7.6.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 169/130 |
VERORDENING (EU) Nr. 560/2014 VAN DE RAAD
van 6 mei 2014
tot oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming biogebaseerde industrieën
(Voor de EER relevante tekst)
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 187 en 188, eerste alinea,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
Publiek-private partnerschappen in de vorm van gezamenlijke technologie-initiatieven werden voor het eerst mogelijk gemaakt door Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad (2). |
(2) |
In Besluit 2006/971/EG van de Raad (3) werden specifieke publiek-private partnerschappen vermeld die ondersteund moeten worden. |
(3) |
Bij Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad (4) is Horizon 2020 — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) („Horizon 2020”) vastgesteld. Horizon 2020 beoogt een groter effect met betrekking tot onderzoek en innovatie te bewerkstelligen door financiering uit hoofde van het kaderprogramma Horizon 2020 en uit de private sector te combineren door middel van publiek-private partnerschappen voor kerngebieden van onderzoek en innovatie die kunnen bijdragen aan de bredere concurrentiedoelstellingen van de Unie, het aantrekken van private investeringen en het oplossen van maatschappelijke uitdagingen. Deze partnerschappen dienen gebaseerd te zijn op een langetermijnbetrokkenheid, waarbij sprake is van een evenwichtige bijdrage door alle partners, verantwoording schuldig te zijn voor het behalen van hun doelstellingen en op één lijn te staan met de strategische doelstellingen van de Unie op het gebied van onderzoek, ontwikkeling en innovatie. Het beheer en het functioneren van deze partnerschappen moeten open, transparant, doeltreffend en efficiënt zijn, en moeten een brede reeks belanghebbenden die op hun specifieke gebieden actief zijn, de gelegenheid bieden deel te nemen. In overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1291/2013, kan de betrokkenheid van de Unie bij deze partnerschappen de vorm aannemen van financiële bijdragen aan gemeenschappelijke ondernemingen die op basis van artikel 187 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) krachtens Besluit nr. 1982/2006/EG zijn opgericht. |
(4) |
Overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1291/2013 en Besluit 2013/743/EU van de Raad (5) kunnen de in het kader van Horizon 2020 opgezette gemeenschappelijke ondernemingen worden ondersteund onder de in dat besluit bepaalde voorwaarden. |
(5) |
In de mededeling van de Commissie getiteld „Europa 2020 — Een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei” (de „Europa 2020-strategie”), die zowel door het Europees Parlement als door de Raad onderschreven werd, werd de nadruk gelegd op de noodzaak van het ontwikkelen van gunstige omstandigheden voor investeringen in kennis en innovatie teneinde slimme, duurzame en inclusieve groei in de Unie te verwezenlijken. |
(6) |
Het Bio-based Industries Consortium (het „BIC”) heeft een visiedocument en een strategische innovatie- en onderzoeksagenda ontwikkeld, op basis van uitgebreid overleg met publieke en private belanghebbenden. De strategische innovatie- en onderzoeksagenda beschrijft de belangrijkste technologische en innovatie-uitdagingen die moeten worden aangegaan om duurzame en concurrerende biogebaseerde industrieën in Europa te verwezenlijken en vermeldt de door een gezamenlijk technologie-initiatief Biogebaseerde industrieën (het „BBI-initiatief”) te verrichten activiteiten inzake onderzoek, demonstratie en markttoepassing. |
(7) |
Het BIC werd als non-profitorganisatie opgericht om de industriegroep te vertegenwoordigen die het BBI-initiatief ondersteunt. Het ledenbestand bestrijkt de hele biogebaseerde waardeketen en bestaat uit grote industrieën, kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s), regionale clusters, Europese bedrijfsorganisaties en Europese technologieplatformen. Het doel van het BIC is de technologische en economische ontwikkeling van de biogebaseerde industrieën in Europa te garanderen en te bevorderen. Elke geïnteresseerde belanghebbende in de biogebaseerde waardeketen kan zich aansluiten. Zij past ten aanzien van het lidmaatschap de algemene beginselen van openheid en transparantie toe die een brede industriële deelname waarborgen. |
(8) |
Iedere in aanmerking komende instantie kan als deelnemer of coördinator bij de geselecteerde projecten worden betrokken. |
(9) |
De mededeling van de Commissie van 13 februari 2012 getiteld „Innovatie voor duurzame groei: een bio-economie voor Europa” en met name haar actieplan roept op tot een publiek-privaat partnerschap ter ondersteuning van de verwezenlijking van duurzame en concurrerende biogebaseerde industrieën en waardeketens in Europa. In het licht van de evolutie naar een samenleving zonder aardolie, wordt met de mededeling beoogd de biomassaproducerende en -verwerkende sectoren beter te integreren om zo tegenstrijdigheden tussen voedselzekerheid, schaarse natuurlijke hulpbronnen en milieudoelstellingen te overwinnen door in de industrie en voor het opwekken van energie gebruik te maken van biomassa. |
(10) |
In de mededeling van de Commissie van 10 oktober 2012 getiteld „Een sterkere Europese industrie om bij te dragen tot groei en economisch herstel” wordt het strategische belang van biogebaseerde industrieën voor het concurrentievermogen van Europa in de toekomst, waarop reeds in de mededeling van de Commissie van 21 december 2007 getiteld „Een Europees initiatief voor leidende markten” was gewezen, bevestigd en wordt op het BBI-initiatief aangedrongen. |
(11) |
Biogebaseerde industrieën en hun waardeketens staan voor complexe en aanzienlijke technologie- en innovatie-uitdagingen. Als ontluikende bedrijfstak moeten biogebaseerde industrieën de verspreide aanwezigheid van technische competenties en de weinige publiekelijk toegankelijke gegevens over de werkelijke beschikbaarheid van hulpbronnen te boven komen om duurzame en concurrerende waardeketens op te kunnen bouwen. Om die uitdagingen aan te gaan, moet op Europees niveau op gerichte en coherente wijze een kritische massa bereikt worden wat betreft de schaal van de activiteiten, excellentie en innovatiepotentieel. |
(12) |
Het BBI-initiatief moet een tegenwicht bieden voor de diverse soorten markttekortkomingen die een ontradend effect hebben op private investeringen in preconcurrentiële activiteiten inzake onderzoek, demonstratie en markttoepassing voor biogebaseerde industrieën in Europa. Meer bepaald moet het initiatief vaststellen of er betrouwbare biomassavoorraden beschikbaar zullen zijn, waarbij ook andere concurrerende maatschappelijke en milieuvereisten in aanmerking moeten worden genomen, en moet het de ontwikkeling ondersteunen van geavanceerde verwerkingstechnologieën, grootschalige demonstratieactiviteiten en beleidsinstrumenten, om aldus private onderzoeks- en innovatie-investeringen in de ontwikkeling van duurzame en concurrerende biogebaseerde producten en biobrandstoffen minder risicovol te maken. |
(13) |
Het BBI-initiatief moet een publiek-privaat partnerschap zijn dat erop gericht is investeringen in de ontwikkeling van een duurzame biogebaseerde industrie in Europa te doen toenemen. Het initiatief moet sociaaleconomische en milieuvoordelen opleveren voor Europese burgers, het concurrentievermogen van Europa vergroten en bijdragen tot het neerzetten van Europa als cruciale speler in onderzoek, demonstratie en markttoepassing met betrekking tot geavanceerde biogebaseerde producten en biobrandstoffen. |
(14) |
De doelstelling van het BBI-initiatief is een programma voor onderzoeks- en innovatieactiviteiten in Europa uit te voeren dat de beschikbaarheid beoordeelt van hernieuwbare biologische hulpbronnen die gebruikt kunnen worden voor de productie van biogebaseerde materialen en op basis daarvan de verwezenlijking van duurzame biogebaseerde waardeketens ondersteunt. Die activiteiten moeten worden uitgevoerd door middel van samenwerking tussen belanghebbenden in alle schakels van de biogebaseerde waardeketens, met inbegrip van primaire productie- en verwerkingsindustrieën, consumentenmerken, kmo’s, centra voor onderzoek en technologie en universiteiten. |
(15) |
De ambitie en de reikwijdte van de doelstellingen van het BBI-initiatief, de schaal van de financiële en technische hulpbronnen die aangeboord moeten worden en de noodzaak om doeltreffende coördinatie en synergie van hulpbronnen en financiering te bereiken, vereisen de betrokkenheid van de EU. Daarom moet een gemeenschappelijke onderneming voor de uitvoering van het gezamenlijke technologie-initiatief inzake biogebaseerde industrieën (de „Gemeenschappelijke Onderneming BBI”) rechtspersoonlijkheid krijgen. |
(16) |
Het doel van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI moet worden bereikt door middel van de ondersteuning van onderzoeks- en innovatieactiviteiten door het benutten van hulpbronnen uit de publieke en de private sector. Daartoe moet de Gemeenschappelijke Onderneming BBI uitnodigingen tot het indienen van voorstellen organiseren voor het ondersteunen van activiteiten inzake onderzoek, demonstratie en markttoepassing. |
