8.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 69/95


VERORDENING (EU) Nr. 218/2014 VAN DE COMMISSIE

van 7 maart 2014

tot wijziging van de bijlagen bij de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 2074/2005 van de Commissie

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 853/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong (1), en met name artikel 10, lid 1,

Gezien Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (2), en met name artikel 17, lid 1, en artikel 18, punten 3 en 10,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 853/2004 worden voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong vastgesteld. In bijlage II bij die verordening wordt voorgeschreven dat exploitanten van een levensmiddelenbedrijf die een slachthuis beheren, de informatie over de voedselketen aangaande alle andere dieren dan vrij wild die naar het slachthuis worden gebracht of daarvoor bestemd zijn, moeten opvragen, ontvangen, controleren en er actief gebruik van maken. Daaronder bevindt zich informatie over de gezondheidstoestand op het bedrijf van herkomst.

(2)

In Verordening (EU) nr. 216/2014 van de Commissie van 7 maart 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2075/2005 tot vaststelling van specifieke voorschriften voor de officiële controles op Trichinella in vlees (3) wordt voorzien in afwijkingen van de voorschriften voor het testen voor bedrijven die gecontroleerde huisvestingsomstandigheden toepassen. Die informatie moet daarom worden opgenomen in de informatie over de voedselketen die aan het slachthuis wordt verstrekt, opdat de lidstaten de juiste testregeling voor Trichinella kunnen toepassen.

(3)

In Verordening (EG) nr. 853/2004 worden de voorwaarden vastgesteld waaronder vlees van dieren waarbij een noodslachting is uitgevoerd, geschikt wordt geacht voor menselijke consumptie. Aangezien vlees van dieren waarbij een noodslachting is uitgevoerd en dat een vleeskeuring heeft doorstaan geen risico vormt voor de volksgezondheid, dienen het verplichte speciale gezondheidsmerk en de beperking dat dit vlees alleen op de markt mag worden gebracht in de lidstaat waar de noodslachting heeft plaatsgevonden uit de verordening te worden geschrapt en dient het verplichte speciale gezondheidsmerk voor vlees van dieren waarbij een noodslachting is uitgevoerd eveneens uit Verordening (EG) nr. 854/2004 te worden geschrapt.

(4)

Verordening (EG) nr. 854/2004 stelt specifieke voorschriften vast voor de organisatie van de officiële controles van producten van dierlijke oorsprong. Met name in bijlage I bij die verordening worden voorschriften vastgelegd voor antemortem- en postmortemkeuringen, met inbegrip van visuele onderzoeken, en voor specifieke risico’s bij vers vlees.

(5)

In Verordening (EG) nr. 854/2004 wordt bepaald dat officiële assistenten de officiële dierenarts kunnen bijstaan in officiële controles, met inachtneming van bepaalde restricties. Met betrekking tot de antemortemkeuring en de controle op het dierenwelzijn mogen officiële assistenten de officiële dierenarts bijstaan in de voorselectie van dieren die afwijkingen vertonen.

(6)

De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft op 3 oktober 2011 een wetenschappelijk advies aangenomen inzake de gevaren voor de volksgezondheid die moeten worden onderzocht tijdens vleeskeuringen (varkens) (4), waarin zij tot de conclusie kwam dat de palpaties en incisies die momenteel vereist zijn bij postmortemkeuringen een risico op kruisbesmetting inhouden. Om die kruisbesmetting te voorkomen, dienen de verplichte palpaties en incisies te worden afgeschaft voor normale dieren en dienen zij enkel te gelden voor dieren waarbij afwijkingen zijn vastgesteld. In haar advies stelt de EFSA dat de pathogenen die endocarditis veroorzaken bij varkens niet relevant zijn voor de volksgezondheid. Aangezien de routine-incisie van het hart niet noodzakelijk is om de veiligheid te waarborgen, dient deze insnijding niet langer verplicht te zijn.

(7)

In datzelfde advies stelt de EFSA dat salmonella een groot risico inhoudt voor de volksgezondheid voor de consumptie van varkensvlees en beveelt zij aan om de besmetting van varkenskarkassen met salmonella te voorkomen.

(8)

In hoofdstuk IX, sectie IV van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 854/2004 zijn voorschriften vastgesteld ten aanzien van de taken van de officiële dierenarts met betrekking tot specifieke risico’s. Ook voor salmonella zou de officiële dierenarts specifieke taken moeten uitvoeren, met name wanneer niet aan specifieke EU-wetgeving is voldaan. Met name het bestaande proceshygiënecriterium voor salmonella op karkassen, dat is vastgesteld in Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie van 15 november 2005 inzake microbiologische criteria voor levensmiddelen (5) en het afdwingen van maatregelen bij de exploitant van het levensmiddelenbedrijf bij gevallen van niet-naleving van specifieke EU-wetgeving zouden in de keuring van varkensvlees moeten worden opgenomen. Het toezicht is ook een kostenefficiënte manier om de informatie over de verplichte bewaking van salmonella in de productieketen voor varkensvlees te verstrekken zoals bepaald in Richtlijn 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake de bewaking van zoönoses en zoönoseverwekkers en houdende wijziging van Beschikking 90/424/EEG van de Raad en intrekking van Richtlijn 92/117/EEG van de Raad (6).

