16.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 359/155


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 12 december 2014

betreffende de gelijkwaardigheid van de toezicht- en reguleringsvereisten van bepaalde derde landen en grondgebieden ten behoeve van de behandeling van blootstellingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

(2014/908/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012 (1), en met name artikel 107, lid 4, artikel 114, lid 7, artikel 115, lid 4, artikel 116, lid 5, en artikel 142, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Instellingen moeten, gezien de verschillende geografische contexten waarin zij opereren, kapitaalvereisten vervullen die voldoende de risico's weergeven welke die instellingen op zich hebben genomen, inclusief kredietrisico. Het door instellingen gelopen kredietrisico in verband met blootstellingen aan buiten de Unie gevestigde entiteiten wordt, bij overigens gelijke factoren, bepaald door de kwaliteit van het in het betrokken derde land ten uitvoer gelegde toepasselijke reguleringskader en toezicht.

(2)

Artikel 107, lid 3, van Verordening (EU) nr. 575/2013 staat instellingen slechts toe blootstellingen met betrekking tot uit een derde land afkomstige beleggingsondernemingen, kredietinstellingen en beurzen als blootstellingen met betrekking tot instellingen te behandelen voor zover het derde land op die entiteit toezicht- en reguleringsvereisten toepast die ten minste gelijkwaardig zijn aan die welke in de Unie worden toegepast.

(3)

Artikel 114, lid 7, artikel 115, lid 4, en artikel 116, lid 5, van Verordening (EU) nr. 575/2013 stellen specifieke risicogewichten vast voor blootstellingen met betrekking tot centrale overheden, centrale banken, regionale overheden, lokale overheden en publiekrechtelijke lichamen die in derde landen gevestigd zijn en toezicht- en reguleringsstelsels toepassen die ten minste gelijkwaardig zijn aan die welke in de Unie worden toegepast.

(4)

Artikel 153 van Verordening (EU) nr. 575/2013 stelt de formule vast voor de berekening van de risicogewogen posten voor blootstellingen met betrekking tot ondernemingen, instellingen, centrale overheden en centrale banken op basis van de interneratingbenadering (IRB) en beschrijft gedetailleerd de voor de berekening te gebruiken parameters, inclusief de correlatiecoëfficiënt. Artikel 153, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 stelt de correlatiecoëfficiënt vast die voor grote entiteiten uit de financiële sector geldt. Volgens artikel 142, lid 1, punt 4, onder b), van die verordening moet de entiteit uit de financiële sector of een van haar dochterondernemingen om onder de definitie van „grote entiteit uit de financiële sector” te vallen, onderworpen zijn aan het recht van een derde land dat toezicht- en reguleringsvereisten toepast die ten minste gelijkwaardig zijn aan die welke in de Unie worden toegepast.

(5)

Om de passende risicogewogen posten voor de berekening van de kapitaalvereisten voor het kredietrisico in verband met blootstellingen aan bepaalde categorieën van entiteiten die in derde landen gevestigd zijn te berekenen, heeft de Commissie de gelijkwaardigheid van de toezicht- en reguleringsstelsels van derde landen aan de overeenkomstige toezicht- en reguleringsstelsels in de Unie beoordeeld.

(6)

