1.12.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 345/1


BESLUIT VAN DE RAAD

van 1 december 2014

betreffende de kennisgeving door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland van de wens deel te nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis die zijn opgenomen in handelingen van de Unie op het gebied van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, en tot wijziging van Besluit 2000/365/EG en Besluit 2004/926/EG

(2014/857/EU)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Protocol nr. 36 betreffende de overgangsbepalingen (hierna „Protocol nr. 36”), gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 10, lid 5,

Gezien het Protocol nr. 19 betreffende het Schengenacquis dat is opgenomen in het kader van de Europese Unie (hierna „het Schengenprotocol”), gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 4,

Gezien de kennisgeving, op grond van artikel 10, lid 4 van Protocol nr. 36, door de regering van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (hierna „het Verenigd Koninkrijk”) in haar aan de voorzitter van de Raad gerichte brief van 24 juli 2013,

Gezien de kennisgeving, op grond van artikel 10, lid 5 van Protocol nr. 36, door de regering van het Verenigd Koninkrijk in haar brief aan de voorzitter van de Raad en aan de voorzitter van de Commissie die in werking treedt op 1 december 2014, van de wens deel te nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis die zijn opgenomen in handelingen van de Unie op het gebied van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Artikel 10, lid 4, van Protocol nr. 36 bepaalt dat het Verenigd Koninkrijk, uiterlijk zes maanden vóór het verstrijken van de overgangsperiode van vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, de Raad ervan in kennis kan stellen dat het, met betrekking tot de handelingen van de Unie op het gebied van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken die waren aangenomen vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, de bevoegdheden van de Commissie en het Hof van Justitie als bedoeld in artikel 10, lid 1, van Protocol nr. 36 niet aanvaardt.

(2)

Bij brief aan de voorzitter van de Raad van 24 juli 2013 heeft het Verenigd Koninkrijk van die mogelijkheid gebruikgemaakt door aan de Raad mede te delen dat het de bedoelde bevoegdheden van de Commissie en het Hof van Justitie niet aanvaardt, met als gevolg dat de bedoelde handelingen op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken vanaf 1 december 2014 niet meer van toepassing zijn op het Verenigd Koninkrijk.

(3)

Artikel 10, lid 5, van Protocol nr. 36 stelt het Verenigd Koninkrijk in staat de Raad kennis te geven van zijn wens deel te nemen aan bovenbedoelde handelingen, onder meer de handelingen die onderdeel zijn van het Schengenacquis, in dat geval moeten de betrokken bepalingen van het Schengenprotocol worden toegepast.

(4)

Bij brief aan de voorzitter van de Raad en aan de voorzitter van de Commissie die in werking treedt op 1 december 2014, heeft het Verenigd Koninkrijk van die mogelijkheid gebruikgemaakt door mede te delen dat het wenst deel te nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis die zijn opgenomen in handelingen van de Unie op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken waaraan het reeds deelnam op grond van Besluit 2000/365/EG van de Raad (1), Besluit 2004/926/EG van de Raad (2) en artikel 5, lid 1, van het Schengenprotocol.

(5)

Daarom moet worden vastgesteld aan welke tot het Schengenacquis behorende handelingen en bepalingen op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken het Verenigd Koninkrijk zal blijven deelnemen na de bovenbedoelde kennisgeving waarin het zijn wens daartoe heeft geuit, en moeten Besluit 2000/365/EG en Besluit 2004/926/EG derhalve worden gewijzigd.

(6)

Besluit 2000/365/EG en Besluit 2004/926/EG, zoals gewijzigd, zullen dus van toepassing blijven, met name wat betreft de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk mocht deelnemen en die geen handelingen en bepalingen op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken als bedoeld in artikel 10, lid 1, van Protocol nr. 36 zijn.