(17) |
Om een maximale impact te bereiken moet de Gemeenschappelijke Onderneming BBI nauwe synergieën ontwikkelen met andere programma’s van de Unie op terreinen zoals onderwijs, milieu, concurrentiekracht en kmo’s, alsmede met de middelen van het cohesiebeleid en het beleid inzake plattelandsontwikkeling, die specifiek kunnen helpen om nationale en regionale onderzoeks- en innovatievermogens uit te breiden in het kader van strategieën voor slimme specialisatie. |
(18) |
Horizon 2020 moet meehelpen de kloof in de Unie op het gebied van onderzoek en innovatie te dichten door synergie met de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) te bevorderen. De Gemeenschappelijke Onderneming BBI moet daarom streven naar nauwe interactie met de ESI-fondsen, die specifiek kunnen helpen om lokale, regionale en nationale onderzoeks- en innovatievermogens op het gebied van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI te versterken en slimme specialisatie te ondersteunen. |
(19) |
De Unie en het BIC moeten de stichtende leden van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI zijn. |
(20) |
De regels voor de organisatie en het functioneren van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI moeten, als onderdeel van deze verordening, in de statuten van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI worden vastgelegd. |
(21) |
Het BIC heeft zich schriftelijk akkoord verklaard de onderzoeksactiviteiten op het gebied van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI uit te voeren binnen een structuur die is aangepast aan de aard van een publiek-privaat partnerschap. Het is passend dat het BIC de in de bijlage bij deze verordening opgenomen statuten aanvaardt door een instemmingsbrief te ondertekenen. |
(22) |
Voor de verwezenlijking van haar doelstellingen moet de Gemeenschappelijke Onderneming BBI haar financiële steun voor acties door middel van open en doorzichtige procedures toekennen, hoofdzakelijk in de vorm van subsidies aan deelnemers na open en vergelijkende uitnodigingen tot het indienen van voorstellen. |
(23) |
Bijdragen van andere leden dan de Unie mogen niet beperkt zijn tot de administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI en tot de medefinanciering die vereist is voor het uitvoeren van onderzoeks- en innovatieacties die steun krijgen van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI. Hun bijdragen moeten ook door de andere leden dan de Unie te ondernemen aanvullende activiteiten bestrijken, zoals omschreven in een aanvullendeactiviteitenplan. Om een goed overzicht van de hefboomwerking van die aanvullende activiteiten te verkrijgen moeten zij een bijdrage vertegenwoordigen aan het bredere BBI-initiatief. |
(24) |
De deelname aan door de Gemeenschappelijke Onderneming BBI gefinancierde acties onder contract moet geschieden overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1290/2013 van het Europees Parlement en de Raad (6). Voorts moet in het kader van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI de consequente toepassing van die regels, op basis van toepasselijke door de Commissie vaststelde maatregelen, gewaarborgd zijn. |
(25) |
Tevens dient de Gemeenschappelijke Onderneming BBI gebruik te maken van door de Commissie beheerde elektronische middelen om openheid en transparantie te garanderen en de deelname te vergemakkelijken. De oproepen tot het indienen van voorstellen in het kader van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI moeten daarom ook op het uniek deelnemersportaal worden bekendgemaakt, alsmede via andere door de Commissie beheerde elektronische verspreidingsmiddelen van Horizon 2020. Voorts moeten ter zake dienende gegevens over onder meer voorstellen, aanvragen, subsidies en deelnemers door de Gemeenschappelijke Onderneming BBI in een passend formaat en zo vaak als de verslagleggingsverplichtingen van de Commissie vergen, beschikbaar worden gesteld voor opname in de door de Commissie beheerde elektronische verslagleggings- en verspreidingssystemen van Horizon 2020. |
(26) |
De financiële bijdrage van de EU aan de Gemeenschappelijke Onderneming BBI moet worden beheerd volgens het beginsel van goed financieel beheer en de toepasselijke regels voor indirect beheer van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (7) en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie (8). |
(27) |
Ten behoeve van de vereenvoudiging dienen de administratieve lasten voor alle betrokken partijen te worden verminderd. Overlappende controles en onevenredige hoeveelheden documentatie en verslaglegging moeten worden vermeden. Degenen die in het kader van deze verordening middelen van de Unie ontvangen, moeten worden gecontroleerd overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1291/2013. |
(28) |
De financiële belangen van de Unie en de overige leden van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI moeten gedurende de gehele uitgavencyclus worden beschermd via evenredige maatregelen, waaronder de preventie, de opsporing en het onderzoek van onregelmatigheden, de terugvordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of verkeerd bestede middelen en, indien nodig, financiële sancties in overeenstemming met Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012. |
(29) |
De intern controleur van de Commissie oefent ten aanzien van de Gemeenschappelijke onderneming BBI dezelfde bevoegdheden uit als met betrekking tot de Commissie. |
(30) |
Gezien de specifieke aard en de huidige status van de gemeenschappelijke ondernemingen en teneinde continuïteit met het zevende kaderprogramma te verzekeren, moet er voor de gemeenschappelijke ondernemingen een afzonderlijke kwijting blijven bestaan. In afwijking van artikel 60, lid 7, en artikel 209 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, moet derhalve voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI kwijting worden verleend door het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad. De verslagleggingsvoorschriften van artikel 60, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 zijn derhalve niet van toepassing op de financiële bijdrage van de Unie aan de Gemeenschappelijke Onderneming BBI, maar moeten zo veel mogelijk in overeenstemming worden gebracht met de voorschriften voor organen waarin artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 voorziet. De controle van de rekeningen en van de wettigheid en regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen dient door de Rekenkamer te worden verricht. |
(31) |
De Gemeenschappelijke Onderneming BBI dient op open en transparante wijze te werk te gaan door tijdig alle relevante informatie aan haar betrokken organen te verstrekken en door haar activiteiten te propageren, onder meer door voorlichtings- en verspreidingsactiviteiten ten behoeve van het grote publiek. Het reglement van orde van de organen van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI moet openbaar zijn. |
(32) |
Om de oprichting van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI te vergemakkelijken, moet de Commissie worden belast met het opzetten en de initiële werking van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI totdat deze voldoende operationele capaciteit heeft om haar eigen begroting uit te voeren. |
(33) |
Gelet op het doel van Horizon 2020, namelijk meer eenvoud en samenhang, moeten alle oproepen tot het indienen van voorstellen door de Gemeenschappelijke Onderneming BBI in beginsel de looptijd van Horizon 2020 in acht nemen. |
(34) |
Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk het versterken van industriële onderzoeks- en innovatieactiviteiten in de hele Unie door middel van de tenuitvoerlegging van het BBI-initiatief door de Gemeenschappelijke Onderneming BBI niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar op grond van het voorkomen van duplicering, het behouden van kritische massa en het waarborgen van een optimale benutting van overheidsfinanciering, beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen vaststellen, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie vastgelegde beginsel van subsidiariteit. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel vastgelegde beginsel van evenredigheid, strekt deze verordening zich niet verder uit dan tot hetgeen noodzakelijk is om die doelstellingen te verwezenlijken, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Oprichting
1. Om het Gezamenlijke Technologie-initiatief inzake biogebaseerde industrieën („BBI-initiatief”) ten uitvoer te leggen wordt een gemeenschappelijke onderneming in de zin van artikel 187 VWEU („Gemeenschappelijke Onderneming BBI”) opgericht voor de periode tot en met 31 december 2024. Teneinde rekening te houden met de looptijd van Horizon 2020 worden oproepen tot het indienen van voorstellen door de Gemeenschappelijke Onderneming BBI uiterlijk op 31 december 2020 geopend. In met redenen omklede gevallen kunnen oproepen tot het indienen van voorstellen worden geopend uiterlijk op 31 december 2021.