De gelijkwaardigheid is bepaald door een resultaatgerichte analyse van de toezicht- en reguleringsstelsels van het derde land waarbij wordt nagegaan of deze dezelfde algemene doelstellingen als de toezicht- en reguleringsstelsels van de Unie kunnen bereiken. De doelstellingen behelzen met name de stabiliteit en integriteit van zowel het binnenlandse als het mondiale financiële stelsel in zijn geheel; de effectiviteit en toereikendheid van de bescherming van inleggers en andere consumenten van financiële diensten; de samenwerking tussen verschillende actoren van het financiële stelsel, waaronder regulerende en toezichthoudende instanties; de onafhankelijkheid en de effectiviteit van toezicht; en de effectieve tenuitvoerlegging en handhaving van desbetreffende internationaal overeengekomen standaarden. Om dezelfde algemene doelstellingen van de toezicht- en reguleringsstelsels van de Unie te bereiken, moeten de toezicht- en reguleringsstelsels van het derde land aan een reeks operationele, organisatorische en toezichtstandaarden voldoen die de essentiële elementen weergeven van de toezicht- en reguleringsvereisten van de Unie die voor betrokken categorieën van financiële stelsels gelden. Rekening houdend met onafhankelijke beoordelingen door de internationale organisaties, zoals die welke zijn uitgevoerd door het Bazelse Comité voor bankentoezicht, het Internationaal Monetair Fonds en de Internationale Organisatie van effectentoezichthouders, heeft de Commissie de toezicht- en reguleringsstelsels van bepaalde derde landen beoordeeld die voor kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en beurzen gelden. Aan de hand van deze analyse heeft de Commissie de gelijkwaardigheid van stelsels van derde landen kunnen beoordelen ten behoeve van het bepalen van de behandeling van de betrokken categorieën van blootstellingen als vermeld in de artikelen 107, 114, 115, 116 en 142 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

(7)

Voor de toepassing van de artikelen 114, 115 en 116 van Verordening (EU) nr. 575/2013 moet de gelijkwaardigheid worden bepaald met betrekking tot de toezicht- en reguleringsstelsels die voor kredietinstellingen gelden aangezien deze stelsels gewoonlijk de risicogewichten voor de berekening van de kapitaalvereisten voor kredietrisico vaststellen.

(8)

Voor de toepassing van artikel 142, lid 1, punt 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 575/2013 beperkt de gelijkwaardigheidsbeoordeling zich tot de toezicht- en reguleringsstelsels die gelden voor ondernemingen uit derde landen met een hoofdbedrijf dat vergelijkbaar is met dat van een kredietinstelling of een beleggingsonderneming, in overeenstemming met de definitie in artikel 4, lid 1, punt 27, van die verordening.

(9)

Ingevolge de beoordeling blijkt dat in Australië, Brazilië, Canada, China, Guernsey, Hongkong, India, het eiland Man, Japan, Jersey, Mexico, Monaco, Saoedi-Arabië, Singapore, Zuid-Afrika, Zwitserland en de VS toezicht- en reguleringsstelsels in werking zijn die voldoen aan een reeks operationele, organisatorische en toezichtstandaarden welke de essentiële elementen weergeven van de toezicht- en reguleringsstelsels van de Unie die voor kredietinstellingen gelden. Daarom is het passend voor de toepassing van artikel 107, lid 4, en artikel 142, lid 1, punt 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 575/2013 de toezicht- en reguleringsstelsels voor in die derde landen en grondgebieden gevestigde kredietinstellingen als ten minste gelijkwaardig aan die welke in de Unie worden toegepast te beschouwen.

(10)

Ingevolge de beoordeling blijkt dat in Australië, Brazilië, Canada, China, Mexico, Saoedi-Arabië, Singapore, Zuid-Afrika en de VS toezicht- en reguleringsstelsels in werking zijn die voldoen aan een reeks operationele, organisatorische en toezichtstandaarden welke de essentiële elementen weergeven van de toezicht- en reguleringsstelsels van de Unie die voor beleggingsondernemingen gelden. Daarom is het passend voor de toepassing van artikel 107, lid 4, en artikel 142, lid 1, punt 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 575/2013 de toezicht- en reguleringsvereisten die voor in die derde landen gevestigde beleggingsondernemingen gelden als ten minste gelijkwaardig aan die welke in de Unie worden toegepast te beschouwen.