(7)

Evenzo zal het Verenigd Koninkrijk blijven deelnemen aan de handelingen en bepalingen van het Schengenacquis waaraan het reeds mocht deelnemen, en die, hoewel het gaat om handelingen en bepalingen op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken die zijn aangenomen vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, zijn gewijzigd bij een op het Verenigd Koninkrijk van toepassing zijnde handeling die is aangenomen na de inwerkingtreding van het genoemd Verdrag, en die daarom onder artikel 10, lid 2, van Protocol nr. 36 vallen. Dat is het geval voor het Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 september 1998 (3) over het Schengenevaluatiemechanisme dat is gewijzigd bij Verordening (EU) nr. 1053/2013 van de Raad (4), en voor de artikelen 48 tot en met 53 van de Overeenkomst van 1990 ter uitvoering van het Schengenakkoord van 14 juni 1985, alsmede voor de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie (5) en het bijbehorende Protocol (6), beiden gewijzigd bij Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad (7). Dit is eveneens het geval voor de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (8), gewijzigd bij het Protocol betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot die overeenkomst (9) (hierna „de Overeenkomst van 2008 inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis”).

(8)

Zoals vermeld in Besluit 2000/365/EG heeft het Verenigd Koninkrijk een bijzondere positie met betrekking tot de aangelegenheden die onder titel V van het derde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (het „VWEU”) vallen, zoals erkend in het Schengenprotocol, alsook in Protocol nr. 20 betreffende de toepassing van bepaalde aspecten van artikel 26 van het VWEU op het Verenigd Koninkrijk en Ierland (hierna „Protocol nr. 20”) en in Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht (hierna „Protocol nr. 21”), gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het VWEU. Gezien die bijzondere positie voorziet het Schengenprotocol in de mogelijkheid voor het Verenigd Koninkrijk om deel te nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis.

(9)

Overeenkomstig artikel 10, lid 5, van Protocol nr. 36, wordt met de deelneming van het Verenigd Koninkrijk aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis die zijn opgenomen in de handelingen van de Unie op het gebied van politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, zoals bepaald in dit besluit, de ruimst mogelijke deelneming van het Verenigd Koninkrijk aan het acquis van de Unie op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht hersteld, zonder de praktische toepasbaarheid van de verschillende onderdelen daarvan ernstig in het gedrang te brengen, en rekening houdend met hun onderlinge samenhang.

(10)

Zoals vermeld in Besluit 2000/365/EG, is het Schengenacquis opgevat en functioneert het als een samenhangend geheel dat ten volle moet worden aanvaard en toegepast door alle staten die de afschaffing van personencontroles aan hun gemeenschappelijke grenzen als beginsel onderschrijven.

(11)

De uitvoeringsbevoegdheid om de besluiten vast te stellen op grond van artikel 5, lid 1, en artikel 6, lid 1, van Besluit 2000/365/EG, volgens welke het Schengenacquis zal worden toegepast voor de Kanaaleilanden en het eiland Man en het desbetreffende acquis inzake het Schengeninformatiesysteem zal worden in werking gesteld voor het Verenigd Koninkrijk, moet aan de Raad worden overgedragen. Dit gebeurt met het oog op de specifieke rol die krachtens het Schengenprotocol aan de Raad is toebedeeld wat betreft het aanvaarden, bij eenparigheid van stemmen, van nieuwe deelnemers aan het Schengenacquis, maar ook met het oog op de hoge mate van onderling vertrouwen tussen de lidstaten die vereist is bij het onderzoeken of de voorwaarden voor de uitvoering van de bepalingen van het Schengeninformatiesysteem zijn vervuld, en vervolgens bij het nemen van het besluit krachtens hetwelk deze bepalingen voor het Verenigd Koninkrijk zullen worden toegepast. De Raad handelt met eenparigheid van stemmen van zijn in artikel 1 van het Schengenprotocol genoemde leden en de vertegenwoordiger van de regering van het Verenigd Koninkrijk.

