20.5.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 150/168 |
VERORDENING (EU) Nr. 516/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
van 16 april 2014
tot oprichting van het Fonds voor asiel, migratie en integratie, tot wijziging van Beschikking 2008/381/EG van de Raad en tot intrekking van Beschikkingen nr. 573/2007/EG en nr. 575/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 2007/435/EG van de Raad
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 78, lid 2, en artikel 79, leden 2 en 4,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van de wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Gezien het advies van het Comité van de Regio’s (2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (3),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
De doelstelling van de Unie om een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht tot stand te brengen, dient onder meer te worden verwezenlijkt door gemeenschappelijke maatregelen, als kader voor een asiel- en immigratiebeleid dat is gebaseerd op solidariteit tussen de lidstaten en dat billijk is voor derde landen en hun onderdanen. De Europese Raad van 2 december 2009 heeft erkend dat de financiële middelen binnen de Unie nog flexibeler en coherenter dienen te worden gemaakt, zowel wat de reikwijdte als wat de toepasbaarheid betreft, om de ontwikkeling van het asiel- en migratiebeleid te ondersteunen. |
(2) |
Om bij te dragen tot de ontwikkeling van een gemeenschappelijk asiel- en immigratiebeleid van de Unie en de versterking van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, met inachtneming van de beginselen van solidariteit en verdeling van verantwoordelijkheid tussen de lidstaten en samenwerking met derde landen, dient bij deze verordening het Fonds voor asiel, migratie en integratie te worden opgericht (hierna „het Fonds” genoemd). |
(3) |
Dit Fonds dient de behoefte aan meer flexibiliteit en vereenvoudiging te weerspiegelen, zonder dat daarbij de vereisten op het gebied van voorspelbaarheid uit het oog worden verloren, en dient, met het oog op de verwezenlijking van de algemene en specifieke doelstellingen van deze verordening, ervoor te zorgen dat de financiële middelen eerlijk en transparant worden verdeeld. |
(4) |
Efficiëntie van maatregelen en kwaliteit van de bestedingen vormen de leidende beginselen bij de uitvoering van het Fonds. Voorts dient het Fonds ten uitvoer te worden gelegd op een zo doeltreffend en gebruikersvriendelijk mogelijke manier. |
(5) |
De nieuwe tweepijlerstructuur van de financiering op het gebied van binnenlandse zaken dient bij te dragen aan de vereenvoudiging, rationalisatie, consolidatie en transparantie van de financiering op dat gebied. Er dient te worden gestreefd naar synergie, samenhang en complementariteit met andere fondsen en programma’s, onder meer met het oog op de toewijzing van financiële middelen aan gemeenschappelijke doelstellingen. Elke overlapping tussen de verschillende financieringsinstrumenten dient evenwel te worden vermeden. |
(6) |
Het Fonds dient een flexibel kader tot stand te brengen op grond waarvan lidstaten financiële middelen voor hun nationale programma’s ter ondersteuning van de door het Fonds bestreken beleidsgebieden kunnen ontvangen, afhankelijk van hun specifieke situatie en behoeften, en in het licht van de algemene en specifieke doelstellingen van het Fonds, waarvoor de financiële steun het meest doeltreffend en passend zou zijn. |
(7) |
Het Fonds dient solidariteit te vertalen in financiële bijstand aan de lidstaten. Het dient te zorgen voor doeltreffender beheer van de migratiestromen naar de Unie op gebieden waarop de meerwaarde van de Unie maximaal is, met name door de verantwoordelijkheid tussen de lidstaten en met derde landen te delen, en de samenwerking met derde landen te versterken. |
(8) |
Teneinde bij te dragen tot de verwezenlijking van de algemene doelstelling van het Fonds, dienen de lidstaten ervoor te zorgen dat hun nationale programma’s maatregelen omvatten ter verwezenlijking van de specifieke doelstellingen van deze verordening, en dat de verdeling van middelen over de doelstellingen waarborgt dat de doelstellingen kunnen worden bereikt. Mocht een lidstaat het ongebruikelijke besluit nemen van de in deze verordening vastgelegde minimumpercentages af te wijken, dan dient hij dit besluit in zijn nationale programma uitvoerig te motiveren. |
(9) |
Teneinde een uniform en gedegen asielbeleid en de toepassing van hogere normen voor internationale bescherming te waarborgen, dient het Fonds bij te dragen tot de doeltreffende werking van het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel, dat maatregelen omvat betreffende beleid, wetgeving, en capaciteitsopbouw, terwijl wordt opgetreden in samenwerking met andere lidstaten, agentschappen van de Unie en derde landen. |
(10) |
De door de lidstaten geleverde inspanningen om het asielacquis van de Unie onverkort en naar behoren uit te voeren, met name om ontheemden en personen die internationale bescherming aanvragen en genieten, passende opvang te bieden, te zorgen voor de correcte vaststelling van de status overeenkomstig Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad (4), billijke en doeltreffende asielprocedures toe te passen en goede praktijken inzake asielaangelegenheden te bevorderen, moeten worden gesteund en verbeterd, teneinde de rechten van hen die internationale bescherming behoeven, te beschermen en ervoor te zorgen dat de asielstelsels van de lidstaten efficiënt werken. |
(11) |
Het Fonds dient passende bijstand te verlenen voor gezamenlijke inspanningen van de lidstaten om vast te stellen welke methoden goed werken, deze informatie uit te wisselen en deze methoden te bevorderen, en om doeltreffende samenwerkingsstructuren te ontwikkelen teneinde de kwaliteit van de besluitvorming in het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel te verbeteren. |
(12) |
Het Fonds dient de activiteiten van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (European Asylum Support Office — „EASO”), dat is opgericht bij Verordening (EU) nr. 439/2010 van het Europees Parlement en de Raad (5), aan te vullen en te versterken teneinde de praktische samenwerking tussen de lidstaten op asielgebied te coördineren, lidstaten waarvan de asielstelsels onder bijzondere druk staan te ondersteunen en bij te dragen tot de uitvoering van het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel. De Commissie kan gebruikmaken van de door Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (6) geboden mogelijkheid om het EASO met de uitvoering van specifieke, ad-hoctaken te belasten, zoals de coördinatie van de maatregelen van de lidstaten betreffende hervestiging, overeenkomstig Verordening (EU) nr. 439/2010. |
(13) |
Het Fonds dient steun te verlenen aan de inspanningen van de Unie en de lidstaten ter vergroting van de capaciteit van de lidstaten om asielbeleid te ontwikkelen, te monitoren en te evalueren in het licht van hun verplichtingen in het kader van het bestaande Unierecht. |
(14) |
Het Fonds dient bijstand te verlenen voor de inspanningen van de lidstaten om vluchtelingen en ontheemden die volgens het Hoge Commissariaat voor de vluchtelingen (UNHCR) in aanmerking komen voor hervestiging, op hun grondgebied internationale bescherming en een duurzame oplossing te bieden, zoals de beoordeling van de behoefte aan hervestiging en aan het overbrengen van de betrokken personen naar hun grondgebied, teneinde hen een duidelijke rechtspositie te bieden en hun integratie te bevorderen. |
(15) |
Het Fonds dient steun te verlenen aan nieuwe benaderingen van een veiliger toegang tot asielprocedures, waarbij in het bijzonder moet worden ingezet op de belangrijkste doorreislanden, zoals beschermingsprogramma’s voor bijzondere groepen of bepaalde procedures voor de behandeling van asielaanvragen. |
(16) |
Gezien de aard van het Fonds dient bijstand te kunnen worden verleend voor vrijwillige, door de lidstaten overeengekomen lastenverdelingsinitiatieven bestaande uit het overbrengen van een lidstaat naar een andere van personen die internationale bescherming genieten en personen die deze aanvragen. |
(17) |
Partnerschappen en samenwerking met derde landen voor het waarborgen van passend beheer van de instroom van personen die asiel of andere vormen van internationale bescherming aanvragen, zijn een wezenlijk onderdeel van het asielbeleid van de Unie. Teneinde in een zo vroeg mogelijke fase toegang te verschaffen tot internationale bescherming en duurzame oplossingen, onder meer in het kader van regionale beschermingsprogramma’s, dient de Unie in het kader van het Fonds te voorzien in ruime mogelijkheden tot hervestiging. |
(18) |
Om het proces van integratie in de Europese samenlevingen te verbeteren en te bevorderen dient het Fonds legale migratie naar de Unie te vergemakkelijken, overeenkomstig de economische en sociale behoeften van de lidstaten, en al in het land van herkomst te beginnen met de voorbereiding van het integratieproces van onderdanen van derde landen die naar de Unie komen. |
(19) |
Het Fonds dient met het oog op doelmatigheid en maximale meerwaarde gerichter te worden ingezet, ter ondersteuning van consistente strategieën die specifiek de integratie van onderdanen van derde landen op nationaal, lokaal en/of regionaal niveau waar nodig moeten bevorderen. Deze strategieën dienen in de eerste plaats door lokale of regionale autoriteiten en niet-overheidsactoren te worden uitgevoerd, hoewel ook nationale autoriteiten een rol dienen te kunnen spelen, met name wanneer de specifieke administratieve organisatie van de lidstaat dit vereist of wanneer, in een lidstaat, integratiemaatregelen binnen een gedeelde bevoegdheid van de staat en het gedecentraliseerde bestuursniveau vallen. De uitvoerende organisaties dienen uit een reeks mogelijke maatregelen die maatregelen te kiezen die het best passen bij hun specifieke situatie. |
(20) |
De uitvoering van het Fonds dient te stroken met de gemeenschappelijke basisbeginselen inzake integratie van de Unie, welke zijn vastgelegd in het gemeenschappelijke programma voor integratie. |
(21) |
De integratiemaatregelen dienen ook te gelden voor personen die internationale bescherming genieten, om met inachtneming van de bijzondere kenmerken van deze doelgroepen een brede aanpak van integratie te waarborgen. Wanneer integratiemaatregelen met opvang worden gecombineerd, moeten ook personen die internationale bescherming aanvragen, waar nodig in de acties opgenomen kunnen worden. |
(22) |
Om ervoor te zorgen dat de Unie de integratie van onderdanen van derde landen op samenhangende wijze aanpakt, dienen acties die uit het Fonds worden gefinancierd specifiek en complementair te zijn met acties die uit het Europees Sociaal Fonds worden gefinancierd. In dit kader dienen de met de uitvoering van het Fonds belaste autoriteiten van de lidstaten te worden verplicht mechanismen in te stellen voor samenwerking en coördinatie met de autoriteiten die door de lidstaten zijn aangewezen voor het beheer van de bijstandsverlening uit het Europees Sociaal Fonds. |
(23) |
Om praktische redenen kunnen bepaalde maatregelen gericht zijn op een aantal mensen die efficiënter als groep kunnen worden benaderd, zonder dat een onderscheid wordt gemaakt tussen de deelnemers. Het zou derhalve dienstig zijn lidstaten die zulks wensen, de mogelijkheid te bieden in hun nationale programma’s te bepalen dat, voor zover dit voor de doeltreffende uitvoering van integratiemaatregelen nodig is, ook de naaste verwanten van onderdanen uit derde landen onder die maatregelen kunnen vallen. Onder „naaste verwanten” zou moeten worden verstaan de echtgenoten/partners, alsmede elke persoon die rechtstreekse familiebanden in opgaande of neergaande lijn heeft met de onderdanen uit derde landen voor wie de integratiemaatregelen bedoeld zijn, en die anders niet onder de werkingssfeer van het Fonds zou vallen. |
(24) |
Het Fonds dient de lidstaten te ondersteunen bij het ontwikkelen van strategieën voor de organisatie van legale migratie die hun capaciteit verhoogt voor het ontwikkelen, uitvoeren, controleren en evalueren van in het algemeen alle strategieën, beleidsinitiatieven en maatregelen inzake immigratie en integratie van onderdanen van derde landen, met inbegrip van rechtsinstrumenten van de Unie. Het Fonds dient ook de uitwisseling van informatie en beste praktijken te ondersteunen, evenals de samenwerking tussen verschillende bestuursdiensten en tussen de lidstaten. |
(25) |