(9)

In Verordening (EG) nr. 2074/2005 van de Commissie van 5 december 2005 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen voor bepaalde producten die onder Verordening (EG) nr. 853/2004 vallen en voor de organisatie van officiële controles overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004, tot afwijking van Verordening (EG) nr. 852/2004 en tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 853/2004 en (EG) nr. 854/2004 (7), worden specifieke voorschriften vastgesteld voor de optionele visuele postmortemkeuring van varkens. Door de in deze verordening voorgestelde wijzigingen van de verplichte standaardprocedures voor postmortemkeuringen van Verordening (EG) nr. 854/2004 worden de voorschriften voor optionele visuele inspecties van varkens zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 2074/2005 irrelevant voor varkens. Deze voorschriften dienen daarom te worden gewijzigd.

(10)

De in de verordening opgenomen voorschriften vereisen een aanpassing van de huidige praktijken, zowel voor exploitanten van levensmiddelenbedrijven als voor de bevoegde autoriteiten. Het is daarom zinvol om te voorzien in een uitgestelde toepassing van deze verordening.

(11)

De Verordeningen (EG) nr. 853/2004, (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 2074/2005 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(12)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid, en het Europees Parlement noch de Raad hebben zich daartegen verzet,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijziging van Verordening (EG) nr. 853/2004

Verordening (EG) nr. 853/2004 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In bijlage II, sectie III, wordt punt 3, onder a), vervangen door:

„a)

de gezondheidstoestand op het bedrijf van herkomst of de regionale diergezondheidsstatus, en of het bedrijf officieel erkend is voor de toepassing van gecontroleerde huisvestingsomstandigheden voor Trichinella overeenkomstig bijlage IV, hoofdstuk I, punt A, van Verordening (EG) nr. 2075/2005 van de Commissie (8);

2)

In bijlage III, sectie I, hoofdstuk VI, wordt punt 9 geschrapt.

Artikel 2

Wijziging van Verordening (EG) nr. 854/2004

Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 854/2004 wordt als volgt gewijzigd:

1)

In sectie I, hoofdstuk III, wordt punt 7 geschrapt.

2)

In sectie III, hoofdstuk I, wordt punt 2 vervangen door:

„2.

met betrekking tot de antemortemkeuring en de controle op het dierenwelzijn mogen officiële assistenten alleen helpen bij louter praktische werkzaamheden, bijvoorbeeld bij de voorselectie van dieren die afwijkingen vertonen;”.

3)

In sectie IV, hoofdstuk IV, deel B, worden de punten 1 en 2 vervangen door:

„1.

Karkassen en slachtafval van varkens worden bij de postmortemkeuring aan de volgende procedures onderworpen:

a)

visueel onderzoek van de kop en de keel. De mond, de keelholte en de tong moeten visueel worden onderzocht;

b)

visueel onderzoek van de longen, de luchtpijp en de slokdarm;

c)

visueel onderzoek van het hartzakje en het hart;

d)

visueel onderzoek van het middenrif;

e)

visueel onderzoek van de lever en de lymfklieren aan de lever en aan de alvleesklier (Lnn. portales);

f)

visueel onderzoek van het maag-darmkanaal, het mesenterium en de lymfklieren behorende bij de magen en het mesenterium (Lnn. gastrici, mesenterici, craniales et caudales);

g)

visueel onderzoek van de milt;

h)

visueel onderzoek van de nieren;

i)

visueel onderzoek van het borstvlies en het buikvlies;

j)

visueel onderzoek van de geslachtsorganen (behalve de penis, als die reeds verwijderd is);

k)

visueel onderzoek van de uier en de lymfklieren daarvan (Lnn. supramammarii);

l)

visueel onderzoek van de navelstreek en de gewrichten bij jonge dieren.

2.

