. Deze rechten zijn uitsluitend van toepassing op de invoer van het betrokken product van oorsprong uit het betrokken land en vervaardigd door de genoemde juridische entiteiten. Op het ingevoerde betrokken product dat is vervaardigd door andere ondernemingen die niet specifiek, met naam en adres, in het dispositief van deze verordening worden genoemd, met inbegrip van entiteiten die aan de specifiek genoemde bedrijven zijn verbonden, is het recht van toepassing dat voor „alle andere ondernemingen” geldt. Zij mogen niet worden onderworpen aan de individuele antidumpingrechten.

(156)

Een bedrijf kan om de toepassing van deze individuele antidumpingrechten verzoeken indien het de naam van zijn entiteit verandert of een nieuwe productie- of verkoopentiteit vestigt. Dit verzoek moet worden ingediend bij de Commissie (11). Het verzoek moet alle relevante informatie bevatten, waaronder: wijziging van de activiteiten van de onderneming met betrekking tot productie, verkoop in binnen- en buitenland in verband met, bijvoorbeeld, de naamsverandering of de verandering in de productie-en verkoopentiteiten. De Commissie zal de lijst van bedrijven met individuele antidumpingrechten bijwerken, indien dit gerechtvaardigd is.

(157)

Om het risico op ontwijking als gevolg van het grote verschil in rechten zoveel mogelijk te beperken, zijn speciale maatregelen nodig om de toepassing van de individuele antidumpingrechten te garanderen. De bedrijven met individuele antidumpingrechten moeten een geldige handelsfactuur presenteren aan de douaneautoriteiten van de lidstaten. De factuur moet voldoen aan de voorschriften van de bijlage. Invoer die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaat, wordt onderworpen aan het antidumpingrecht dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”.

(158)

Om een goede toepassing van het antidumpingrecht te garanderen, moet het voor alle andere ondernemingen vastgestelde antidumpingrecht niet alleen gelden voor de niet-medewerkende producenten-exporteurs in dit onderzoek, maar ook voor producenten die in het onderzoektijdvak geen producten naar de Unie hebben uitgevoerd.

8.   SLOTBEPALINGEN

(159)

In het belang van een behoorlijk bestuur nodigt de Commissie de belanghebbenden uit schriftelijk te reageren en/of binnen een vaste termijn een hoorzitting met de Commissie en/of de raadadviseur-auditeur van DG Handel aan te vragen.

(160)

De met het oog op deze verordening gedane bevindingen betreffende de instelling van rechten zijn voorlopig en moeten eventueel opnieuw worden onderzocht met het oog op eventuele definitieve maatregelen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op de invoer van mononatriumglutamaat, ingedeeld onder GN-code ex 2922 42 00 (Taric-code 2922242200210), van oorsprong uit Indonesië.

2.   Het voorlopige antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van het in lid 1 genoemde en door de hieronder vermelde ondernemingen vervaardigde product is als volgt:

Onderneming

Voorlopig antidumpingrecht

%

Aanvullende Taric-code

PT. Cheil Jedang Indonesië

7,0

B961

PT. Miwon Indonesië

13,3

B962

Alle andere ondernemingen

28,4

B999

3.   Het individueel recht voor de in lid 2 genoemde ondernemingen is uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur, opgesteld conform de voorschriften van de bijlage, wordt overgelegd. Indien een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het antidumpingrecht dat voor „alle andere ondernemingen” geldt, toegepast.

4.   Bij het in het vrije verkeer brengen in de Unie van het in lid 1 genoemde product wordt een zekerheid gesteld die gelijk is aan het bedrag van het voorlopige recht.

5.   Tenzij anders vermeld, zijn de bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

1.   Binnen 25 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening kunnen belanghebbenden:

a)

verzoeken om mededeling van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld;

b)

hun schriftelijke opmerkingen indienen bij de Commissie, en

c)

een hoorzitting aanvragen met de Commissie en/of de bevoegde raadadviseur-auditeur van DG Handel.

2.   Binnen 25 dagen na de datum van inwerkingtreding van deze verordening kunnen de partijen als bedoeld in artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 opmerkingen doen toekomen op de toepassing van de voorlopige maatregelen.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1 is gedurende een periode van zes maanden van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 20 augustus 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  Bericht van inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer van mononatriumglutamaat van oorsprong uit Indonesië (PB C 349 van 29.11.2013, blz. 5).

(3)  PB C 349 van 29.11.2013, blz. 14.

(4)  Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1).

(5)  Viel samen met de boekjaren — april-maart — van de enige producent in de Unie (BJ 2010/2011, BJ 2011/2012, BJ 2012/2013, OT)

(6)  PB L 97 van 12.4.2007, blz. 6.

(7)  Richtlijn 2008/84/EG van de Commissie van 27 augustus 2008 tot vaststelling van specifieke zuiverheidseisen voor levensmiddelenadditieven met uitzondering van kleurstoffen en zoetstoffen (PB L 253 van 20.9.2008, blz. 1).

(8)  Gemiddelde prijzen zijn exclusief bestaande antidumpingrechten

(9)  http://ec.europa.eu/agriculture/sugar/presentations/price-reporting_en.pdf

(10)  Verordening (EU) nr. 259/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 648/2004 wat het gebruik van fosfaten en andere fosforverbindingen in consumentenwasmiddelen en consumentenwasmiddelen voor vaatwasmachines betreft (PB L 94 van 30.3.2012, blz. 16).

(11)  Europese Commissie, directoraat-generaal Handel, Directoraat H, 1049 Brussel, BELGIË.


BIJLAGE

De in artikel 1, lid 3, bedoelde geldige handelsfactuur moet een verklaring, ondertekend door een daartoe bevoegde werknemer van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft, bevatten met de volgende gegevens:

de naam en functie van de bevoegde werknemer van de entiteit die de handelsfactuur uitschrijft;

de volgende verklaring: „Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) mononatriumglutamaat die naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, is vervaardigd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in Indonesië. Ondergetekende verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.”.

Datum en handtekening