2. De Gemeenschappelijke Onderneming BBI is een orgaan waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd als bedoeld in artikel 209 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.
3. De Gemeenschappelijke Onderneming BBI heeft rechtspersoonlijkheid. In alle lidstaten bezit zij de ruimste handelingsbevoegdheid die door de wetgeving van de betrokken lidstaat aan rechtspersonen wordt verleend. Zij kan met name roerend en onroerend goed verwerven of vervreemden en in rechte optreden.
4. De zetel van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI bevindt zich in Brussel, België.
5. De statuten van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI („de statuten”) zijn in de bijlage opgenomen.
Artikel 2
Doelstellingen
De Gemeenschappelijke Onderneming BBI heeft de volgende doelstellingen:
a) |
bijdragen aan de uitvoering van Verordening (EU) nr. 1291/2013 en met name deel III van Besluit 2013/743/EU; |
b) |
bijdragen tot de doelstellingen van het BBI-initiatief van een duurzame koolstofarme economie die efficiënter omspringt met haar hulpbronnen en voor toenemende economische groei en werkgelegenheid, met name in plattelandsgebieden, door duurzame en concurrerende biogebaseerde industrieën in Europa te ontwikkelen op basis van geavanceerde bioraffinaderijen die hun biomassa uit een duurzame bron verkrijgen, en meer in het bijzonder:
|
Artikel 3
Financiële bijdrage van de Unie
1. De financiële bijdrage van de Unie, met inbegrip van EVA-kredieten, aan de administratiekosten en de exploitatiekosten van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI bedraagt tot 975 000 000 EUR. De bijdrage van de Unie wordt betaald uit de kredieten in de algemene begroting van de Unie gereserveerd voor het bij Besluit nr. 743/2013/EU vastgestelde specifieke programma van Horizon 2020 voor de uitvoering van Horizon 2020, overeenkomstig artikel 58, lid 1, onder c) iv), en de artikelen 60 en 61 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 voor organen als bedoeld in artikel 209 van die verordening.
2. De regeling betreffende de financiële bijdrage van de Unie wordt vastgelegd in een delegatieovereenkomst en jaarlijkse overeenkomsten betreffende de overdracht van middelen, die worden gesloten tussen de Commissie, namens de Unie, en de Gemeenschappelijke Onderneming BBI.
3. In de in lid 2 van dit artikel bedoelde delegatieovereenkomst worden de elementen behandeld die zijn vastgelegd in artikel 58, lid 3, artikelen 60 en 61 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, en in artikel 40 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012, en onder meer de volgende zaken:
a) |
de voorwaarden voor de bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming BBI wat betreft de toepasselijke prestatie-indicatoren als bedoeld in bijlage II bij Besluit 2013/743/EU; |
b) |
de voorwaarden voor de bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming BBI in het licht van het toezicht als bedoeld in bijlage III bij Besluit 2013/743/EU; |
c) |
de specifieke prestatie-indicatoren in verband met het functioneren van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI; |
d) |
de regeling betreffende het verstrekken van de benodigde gegevens om de Commissie in staat te stellen aan haar verplichtingen van informatieverspreiding en verslaglegging te voldoen, onder meer via het uniek deelnemersportaal alsmede via andere door de Commissie beheerde elektronische verspreidingsmiddelen van Horizon 2020; |
e) |
bepalingen inzake de bekendmaking van oproepen tot het indienen van voorstellen in het kader van Gemeenschappelijke Onderneming BBI, ook op het uniek deelnemersportaal, alsmede via andere door de Commissie beheerde elektronische verspreidingsmiddelen van Horizon 2020; |
f) |
het gebruik van en de veranderingen in personele middelen, met name aanwerving per functiegroep, rang en categorie, de procedure voor herclassificatie en eventuele wijzigingen van het aantal personeelsleden. |
Artikel 4
Bijdragen van andere leden dan de Unie
1. Andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI dan de Unie dragen gedurende de in artikel 1 bepaalde periode in totaal ten minste 2 730 000 000 EUR bij of zorgen ervoor dat hun samenstellende entiteiten deze bijdrage verstrekken.
2. De in lid 1 van dit artikel bedoelde bijdragen bestaan uit het volgende:
a) |
bijdragen aan de Gemeenschappelijke Onderneming BBI, zoals vastgesteld in artikel 12, lid 2, en artikel 12, lid 3, onder b) en c), van de statuten; |
b) |
bijdragen in natura van ten minste 1 755 000 000 EUR gedurende de in artikel 1 bepaalde periode door de andere leden dan de Unie of hun samenstellende entiteiten, bestaande uit de kosten die zij hebben gemaakt bij het uitvoeren van aanvullende activiteiten buiten het werkplan van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI die bijdragen aan het BBI-initiatief. Die kosten kunnen overeenkomstig de toepasselijke regels en procedures door andere financieringsprogramma’s van de Unie worden gedragen. In dergelijke gevallen komt de financiering van de Unie niet in de plaats van de bijdragen in nature van de andere leden dan de Unie of hun samenstellende entiteiten. |
De onder b) bedoelde kosten komen niet in aanmerking voor financiële steun van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI. De dienovereenkomstige activiteiten worden vermeld in een jaarlijks aanvullendeactiviteitenplan waarin de geraamde waarde van die bijdragen wordt aangegeven.