(12)

Overeenkomstig artikel 2 van de Overeenkomst gesloten door de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen, inzake de vaststelling van de rechten en verplichtingen tussen, enerzijds, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en, anderzijds, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen, op de gebieden van het Schengenacquis die op deze staten van toepassing zijn (10), is in het Gemengd Comité, ingesteld krachtens artikel 3 van de Overeenkomst tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (11), overleg gepleegd over de voorbereiding van dit besluit overeenkomstig artikel 4 van die overeenkomst,

(13)

Overeenkomstig artikel 5 van de Overeenkomst van 2008 inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, is het Gemengd Comité, ingesteld krachtens artikel 3 van die overeenkomst, op de hoogte gebracht van de voorbereiding van dit besluit,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Met ingang van 1 december 2014 blijft het Verenigd Koninkrijk deelnemen aan enkele, in onderhavig besluit genoemde, bepalingen van het Schengenacquis, mede overeenkomstig Besluit 2000/365/EG en Besluit 2004/926/EG, zoals gewijzigd bij dit besluit.

Dit artikel laat handelingen en bepalingen van het Schengenacquis die sinds 1 december 2009 zijn aangenomen en waardoor het Verenigd Koninkrijk gebonden is overeenkomstig artikel 5, lid 1, van het Schengenprotocol en artikel 8, lid 2, van Besluit 2000/365/EG, onverlet.

Artikel 2

Besluit 2000/365/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

a)

punt a) wordt als volgt gewijzigd:

i)

in punt i):

wordt de verwijzing naar artikel „27” vervangen door artikel „27, lid 1”;

worden de woorden „met uitzondering van artikel 47, lid 2, onder c)” vervangen door „met uitzondering van artikel 47, lid 2, onder c), en lid 4;”;

ii)

de punten ii) en iii) worden vervangen door:

„ii)

Onderstaande bepalingen betreffende het Schengeninformatiesysteem:

Besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) (12);

Besluit 2007/171/EG van de Commissie van 16 maart 2007 tot vaststelling van de netwerkvereisten voor het Schengeninformatiesysteem II (derde pijler) (13);

;

b)

in punt b), worden de punten i) tot en met v) geschrapt en worden de punten vi), vii) en viii) vervangen door:

„i)

de op 19 december 1996 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken: artikel 6;

ii)

de op 19 december 1996 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Republiek Finland: artikel 5;

iii)

de op 19 december 1996 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Zweden: artikel 5;”

;

c)

in punt c), worden de punten i) en ii) vervangen door:

„SCH/Com-ex (94) 28 herz. (verklaring voor het met zich meevoeren van verdovende middelen en/of psychotrope stoffen bedoeld in artikel 75);

SCH/Com-ex (98) 26 def. (oprichting van de Permanente Commissie van de Schengenovereenkomst), onder voorbehoud van een interne afspraak tot bepaling van nadere voorschriften voor deelneming van deskundigen van het Verenigd Koninkrijk aan onder auspiciën van de betrokken groep van de Raad uitgevoerde opdrachten.”

;

d)

punt d) wordt geschrapt.

2)

De artikelen 2, 3 en 4 worden geschrapt.

3)

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

a)

in de tweede zin van lid 1, worden de woorden „De Raad neemt … een besluit over dit verzoek” vervangen door: „De Raad neemt … een uitvoeringsbesluit over dit verzoek”;

b)

lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

i)

in punt a):

wordt de verwijzing naar artikel „27” vervangen door artikel „27, lid 1”;

worden de woorden „met uitzondering van artikel 47, lid 2, onder c)” vervangen door „met uitzondering van artikel 47, lid 2, onder c), en lid 4”;

ii)

in punt b), worden de punten i) tot en met v) geschrapt en worden de punten vi), vii) en viii) vervangen door:

„i)

de op 19 december 1996 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken: artikel 6;

ii)

de op 19 december 1996 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Republiek Finland: artikel 5;

iii)

de op 19 december 1996 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Zweden: artikel 5.”

;

iii)

in punt c), wordt de lijst van handelingen vervangen door:

„SCH/Com-ex (94) 28 herz. (verklaring voor het met zich meevoeren van verdovende middelen en/of psychotrope stoffen bedoeld in artikel 75).”

;

iv)

punt d) wordt geschrapt.