De Unie dient het gebruik van mobiliteitspartnerschappen als het belangrijkste strategische en alomvattende langetermijnkader voor samenwerking op migratiegebied met derde landen voort te zetten en uit te breiden. Het Fonds dient ondersteuning te bieden aan activiteiten die in het kader van mobiliteitspartnerschappen plaatsvinden in de Unie of in derde landen en die op de behoeften en prioriteiten van de Unie gericht zijn, en met name aan acties die de continuïteit waarborgen van financiering die zowel de Unie als derde landen betreft. |
(26) |
De inspanningen van de lidstaten om alle aspecten van het terugkeerproces te verbeteren dienen verder te worden ondersteund en aangemoedigd met het oog op de voortdurende, billijke en doeltreffende toepassing van gemeenschappelijke normen inzake de terugkeer van onderdanen uit derde landen, zoals met name vastgesteld in Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad (7). Het Fonds dient zowel de ontwikkeling van terugkeerstrategieën op nationaal niveau binnen het concept van geïntegreerd terugkeerbeleid te bevorderen als maatregelen die de daadwerkelijke uitvoering daarvan in derde landen ondersteunen. |
(27) |
Voor vrijwillige terugkeer van personen, met inbegrip van personen die het grondgebied niet hoeven te verlaten, maar toch willen terugkeren, dient stimulansen te worden beoogd, zoals een voorrangsbehandeling in de vorm van extra ondersteuning bij de terugkeer. Uit het oogpunt van kosteneffectiviteit is dit soort vrijwillige terugkeer in het belang van zowel personen die terugkeren als van de autoriteiten. De lidstaten moeten worden aangemoedigd om de voorkeur te geven aan vrijwillige terugkeer. |
(28) |
Aangezien vrijwillige terugkeer en gedwongen terugkeer uit beleidsoogpunt echter met elkaar zijn verbonden en elkaar wederzijds versterken, moeten de lidstaten derhalve worden aangemoedigd om de complementariteit van beide vormen in hun terugkeerbeleid te versterken. Verwijderingen zijn nodig om de integriteit van het immigratie- en asielbeleid van de Unie en van de immigratie- en asielregelingen van de lidstaten te waarborgen. De mogelijkheid van verwijdering is derhalve een noodzakelijke voorwaarde om te garanderen dat dit beleid niet wordt ondermijnd en om de beginselen van de rechtsstaat af te dwingen, wat een wezenlijk kenmerk is van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. Daarom dient het Fonds acties van lidstaten te ondersteunen die verwijderingen vergemakkelijken overeenkomstig de normen vastgelegd in het Unierecht, indien van toepassing, en met volledige inachtneming van de grondrechten en de waardigheid van personen die terugkeren. |
(29) |
Het is van wezenlijk belang dat het Fonds specifieke maatregelen voor personen die terugkeren in het land van terugkeer ondersteunt, teneinde hun terugkeer naar de stad of streek van herkomst in goede omstandigheden te garanderen en hun duurzame herintegratie in hun gemeenschap te bevorderen. |
30. |
De overnameovereenkomsten van de Unie vormen een integraal onderdeel van het terugkeerbeleid van de Unie en zijn een centraal instrument voor het doeltreffend beheer van migratiestromen, aangezien zij de vlotte terugkeer van illegale migranten vergemakkelijken. Deze overeenkomsten spelen een belangrijke rol in de dialoog en de samenwerking met derde landen van herkomst en doorreis van illegale migranten en de uitvoering ervan in derde landen dient te worden ondersteund ten behoeve van het terugkeerbeleid op het niveau van de lidstaten en op dat van de Unie. |
(31) |
Het Fonds dient de activiteiten van het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, dat is opgericht bij Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad (8), aan te vullen en te versterken; dit agentschap heeft onder meer tot taak lidstaten de nodige steun te verlenen voor het organiseren van gezamenlijke terugkeeroperaties en beste praktijken te identificeren voor het verkrijgen van reisdocumenten en de verwijdering van op het grondgebied van de lidstaten illegaal verblijvende onderdanen van derde landen, alsmede de lidstaten bij te staan in omstandigheden die extra technische en operationele bijstand aan de buitengrenzen vergen, in overweging nemend dat in dit kader soms sprake is van humanitaire noodsituaties en reddingsacties op zee. |
(32) |
Naast maatregelen ter ondersteuning van de terugkeer van personen als omschreven in deze verordening, dient het Fonds ook andere maatregelen ter bestrijding van illegale immigratie of het omzeilen van bestaande regelgeving betreffende legale migratie te ondersteunen, teneinde de integriteit van de immigratieregelingen van de lidstaten te garanderen. |
(33) |
Het Fonds dient te worden uitgevoerd met volledige eerbiediging van de rechten en beginselen die in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn verankerd, en van de grondrechten die in de betreffende internationale instrumenten, waaronder de jurisprudentie ter zake van het Europees Hof voor de rechten van de mens, zijn vastgelegd. Bij subsidiabele acties moet rekening gehouden worden met een op mensenrechten gestoelde benadering van de bescherming van migranten, vluchtelingen en asielzoekers, en dient met name te worden gegarandeerd dat bijzondere aandacht wordt geschonken aan en een gerichte oplossing wordt geboden voor de specifieke situatie van kwetsbare personen, in het bijzonder vrouwen, niet-begeleide minderjarigen en andere minderjarigen die aan gevaar blootstaan. |
(34) |
De termen „kwetsbare personen” en „gezinsleden” worden in de verschillende voor deze verordening relevante handelingen op uiteenlopende wijze gedefinieerd. Zij moeten derhalve begrepen worden in de betekenis die zij in de betreffende handeling hebben, in het licht van de context waarin zij worden gebruikt. In de context van hervestiging dienen lidstaten die hervestigen, nauw te overleggen met het UNHCR over het gebruik van de term „gezinsleden” in hun praktijken op het gebied van hervestiging en hun procedures met het oog op daadwerkelijke hervestiging. |
(35) |
De uit het Fonds gesteunde maatregelen in en in verband met derde landen dienen te worden vastgesteld in synergie en samenhang met andere acties buiten de Unie die door de geografische en thematische instrumenten voor externe bijstand van de Unie worden ondersteund. Bij de uitvoering van dergelijke acties dient met name te worden gestreefd naar volledige coherentie met de beginselen en de algemene doelstellingen voor het externe optreden van de Unie ten aanzien van het land of de regio in kwestie. De maatregelen mogen niet strekken tot ondersteuning van rechtstreeks op ontwikkeling gerichte acties en dienen waar nodig de financiële bijstand uit de instrumenten voor externe hulp aan te vullen. Het beleidscoherentiebeginsel voor ontwikkeling dat is omschreven in punt 35 van de Europese consensus inzake ontwikkeling, moeten gerespecteerd worden. Het is eveneens belangrijk ervoor te zorgen dat de verlening van noodhulp consistent is met en, waar nodig, een aanvulling vormt op het humanitair beleid van de Unie, en daarbij de humanitaire beginselen eerbiedigt die zijn vastgelegd in de Europese consensus betreffende humanitaire hulp. |
(36) |
Een groot deel van de beschikbare middelen uit het Fonds dient evenredig over de lidstaten te worden verdeeld, naargelang de verantwoordelijkheid die elke lidstaat draagt als gevolg van zijn inspanningen om de migratiestromen op grond van objectieve criteria te beheren. Daartoe dient gebruik te worden gemaakt van de meest recente statistische gegevens verzameld door Eurostat krachtens Verordening (EG) nr. 862/2007 van het Europees Parlement en de Raad (9) over de migratiestromen, zoals het aantal eerste asielaanvragen, het aantal positieve beslissingen inzake de verlening van de vluchtelingenstatus of subsidiaire beschermingsstatus, het aantal hervestigde vluchtelingen, het aantal legaal verblijvende onderdanen van derde landen, het aantal onderdanen van derde landen die toestemming van een lidstaat hebben gekregen om op zijn grondgebied te verblijven, het aantal door de nationale autoriteiten uitgevaardigde terugkeerbesluiten en het aantal teruggekeerden. |
(37) |
De toewijzing van basisbedragen aan de lidstaten wordt vastgelegd in deze verordening. Het basisbedrag bestaat uit een minimumbedrag en een bedrag dat wordt berekend op basis van het gemiddelde bedrag dat in 2011, 2012 en 2013 aan elke lidstaat uit hoofde van het Europees Vluchtelingenfonds, ingesteld bij Beschikking nr. 573/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad (10), het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen, opgericht bij Beschikking 2007/435/EG van de Raad (11), en het Europees Terugkeerfonds, opgericht bij Beschikking nr. 575/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad (12) is toegewezen. De berekeningen van de toewijzingen werden uitgevoerd overeenkomstig de verdelingscriteria die zijn vastgelegd in Beschikking nr. 573/2007/EG, Beschikking 2007/435/EG en Beschikking nr. 575/2007/EG. In het licht van de conclusies van de Europese Raad van 7-8 februari 2013, waarin is beklemtoond dat bijzondere aandacht moet uitgaan naar eilandgemeenschappen die met onevenredig zware migratiedruk te kampen hebben, is het dienstig de minimumbedragen voor Cyprus en Malta te verhogen. |
(38) |
Hoewel het dienstig is elke lidstaat op grond van de meest recente statistische gegevens een bedrag toe te wijzen, dient een deel van de beschikbare middelen uit het Fonds te worden verdeeld voor de uitvoering van specifieke acties die een gezamenlijke inspanning van de lidstaten vereisen en de Unie aanzienlijke meerwaarde opleveren, alsmede voor de uitvoering van een hervestigingsprogramma van de Unie en het overbrengen van personen die internationale bescherming genieten, van een lidstaat naar een andere. |
(39) |
Daartoe dient bij deze verordening een lijst te worden vastgesteld van specifieke acties die voor middelen uit het Fonds in aanmerking komen. Aan de lidstaten die toezeggen deze acties uit te voeren, dienen aanvullende bedragen te worden toegewezen. |
(40) |
In het licht van de geleidelijke oprichting van een hervestigingsprogramma van de Unie dient het Fonds gerichte bijstand te verlenen in de vorm van financiële stimulansen (vaste bedragen) voor elke hervestigde persoon. De Commissie dient samen met het EASO, en overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden, toe te zien op de doeltreffende uitvoering van uit hoofde van het Fonds gefinancierde hervestigingsacties. |
(41) |
Teneinde het effect van de hervestigingsinspanningen van de Unie bij het verlenen van bescherming aan personen die internationale bescherming behoeven te vergroten en het strategische effect van hervestiging te optimaliseren door een betere toespitsing op degenen die het meest behoefte hebben aan hervestiging, dienen op het niveau van de Unie gemeenschappelijke prioriteiten op het gebied van hervestiging te worden geformuleerd. Deze gemeenschappelijke prioriteiten mogen slechts worden gewijzigd in duidelijk gerechtvaardigde gevallen of in het licht van aanbevelingen van het UNHCR op basis van de in deze verordening beschreven algemene categorieën. |
(42) |
Bepaalde categorieën personen die internationale bescherming behoeven, zijn bijzonder kwetsbaar en dienen altijd tot de gemeenschappelijke hervestigingsprioriteiten van de Unie te worden gerekend. |
(43) |
Gelet op de hervestigingsbehoeften zoals omschreven in de gemeenschappelijke prioriteiten van de Unie dienaangaande, dient tevens te worden voorzien in aanvullende financiële stimulansen voor de hervestiging van personen uit bepaalde geografische regio’s, van bepaalde nationaliteiten of behorend tot specifieke categorieën te hervestigen personen, voor zover is vastgesteld dat hervestiging het meest gepaste antwoord is op hun specifieke behoeften. |
(44) |
Teneinde de solidariteit te bevorderen en de verdeling van de verantwoordelijkheid tussen de lidstaten te verbeteren, met name ten aanzien van de lidstaten die het meest te maken hebben met asielstromen, dient voor het overbrengen van personen die internationale bescherming genieten, van een lidstaat naar een andere een soortgelijk mechanisme met financiële stimulansen te worden ingesteld. Dat mechanisme moet leiden tot een lagere last voor de lidstaten die, hetzij in absolute aantallen hetzij verhoudingsgewijs, hogere aantallen asielzoekers en personen die internationale bescherming genieten, ontvangen. |
(45) |