3. De andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI dan de Unie brengen jaarlijks op uiterlijk 31 januari rapport uit aan de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI over de waarde van de in elk van de voorgaande begrotingsjaren verstrekte in lid 2 bedoelde bijdragen. Daarnaast wordt de groep vertegenwoordigers van de staten tijdig daarvan ingelicht.
4. Voor de waardering van de in lid 2, onder b), van dit artikel en in artikel 12, lid 3, onder c), van de statuten bedoelde bijdragen worden de kosten vastgesteld overeenkomstig de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de betrokken entiteiten, overeenkomstig de boekhoudkundige normen die van toepassing zijn in het land waar de entiteit is gevestigd en conform de vigerende internationale standaarden voor de jaarrekeningen en internationale standaarden voor financiële verslaglegging. De kosten worden gecertificeerd door een onafhankelijke externe auditor aangewezen door de betrokken entiteit. De Gemeenschappelijke Onderneming BBI kan de waarderingsmethode verifiëren als er onzekerheid ontstaat over de inhoud van de certificering. Voor de toepassing van deze verordening worden kosten van bijkomende activiteiten niet gecontroleerd door de Gemeenschappelijke Onderneming BBI, noch door enige andere Unie-instantie.
5. De Commissie kan overgaan tot het beëindigen, evenredig verlagen of opschorten van de financiële bijdrage van de Unie aan de Gemeenschappelijke Onderneming BBI dan wel tot het inleiden van de in artikel 20, lid 2, van de statuten bedoelde ontbindingsprocedure, indien de leden of hun samenstellende entiteiten de in lid 2 van dit artikel bedoelde bijdragen niet verstrekken, slechts gedeeltelijk verstrekken of te laat verstrekken. Het besluit van de Commissie laat onverlet dat subsidiabele kosten die de leden reeds hebben gemaakt op het ogenblik dat het besluit aan de Gemeenschappelijke Onderneming BBI wordt meegedeeld, worden terugbetaald.
Artikel 5
Financiële regeling
Onverminderd artikel 12 van deze verordening neemt de Gemeenschappelijke Onderneming BBI een specifieke financiële regeling aan overeenkomstig artikel 209 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 110/2014 (9).
Artikel 6
Personeel
1. Het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de Regeling die van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie zoals vastgelegd in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad (10) („Statuut” en „Regeling”) en de regels die gezamenlijk zijn vastgesteld door de instellingen van de Unie met het doel dit Statuut en deze Regeling toe te passen, zijn van toepassing op het personeel van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI.
2. De raad van bestuur oefent met betrekking tot het personeel van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI de bevoegdheden tot aanstelling uit die krachtens het Statuut aan het tot aanstelling bevoegde gezag zijn toegekend en die krachtens de Regeling zijn toegekend aan het tot het sluiten van een arbeidscontract bevoegde gezag („de bevoegdheden tot aanstelling”).
Overeenkomstig artikel 110 van het Statuut stelt de raad van bestuur op basis van artikel 2, lid 1, van het Statuut en op basis van artikel 6 van de Regeling, een besluit vast om de bevoegdheden tot aanstelling te delegeren aan de uitvoerend directeur en de voorwaarden vast te stellen waaronder die delegatie kan worden geschorst. De uitvoerend directeur mag deze bevoegdheid op zijn beurt delegeren.
Wanneer uitzonderlijke omstandigheden dit vereisen, kan de raad van bestuur een besluit nemen om de delegatie van de bevoegdheden tot aanstelling aan de uitvoerend directeur en enige door hem verleende subdelegatie tijdelijk te schorsen. In een dergelijk geval oefent de raad van bestuur deze bevoegdheden tot aanstelling zelf uit of delegeert hij ze aan een van zijn leden of aan een ander personeelslid van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI dan de uitvoerend directeur.
3. De raad van bestuur neemt overeenkomstig artikel 110 van het Statuut passende regels aan ter uitvoering van het Statuut en van de Regeling.
4. De personele middelen worden bepaald in de personeelsformatie van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI, waarin het aantal tijdelijke aanstellingen per functiegroep en per rang en het aantal contractmedewerkers wordt vermeld uitgedrukt in voltijdequivalenten, in overeenstemming met de jaarbegroting van de Gemeenschappelijke Onderneming.
5. Het personeel van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI bestaat uit tijdelijk personeel en arbeidscontractanten.
6. Alle personeelskosten komen ten laste van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI.
Artikel 7
Gedetacheerde nationale deskundigen en stagiairs
1. De Gemeenschappelijke Onderneming BBI kan gedetacheerde nationale deskundigen en stagiairs inzetten die niet in dienst zijn bij de Gemeenschappelijke Onderneming BBI. Het aantal gedetacheerde nationale deskundigen uitgedrukt in voltijdequivalenten wordt toegevoegd aan de in artikel 6, lid 4, bedoelde informatie over de personele middelen, in overeenstemming met de jaarbegroting.
2. De raad van bestuur stelt per besluit de regels vast voor detachering van nationale deskundigen bij de Gemeenschappelijke Onderneming BBI en de inzet van stagiairs.
Artikel 8
Voorrechten en immuniteiten
Het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het VWEU gehechte Protocol nr. 7 inzake voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie is van toepassing op de Gemeenschappelijke Onderneming BBI en haar personeel.
Artikel 9
Aansprakelijkheid van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI
1. De contractuele aansprakelijkheid van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI wordt geregeld door de toepasselijke contractuele bepalingen en door het recht dat op de overeenkomst, het besluit of het contract in kwestie van toepassing is.
2. In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt de Gemeenschappelijke Onderneming BBI, overeenkomstig de algemene beginselen die de wetgevingen van de lidstaten gemeen hebben, alle schade die door haar personeel bij de uitoefening van zijn taken is veroorzaakt.
3. Elke betaling door de Gemeenschappelijke Onderneming BBI in verband met de aansprakelijkheid, bedoeld in de leden 1 en 2, en de daarmee verband houdende kosten en uitgaven worden beschouwd als uitgaven van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI en worden gedekt uit de middelen daarvan.
4. De Gemeenschappelijke Onderneming BBI is als enige verantwoordelijk voor het nakomen van haar verplichtingen.
Artikel 10
Bevoegdheid van het Hof van Justitie van de Europese Unie en toepasselijke wetgeving
1. Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd om uitspraak te doen:
a) |
ingevolge alle arbitragebedingen in door de Gemeenschappelijke Onderneming BBI gesloten overeenkomsten of contracten, of in haar besluiten; |
b) |
bij geschillen over vergoeding van schade die door het personeel van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI is veroorzaakt bij de uitoefening van zijn taken; |
c) |
bij elk geschil tussen de Gemeenschappelijke Onderneming BBI en haar personeel binnen de grenzen en onder de voorwaarden vastgelegd in het Statuut en de Regeling. |
2. Met betrekking tot alle aangelegenheden die niet bij deze verordening of andere rechtshandelingen van de Unie zijn geregeld, is het recht van toepassing van de staat waar de zetel van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI zich bevindt.