4)

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

a)

de leden 1 en 2 worden vervangen door:

„1.   De in artikel 1, onder a), punt ii), genoemde bepalingen en de andere toepasselijke bepalingen betreffende het Schengeninformatiesysteem die sinds 1 december 2009 zijn aangenomen maar nog niet in werking gesteld, worden tussen het Verenigd Koninkrijk en de lidstaten en de andere staten waarvoor deze bepalingen reeds in werking zijn gesteld, bij een uitvoeringsbesluit van de Raad in werking gesteld wanneer de voorwaarden voor de toepassing van die bepalingen zijn vervuld.”

;

b)

de leden 3, 4 en 5 worden vernummerd, respectievelijk tot 2, 3 en 4;

c)

in lid 4, dat vernummerd wordt tot lid 3, worden de woorden „Besluiten krachtens de leden 1, 2 en 3” vervangen door „Uitvoeringsbesluiten krachtens de leden 1 en 2”.

5)

In artikel 7 wordt lid 1 geschrapt en wordt lid 2 het enige lid.

Artikel 3

Besluit 2004/926/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

In artikel 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

„Vanaf 1 december 2014 blijft het Verenigd Koninkrijk de in artikel 1, punt a), i), punt b) en punt c), en artikel 5, lid 2, van Besluit 2000/365/EG, zoals gewijzigd bij Besluit 2014/857/EU van de Raad (14), genoemde bepalingen alsmede de bepalingen van de in de bijlagen I en II bij dat besluit, zoals gewijzigd bij Besluit 2014/857/EU, genoemde handelingen toepassen.

.

2)

In bijlage I:

a)

wordt punt 4 geschrapt;

b)

worden de volgende punten toegevoegd.

„8.

Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad van 27 november 2008 over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (PB L 350 van 30.12.2008, blz. 60).

9.

Besluit 2008/149/JBZ van de Raad van 28 januari 2008 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 50).

10.

Besluit 2011/349/EU van de Raad van 7 maart 2011 betreffende de sluiting namens de Europese Unie van het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, met name betreffende de justitiële samenwerking in strafzaken en de politiële samenwerking (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 1).”

.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op 1 december 2014.

Gedaan te Brussel, 1 december 2014.

Voor de Raad

De voorzitter

S. GOZI


(1)  Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43).

(2)  Besluit 2004/926/EG van de Raad van 22 december 2004 betreffende de toepassing door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 395 van 31.12.2004, blz. 70).

(3)  Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 september 1998 betreffende de oprichting van de Permanente Commissie Schengenuitvoeringsovereenkomst (SCH/Com-ex (98) 26 def.) (PB L 239 van 22.9.2000, blz. 138).

(4)  Verordening (EU) nr. 1053/2013 van de Raad van 7 oktober 2013 betreffende de instelling van een evaluatiemechanisme voor de controle van en het toezicht op de toepassing van het Schengenacquis en houdende intrekking van het besluit van 16 september 1998 tot oprichting van de Permanente Schengenbeoordelings- en toepassingscommissie (PB L 295 van 6.11.2013, blz. 27).

(5)  Overeenkomst, vastgesteld door de Raad overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie (PB C 197 van 1.7.2000, blz. 3).

(6)  Protocol, vastgesteld door de Raad overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, bij de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie (PB C 326 van 21.11.2001, blz. 2).

(7)  Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken (PB L 130 van 1.5.2014, blz. 1).

(8)  PB L 53 van 27.2.2008, blz. 52.

(9)  Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 3).

(10)  PB L 15 van 20.1.2000, blz. 2.

(11)  PB L 176 van 10.7.1999, blz. 36.

(12)  PB L 205 van 7.8.2007, blz. 63.

(13)  PB L 79 van 20.3.2007, blz. 29.”

(14)  Besluit 2014/857/EU van de Raad van 1 december 2014 betreffende de kennisgeving door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland van de wens deel te nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis die zijn opgenomen in handelingen van de Unie op het gebied van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken, en tot wijziging van Besluit 2000/365/EG en Besluit 2004/926/EG (PB L 345 van 1.12.2014, blz. 1).”