De steun uit het Fonds zal doeltreffender zijn en grotere meerwaarde opleveren als in deze verordening een beperkt aantal verplichte doelstellingen worden vastgesteld die in de programma’s moeten worden nagestreefd en die elke lidstaat op basis van zijn specifieke situatie en behoeften opstelt. |
(46) |
Het is voor de bevordering van de solidariteit van belang dat het Fonds, in coördinatie en in synergie met de door de Europese Commissie beheerde humanitaire hulp, bij noodsituaties waarin sprake is van grote migratiedruk op de lidstaten of derde landen of van massale toestroom van ontheemden, waar passend, aanvullende steun biedt in de vorm van noodhulp overeenkomstig Richtlijn 2001/55/EG van de Raad (13). Noodhulp zou ook steun moeten omvatten voor ad-hocprogramma’s voor toelating op humanitaire gronden wanneer die programma’s ten doel hebben in geval van een urgente humanitaire crisissituatie in derde landen een tijdelijk verblijf op het grondgebied van een lidstaat mogelijk te maken. Deze andere programma’s voor toelating op humanitaire gronden doen evenwel geen afbreuk aan, en mogen geen ondermijnend effect hebben op het hervestigingsprogramma van de Unie, dat uitdrukkelijk ten doel heeft van meet af aan duurzame oplossingen te bieden aan naar de Unie uit derde landen overgebrachte personen die behoefte hebben aan internationale bescherming. Daarom zouden de lidstaten geen recht mogen hebben op aanvullende vaste bedragen voor personen die uit hoofde van deze andere programma’s voor toelating op humanitaire gronden tijdelijk op het grondgebied van een lidstaat mogen verblijven. |
(47) |
Deze verordening dient te voorzien in financiële bijstand voor de activiteiten van het Europees Migratienetwerk, dat is opgezet bij Beschikking 2008/381/EG van de Raad (14), overeenkomstig de doelstellingen en taken ervan. |
(48) |
Beschikking 2008/381/EG dient daarom te worden gewijzigd om de procedures op elkaar af te stemmen en om het verlenen van passende en tijdige financiële steun aan de daarin genoemde nationale contactpunten te faciliteren. |
(49) |
Gelet op het doel van de financiële stimulansen die de lidstaten in de vorm van vaste bedragen worden toegewezen voor hervestiging en/of het overbrengen van een lidstaat naar een andere, van personen die internationale bescherming genieten, en aangezien deze bedragen slechts een klein deel uitmaken van de werkelijke kosten, dient deze verordening te voorzien in bepaalde afwijkingen van de regels inzake de subsidiabiliteit van de uitgaven. |
(50) |
Ter aanvulling of wijziging van de bepalingen van deze verordening die betrekking hebben op de vaste bedragen voor hervestiging en het overbrengen van een lidstaat naar een andere, van personen die internationale bescherming genieten, en op de vaststelling van specifieke acties en van gemeenschappelijke hervestigingsprioriteiten van de Unie, dient de bevoegdheid handelingen vast te stellen overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) aan de Commissie te worden overgedragen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, ook op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad. |
(51) |
Bij de toepassing van deze verordening, met inbegrip van de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, moet de Commissie deskundigen uit alle lidstaten raadplegen. |
(52) |
Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (15). |
(53) |
Financiering uit de begroting van de Unie dient te worden geconcentreerd op maatregelen waarmee de Unie voor meerwaarde kan zorgen ten opzichte van het optreden door de lidstaten alleen. Aangezien de Europese Unie beter dan de lidstaten in staat is om te zorgen voor een kader voor het betonen van solidariteit binnen de Unie bij het beheer van migratiestromen, dient de uit hoofde van deze verordening verleende financiële steun met name bij te dragen aan de versterking van de capaciteiten van de lidstaten en de Unie op dit gebied. |
(54) |
Het effect van financiering door de Unie moet worden gemaximaliseerd door de publieke en de private financiële middelen in te zetten, te bundelen en als hefboom te laten fungeren. |
(55) |
De Commissie dient toe te zien op de uitvoering van het Fonds overeenkomstig artikel 50 van Verordening (EU) nr. 514/2014 van het Europees Parlement en de Raad (16), met behulp van gemeenschappelijke indicatoren voor de evaluatie van resultaten en effecten. Deze indicatoren, met inbegrip van relevante basisgegevens, moeten de minimumbasis opleveren om te kunnen beoordelen in hoeverre de doelstellingen van het Fonds zijn gehaald. |
(56) |
Om de verwezenlijkingen van het Fonds te kunnen meten, moeten voor elke specifieke doelstelling van dit Fonds gemeenschappelijke indicatoren worden vastgesteld. De gemeenschappelijke indicatoren mogen geen afbreuk doen aan de optionele of verplichte aard van de uitvoering van hiermee verband houdende acties als vastgelegd in deze verordening. |
(57) |
Met betrekking tot het beheer en de uitvoering, dient dit Fonds deel uit te maken van een samenhangend kader dat bestaat uit deze verordening en Verordening (EU) nr. 513/2014 van het Europees Parlement en de Raad (17). Voor de tenuitvoerlegging van het Fonds dient het in Verordening (EU) nr. 514/2014 bepaalde partnerschap relevante internationale organisaties, niet-gouvernementele organisaties en sociale partners te omvatten. Elke lidstaat is verantwoordelijk voor de samenstelling van het partnerschap en voor de praktische regelingen inzake de uitvoering ervan. |
(58) |
Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk bijdragen aan het efficiënte beheer van de migratiestromen en tot de uitvoering, versterking en ontwikkeling van het gemeenschappelijk beleid inzake asiel, subsidiaire bescherming en tijdelijke bescherming, alsook het gemeenschappelijk immigratiebeleid, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar beter op het niveau van de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel 5 neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. |
(59) |
Overeenkomstig de artikelen 8 en 10 VWEU moet in het Fonds rekening worden gehouden met de integratie van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen en anti-discriminatiebeginselen. |
(60) |
Beschikkingen nr. 573/2007/EG, nr. 575/2007/EG en 2007/435/EG dienen te worden ingetrokken, conform de in deze verordening opgenomen overgangsbepalingen. |
(61) |
Overeenkomstig artikel 3 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, gehecht aan het VEU en het VWEU, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, hebben die lidstaten meegedeeld dat zij wensen deel te nemen aan de vaststelling en toepassing van deze verordening. |
(62) |
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening, en is deze verordening niet bindend voor, noch van toepassing is in deze lidstaat. |
(63) |
Het is aangewezen dat de periode waarin deze verordening van toepassing is, in overeenstemming wordt gebracht met die van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013. van de Raad (18). Derhalve dient deze verordening met ingang van 1 januari 2014 van toepassing te zijn, |
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Doel en toepassingsgebied
1. Bij deze verordening wordt voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020 het Fonds voor asiel, migratie en integratie (hierna „het Fonds” genoemd) opgericht.
2. Bij deze verordening worden vastgesteld:
a) |
de doelstellingen van financiële steun en de subsidiabele acties; |
b) |
het algemene kader voor de uitvoering van subsidiabele acties; |
c) |
de beschikbare financiële middelen en de verdeling daarvan; |
d) |
de beginselen en het mechanisme voor de vaststelling van gemeenschappelijke hervestigingsprioriteiten van de Unie, en |
e) |
de financiële bijstand voor de activiteiten van het Europees Migratienetwerk. |
3. Deze verordening voorziet in de toepassing van de regels die zijn vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 514/2014, onverminderd artikel 4 van onderhavige verordening.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
a) |
„hervestiging”: het proces waarbij, op verzoek van de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor Vluchtelingen (UNHCR) op basis van de behoefte van een persoon aan internationale bescherming, onderdanen van derde landen vanuit een derde land worden overgebracht naar een lidstaat waar zij mogen verblijven met een van de volgende statussen:
|
b) |
„andere programma’s voor toelating op humanitaire gronden”: een ad-hocproces waarbij een lidstaat een aantal onderdanen van derde landen toestaat tijdelijk op zijn grondgebied te verblijven teneinde hen te beschermen tegen nijpende humanitaire crisissen ten gevolge van bijvoorbeeld politieke ontwikkelingen of conflicten; |
c) |
„internationale bescherming”: vluchtelingenstatus en subsidiaire beschermingsstatus in de zin van Richtlijn 2011/95/EU; |
d) |
„terugkeer”: het proces waarbij een onderdaan van een derde land, vrijwillig gevolg gevend aan een terugkeerverplichting of gedwongen, terugkeert, zoals omschreven in artikel 3 van Richtlijn 2008/115/EG; |
e) |
„onderdaan van een derde land”: een persoon die geen burger van de Unie is in de zin van artikel 20, lid 1, van het VWEU. Onder onderdanen van derde landen worden ook staatlozen en personen met niet-vastgestelde nationaliteit verstaan; |
f) |
„verwijdering”: de tenuitvoerlegging van de terugkeerverplichting, dat wil zeggen de fysieke verwijdering uit de lidstaat, zoals omschreven in artikel 3 van Richtlijn 2008/115/EG; |
g) |
„vrijwillig vertrek”: het nakomen van de verplichting om binnen de in het terugkeerbesluit gestelde termijn terug te keren, zoals omschreven in artikel 3 van Richtlijn 2008/115/EG; |
h) |
„niet-begeleide minderjarige”: een onderdaan van een derde land, jonger dan 18 jaar, die zonder begeleiding van een krachtens de wet of de gangbare praktijk van de betrokken lidstaat voor hem verantwoordelijke volwassene op het grondgebied van een lidstaat aankomt of is aangekomen, zolang hij niet daadwerkelijk onder de hoede van een dergelijke persoon staat; onder dit begrip valt ook een minderjarige die zonder begeleiding wordt achtergelaten nadat hij op het grondgebied van een lidstaat is aangekomen; |
i) |
„kwetsbare persoon”: een onderdaan van een derde land die voldoet aan de definitie in het kader van het recht van de Unie die van toepassing is op het beleidsterrein waartoe de uit hoofde van het Fonds ondersteunde actie behoort; |
j) |
„gezinslid”: een onderdaan van een derde land die voldoet aan de definitie in het kader van het recht van Unie dat van toepassing is op het beleidsterrein waartoe de uit hoofde van het Fonds ondersteunde actie behoort; |
k) |
„noodsituatie”: een situatie die het gevolg is van:
|
Artikel 3
Doelstellingen
1. De algemene doelstelling van het Fonds is bij te dragen tot het efficiënte beheer van de migratiestromen en tot de uitvoering, versterking en ontwikkeling van het gemeenschappelijk beleid inzake asiel, subsidiaire bescherming en tijdelijke bescherming, alsook het gemeenschappelijk immigratiebeleid, met volledige eerbiediging van de rechten en beginselen die in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn verankerd.
2. In het kader van de algemene doelstelling, draagt het Fonds bij aan de verwezenlijking van de volgende gemeenschappelijke specifieke doelstellingen:
a) |
het versterken en ontwikkelen van alle aspecten van het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel, met inbegrip van de externe dimensie ervan; |
b) |
het ondersteunen van de legale migratie naar de lidstaten overeenkomstig hun economische en sociale behoeften, zoals arbeidsmarktbehoeften, en tegelijkertijd het waarborgen van de integriteit van de immigratieregelingen van de lidstaten, alsmede het bevorderen van de daadwerkelijke integratie van onderdanen van derde landen; |
c) |
het bevorderen van billijke en doeltreffende terugkeerstrategieën in de lidstaten ter ondersteuning van de bestrijding van illegale immigratie, met nadruk op de duurzaamheid van terugkeer en daadwerkelijke overname door de landen van herkomst en van doorreis; |
d) |
het bevorderen van de solidariteit en verdeling van de verantwoordelijkheid tussen de lidstaten, met name ten aanzien van de lidstaten die het meest te maken hebben met migratie en asielstromen, onder meer door praktische samenwerking. |
De mate van verwezenlijking van de specifieke doelstellingen van het Fonds wordt beoordeeld in overeenstemming met artikel 55, lid 2, van Verordening (EU) nr. 514/2014, aan de hand van in bijlage IV bij de onderhavige verordening geformuleerde gemeenschappelijke indicatoren en in nationale programma’s vervatte specifieke programma-indicatoren.