Artikel 11
Evaluatie
1. De Commissie voert uiterlijk op 30 juni 2017, met de hulp van onafhankelijke deskundigen, een tussentijdse evaluatie van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI uit. De Commissie stelt over deze evaluatie een rapport op met conclusies over de evaluatie en met haar opmerkingen. De Commissie zendt dat rapport uiterlijk op 31 december 2017 toe aan het Europees Parlement en de Raad. Met de resultaten van de tussentijdse evaluatie van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI wordt rekening gehouden bij de diepgaande beoordeling en de tussentijdse evaluatie bedoeld in artikel 32 van Verordening (EU) nr. 1291/2013.
2. Op grond van de conclusies van de in lid 1 van dit artikel bedoelde tussentijdse evaluatie kan de Commissie handelen in overeenstemming met artikel 4, lid 5, of andere passende maatregelen treffen.
3. Binnen zes maanden na de ontbinding van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI, maar niet later dan twee jaar na de inleiding van de in artikel 20 van de statuten bedoelde ontbindingsprocedure, verricht de Commissie een eindevaluatie van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI. De resultaten van die eindevaluatie worden ingediend bij het Europees Parlement en de Raad.
Artikel 12
Kwijting
In afwijking van artikel 60, lid 7, en artikel 209 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012, wordt voor de uitvoering van de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI kwijting verleend door het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, overeenkomstig de financiële regels van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI.
Artikel 13
Controle achteraf
1. Controle achteraf van uitgaven voor acties onder contract wordt door de Gemeenschappelijke Onderneming BBI uitgevoerd overeenkomstig artikel 29 van Verordening (EU) nr. 1291/2013, als onderdeel van de acties onder contract van Horizon 2020.
2. Omwille van de consistentie kan de Commissie beslissen de in lid 1 van dit artikel bedoelde controles zelf te verrichten. In dergelijke gevallen doet zij dat overeenkomstig de toepasselijke voorschriften, met name de Verordeningen (EU, Euratom) nr. 966/2012, (EU) nr. 1290/2013 en (EU) nr. 1291/2013.
Artikel 14
Bescherming van de financiële belangen van de leden
1. De Gemeenschappelijke Onderneming BBI verleent de diensten van de Commissie en andere door de Gemeenschappelijk Onderneming BBI of door de Commissie gemachtigde personen, alsmede de Rekenkamer, toegang tot haar terreinen en gebouwen en tot alle informatie, met inbegrip van informatie in elektronische vorm, die benodigd is voor het uitvoeren van hun controles.
2. Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (11) en Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad (12) onderzoeken, waaronder controles en inspecties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in verband met een overeenkomst, besluit of contract dat krachtens deze verordening wordt gefinancierd.
3. Onverminderd leden 1 en 2, worden in overeenkomsten, besluiten en contracten die voortvloeien uit de uitvoering van deze verordening bepalingen opgenomen die de Commissie, de Gemeenschappelijke Onderneming BBI, de Rekenkamer en het OLAF uitdrukkelijk machtigen tot het uitvoeren van dergelijke audits en onderzoeken, overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden.
4. De Gemeenschappelijke Onderneming BBI zorgt ervoor, door het uitvoeren of laten uitvoeren van de nodige interne en externe controles, dat de financiële belangen van haar leden op adequate wijze worden beschermd.
5. De Gemeenschappelijke Onderneming BBI treedt toe tot het interinstitutioneel akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (13). De Gemeenschappelijke Onderneming BBI neemt de nodige maatregelen aan om interne onderzoeken door het OLAF te vergemakkelijken.
Artikel 15
Vertrouwelijkheid
Onverminderd artikel 16 beschermt de Gemeenschappelijke Onderneming BBI gevoelige informatie waarvan openbaarmaking de belangen van haar leden of die van deelnemers aan de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI zou kunnen schaden.
Artikel 16
Transparantie
1. Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad (14) is van toepassing op de documenten die in het bezit zijn van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI.
2. De raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI kan de praktische regelingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vaststellen.
3. Onverminderd artikel 10 van deze verordening kan tegen door de Gemeenschappelijke Onderneming BBI uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 genomen besluiten een klacht bij de ombudsman worden ingediend onder de in artikel 228 VWEU bepaalde voorwaarden.
Artikel 17
Regels voor deelname en de verspreiding van resultaten
Verordening (EU) nr. 1290/2013 is van toepassing op de door de Gemeenschappelijke Onderneming BBI gefinancierde acties. Overeenkomstig die verordening wordt de Gemeenschappelijke Onderneming BBI aangemerkt als een financieringsorgaan en verleent zij financiële steun voor acties onder contract als bepaald in artikel 1 van de statuten.
Artikel 18
Ondersteuning door het gastland
Tussen de Gemeenschappelijke Onderneming BBI en de lidstaat waar haar zetel zich bevindt, kan een administratieve overeenkomst worden gesloten betreffende voorrechten, immuniteiten en andere door die lidstaat aan de Gemeenschappelijke Onderneming BBI te verlenen ondersteuning.
Artikel 19
Initiële acties
1. De Commissie is belast met het opzetten en de initiële werking van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI totdat deze voldoende operationele capaciteit heeft om de eigen begroting uit te voeren. De Commissie verricht, overeenkomstig het Unierecht, alle nodige acties in samenwerking met de andere leden en met de betrokkenheid van de bevoegde organen van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI.
2. Voor de toepassing van het in lid 1 bedoelde:
a) |
kan de Commissie, totdat de uitvoerend directeur, na zijn benoeming door de raad van bestuur overeenkomstig artikel 8 van de statuten, zijn taken opneemt, een ambtenaar van de Commissie aanstellen om als tijdelijk uit voerend directeur op te treden en de taken waarmee de uitvoerend directeur belast is, uit te voeren; deze kan worden bijgestaan door een beperkt aantal ambtenaren van de Commissie; |
b) |
oefent de tijdelijk directeur in afwijking van artikel 6, lid 2, van deze verordening de bevoegdheid tot aanstelling uit; |
c) |
kan de Commissie tijdelijk een beperkt aantal van haar ambtenaren toewijzen. |
3. De tijdelijk uitvoerend directeur kan alle betalingen binnen de kredieten van de jaarbegroting van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI goedkeuren wanneer ze zijn goedgekeurd door de raad van bestuur, en kan contracten, inclusief personeelscontracten, sluiten nadat de personeelsformatie van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI is goedgekeurd.
4. De tijdelijk uitvoerend directeur bepaalt in samenspraak met de uitvoerend directeur van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI en na goedkeuring door de raad van bestuur de datum waarop de Gemeenschappelijke Onderneming BBI de capaciteit zal hebben om haar eigen begroting uit te voeren. Vanaf die datum onthoudt de Commissie zich van het aangaan van verbintenissen en uitvoeren van betalingen voor de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI.
Artikel 20
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 6 mei 2014.
Voor de Raad
De voorzitter
G. STOURNARAS
(1) Advies van 10 december 2013 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).
(2) Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1).
(3) Besluit van de Raad 2006/971/EG van 19 december 2006 betreffende het specifieke programma „Samenwerking” tot uitvoering van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (PB L 400 van 30.12.2006, blz. 86).
(4) Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende de vaststelling van Horizon 2020 — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104).
(5) Besluit 2013/743/EU van de Raad van 3 december 2013 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van „Horizon 2020” — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 965).
(6) Verordening (EU) nr. 1290/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de regels voor de deelname aan en de verspreiding van de resultaten van Horizon 2020 — Het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 81).
(7) Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).
(8) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).