(11)

Ingevolge de beoordeling blijkt dat in Brazilië, Canada, China, India, Japan, Mexico, Saoedi-Arabië, Singapore, Zuid-Afrika en de VS toezicht- en reguleringsstelsels in werking zijn die voldoen aan een reeks operationele standaarden welke de essentiële elementen weergeven van de toezicht- en reguleringsstelsels van de Unie die voor beurzen gelden. Daarom is het passend de toezicht- en reguleringsvereisten van die derde landen welke voor beurzen gelden als ten minste gelijkwaardig te beschouwen aan die welke in de Unie gelden voor de toepassing van artikel 107, lid 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013 als beperkt tot blootstellingen aan in die derde landen gevestigde beurzen.

(12)

Het enige doel van dit besluit is de gelijkwaardigheid te bepalen ten behoeve van het toekennen van risicogewichten op basis van de artikelen 107, 114, 115, 116 en 142 van Verordening (EU) nr. 575/2013.

(13)

De lijst van derde landen en grondgebieden die voor de toepassing van dit besluit als gelijkwaardig worden beschouwd is niet definitief. De Commissie, met hulp van de Europese Bankautoriteit, zal regelmatig de ontwikkeling van de toezicht- en reguleringsstelsels van derde landen en grondgebieden blijven volgen met het oog op het actualiseren, als passend en ten minste om de 5 jaar, van de lijsten van derde landen en grondgebieden als vastgesteld in dit besluit in het licht met name van de constante ontwikkeling van toezicht- en reguleringsstelsels, in de Unie en op mondiaal niveau, en rekening houdend met nieuwe beschikbare bronnen van toepasselijke informatie.

(14)

De regelmatige toetsing van de prudentiële en toezichtvereisten die in derde landen en grondgebieden als opgenomen in de bijlagen gelden, mogen er niet aan in de weg staan dat de Commissie te allen tijde buiten de algemene toetsing om een specifieke toetsing betreffende een individueel derde land of grondgebied uitvoert indien desbetreffende ontwikkelingen het noodzakelijk maken dat de Commissie de bij dit besluit verleende erkenning herbeoordeelt. Een dergelijke herbeoordeling kan tot de intrekking van de erkenning van gelijkwaardigheid leiden.

(15)

De bepalingen in dit besluit houden nauw verband met elkaar aangezien zij betrekking hebben op de gelijkwaardigheid van de toezicht- en reguleringsvereisten van bepaalde derde landen en grondgebieden ten behoeve van de behandeling van blootstellingen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 575/2013. Om de samenhang te garanderen tussen die bepalingen, die op hetzelfde moment in werking moeten treden, en om de onder deze verplichtingen vallende instellingen een volledig beeld ervan en een compacte toegang ertoe te bieden, is het wenselijk bepaalde bij Verordening (EU) nr. 575/2013 vereiste uitvoeringshandelingen in één besluit op te nemen.

(16)

De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Europees Comité voor het Bankwezen.

(17)

Om een plotselinge verhoging van de kapitaalvereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen in de Unie te vermijden, moet dit besluit in werking treden op 1 januari 2015,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Gelijkwaardigheid van vereisten die gelden voor kredietinstellingen voor de toepassing van artikel 107, lid 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013

Voor de toepassing van artikel 107, lid 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013 worden de in bijlage I van dit besluit opgenomen derde landen en grondgebieden geacht op kredietinstellingen toezicht- en reguleringsstelsels toe te passen die gelijkwaardig zijn aan die welke in de Unie worden toegepast.

Artikel 2

Gelijkwaardigheid van vereisten die gelden voor beleggingsondernemingen voor de toepassing van artikel 107, lid 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013

Voor de toepassing van artikel 107, lid 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013 worden de in bijlage II van dit besluit opgenomen derde landen geacht op beleggingsondernemingen toezicht- en reguleringsstelsels toe te passen die gelijkwaardig zijn aan die welke in de Unie worden toegepast.

Artikel 3

Gelijkwaardigheid van vereisten die gelden voor beurzen voor de toepassing van artikel 107, lid 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013

Voor de toepassing van artikel 107, lid 4, van Verordening (EU) nr. 575/2013 worden de in bijlage III van dit besluit opgenomen derde landen geacht op beurzen toezicht- en reguleringsstelsels toe te passen die gelijkwaardig zijn aan die welke in de Unie worden toegepast.