3. Maatregelen ter verwezenlijking van de in lid 1 en 2 vermelde doelstellingen zijn volledig coherent met de in het kader van de externe financieringsinstrumenten van de Unie ondersteunde maatregelen, en voldoen aan de beginselen en algemene doelstellingen van het externe optreden van de Unie.
4. De in de leden 1 en 2 van dit artikel vermelde doelstellingen worden verwezenlijkt met inachtneming van de beginselen en de doelstellingen van het humanitaire beleid van de Unie. De samenhang met de maatregelen die worden gefinancierd met externe financieringsinstrumenten van de Unie, moet overeenkomstig artikel 24 worden gewaarborgd.
Artikel 4
Partnerschap
Met het oog op het Fonds omvat het in artikel 12 van Verordening (EU) nr. 514/2014 bedoelde partnerschap relevante internationale organisaties, niet-gouvernementele organisaties en sociale partners.
HOOFDSTUK II
GEMEENSCHAPPELIJK EUROPEES ASIELSTELSEL
Artikel 5
Opvang- en asielstelsels
1. In het kader van de in artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder a), van deze verordening genoemde specifieke doelstelling, in het licht van de resultaten van de in artikel 13 van Verordening (EU) nr. 514/2014 bepaalde beleidsdialoog, en in overeenstemming met de doelstellingen van de nationale programma’s vastgelegd in artikel 19 van de onderhavige verordening, ondersteunt het Fonds acties die zijn gericht op een of meer van de volgende categorieën onderdanen van derde landen:
a) |
zij die een vluchtelingenstatus of subsidiaire beschermingsstatus in de zin van Richtlijn 2011/95/EU genieten; |
b) |
zij die een van onder a) bedoelde vormen van internationale bescherming hebben aangevraagd en nog geen definitieve beslissing hebben gekregen; |
c) |
zij die tijdelijke bescherming genieten in de zin van Richtlijn 2001/55/EG; |
d) |
zij die in een lidstaat worden of zijn hervestigd of die vanuit een lidstaat zijn overgebracht. |
Met betrekking tot opvangvoorzieningen en asielprocedures, ondersteunt het Fonds in het bijzonder de volgende, op de in de eerste alinea van dit lid genoemde categorieën personen gerichte acties:
a) |
het verstrekken van materiële hulp, met inbegrip van bijstand aan de grens, onderwijs, opleiding, ondersteunende diensten, medische en psychologische zorg; |
b) |
het verlenen van ondersteunende diensten als vertalen en tolken, onderwijs, opleiding, waaronder taalonderricht, en andere initiatieven die stroken met de status van de betrokken persoon; |
c) |
het opzetten en verbeteren van administratieve structuren, systemen en opleiding voor het personeel en de betrokken autoriteiten, teneinde te waarborgen dat asielzoekers op een vlotte en eenvoudige manier toegang krijgen tot asielprocedures en dat deze asielprocedures efficiënt en kwaliteitsvol zijn, in het bijzonder om waar nodig de ontwikkeling van het Unieacquis te ondersteunen; |
d) |
het verlenen van sociale bijstand, voorlichting of hulp bij administratieve en/of gerechtelijke formaliteiten en voorlichting of advies over de mogelijke resultaten van de asielprocedure, inclusief over aspecten als terugkeerprocedures; |
e) |
het verlenen van juridische bijstand en vertegenwoordiging; |
f) |
het identificeren van kwetsbare groepen en specifieke bijstand aan kwetsbare personen, met name in overeenstemming met de punten a) tot en met e); |
g) |
het opstellen, ontwikkelen en verbeteren van maatregelen die een alternatief vormen voor bewaring. |
Indien het dienstig wordt geacht en het nationale programma van een lidstaat die mogelijkheid biedt, kan het Fonds ook steun verlenen aan integratiegerelateerde maatregelen zoals die van artikel 9, lid 1, met betrekking tot de opvang van in de eerste alinea van dit lid genoemde personen.
2. In het kader van de in artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder a), genoemde specifieke doelstelling en in overeenstemming met de doelstellingen van de nationale programma’s als omschreven in artikel 19, ondersteunt het Fonds met name de volgende acties op het gebied van huisvestingsinfrastructuur en opvangregelingen:
a) |
het verbeteren en onderhouden van bestaande huisvestingsinfrastructuur en -diensten; |
b) |
het versterken en verbeteren van administratieve structuren en systemen; |
c) |
voorlichting voor lokale gemeenschappen; |
d) |
de opleiding van het personeel van de autoriteiten, met inbegrip van de plaatselijke autoriteiten die omgaan met de in lid 1 bedoelde personen in het kader van hun opvang; |
e) |
het oprichten, exploiteren en ontwikkelen van nieuwe huisvestingsinfrastructuur en -diensten en van administratieve structuren en systemen, met name om waar nodig te voldoen aan de structurele behoeften van de lidstaten. |
3. In het kader van de in artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder a) en d), vastgelegde specifieke doelstellingen en in overeenstemming met de doelstellingen van de nationale programma’s als omschreven in artikel 19, ondersteunt het Fonds ook acties die vergelijkbaar zijn met die van lid 1 van dit artikel, wanneer dergelijke acties betrekking hebben op personen die tijdelijk verblijven:
— |
in transit- en verwerkingscentra voor vluchtelingen, met name ter ondersteuning van hervestigingsoperaties in samenwerking met het UNHCR, of |
— |
op het grondgebied van een lidstaat in het kader van andere programma’s voor toelating op humanitaire gronden. |
Artikel 6
Capaciteit van de lidstaten om hun asielbeleid en -procedures te ontwikkelen,te monitoren en te evalueren
In het kader van de in artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder a), van deze verordening genoemde specifieke doelstelling, in het licht van de resultaten van de in artikel 13 van Verordening (EU) nr. 514/2014 bepaalde beleidsdialoog, en in overeenstemming met de doelstellingen van de nationale programma’s als omschreven in artikel 19 van deze verordening, ondersteunt het Fonds met name de volgende acties ter versterking van de capaciteit van de lidstaten om hun asielbeleid en -procedures te ontwikkelen, te monitoren en te evalueren:
a) |
acties ter versterking van de capaciteit van de lidstaten — mede met betrekking tot het in Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad (19) vastgestelde mechanisme voor vroegtijdige waarschuwing, paraatheid en crisisbeheersing — om kwalitatieve en kwantitatieve gegevens en statistieken over asielprocedures, opvangfaciliteiten en de hervestiging en het overbrengen van een lidstaat naar een andere van personen die om internationale bescherming verzoeken en/of personen die internationale bescherming genieten, te verzamelen, te analyseren en te verspreiden; |
b) |
acties ter versterking van de capaciteit van de lidstaten om informatie over landen van herkomst te verzamelen, te analyseren en te verspreiden; |
c) |
acties die rechtstreeks bijdragen aan de evaluatie van het asielbeleid, zoals nationale effectbeoordelingen, onderzoeken onder doelgroepen en andere betrokken partijen en aan de ontwikkeling van indicatoren en benchmarks. |
Artikel 7
Hervestiging, het overbrengen van personen die internationale bescherming aanvragenen personen die internationale bescherming genieten,en andere ad-hoctoelating op humanitaire gronden
1. In het kader van de in artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder a) en d), van deze verordening genoemde specifieke doelstelling, in het licht van de resultaten van de in artikel 13 van Verordening (EU) nr. 514/2014 bepaalde beleidsdialoog, en in overeenstemming met de doelstellingen van de nationale programma’s als omschreven in artikel 19 van deze verordening, ondersteunt het Fonds met name de volgende acties met betrekking tot de hervestiging van onderdanen van derde landen die worden of zijn hervestigd in een lidstaat, en met betrekking tot andere programma’s voor toelating op humanitaire gronden:
a) |
het opstellen en ontwikkelen van nationale hervestigingsprogramma’s en -strategieën en andere programma’s voor toelating op humanitaire gronden, met inbegrip van een behoefteanalyse, verbetering van indicatoren en evaluatie; |
b) |
het opzetten van passende infrastructuur en diensten voor het waarborgen van een vlotte en doeltreffende uitvoering van hervestigingsacties en acties betreffende andere programma’s voor toelating op humanitaire gronden, met inbegrip van taalkundige bijstand; |
c) |
het opzetten van structuren, systemen en opleiding van personeel voor het uitvoeren van missies naar derde landen en/of andere lidstaten, voor het uitvoeren van interviews, en het uitvoeren van medische onderzoeken en veiligheidsonderzoeken; |
d) |
het beoordelen van mogelijke hervestigingskandidaten en/of kandidaten voor een andere toelating op humanitaire gronden door de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, bijvoorbeeld door het uitvoeren van missies naar derde landen, het uitvoeren van interviews en het uitvoeren van medische onderzoeken en veiligheidsonderzoeken; |
e) |
gezondheidsonderzoek en medische behandeling voorafgaand aan het vertrek, materiële voorzieningen voorafgaand aan het vertrek, informatie- en integratiemaatregelen en voorzieningen voorafgaand aan het vertrek in verband met de reis, met inbegrip van medische begeleiding; |
f) |
informatie en bijstand bij aankomst of kort daarna, met inbegrip van de diensten van een tolk; |
g) |
acties gericht op gezinshereniging van personen die worden hervestigd in een lidstaat; |
h) |
het versterken van voor migratie en asiel relevante infrastructuur en diensten in de landen waarin regionale beschermingsprogramma’s zullen worden uitgevoerd; |
i) |
het scheppen van voorwaarden die op de lange termijn bevorderlijk zijn voor de integratie, zelfstandigheid en zelfredzaamheid van hervestigde vluchtelingen. |
2. In het kader van de in artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder d), van de onderhavige verordening genoemde specifieke doelstelling, in het licht van de resultaten van de in artikel 13 van Verordening (EU) nr. 514/2014 bepaalde beleidsdialoog, en in overeenstemming met de doelstellingen van de nationale programma’s als omschreven in artikel 19 van deze verordening, ondersteunt het Fonds tevens acties op het gebied van het overbrengen van personen die om internationale bescherming verzoeken en/of personen die internationale bescherming genieten, die vergelijkbaar zijn met de acties in lid 1 van dit artikel, wanneer dat passend wordt geacht in het licht van beleidsontwikkelingen gedurende de uitvoeringsperiode van het Fonds of wanneer het nationale programma van een lidstaat die mogelijkheid biedt. Dergelijke operaties worden met de instemming van de betrokken personen uitgevoerd vanuit een lidstaat waar zij internationale bescherming genieten of die verantwoordelijk is voor het onderzoek van hun aanvraag, naar een andere betrokken lidstaat die hen dezelfde bescherming biedt of waar hun verzoek om internationale bescherming wordt behandeld.