(9) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 110/2014 van de Commissie van 30 september 2013 tot vaststelling van de financiële modelregeling voor publiek-private partnerschapsorganen bedoeld in artikel 209 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 38 van 7.2.2014, blz. 2).
(10) Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, alsmede van bijzondere maatregelen welke tijdelijk op de ambtenaren van de Commissie van toepassing zijn (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1).
(11) Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
(12) Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
(13) PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.
(14) Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).
BIJLAGE
STATUTEN VAN DE GEMEENSCHAPPELIJKE ONDERNEMING BIOGEBASEERDE INDUSTRIEËN
Artikel 1
Taken
De Gemeenschappelijke Onderneming BBI verricht de volgende taken:
a) |
zorgen voor de opzet en het duurzame beheer van het BBI-initiatief; |
b) |
aantrekken van de benodigde middelen uit de publieke en private sector; |
c) |
opzetten en ontwikkelen van een nauwe samenwerking op lange termijn tussen de Unie, de sector en de andere belanghebbenden; |
d) |
zorgen voor de efficiënte werking van het BBI-initiatief; |
e) |
bereiken van kritische massa in onderzoeksinspanningen om een langetermijnprogramma op te starten; |
f) |
bewaken van de voortgang bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI; |
g) |
financieel ondersteunen van onderzoeks- en innovatieacties onder contract hoofdzakelijk door het toekennen van subsidies; |
h) |
activiteiten voor voorlichting, communicatie, exploitatie en informatieverspreiding door het mutatis mutandis toepassen van artikel 28 van Verordening (EU) nr. 1291/2013, en het beschikbaar en toegankelijk maken in een gemeenschappelijke Horizon 2020-e-gegevensbank van de uitvoerige informatie over de resultaten van oproepen tot het indienen van voorstellen; |
i) |
contact houden met een breed scala van belanghebbenden, waaronder onderzoeksorganisaties en universiteiten; |
j) |
alle andere taken die nodig zijn om de in artikel 2 van deze verordening bepaalde doelstellingen te bereiken. |
Artikel 2
Leden
1. |
De leden van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI zijn:
|
2. |
De „samenstellende entiteiten” zijn de entiteiten gevormd door elk van de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI dan de Unie, overeenkomstig de statuten van het lid in kwestie. |
Artikel 3
Wijziging van het lidmaatschap
1. |
Elke rechtspersoon in een lidstaat of in een met Horizon 2020 geassocieerd land die directe of indirecte steun verleent aan onderzoek en innovatie kan zich kandidaat stellen om lid te worden van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI mits hij aan de in artikel 12 genoemde financiering bijdraagt om de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI als bepaald in artikel 2 van deze verordening te bereiken, en de statuten van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI aanvaardt. |
2. |
Elke aanvraag voor een lidmaatschap van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI moet gericht worden tot de raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming en vergezeld gaan van een voorstel tot wijziging van de samenstelling van die raad. |
3. |
De raad van bestuur beoordeelt de aanvraag rekening houdend met de relevantie en de potentiële meerwaarde van de aanvrager wat betreft het bereiken van de doelstellingen van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI en beslist over de aanvraag. |
4. |
Elk lid kan zijn lidmaatschap van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI beëindigen. De beëindiging wordt onherroepelijk van kracht zes maanden nadat de andere leden ervan op de hoogte zijn gesteld. Vanaf de datum van beëindiging is het voormalige lid vrijgesteld van alle verplichtingen behoudens die welke vóór de beëindiging van het lidmaatschap door de Gemeenschappelijke Onderneming BBI zijn goedgekeurd of aangegaan. |
5. |
Het lidmaatschap van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI kan niet worden overgedragen aan een derde, tenzij de raad van bestuur hier vooraf mee heeft ingestemd. |
6. |
Na een wijziging van het lidmaatschap op grond van dit artikel maakt de Gemeenschappelijke Onderneming BBI onmiddellijk op haar website een bijgewerkte lijst van haar leden bekend, onder vermelding van de datum van die wijziging. |
Artikel 4
Organisatie van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI
1. |
De organen van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI zijn:
|
2. |
Het wetenschappelijk comité en de groep vertegenwoordigers van de staten zijn adviesorganen van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI. |
Artikel 5
Samenstelling van de raad van bestuur
De raad van bestuur bestaat uit:
a) |
vijf vertegenwoordigers van de Commissie namens de Unie, en |
b) |
vijf vertegenwoordigers van andere leden dan de Unie, waarvan ten minste één vertegenwoordiger van de kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s). |
Artikel 6
Werking van de raad van bestuur
1. |
De Unie heeft een aandeel van 50 % in de stemmen. De stemmen van de Unie zijn ondeelbaar. De andere leden dan de Unie hebben een gelijk aantal stemmen. De leden stellen alles in het werk om een consensus te bereiken. Als er geen consensus kan worden bereikt, neemt de raad van bestuur besluiten met een meerderheid van ten minste 75 % van alle stemmen, met inbegrip van de stemmen van afwezigen. |
2. |
De raad van bestuur kiest zijn voorzitter voor een periode van twee jaar. |
3. |
De raad van bestuur komt tweemaal per jaar bijeen in gewone vergadering. Hij kan buitengewone vergaderingen houden op verzoek van de Commissie of van een meerderheid van de andere leden dan de Unie, dan wel op verzoek van de voorzitter. De vergaderingen van de raad van bestuur worden door de voorzitter bijeengeroepen en worden in de regel gehouden waar de Gemeenschappelijke Onderneming BBI haar zetel heeft. De uitvoerend directeur is gerechtigd om deel te nemen aan de beraadslagingen, maar heeft geen stemrecht. De voorzitter van de groep vertegenwoordigers van de staten is gerechtigd om de vergaderingen van de raad van bestuur bij te wonen als waarnemer en deel te nemen aan de beraadslagingen, maar heeft geen stemrecht. Wanneer kwesties worden besproken waarvoor hij bevoegd is, is de voorzitter van het Wetenschappelijk Comité gerechtigd om de vergaderingen van de raad van bestuur bij te wonen als waarnemer en deel te nemen aan de beraadslagingen, maar heeft hij geen stemrecht. De raad van bestuur kan, per geval, andere personen uitnodigen om zijn vergaderingen als waarnemer bij te wonen, met name vertegenwoordigers van regionale instanties in de Unie en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld. |
4. |
De vertegenwoordigers van de leden zijn niet persoonlijk aansprakelijk voor handelingen die zij verrichten in hun hoedanigheid van vertegenwoordiger in de raad van bestuur. |
5. |
De raad van bestuur stelt zijn reglement van orde vast. |
Artikel 7
Taken van de raad van bestuur
1. |
De raad van bestuur heeft de eindverantwoordelijkheid voor de strategische richtingbepaling en de werkzaamheden van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI en houdt toezicht op de uitvoering van haar activiteiten. |
2. |
Binnen haar rol in de raad van bestuur streeft de Commissie ernaar de activiteiten van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI en de betrokken activiteiten van Horizon 2020 te coördineren, met het oog op het bevorderen van de synergie bij het vaststellen van de prioriteiten voor het gezamenlijk onderzoek. |
3. |
De raad van bestuur voert met name de volgende taken uit:
|
Artikel 8
Benoeming, ontslag of verlenging van het ambtstermijn van de uitvoerend directeur
1. |
De uitvoerend directeur wordt na een openbare en transparante selectieprocedure door de raad van bestuur benoemd uit een lijst van door de Commissie voorgedragen kandidaten. De Commissie zorgt er voor dat, indien van toepassing, de vertegenwoordiging van de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI wordt betrokken bij de selectieprocedure. Meer bepaald wordt er gezorgd voor een passende vertegenwoordiging van de andere leden van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI in de voorselectiefase van de selectieprocedure. Daartoe benoemen de andere leden dan de Unie in onderlinge overeenstemming zowel een vertegenwoordiger als een waarnemer namens de raad van bestuur. |