Artikel 4

Gelijkwaardigheid van vereisten die gelden voor blootstellingen met betrekking tot centrale overheden, centrale banken, regionale overheden, lokale overheden en publiekrechtelijke lichamen voor de toepassing van de artikelen 114, 115 en 116 van Verordening (EU) nr. 575/2013

Voor de toepassing van artikel 114, lid 7, artikel 115, lid 4, en artikel 116, lid 5, van Verordening (EU) nr. 575/2013 worden de in bijlage IV van dit besluit opgenomen derde landen en grondgebieden geacht toezicht- en reguleringsstelsels toe te passen die gelijkwaardig zijn aan die welke in de Unie op kredietinstellingen worden toegepast.

Artikel 5

Gelijkwaardigheid van vereisten die gelden voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen voor de toepassing van artikel 142 van Verordening (EU) nr. 575/2013

Voor de toepassing van artikel 142, lid 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 worden de in bijlage V van dit besluit opgenomen derde landen en grondgebieden geacht toezicht- en reguleringsstelsels toe te passen die gelijkwaardig zijn aan die welke in de Unie worden toegepast.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.

Gedaan te Brussel, 12 december 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 176 van 27.6.2013, blz. 1.


BIJLAGE I

LIJST VAN DERDE LANDEN EN GRONDGEBIEDEN VOOR DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 1 (KREDIETINSTELLINGEN)

1.

Australië

2.

Brazilië

3.

Canada

4.

China

5.

Guernsey

6.

Hongkong

7.

India

8.

Eiland Man

9.

Japan

10.

Jersey

11.

Mexico

12.

Monaco

13.

Saudi-Arabië

14.

Singapore

15.

Zuid-Afrika

16.

Zwitserland

17.

Verenigde Staten


BIJLAGE II

LIJST VAN DERDE LANDEN VOOR DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 2 (BELEGGINGSONDERNEMINGEN)

1.

Australië

2.

Brazilië

3.

Canada

4.

China

5.

Mexico

6.

Saudi-Arabië

7.

Singapore

8.

Zuid-Afrika

9.

Verenigde Staten


BIJLAGE III

LIJST VAN DERDE LANDEN VOOR DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 3 (BEURZEN)

1.

Brazilië

2.

Canada

3.

China

4.

India

5.

Japan

6.

Mexico

7.

Saudi-Arabië

8.

Singapore

9.

Zuid-Afrika

10.

Verenigde Staten


BIJLAGE IV

LIJST VAN DERDE LANDEN EN GRONDGEBIEDEN VOOR DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 4 (KREDIETINSTELLINGEN)

1.

Australië

2.

Brazilië

3.

Canada

4.

China

5.

Guernsey

6.

Hongkong

7.

India

8.

Eiland Man

9.

Japan

10.

Jersey

11.

Mexico

12.

Monaco

13.

Saudi-Arabië

14.

Singapore

15.

Zuid-Afrika

16.

Zwitserland

17.

Verenigde Staten


BIJLAGE V

LIJST VAN DERDE LANDEN EN GRONDGEBIEDEN VOOR DE TOEPASSING VAN ARTIKEL 5 (KREDIETINSTELLINGEN EN BELEGGINGSONDERNEMINGEN)

Kredietinstellingen:

1.

Australië

2.

Brazilië

3.

Canada

4.

China

5.

Guernsey

6.

Hongkong

7.

India

8.

Eiland Man

9.

Japan

10.

Jersey

11.

Mexico

12.

Monaco

13.

Saudi-Arabië

14.

Singapore

15.

Zuid-Afrika

16.

Zwitserland

17.

Verenigde Staten

Beleggingsondernemingen:

1.

Australië

2.

Brazilië

3.

Canada

4.

China

5.

Mexico

6.

Saudi-Arabië

7.

Singapore

8.

Zuid-Afrika

9.

Verenigde Staten