HOOFDSTUK III
INTEGRATIE VAN ONDERDANEN VAN DERDE LANDENEN LEGALE MIGRATIE
Artikel 8
Immigratie en maatregelen vóór vertrek
In het kader van de in artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder b), van deze verordening vastgelegde specifieke doelstelling, in het licht van de resultaten van de in artikel 13 van Verordening (EU) nr. 514/2014 bepaalde beleidsdialoog, en in overeenstemming met de doelstellingen van de nationale programma’s als omschreven in artikel 19 van deze verordening, ondersteunt het Fonds acties in een derde land ten behoeve van onderdanen van derde landen, die voldoen aan specifieke maatregelen en/of voorwaarden vóór vertrek waarin het nationale recht voorziet en die stroken met het toepasselijke recht van de Unie, met inbegrip van voorwaarden in verband met het vermogen om zich in de samenleving van een lidstaat te integreren. In dit verband ondersteunt het Fonds met name de volgende acties:
a) |
informatiepakketten, bewustmakingscampagnes en campagnes om de interculturele dialoog te bevorderen, onder meer via gebruikersvriendelijke communicatie- en informatietechnologie en websites; |
b) |
de beoordeling van vaardigheden en kwalificaties, alsmede de verbetering van de transparantie van in een derde land bestaande vaardigheden en kwalificaties, en verbetering van de verenigbaarheid ervan met die van de lidstaten; |
c) |
opleiding om de inzetbaarheid in een lidstaat te verhogen; |
d) |
alomvattende inburgeringscursussen en taalonderwijs; |
e) |
bijstand bij aanvragen voor gezinshereniging in de zin van Richtlijn 2003/86/EG van de Raad (20). |
Artikel 9
Integratiemaatregelen
1. In het kader van de in artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder b), van deze verordening vastgelegde specifieke doelstelling, in het licht van de resultaten van de in artikel 13 van Verordening (EU) nr. 514/2014 bepaalde beleidsdialoog, en in overeenstemming met de doelstellingen van de nationale programma’s als omschreven in artikel 19 van deze verordening, ondersteunt het Fonds acties die in het kader van samenhangende strategieën worden uitgevoerd, waarbij rekening wordt gehouden met de integratiebehoeften van onderdanen van derde landen op lokaal en/of regionaal niveau. In dit verband ondersteunt het Fonds met name de volgende acties die gericht zijn op onderdanen van derde landen die legaal in een lidstaat verblijven of, waar passend, legaal verblijf in een lidstaat aan het verkrijgen zijn:
a) |
het opstellen en ontwikkelen van dergelijke integratiestrategieën met, waar passend, deelname van lokale en/of regionale actoren, met inbegrip van een behoefteanalyse, verbetering van integratie-indicatoren, en evaluatie, met inbegrip van participerende beoordelingen om beste praktijken vast te stellen; |
b) |
het verlenen van advies en bijstand op gebieden als huisvesting, bestaansmiddelen, administratieve bijstand en rechtshulp, medische, psychische en sociale zorg, kinderopvang en gezinshereniging; |
c) |
acties om onderdanen van derde landen vertrouwd te maken met de gastsamenleving en hen in staat te stellen zich daaraan aan te passen, zich te informeren over hun rechten en verplichtingen, deel te nemen aan het maatschappelijke en culturele leven en de in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie verankerde waarden te onderschrijven; |
d) |
maatregelen gericht op onderwijs en opleiding, waaronder taallessen en voorbereidende acties ter verbetering van de toegang tot de arbeidsmarkt; |
e) |
acties om de zelfredzaamheid te bevorderen en om onderdanen van derde landen in staat te stellen zelf in hun onderhoud te voorzien; |
f) |
acties ter bevordering van verrijkende contacten en een constructieve dialoog tussen onderdanen van derde landen en de gastsamenleving en acties ter bevordering van de acceptatie door de gastsamenleving, onder meer via de media; |
g) |
acties om te bevorderen dat onderdanen van derde landen in hun contacten met particuliere en overheidsdiensten verzekerd zijn van gelijke toegang en gelijke uitkomst, zoals de aanpassing van deze diensten aan de omgang met onderdanen van derde landen; |
h) |
capaciteitsopbouw van begunstigden, zoals bepaald in artikel 2, onder g), van Verordening (EU) nr. 514/2014, onder meer door de uitwisseling van ervaringen en beste praktijken en netwerkactiviteiten. |
2. Bij de in lid 1 bedoelde acties wordt waar nodig rekening gehouden met de specifieke behoeften van de verschillende categorieën onderdanen van derde landen, met inbegrip van personen die internationale bescherming genieten, hervestigde of overgebrachte personen en in het bijzonder kwetsbare personen.
3. Nationale programma’s kunnen de mogelijkheid bieden dat in de in lid 1 genoemde acties ook de naaste verwanten van de personen die tot de in dat lid bedoelde doelgroep behoren, worden opgenomen, voor zover dit noodzakelijk is voor de doeltreffende uitvoering van dergelijke acties.
4. Met het oog op de programmering en uitvoering van de in lid 1 van dit artikel bedoelde acties, omvat het in artikel 12 van Verordening (EU) nr. 514/2014 bedoelde partnerschap de autoriteiten die door de lidstaten zijn aangewezen voor het beheer van de bijstandsverlening uit het Europees Sociaal Fonds.
Artikel 10
Maatregelen inzake praktische samenwerking en capaciteitsopbouw
In het kader van de in artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder b), van deze verordening vastgelegde specifieke doelstelling, in het licht van de resultaten van de in artikel 13 van Verordening (EU) nr. 514/2014 bepaalde beleidsdialoog, en in overeenstemming met de doelstellingen van de nationale programma’s als omschreven in artikel 19 van deze verordening, ondersteunt het Fonds acties die zijn gericht op een of meer van de volgende activiteiten:
a) |
het uitwerken van strategieën ter bevordering van legale migratie met het oog op het vereenvoudigen van de ontwikkeling en toepassing van flexibele toelatingsprocedures; |
b) |
het ondersteunen van de samenwerking tussen derde landen en de wervingsbureaus, de diensten voor arbeidsvoorziening en de immigratiediensten van lidstaten, alsmede ondersteunen van lidstaten bij het toepassen van het recht van de Unie inzake migratie, het voeren van overleg met de belanghebbenden, het inwinnen van deskundig advies en het uitwisselen van informatie over benaderingen die op specifieke nationaliteiten of categorieën van onderdanen van derde landen zijn gericht, waarbij rekening wordt gehouden met de behoeften op de arbeidsmarkt; |
c) |
het versterken van de capaciteit van de lidstaten om hun strategieën, beleid en maatregelen op het gebied van migratie te ontwikkelen, uit te voeren, te bewaken en te evalueren op verschillende niveaus en overheidsdiensten, met name door het vergroten van de capaciteit van de lidstaten om gedetailleerde en uitgesplitste gegevens en statistieken over migratieprocedures en -stromen en verblijfsvergunningen te verzamelen, te analyseren en te verspreiden, en door toezichtinstrumenten, beoordelingssystemen, indicatoren en benchmarks voor het meten van de resultaten van deze strategieën te ontwikkelen; |
d) |
het opleiden van begunstigden als omschreven in artikel 2, onder g), van Verordening (EU) nr. 514/2014, en personeelsleden die publieke en private diensten verlenen, waaronder onderwijsinstellingen, ter bevordering van de uitwisseling van ervaringen en beste praktijken, samenwerking, netwerkvorming en interculturele capaciteiten, alsook verbeteren van de kwaliteit van de verstrekte diensten; |
e) |
het opzetten van duurzame organisatiestructuren voor integratie- en diversiteitsmanagement, met name door samenwerking tussen de verschillende belanghebbenden waardoor ambtenaren op verschillende overheidsniveaus snel informatie kunnen inwinnen over ervaringen en beste praktijken elders, en eventueel krachten en middelen tussen de betrokken autoriteiten en tussen gouvernementele en niet-gouvernementele instanties bundelen om doeltreffender diensten aan onderdanen van derde landen te kunnen verstrekken, onder meer door middel van eenloketfuncties (d.w.z. gecoördineerde integratie-ondersteuningscentra); |
f) |
het bijdragen aan een dynamisch bilateraal proces van wederzijdse interactie dat ten grondslag ligt aan de integratiestrategieën op lokaal en regionaal niveau door de ontwikkeling van platforms voor de raadpleging van onderdanen van derde landen, de uitwisseling van informatie tussen belanghebbenden en interculturele gespreksplatforms en gespreksplatforms tussen geloofsgemeenschappen, tussen gemeenschappen van onderdanen van derde landen en de gastsamenleving en/of tussen deze gemeenschappen en de autoriteiten die het beleid en de besluitvorming bepalen; |
g) |
het bevorderen en versterken van de praktische samenwerking tussen de betrokken autoriteiten van de lidstaten, met aandacht voor onder meer de uitwisseling van informatie, beste praktijken en strategieën en het ontwikkelen en uitvoeren van gezamenlijke acties, onder meer met het oog op het waarborgen van de integriteit van de immigratieregelingen van de lidstaten. |
HOOFDSTUK IV
TERUGKEER
Artikel 11
Begeleidende maatregelen inzake terugkeerprocedures
In het kader van de in artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder c), van deze verordening vastgelegde specifieke doelstelling, in het licht van de resultaten van de in artikel 13 van Verordening (EU) nr. 514/2014 bepaalde beleidsdialoog, en in overeenstemming met de doelstellingen van de nationale programma’s als omschreven in artikel 19 van deze verordening, richt het Fonds zich, op het gebied van begeleidende maatregelen inzake terugkeerprocedures, op een of meer van de volgende categorieën onderdanen van derde landen:
a) |
onderdanen van derde landen die nog geen definitieve negatieve beslissing hebben ontvangen met betrekking tot hun verzoek om in een lidstaat te mogen verblijven, hun verzoek om een verblijfsvergunning en/of hun verzoek om internationale bescherming te genieten, en die ervoor kunnen kiezen gebruik te maken van de mogelijkheid om vrijwillig terug te keren; |
b) |
onderdanen van derde landen die in een lidstaat een verblijfsrecht, verblijfsvergunning hebben en/of internationale bescherming genieten in de zin van Richtlijn 2011/95/EU, of tijdelijke bescherming genieten in de zin van Richtlijn 2001/55/EG, en die ervoor hebben gekozen gebruik te maken van de mogelijkheid om vrijwillig terug te keren; |
c) |
onderdanen van derde landen die zich op het grondgebied van een lidstaat bevinden en niet of niet langer voldoen aan de voorwaarden voor toegang en/of verblijf in een lidstaat, onder meer de onderdanen van derde landen voor wie de verwijdering overeenkomstig artikel 9 en artikel 14, lid 1, van Richtlijn 2008/115/EG is uitgesteld. |
In dit verband ondersteunt het Fonds met name de volgende, op de in de eerste alinea genoemde categorieën personen gerichte acties:
a) |
het invoeren, ontwikkelen en verbeteren van maatregelen die een alternatief vormen voor bewaring; |
b) |
het verstrekken van sociale bijstand, voorlichting of hulp bij administratieve en/of gerechtelijke formaliteiten en voorlichting of advies; |
c) |
het verlenen van rechtshulp en taalondersteuning; |
d) |
specifieke bijstand aan kwetsbare groepen; |
e) |
het invoeren en verbeteren van onafhankelijke en doeltreffende controlesystemen voor gedwongen terugkeer als bedoeld in artikel 8, lid 6, van Richtlijn 2008/115/EG; |
f) |
het opzetten, onderhouden en verbeteren van de infrastructuur, diensten en voorzieningen in verband met huisvesting, opvang of bewaring; |
g) |
het opzetten van administratieve structuren en systemen, waaronder IT-hulpmiddelen; |
h) |
het opleiden van personeel met het oog op vlotte en doeltreffende terugkeerprocedures, zowel wat het beheer als de uitvoering ervan betreft. |
Artikel 12
Terugkeermaatregelen
In het kader van de in artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder c), van deze verordening vastgelegde specifieke doelstelling, in het licht van de resultaten van de in artikel 13 van Verordening (EU) nr. 514/2014 bepaalde beleidsdialoog, en in overeenstemming met de doelstellingen van de nationale programma’s als omschreven in artikel 19 van deze verordening, ondersteunt het Fonds acties die op de in artikel 11 van deze verordening bedoelde personen zijn gericht. In dit verband ondersteunt het Fonds met name de volgende acties:
a) |
maatregelen ter voorbereiding van terugkeeroperaties, zoals die welke leiden tot de identificatie van onderdanen van derde landen, het afgeven van reisdocumenten en het traceren van gezinsleden; |
b) |
samenwerking met consulaire diensten en immigratiediensten van derde landen om reisdocumenten te verkrijgen, repatriëring te vereenvoudigen en om overname te garanderen; |
c) |
maatregelen inzake begeleide vrijwillige terugkeer, met inbegrip van medisch onderzoek en medische bijstand, regelingen in verband met de reis, financiële bijdragen, en bijstand en begeleiding voor en na terugkeer; |
d) |
verwijderoperaties, waaronder de gerelateerde maatregelen, overeenkomstig de normen vastgelegd in het recht van de Unie, met uitzondering van dwanguitrusting; |
e) |
maatregelen om met het oog op de persoonlijke ontwikkeling van de persoon die terugkeert de re-integratie op gang te brengen, zoals geldelijke stimulansen, opleiding, bijstand bij het vinden van werk en steun voor het opbouwen van economische activiteiten; |
f) |
voorzieningen en diensten in derde landen voor passende tijdelijke huisvesting en opvang bij aankomst; |
g) |
specifieke bijstand aan kwetsbare groepen. |
Artikel 13
Maatregelen inzake praktische samenwerking en capaciteitsopbouw
In het kader van de in artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder c), van deze verordening vastgelegde specifieke doelstelling, in het licht van de resultaten van de in artikel 13 van Verordening (EU) nr. 514/2014 bepaalde beleidsdialoog, en in overeenstemming met de doelstellingen van de nationale programma’s als omschreven in artikel 19 van deze verordening, ondersteunt het Fonds op het gebied van praktische samenwerking en capaciteitsopbouwende maatregelen, onder meer de volgende acties:
a) |
acties ter bevordering, ontwikkeling en versterking van de operationele samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de terugkeerdiensten en andere autoriteiten van de lidstaten die bij de terugkeer betrokken zijn, ook wat betreft de samenwerking met consulaire autoriteiten en immigratiediensten van derde landen en gezamenlijke terugkeeroperaties; |
b) |
acties ter ondersteuning van de samenwerking tussen derde landen en de terugkeerdiensten van derde landen, met inbegrip van maatregelen voor het versterken van de capaciteit van derde landen om in het bijzonder in het kader van overnameovereenkomsten overname- en herintegratieactiviteiten te verrichten; |
c) |
acties ter vergroting van de capaciteit om een doeltreffend en duurzaam terugkeerbeleid te ontwikkelen, met name door informatie over de situatie in de terugkeerlanden, beste praktijken en ervaring uit te wisselen en middelen van lidstaten te bundelen; |
d) |
acties ter vergroting van de capaciteit inzake het verzamelen, analyseren en verspreiden van gedetailleerde en systematische gegevens en statistieken over terugkeerprocedures en -maatregelen, capaciteit op het gebied van opvang en bewaring, gedwongen en vrijwillige terugkeer, toezicht en herintegratie; |
e) |
acties die rechtstreeks bijdragen aan de evaluatie van het terugkeerbeleid, zoals nationale effectbeoordelingen, onderzoeken onder doelgroepen en de ontwikkeling van indicatoren en benchmarks; |
f) |
informatiemaatregelen en -campagnes in derde landen om passende legale immigratiekanalen en de risico’s van illegale immigratie meer onder de aandacht te brengen. |