2. |
De uitvoerend directeur is een personeelslid en wordt in dienst genomen als tijdelijk functionaris van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI overeenkomstig artikel 2, onder a), van de Regeling. Voor het sluiten van de arbeidsovereenkomst met de uitvoerend directeur wordt de Gemeenschappelijke Onderneming BBI vertegenwoordigd door de voorzitter van de raad van bestuur. |
3. |
De ambtstermijn van de uitvoerend directeur bedraagt drie jaar. Voor het einde van die termijn verricht de Commissie, indien passend met betrokkenheid van de andere leden dan de Unie, een beoordeling van de prestaties van de uitvoerend directeur en van de toekomstige taken en uitdagingen van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI. |
4. |
De raad van bestuur kan op een voorstel van de Commissie, die rekening houdt met de in lid 3 bedoelde beoordeling, de ambtstermijn van de uitvoerend directeur eenmaal verlengen voor een periode van ten hoogste vier jaar. |
5. |
Een uitvoerend directeur wiens ambtstermijn is verlengd, kan na afloop van de volledige termijn niet deelnemen aan een andere selectieprocedure voor hetzelfde ambt. |
6. |
De uitvoerend directeur kan slechts uit zijn functie worden ontheven na een besluit van de raad van bestuur op voorstel van de Commissie, met de betrokkenheid van de andere leden dan de Unie indien passend. |
Artikel 9
Taken van de uitvoerend directeur
1. |
De uitvoerend directeur is als hoogste uitvoerende functionaris belast met het dagelijks beheer van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI, overeenkomstig de besluiten van de raad van bestuur. |
2. |
De uitvoerend directeur is de wettelijke vertegenwoordiger van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI. De uitvoerend directeur is verantwoording verschuldigd aan de raad van bestuur. |
3. |
De uitvoerend directeur voert de begroting van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI uit. |
4. |
De uitvoerend directeur voert met name en op onafhankelijke wijze de volgende taken uit:
|
5. |
De uitvoerend directeur stelt een programmabureau in voor de uitvoering, onder zijn verantwoordelijkheid, van alle ondersteunende taken die voortvloeien uit deze verordening. Het programmabureau wordt samengesteld uit personeel van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI en wordt meer bepaald belast met de volgende taken:
|
Artikel 10
Wetenschappelijk comité
1. |
Het wetenschappelijk comité bestaat uit niet meer dan vijftien leden. Het kiest een voorzitter uit zijn leden. |
2. |
Bij de samenstelling van het comité wordt gestreefd naar een evenwichtige vertegenwoordiging van mondiaal erkende deskundigen uit de academische wereld, de industrie, kmo’s en reguleringsinstanties. Gezamenlijk beschikken de leden van het wetenschappelijk comité over de nodige wetenschappelijke competenties en expertise op technisch gebied om de Gemeenschappelijke Onderneming BBI wetenschappelijk onderbouwde aanbevelingen te kunnen verstrekken. |
3. |
De raad van bestuur stelt de specifieke criteria en het selectieproces vast voor de samenstelling van het wetenschappelijk comité en benoemt de leden ervan. De raad van bestuur neemt de door de groep vertegenwoordigers van de staten van de BBI voorgestelde potentiële kandidaten in overweging. |
4. |
Het wetenschappelijk comité verricht de volgende taken:
|
5. |
Het wetenschappelijk comité vergadert ten minste tweemaal per jaar. De vergaderingen worden bijeengeroepen door de voorzitter. |
6. |
Het wetenschappelijk comité kan, met instemming van de voorzitter, andere personen uitnodigen om zijn vergaderingen bij te wonen. |
7. |
Het wetenschappelijk comité stelt zijn reglement van orde vast. |
Artikel 11
Groep met vertegenwoordigers van de staten
1. |
De groep met vertegenwoordigers van de staten bestaat uit één vertegenwoordiger van elke lidstaat en één van elk met Horizon 2020 geassocieerd land. Zij kiest een voorzitter uit haar leden. |
2. |
De groep vertegenwoordigers van de staten komt ten minste tweemaal per jaar bijeen. De vergaderingen worden bijeengeroepen door de voorzitter. De uitvoerend directeur en de voorzitter van de raad van bestuur of hun vertegenwoordigers wonen de vergaderingen bij. De voorzitter van de groep met vertegenwoordigers van de staten kan andere personen uitnodigen om de vergaderingen als waarnemer bij te wonen, met name vertegenwoordigers van regionale overheden in de Unie, vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld of vertegenwoordigers van verenigingen van kmo’s. |
3. |
De groep vertegenwoordigers van de staten wordt geraadpleegd en verstrekt meer bepaald informatiebeoordelingen en advies over de volgende zaken:
|
4. |
De groep vertegenwoordigers van de staten verstrekt tevens informatie aan en fungeert als interface binnen de Gemeenschappelijke Onderneming BBI in verband met de volgende zaken:
|
5. |
De groep vertegenwoordigers van staten kan op eigen initiatief aanbevelingen of voorstellen tot de raad van bestuur richten betreffende technische, bestuurlijke en financiële zaken, als mede betreffende jaarplannen, in het bijzonder wanneer die zaken van invloed zijn op nationale of regionale belangen. De raad van bestuur informeert de groep vertegenwoordigers van de staten zonder onnodige vertraging over het aan die aanbevelingen of voorstellen gegeven gevolg, of hij verstrekt zijn motivering indien er geen gevolg aan is gegeven. |
6. |
De groep vertegenwoordigers van de staten ontvangt regelmatig informatie over onder meer de deelname aan door de Gemeenschappelijke Onderneming BBI gefinancierde acties onder contract, over de uitkomst van iedere uitnodiging tot het indienen van voorstellen en over de uitvoering van projecten, over de synergie met andere relevante programma’s van de Unie en over de uitvoering van de begroting van de BBI. |
7. |
De groep vertegenwoordigers van de staten stelt haar reglement van orde vast. |
Artikel 12
Financieringsbronnen
1. |
De Gemeenschappelijke Onderneming BBI wordt gezamenlijk gefinancierd door de Unie en de andere leden dan de Unie of hun samenstellende entiteiten, door middel van in tranches uitbetaalde bijdragen en van bijdragen die bestaan uit de door hen gemaakte kosten bij de uitvoering van acties onder contract die niet door de Gemeenschappelijke Onderneming BBI worden vergoed. |
2. |
De administratieve kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI bedragen niet meer dan 58 500 000 EUR en worden gedekt door middel van financiële bijdragen die gelijkelijk op jaarbasis worden verdeeld tussen de Unie en de andere leden dan de Unie. Indien een deel van de bijdrage voor administratieve kosten niet wordt gebruikt, kan dit ter beschikking worden gesteld om de operationele kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI te betalen. |
3. |
De operationele kosten van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI worden gedekt door middel van:
|
4. |
De financiële bijdrage van de andere leden dan de Unie aan de operationele kosten als bedoeld in lid 3, onder b), bedraagt ten minste 182 500 000 EUR voor de in artikel 1 van deze verordening bepaalde periode. |
5. |
De middelen van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI die op haar begroting worden opgevoerd, bestaan uit de volgende bijdragen:
Eventuele rente op door de Gemeenschappelijke Onderneming BBI van haar leden ontvangen bijdragen worden als haar inkomsten beschouwd. |
6. |
Alle middelen van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI en haar activiteiten worden besteed aan de in artikel 2 van deze verordening bepaalde doelstellingen. |
7. |
De Gemeenschappelijke Onderneming BBI is eigenaar van alle voor de vervulling van haar doelstellingen door haar gegenereerde of aan haar overgedragen activa. |
8. |
Wanneer de inkomsten de uitgaven overschrijden, geeft dit, behalve bij ontbinding van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI, geen aanleiding tot betalingen aan de leden van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI. |
Artikel 13
Financiële verplichtingen
De financiële verplichtingen van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI mogen het bedrag van de beschikbare of door haar leden voor haar begroting vastgelegde financiële middelen niet overschrijden.