Wanneer de epidemiologische of andere gegevens van het bedrijf van herkomst van de dieren, de informatie over de voedselketen of de bevindingen van de antemortemkeuring en/of postmortem visuele opsporing van relevante afwijkingen mogelijke risico’s voor de volksgezondheid, de diergezondheid of het dierenwelzijn aan het licht brengen, moeten de karkassen en het slachtafval van varkens aanvullende postmortemkeuringen ondergaan waarbij gebruik wordt gemaakt van incisies en palpaties. Naargelang van de vastgestelde risico’s kunnen de volgende procedures nodig zijn:

a)

insnijding en onderzoek van de lymfklieren van de onderkaak (Lnn. mandibulares);

b)

palpatie van de longen en van de bronchiale en de mediastinale lymfklieren (Lnn. bifucationes, eparteriales et mediastinales). In de luchtpijp en de voornaamste vertakkingen van de bronchiën moet een overlangse snede worden aangebracht en in het onderste derde gedeelte van de longen dient een dwarssnede te worden aangebracht door de voornaamste vertakkingen van de luchtpijp; deze insnijdingen zijn evenwel niet vereist wanneer de longen niet voor menselijke consumptie bestemd zijn;

c)

overlangse insnijding van het hart waardoor de beide kamers worden geopend en de scheidingswand ervan wordt ingesneden;

d)

palpatie van de lever en de lymfklieren aan de lever;

e)

palpatie van de lymfklieren behorende bij de magen en het mesenterium en, indien nodig, insnijding van die lymfklieren;

f)

palpatie van de milt;

g)

indien nodig insnijding van de nieren en hun lymfklieren (Lnn. renales);

h)

insnijding van de lymfklieren van de uier;

i)

palpatie van de navelstreek en de gewrichten bij jonge dieren en, indien nodig, insnijding in de navelstreek en opensnijden van de gewrichten.”.

4)

In sectie IV, hoofdstuk IX, wordt het volgende deel G toegevoegd:

„G.    Salmonella spp.

1.

Onverminderd de eerste alinea van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 2073/2005 van de Commissie (9) ziet de bevoegde autoriteit toe op de correcte tenuitvoerlegging van punt 2.1.4 (proceshygiënecriterium voor salmonella op varkenskarkassen) van bijlage I bij die verordening door de exploitanten van levensmiddelenbedrijven door toepassing van de volgende maatregelen:

a)

officiële bemonstering met dezelfde methode en bemonsteringsplaats als de exploitanten van de levensmiddelenbedrijven. In elk slachthuis worden elk jaar ten minste 49 (10) willekeurige monsters genomen. Voor kleine slachthuizen kan dit aantal monsters worden verlaagd op basis van een risico-evaluatie; en/of

b)

vergaring van alle informatie over het totale aantal monsters en het aantal positieve monsters voor salmonella dat werd afgenomen door de exploitanten van levensmiddelenbedrijven, overeenkomstig artikel 5, lid 5, van Verordening (EG) nr. 2073/2005, in het kader van punt 2.1.4 van bijlage I bij die verordening; en/of

c)

vergaring van alle informatie over het totale aantal monsters en het aantal positieve monsters voor salmonella dat werd genomen in het kader van de nationale controleprogramma’s in de lidstaten of regio’s van de lidstaten waarvoor bijzondere waarborgen werden goedgekeurd in overeenstemming met artikel 8 van Verordening (EG) nr. 853/2004 ten aanzien van de productie van varkensvlees.

2.

Als het proceshygiënecriterium herhaaldelijk niet wordt nageleefd, eist de bevoegde autoriteit een actieplan van de betrokken exploitant van het levensmiddelenbedrijf en ziet zij nauw toe op de resultaten van dat actieplan.

3.

Over het totale aantal monsters en het aantal positieve monsters voor salmonella wordt in voorkomend geval verslag uitgebracht overeenkomstig artikel 9, lid 1, van Richtlijn 2003/99/EG van het Europees Parlement en de Raad (11), waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de monsters genomen overeenkomstig lid 1, onder a), b) en c).

Artikel 3

Wijziging van Verordening (EG) nr. 2074/2005

In punt 3 van bijlage VI ter bij Verordening (EG) nr. 2074/2005 wordt punt a) geschrapt.

Artikel 4

Inwerkingtreding

De onderhavige verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juni 2014.

Deel G, punt 3, in sectie IV, hoofdstuk IX, van bijlage I bij Verordening (EG) nr. 854/2004 is echter van toepassing met ingang van 1 januari 2015.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 maart 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 55.

(2)  PB L 139 van 30.4.2004, blz. 206.

(3)  Zie bladzijde 85 van dit Publicatieblad.

(4)  EFSA Journal 2011; 9(10):2351.

(5)  PB L 338 van 22.12.2005, blz. 1.

(6)  PB L 325 van 12.12.2003, blz. 31.

(7)  PB L 338 van 22.12.2005, blz. 27.

(8)  PB L 338 van 22.12.2005, blz. 60.”.

(9)  PB L 338 van 22.12.2005, blz. 1.

(10)  Als alle resultaten negatief zijn, biedt dit 95 % statistische zekerheid dat de prevalentie minder dan 6 % bedraagt.

(11)  PB L 325 van 12.12.2003, blz. 31.”.