HOOFDSTUK V
FINANCIEEL EN UITVOERINGSKADER
Artikel 14
Totale middelen en uitvoering
1. De totale middelen voor de uitvoering van deze verordening bedragen 3 137 miljoen EUR in lopende prijzen.
2. De jaarlijkse kredieten voor het Fonds worden door het Europees Parlement en de Raad toegestaan binnen de grenzen van het meerjarig financieel kader.
3. De totale middelen worden aangewend via:
a) |
nationale programma’s, overeenkomstig artikel 19; |
b) |
acties van de Unie, overeenkomstig artikel 20; |
c) |
noodhulp, overeenkomstig artikel 21; |
d) |
het Europees Migratienetwerk, overeenkomstig artikel 22; |
e) |
technische bijstand, overeenkomstig artikel 23. |
4. Het budget dat uit hoofde van deze verordening wordt toegewezen aan acties van de Unie als bedoeld in artikel 20 van deze verordening, aan noodhulp als bedoeld in artikel 21 van deze verordening, aan het Europees Migratienetwerk, als bedoeld in artikel 22 van deze verordening, en aan technische bijstand als bedoeld in artikel 23 van deze verordening, wordt uitgevoerd onder direct beheer overeenkomstig artikel 58, lid 1, onder a), van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en, waar passend, onder indirect beheer overeenkomstig artikel 58, lid 1, onder c), van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012. Het budget dat wordt toegewezen aan nationale programma’s als bedoeld in artikel 19 van deze verordening wordt uitgevoerd onder gedeeld beheer overeenkomstig artikel 58, lid 1, onder b), van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.
5. De Commissie blijft conform artikel 317 van het VWEU verantwoordelijk voor de uitvoering van de begroting van de Unie en brengt het Europees Parlement en de Raad op de hoogte van de operaties die door andere entiteiten dan de lidstaten worden uitgevoerd.
6. Onverminderd de prerogatieven van het Europees Parlement en de Raad worden de financiële middelen die de voornaamste referentie vormen, indicatief als volgt gebruikt:
a) |
2 752 miljoen EUR voor de nationale programma’s van de lidstaten; |
b) |
385 miljoen EUR voor acties van de Unie, noodhulp, het Europees Migratienetwerk en technische bijstand van de Commissie, waarvan ten minste 30 % wordt gebruikt voor acties van de Unie en het Europees Migratienetwerk. |
Artikel 15
Middelen voor subsidiabele acties in de lidstaten
1. Het bedrag van 2 752 miljoen EUR wordt als volgt toegewezen aan de lidstaten:
a) |
2 392 miljoen EUR wordt toegewezen overeenkomstig bijlage I. De lidstaten bestemmen ten minste 20 % van deze middelen aan de in artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder a), genoemde specifieke doelstelling en ten minste 20 % aan de in artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder b), genoemde specifieke doelstelling. De lidstaten kunnen slechts van die minimumpercentages afwijken indien zij in hun nationale programma op gedetailleerde wijze verklaren waarom het onder dat niveau toewijzen van middelen de verwezenlijking van de doelstelling niet in gevaar brengt. Wat betreft de in artikel 3, lid 2, eerste alinea, onder a), genoemde specifieke doelstelling gaan de lidstaten met structurele tekorten op het gebied van huisvesting, infrastructuur, en dienstverlening, niet lager dan het in deze verordening vastgelegde minimumpercentage; |
b) |
360 miljoen EUR wordt toegewezen op grond van het verdelingsmechanisme voor de in artikel 16 bedoelde specifieke acties, het in artikel 17 bedoelde hervestigingsprogramma van de Unie en het in artikel 18 bedoelde overbrengen van een lidstaat naar een andere van personen die internationale bescherming genieten. |
2. Het in lid 1, onder b), vermelde bedrag strekt tot ondersteuning van:
a) |
specifieke acties vermeld in bijlage II; |
b) |
het hervestigingsprogramma van de Unie overeenkomstig artikel 17 en/of het overbrengen van een lidstaat naar een andere van personen die internationale bescherming genieten overeenkomstig artikel 18. |
3. Wanneer uit hoofde van lid 1, onder b), van dit artikel een bedrag beschikbaar blijft of wanneer een ander bedrag beschikbaar is, wordt dat bedrag toegewezen in het kader van de tussentijdse evaluatie als vastgelegd in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 514/2014 in verhouding tot de basisbedragen voor nationale programma’s als vastgesteld in bijlage I bij deze verordening.
Artikel 16
Middelen voor specifieke acties
1. Een aanvullend bedrag als bedoeld in artikel 15, lid 2, onder a), kan worden toegewezen aan de lidstaten, mits het hiervoor in het programma is aangewezen en wordt gebruikt om de in bijlage II opgesomde specifieke acties uit te voeren.
2. De Commissie is bevoegd om in het licht van nieuwe beleidsontwikkelingen overeenkomstig artikel 26 van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde bijlage II in het kader van de in artikel 15 van Verordening (EU) nr. 514/2014 bedoelde tussentijdse evaluatie te herzien. Op grond van de herziene lijst van specifieke acties kunnen de lidstaten een aanvullend bedrag in de zin van lid 1 van dit artikel ontvangen, mits er middelen beschikbaar zijn.
3. De in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde aanvullende bedragen worden aan de lidstaten toegewezen bij de individuele financieringsbesluiten tot goedkeuring of herziening van hun nationale programma’s in het kader van de tussentijdse evaluatie volgens de in de artikelen 14 en 15 van Verordening (EU) nr. 514/2014 vastgelegde procedure. Deze bedragen worden alleen gebruikt voor de uitvoering van de specifieke acties opgenomen in bijlage II bij deze verordening.
Artikel 17
Middelen voor het hervestigingsprogramma van de Unie
1. De lidstaten ontvangen naast de overeenkomstig artikel 15, lid 1, onder a), berekende toewijzing om de twee jaar een aanvullend bedrag als bedoeld in artikel 15, lid 2, onder b), in de vorm van een vast bedrag van 6 000 EUR per hervestigde persoon.
2. Het in lid 1 bedoelde vast bedrag wordt verhoogd tot 10 000 EUR voor elke persoon die wordt hervestigd overeenkomstig de krachtens lid 3 en in bijlage III vastgestelde gemeenschappelijke hervestigingsprioriteiten van de Unie en voor elke kwetsbare persoon als bepaald in lid 5.
3. Het gemeenschappelijke hervestigingsprogramma van de Unie is gebaseerd op de volgende algemene categorieën van personen:
a) |
personen die afkomstig zijn uit landen of regio’s die zijn aangewezen voor een regionaal beschermingsprogramma; |
b) |
personen die afkomstig zijn uit landen of regio’s die worden vermeld in de UNHCR-hervestigingsprognose, voor zover een gemeenschappelijk optreden van de Unie er aanzienlijk toe kan bijdragen dat wordt voorzien in de behoefte aan bescherming; |
c) |
personen die tot een specifieke categorie behoren die onder de UNHCR-hervestigingscriteria vallen. |
4. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 26 gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde bijlage III te wijzigen, op basis van de in lid 3 van dit artikel genoemde algemene categorieën, in duidelijk gemotiveerde gevallen of in het licht van eventuele aanbevelingen van het UNHCR.
5. Op de volgende kwetsbare groepen van personen is ook het in lid 2 bedoelde vast bedrag van toepassing:
a) |
vrouwen en kinderen die gevaar lopen, |
b) |
niet-begeleide minderjarigen, |
c) |
personen met medische behoeften waarin alleen door middel van hervestiging kan worden voorzien, |
d) |
personen die voor juridische of fysieke bescherming dringend moeten worden hervestigd, met inbegrip van slachtoffers van geweld of foltering. |
6. Wanneer een lidstaat een persoon hervestigt omdat de betrokkene onder meerdere van de in de leden 1 en 2 bedoelde categorieën valt, ontvangt hij het vaste bedrag slechts eenmaal voor die persoon.
7. In voorkomend geval, kunnen lidstaten ook voor een vast bedrag in aanmerking komen voor gezinsleden van de in de leden 1, 3 en 5 bedoelde personen, mits die gezinsleden overeenkomstig deze verordening zijn hervestigd.
8. De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen het tijdschema en andere uitvoeringsvoorwaarden in verband met het toewijzingsmechanisme voor de middelen van het hervestigingsprogramma van de Unie vast. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 27, lid 2, bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.
9. De in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde aanvullende bedragen worden aan de lidstaten de eerste keer toegewezen bij de individuele financieringsbesluiten tot goedkeuring van hun nationale programma’s volgens de in artikel 14 van Verordening (EU) nr. 514/2014 vastgelegde procedure, en nadien in een financieringsbesluit dat bij de besluiten tot goedkeuring van hun nationale programma’s wordt gevoegd. Deze bedragen kunnen niet worden overgedragen naar andere acties in het kader van het nationaal programma.
10. Teneinde de doelstellingen van het hervestigingsprogramma van de Unie doeltreffend na te streven, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 26 gedelegeerde handelingen vast te stellen, teneinde, zo nodig, binnen de grenzen van de beschikbare middelen, de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde vaste bedragen aan te passen. Daarbij wordt in het bijzonder rekening gehouden met actuele inflatiepercentages, relevante ontwikkelingen op hervestigingsgebied en factoren die bijdragen tot een optimaal gebruik van de financiële stimulans die met de vaste bedragen wordt gegeven.
Artikel 18
Middelen voor het overbrengen van personen die internationale bescherming genieten
1. Met het oog op de toepassing van het beginsel van solidariteit en eerlijke verdeling van de verantwoordelijkheden en in het licht van beleidsontwikkelingen in de Unie gedurende de uitvoeringsperiode van het Fonds, ontvangen de lidstaten, naast de overeenkomstig artikel 15, lid 1, onder a), berekende toewijzing een aanvullend bedrag als bedoeld in artikel 15, lid 2, onder b), in de vorm van een vast bedrag van 6 000 EUR per persoon die internationale bescherming geniet en die uit een andere lidstaat is overgebracht.