Artikel 14
Begrotingsjaar
Het begrotingsjaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december.
Artikel 15
Operationele en financiële planning
1. |
De uitvoerend directeur legt de raad van bestuur ter goedkeuring een ontwerp voor van het jaarlijkse werkplan, met inbegrip van een gedetailleerd plan voor de onderzoeks- en innovatieactiviteiten, de administratieve werkzaamheden en de bijbehorende ramingen van de uitgaven voor het komende jaar. In het ontwerpwerkplan wordt tevens de geraamde waarde van de overeenkomstig artikel 12, lid 3, onder c), van de statuten te leveren bijdragen vermeld. |
2. |
Het jaarlijkse werkplan voor een bepaald jaar wordt uiterlijk aan het einde van het voorafgaande jaar aangenomen. Het jaarlijkse werkplan wordt openbaar gemaakt. |
3. |
De uitvoerend directeur stelt de ontwerpjaarbegroting voor het volgende jaar op en legt deze ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur. |
4. |
De jaarbegroting voor een bepaald jaar wordt uiterlijk aan het einde van het voorgaande jaar goedgekeurd door de raad van bestuur. |
5. |
De jaarbegroting wordt aangepast op grond van de omvang van de financiële bijdrage van de Unie als vastgelegd in de begroting van de Unie. |
Artikel 16
Operationele en financiële verslaglegging
1. |
De uitvoerend directeur brengt jaarlijks verslag uit aan de raad van bestuur over de uitvoering van de taken van de uitvoerend directeur in overeenstemming met de financiële regels van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI. Binnen twee maanden na afloop van elk begrotingsjaar legt de uitvoerend directeur de raad van bestuur ter goedkeuring een jaarlijks activiteitenverslag voor over de door de Gemeenschappelijke Onderneming BBI in het voorafgaande kalenderjaar gemaakte vorderingen, met name ten aanzien van het jaarlijkse werkplan voor dat jaar. Het jaarlijks activiteitenverslag bevat informatie over, onder andere, de volgende zaken:
|
2. |
Na goedkeuring door de raad van bestuur wordt het jaarlijkse activiteitenverslag openbaar gemaakt. |
3. |
Uiterlijk op 1 maart van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar dient de rekenplichtige van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI de voorlopige rekeningen in bij de rekenplichtige van de Commissie en bij de Rekenkamer. Uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar zendt de Gemeenschappelijke Onderneming BBI het verslag over het begrotings- en financieel beheer aan, het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer. Overeenkomstig artikel 148 van Verordening (EG, Euratom) nr. 966/2012 maakt de rekenplichtige van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI, nadat hij de opmerkingen van de Rekenkamer over de voorlopige rekeningen van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI heeft ontvangen, de definitieve rekeningen van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI op en legt hij deze ter fine van advies aan de raad van bestuur voor. De raad van bestuur brengt advies uit over de definitieve rekeningen van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI. Uiterlijk op 1 juli van het volgende financiële jaar zendt de uitvoerend directeur de definitieve rekeningen, samen met het advies van de raad van bestuur, toe aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer. De definitieve rekeningen worden uiterlijk op 15 november van het volgende financiële jaar bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie. De uitvoerend directeur doet de Rekenkamer een antwoord toekomen als reactie op de door haar in het kader van haar jaarverslag geformuleerde opmerkingen, en zulks uiterlijk op 30 september. De uitvoerend directeur dient dit antwoord tevens in bij de raad van bestuur. De uitvoerend directeur verstrekt het Europees Parlement op verzoek alle inlichtingen die nodig zijn voor het goede verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar, overeenkomstig artikel 165, lid 3, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012. |
Artikel 17
Interne controle
De intern controleur van de Commissie oefent jegens de Gemeenschappelijke Onderneming BBI dezelfde bevoegdheden uit als jegens de Commissie.
Artikel 18
Aansprakelijkheid van leden en verzekering
1. |
De financiële aansprakelijkheid van de leden voor de schulden van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI is beperkt tot de reeds door hen betaalde bijdragen aan de administratieve kosten. |
2. |
De Gemeenschappelijke Onderneming BBI sluit de nodige verzekeringen af en houdt deze aan. |
Artikel 19
Belangenconflicten
1. |
De Gemeenschappelijke Onderneming BBI en haar werknemers vermijden elk belangenconflict bij de uitvoering van hun activiteiten. |
2. |
De raad van bestuur van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI stelt regels vast voor de preventie en het beheersen van belangenconflicten met betrekking tot haar leden, organen en werknemers. Deze regels omvatten de bepalingen teneinde belangenconflicten te voorkomen ten aanzien van de vertegenwoordigers van de leden die zitting hebben in de raad van bestuur. |
Artikel 20
Ontbinding
1. |
De Gemeenschappelijke Onderneming BBI wordt ontbonden aan het einde van de in artikel 1 van deze verordening bepaalde periode. |
2. |
Behalve in het in lid 1 genoemde geval, wordt de ontbindingsprocedure automatisch in werking gesteld als de Unie dan wel alle andere eden dan de Unie zich terugtrekt/terugtrekken uit de Gemeenschappelijke Onderneming BBI. |
3. |
Voor de uitvoering van de procedure tot ontbinding van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI benoemt de raad van bestuur een of meer liquidateurs die handelen volgens de door de raad van bestuur verstrekte instructies. |
4. |
Wanneer de Gemeenschappelijke Onderneming BBI wordt ontbonden, worden haar activa gebruikt ter voldoening van haar verplichtingen en voor de uitgaven in verband met haar ontbinding. Een eventueel overschot wordt op het moment van de ontbinding verdeeld over de leden in verhouding tot hun financiële bijdrage aan de Gemeenschappelijke Onderneming BBI. Een eventueel overschot dat de Unie toevalt, wordt teruggeboekt naar de begroting van de Unie. |
5. |
Er wordt een ad-hocprocedure ingesteld om een passende afwikkeling te garanderen van alle door de Gemeenschappelijke Onderneming BBI gesloten overeenkomsten of genomen besluiten, alsmede van alle aanbestedingscontracten waarvan de looptijd langer is dan de looptijd van de Gemeenschappelijke Onderneming BBI. |