2. In voorkomend geval, kunnen lidstaten ook voor een vast bedrag in aanmerking komen voor gezinsleden van de in lid 1 bedoelde personen, mits die gezinsleden overeenkomstig deze verordening zijn overgebracht.
3. De in lid 1 van dit artikel bedoelde aanvullende bedragen worden aan de lidstaten voor het eerst toegewezen bij de individuele financieringsbesluiten tot goedkeuring van hun nationale programma’s, volgens de in artikel 14 van Verordening (EU) nr. 514/2014 vastgelegde procedure, en nadien in een financieringsbesluit dat bij de besluiten tot goedkeuring van hun nationale programma’s wordt gevoegd. Deze bedragen kunnen niet worden overgedragen naar andere acties in het kader van het nationaal programma.
4. Om gestalte te geven aan de doelstellingen van solidariteit en verdeling van de verantwoordelijkheid tussen de lidstaten als bedoeld in artikel 80 VWEU, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 26 van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen teneinde, binnen de grenzen van de beschikbare middelen, het in lid 1 van dit artikel bedoelde vaste bedrag aan te passen. Daarbij wordt in het bijzonder rekening gehouden met actuele inflatiepercentages, relevante ontwikkelingen in het gebied naar waar de begunstigde van internationale bescherming van de ene lidstaat naar de andere is overgebracht en factoren die bijdragen tot een optimaal gebruik van de financiële stimulans die met het vaste bedrag wordt gegeven.
Artikel 19
Nationale programma’s
1. In het kader van de overeenkomstig artikel 14 van Verordening (EU) nr. 514/2014 te onderzoeken en goed te keuren nationale programma’s streven de lidstaten, binnen de in artikel 3 van deze verordening vastgelegde doelstellingen, en rekening houdend met de resultaten van de beleidsdialoog bedoeld in artikel 13 van Verordening (EU) nr. 514/2014, in het bijzonder de volgende doelstellingen na:
a) |
het tot stand brengen van een sterkere basis voor het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel door ervoor te zorgen dat het acquis van de Unie inzake asiel efficiënt en uniform wordt toegepast en dat Verordening (EU) nr. 604/2013 correct functioneert. Dergelijke acties kunnen tevens het opstellen en ontwikkelen van het hervestigingsprogramma van de Unie omvatten; |
b) |
het opstellen en ontwikkelen van integratiestrategieën die verschillende aspecten van het bilaterale dynamische proces bestrijken, en die naargelang het geval op nationaal, lokaal of regionaal niveau moeten worden uitgevoerd, waarbij rekening wordt gehouden met de integratiebehoeften van onderdanen van derde landen op lokaal/regionaal niveau, wordt tegemoetgekomen aan specifieke behoeften van de verschillende categorieën migranten, en doeltreffende partnerschappen tussen belanghebbenden ter zake worden ontwikkeld; |
c) |
het ontwikkelen van een terugkeerprogramma met een component begeleide vrijwillige terugkeer en, indien nodig, een component herintegratie. |
2. De lidstaten zorgen ervoor dat alle uit dit Fonds ondersteunde acties worden uitgevoerd met conform de grondrechten en met eerbiediging van de menselijke waardigheid. De acties moeten met name worden uitgevoerd met volledige eerbiediging van de rechten en beginselen die zijn verankerd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
3. Onverminderd het vereiste om de bovengenoemde doelstellingen te verwezenlijken, streven de lidstaten, rekening houdend met hun individuele omstandigheden, naar een billijke en transparante verdeling van de middelen over de in artikel 3, lid 2, genoemde specifieke doelstellingen.
Artikel 20
Acties van de Unie
1. Op initiatief van de Commissie kan het Fonds worden gebruikt voor het financieren van transnationale of voor de Unie bijzonder belangrijke acties („acties van de Unie”) betreffende de in artikel 3 genoemde algemene en specifieke doelstellingen.
2. Om voor financiering uit het Fonds in aanmerking te komen, moeten acties van de Unie met name strekken tot ondersteuning van:
a) |
het bevorderen van de samenwerking op Unieniveau bij de uitvoering van wetgeving en het delen van beste praktijken van de Unie op asielgebied, met name wat betreft de hervestiging en het overbrengen van asielzoekers en personen die internationale bescherming genieten van een lidstaat naar een andere, mede door de vorming van netwerken en de uitwisseling van gegevens, legale migratie, integratie van onderdanen van derde landen, met inbegrip van steun bij aankomst en coördinatieactiviteiten ter bevordering van hervestiging in de gemeenschappen die de hervestigde vluchtelingen moeten opvangen, alsmede bij terugkeer; |
b) |
het opzetten van transnationale samenwerkingsnetwerken en proefprojecten, waaronder innovatieve projecten, op basis van transnationale partnerschappen tussen organen in twee of meer lidstaten, die zijn geconcipieerd om innovatie en uitwisseling van ervaringen en beste praktijken te bevorderen; |
c) |
studies en onderzoek naar eventuele nieuwe vormen van samenwerking van de Unie op het gebied van asiel, immigratie, integratie, terugkeer en het relevante recht van de Unie, de verspreiding en uitwisseling van informatie over beste praktijken en alle andere beleidsaspecten van asiel, immigratie, integratie en terugkeer, waaronder institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie; |
d) |
het ontwikkelen en toepassen door de lidstaten van gemeenschappelijke statistische hulpmiddelen, methoden en indicatoren voor het meten van beleidsontwikkelingen op het gebied van asiel, legale migratie, integratie en terugkeer; |
e) |
voorbereidende, toezicht gerelateerde, administratieve en technische bijstand, en ontwikkeling van een evaluatiemechanisme dat nodig is voor de uitvoering van het asiel- en immigratiebeleid; |
f) |
samenwerking met derde landen op grond van de totaalaanpak van de Unie van migratie en mobiliteit, met name in het kader van de uitvoering van overnameovereenkomsten, mobiliteitspartnerschappen en regionale beschermingsprogramma’s; |
g) |
informatiemaatregelen en -campagnes in derde landen om passende wettelijke immigratiekanalen en de risico’s van illegale immigratie meer onder de aandacht te brengen. |
3. De acties van de Unie worden uitgevoerd overeenkomstig artikel 6 van Verordening (EU) nr. 514/2014.
4. De Commissie zorgt voor een eerlijke en transparante verdeling van de middelen onder de in artikel 3, lid 2, bedoelde doelstellingen.
Artikel 21
Noodhulp
1. Het Fonds verleent financiële bijstand om in het geval van een noodsituatie, zoals gedefinieerd in artikel 2, onder k), te voorzien in dringende en specifieke behoeften. De maatregelen die in overeenstemming met dit artikel in derde landen worden uitgevoerd moeten consistent zijn met en in voorkomend geval een aanvulling vormen op het humanitaire beleid van de Unie en moeten de humanitaire beginselen zoals vastgesteld in de consensus betreffende humanitaire hulp in acht nemen.
2. Noodhulp wordt uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van Verordening (EU) nr. 514/2014.
Artikel 22
Europees Migratienetwerk
1. Het Fonds ondersteunt het Europees Migratienetwerk en verleent de nodige financiële bijstand voor zijn activiteiten en zijn toekomstige ontwikkeling.
2. Het voor het Europees Migratienetwerk bestemde deel van de jaarlijkse kredieten van het Fonds en het werkprogramma met de prioriteiten voor het netwerk worden, na goedkeuring door de Raad van bestuur, door de Commissie vastgesteld volgens de procedure bedoeld in artikel 4, lid 5, onder a), van Beschikking 2008/381/EG. Het besluit van de Commissie vormt een financieringsbesluit op grond van artikel 84 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.
3. De financiële bijstand voor de activiteiten van het Europees Migratienetwerk wordt naargelang het geval overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 verstrekt in de vorm van subsidies aan de nationale contactpunten bedoeld in artikel 3 van Beschikking 2008/381/EG en van overheidsopdrachten. Met de bijstand wordt gezorgd voor passende en tijdige financiële steun aan die nationale contactpunten. De kosten voor de uitvoering van de acties van die contactpunten die in 2014 subsidies hebben genoten, komen in aanmerking voor subsidiëring met ingang van 1 januari 2014.
4. Beschikking 2008/381/EG wordt als volgt gewijzigd:
a) |
artikel 4, lid 5, onder a), wordt vervangen door:
|
b) |
artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
|
c) |
artikel 11 wordt geschrapt; |
d) |
artikel 12 wordt geschrapt. |
Artikel 23
Technische bijstand
1. Op initiatief van en/of namens de Commissie wordt jaarlijks maximaal 2,5 miljoen EUR van het Fonds gebruikt voor technische bijstand, overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EU) nr. 514/2014.
2. Op initiatief van een lidstaat kan het Fonds activiteiten voor technische bijstand financieren, overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EU) nr. 514/2014. Het voor technische bijstand gereserveerde bedrag bedraagt voor de periode 2014-2020 niet meer dan 5,5 % van het aan een lidstaat toegewezen totaalbedrag, vermeerderd met 1 000 000 EUR.
Artikel 24
Coördinatie
De Commissie en de lidstaten, waar passend, samen met de Europese Dienst voor extern optreden, zorgen ervoor dat de acties in en ten aanzien van derde landen worden uitgevoerd in synergie en in samenhang met andere acties buiten de Unie die met instrumenten van de Unie worden gesubsidieerd. Zij zien er met name op toe dat deze acties:
a) |
samenhang vertonen met het externe beleid van de Unie en met name met het beginsel van beleidssamenhang op het gebied van ontwikkelingssamenwerking, en coherent zijn met de strategische programmeringsdocumenten voor de regio of het land in kwestie; |
b) |
zich toespitsen op maatregelen die niet op ontwikkeling zijn gericht; |
c) |
het belang van het interne beleid van de Unie dienen en consistent zijn met de binnen de Unie ondernomen activiteiten. |
HOOFDSTUK VI
SLOTBEPALINGEN
Artikel 25
Specifieke bepalingen inzake vaste bedragen voor hervestiging en het overbrengen,van een lidstaat naar een andere, van personen die internationale bescherming genieten
In afwijking van de in artikel 18 van Verordening (EU) nr. 514/2014 vastgelegde voorschriften over de subsidiabiliteit van uitgaven, met name wat betreft vaste bedragen en vaste percentages, geldt voor de vaste bedragen die de lidstaten op grond van deze verordening worden toegewezen voor hervestiging en/of het overbrengen, van een lidstaat naar een andere, van personen die internationale bescherming genieten, dat zij:
a) |
niet op statistische of historische gegevens hoeven te worden gebaseerd, en |
b) |
worden toegekend mits de persoon voor wie het vaste bedrag wordt toegewezen overeenkomstig deze verordening is hervestigd en/of overgebracht. |
Artikel 26
Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie
1. De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.
2. De in artikel 16, lid 2, artikel 17, leden 4 en 10, en artikel 18, lid 4, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van zeven jaar met ingang van 21 mei 2014. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van zeven jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van drie jaar verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van de termijn van zeven jaar tegen deze verlenging verzet.
3. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 16, lid 2, artikel 17, leden 4 en 10, en artikel 18, lid 4, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
5. Een overeenkomstig artikel 16, lid 2, artikel 17, leden 4 en 10, en artikel 18, lid 4, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie heeft medegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
Artikel 27
Comitéprocedure
1. De Commissie wordt bijgestaan het Comité voor de Fondsen voor asiel, migratie en integratie, en interne veiligheid, dat is opgericht bij artikel 59, lid 1, van Verordening (EU) nr. 514/2014.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Artikel 28
Evaluatie
Uiterlijk op 30 juni 2020 herzien het Europees Parlement en de Raad, op grond van een voorstel van de Commissie, deze verordening.
Artikel 29
Toepasselijkheid van Verordening (EU) nr. 514/2014
Op dit Fonds zijn de bepalingen van Verordening (EU) nr. 514/2014 van toepassing, onverminderd artikel 4 van deze verordening.
Artikel 30
Intrekking
Beschikkingen nr. 573/2007/EG, nr. 575/2007/EG en 2007/435/EG worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2014.
Artikel 31
Overgangsbepalingen
1. Deze verordening doet geen afbreuk aan de voortzetting of de wijziging, met inbegrip van de volledige of gedeeltelijke intrekking, van de betrokken projecten en jaarprogramma’s tot de afsluiting ervan of van financiële bijstandsverlening die door de Commissie is goedgekeurd op grond van Beschikkingen nr. 573/2007/EG, nr. 575/2007/EG en 2007/435/EG of andere wetgeving die op 31 december 2013 op die bijstandsverlening van toepassing is. Deze verordening doet geen afbreuk aan de voortzetting of de wijziging, met inbegrip van de volledige of gedeeltelijke intrekking, van financiële steun die door de Commissie is goedgekeurd op grond van Beschikking 2008/381/EG of andere wetgeving die op 31 december 2013 op die bijstand van toepassing is.
2. Wanneer zij besluiten neemt over medefinanciering uit hoofde van deze verordening, neemt de Commissie de maatregelen in aanmerking die vóór 20 mei 2014 op grond van Beschikkingen nr. 573/2007/EG, nr. 575/2007/EG, 2007/435/EG en 2008/381/EG zijn genomen en die financiële gevolgen hebben tijdens de door die medefinanciering bestreken periode.
3. De voor medefinanciering vastgelegde bedragen die door de Commissie tussen 1 januari 2011 en 31 december 2014 zijn goedgekeurd en waarvoor de voor afsluiting van de acties vereiste documenten op de uiterste datum voor indiening van het eindverslag nog niet bij de Commissie zijn ingediend, worden door de Commissie uiterlijk op 31 december 2017 ambtshalve vrijgemaakt en geven aanleiding tot terugbetaling van de onverschuldigd betaalde bedragen.
4. Bedragen die verband houden met acties die zijn geschorst wegens een gerechtelijke procedure of een administratief beroep met schorsende werking, worden bij de berekening van de ambtshalve vrij te maken bedragen buiten beschouwing gelaten.
5. Uiterlijk op 30 juni 2015 dienen de lidstaten voor de periode 2011-2013 bij de Commissie evaluatieverslagen in over de resultaten en de effecten van acties die op grond van Beschikkingen nr. 573/2007/EG, nr. 575/2007/EG en 2007/435/EG zijn medegefinancierd.
6. Uiterlijk op 31 december 2015 dient de Commissie voor de periode 2011-2013 verslagen van de evaluatie achteraf op grond van Beschikkingen nr. 573/2007/EG, nr. 575/2007/EG en 2007/435/EG in bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s.
Artikel 32
Inwerkingtreding en toepassing
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2014.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.
Gedaan te Straatsburg, 16 april 2014.
Voor het Europees Parlement
De voorzitter
M. SCHULZ
Voor de Raad
De voorzitter
D. KOURKOULAS
(1) PB C 299 van 4.10.2012, blz. 108.
(2) PB C 277 van 13.9.2012, blz. 23.
(3) Standpunt van het Europees Parlement van 13 maart 2014 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 14 april 2014.
(4) Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (PB L 337 van 20.12.2011, blz. 9).
(5) Verordening (EU) nr. 439/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 tot oprichting van een Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (PB L 132 van 29.5.2010, blz. 11).
(6) Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).
(7) Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB L 348 van 24.12.2008, blz. 98).
(8) Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1).
(9) Verordening (EG) nr. 862/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende communautaire statistieken over migratie en internationale bescherming en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 311/76 van de Raad betreffende de opstelling van statistieken over buitenlandse werknemers (PB L 199 van 31.7.2007, blz. 23).
(10) Beschikking nr. 573/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 tot instelling van het Europees Vluchtelingenfonds voor de periode 2008-2013 als onderdeel van het algemeen programma „Solidariteit en beheer van de migratiestromen” en tot intrekking van Beschikking 2004/904/EG van de Raad (PB L 144 van 6.6.2007, blz. 1).
(11) Beschikking 2007/435/EG van de Raad van 25 juni 2007 tot oprichting van het Europees Fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen voor de periode 2007-2013 als onderdeel van het algemeen programma „Solidariteit en beheer van de migratiestromen” (PB L 168 van 28.6.2007, blz. 18).
(12) Beschikking nr. 575/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 tot oprichting van het Europees Terugkeerfonds voor de periode 2008-2013 als onderdeel van het algemeen programma „Solidariteit en beheer van de migratiestromen” (PB L 144 van 6.6.2007, blz. 45).
(13) Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen (PB L 212 van 7.8.2001, blz. 12).
(14) Beschikking 2008/381/EG van de Raad van 14 mei 2008 betreffende het opzetten van een Europees migratienetwerk (PB L 131 van 21.5.2008, blz. 7).
(15) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(16) Verordening (EU) nr. 514/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling van de algemene bepalingen inzake het Fonds voor asiel, migratie en integratie en inzake het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheersing (zie bladzijde 112 van dit Publicatieblad).
(17) Verordening (EU) nr. 513/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot vaststelling, als onderdeel van het Fonds voor interne veiligheid, van het instrument voor financiële steun voor politiële samenwerking, voorkoming en bestrijding van criminaliteit, en crisisbeheersing en tot intrekking van Besluit 2007/125/JBZ van de Raad (zie bladzijde 93 van dit Publicatieblad).
(18) Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).
(19) Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB L 180 van 29.6.2013, blz. 31).
(20) Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (PB L 251 van 3.10.2003, blz. 12).
BIJLAGE I
Meerjarige uitsplitsing per lidstaat voor de periode 2014-2020 (in EUR)
Lidstaat |
Minimumbedrag |
% gemiddelde toewijzingen in 2011-2013 EVF+EIF+ERF |
Gemiddeld bedrag 2011-2013 |
TOTAAL |
AT |
5 000 000 |
2,65 % |
59 533 977 |
64 533 977 |
BE |
5 000 000 |
3,75 % |
84 250 977 |
89 250 977 |
BG |
5 000 000 |
0,22 % |
5 006 777 |
10 006 777 |
CY |
10 000 000 |
0,99 % |
22 308 677 |
32 308 677 |
CZ |
5 000 000 |
0,94 % |
21 185 177 |
26 185 177 |
DE |
5 000 000 |
9,05 % |
203 416 877 |
208 416 877 |
EE |
5 000 000 |
0,23 % |
5 156 577 |
10 156 577 |
ES |
5 000 000 |
11,22 % |
252 101 877 |
257 101 877 |
FI |
5 000 000 |
0,82 % |
18 488 777 |
23 488 777 |
FR |
5 000 000 |
11,60 % |
260 565 577 |
265 565 577 |
GR |
5 000 000 |
11,32 % |
254 348 877 |
259 348 877 |
HR |
5 000 000 |
0,54 % |
12 133 800 |
17 133 800 |
HU |
5 000 000 |
0,83 % |
18 713 477 |
23 713 477 |
IE |
5 000 000 |
0,65 % |
14 519 077 |
19 519 077 |
IT |
5 000 000 |
13,59 % |
305 355 777 |
310 355 777 |
LT |
5 000 000 |
0,21 % |
4 632 277 |
9 632 277 |
LU |
5 000 000 |
0,10 % |
2 160 577 |
7 160 577 |
LV |
5 000 000 |
0,39 % |
8 751 777 |
13 751 777 |
MT |
10 000 000 |
0,32 % |
7 178 877 |
17 178 877 |
NL |
5 000 000 |
3,98 % |
89 419 077 |
94 419 077 |
PL |
5 000 000 |
2,60 % |
58 410 477 |
63 410 477 |
PT |
5 000 000 |
1,24 % |
27 776 377 |
32 776 377 |
RO |
5 000 000 |
0,75 % |
16 915 877 |
21 915 877 |
SE |
5 000 000 |
5,05 % |
113 536 877 |
118 536 877 |
SI |
5 000 000 |
0,43 % |
9 725 477 |
14 725 477 |
SK |
5 000 000 |
0,27 % |
5 980 477 |
10 980 477 |
UK |
5 000 000 |
16,26 % |
365 425 577 |
370 425 577 |
Totaal lidstaten |
145 000 000 |
100,00 % |
2 247 000 000 |
2 392 000 000 |
BIJLAGE II
Lijst van specifieke acties bedoeld in artikel 16
1. |
Oprichting en ontwikkeling in de Unie van transit- en verwerkingscentra voor vluchtelingen, met name ter ondersteuning van hervestigingsoperaties in samenwerking met het UNHCR |
2. |
Nieuwe benaderingen, in samenwerking met het UNHCR, betreffende de toegang tot asielprocedures gericht op de belangrijkste doorreislanden, zoals beschermingsprogramma’s voor bijzondere groepen of bepaalde procedures voor de behandeling van asielaanvragen |
3. |
Gezamenlijke initiatieven van lidstaten op het gebied van integratie, zoals het vaststellen van benchmarks, intercollegiale toetsingen of toetsing van Europese modules, bijvoorbeeld met betrekking tot de verwerving van taalvaardigheden of de organisatie van introductieprogramma’s en ter verbetering van de beleidscoördinatie tussen de lidstaten, de regio’s en de plaatselijke autoriteiten |
4. |
Gezamenlijke initiatieven voor het identificeren en uitvoeren van nieuwe benaderingen met betrekking tot de procedures bij het eerste contact, en beschermingsnormen en bijstand voor niet-begeleide minderjarigen |
5. |
Gezamenlijke terugkeeroperaties, met inbegrip van gezamenlijke acties tot uitvoering van overnameovereenkomsten van de Unie |
6. |
Gezamenlijke herintegratieprojecten in de landen van herkomst met het oog op duurzame terugkeer, alsmede gezamenlijke acties ter vergroting van de capaciteit van derde landen om met de Unie gesloten overnameovereenkomsten uit te voeren |
7. |
Gezamenlijke initiatieven voor herstel van de eenheid van het gezin en de herintegratie van niet-begeleide minderjarigen in hun land van herkomst |
8. |
Gezamenlijke initiatieven van lidstaten op het gebied van legale migratie, met inbegrip van het opzetten van gezamenlijke migratiecentra in derde landen, alsmede gezamenlijke projecten tussen de lidstaten ter bevordering van het gebruik van uitsluitend legale migratiekanalen en voorlichting over de gevaren van illegale immigratie. |
BIJLAGE III
Lijst van gemeenschappelijke hervestigingsprioriteiten van de Unie
1. |
Regionaal beschermingsprogramma in Oost-Europa (Belarus, Moldavië, Oekraïne) |
2. |
Regionaal beschermingsprogramma in de Hoorn van Afrika (Djibouti, Kenia, Jemen) |
3. |
Regionaal beschermingsprogramma in Noord-Afrika (Egypte, Libië, Tunesië) |
4. |
Vluchtelingen in de regio Oost-Afrika/Grote Merengebied |
5. |
Iraakse vluchtelingen in Syrië, Libanon en Jordanië |
6. |
Iraakse vluchtelingen in Turkije |
7. |
Syrische vluchtelingen in de regio |
BIJLAGE IV
Lijst van gemeenschappelijke indicatoren voor het meten van de specifieke doelstellingen
a) |
Het versterken en ontwikkelen van alle aspecten van het Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel, met inbegrip van de externe dimensie ervan
|
b) |
Het ondersteunen van legale migratie naar de lidstaten overeenkomstig hun economische en sociale behoeften zoals arbeidsmarktbehoeften en het tegelijkertijd terugdringen van het misbruik van legale migratie, alsmede het bevorderen van de werkelijke integratie van onderdanen van derde landen:
|
c) |
Het bevorderen van billijke en doeltreffende terugkeerstrategieën in de lidstaten ter ondersteuning van de bestrijding van illegale immigratie, met nadruk op de duurzaamheid van terugkeer en werkelijke overname door de landen van herkomst en doorreis.
|
d) |
Het bevorderen van de solidariteit en verdeling van de verantwoordelijkheid tussen de lidstaten, met name ten aanzien van de lidstaten die het meest te maken hebben met migratie en asielstromen:
|