12.7.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 205/76


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 10 juli 2014

betreffende het op de markt brengen, voor essentiële toepassingen, van biociden die koper bevatten

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 4611)

(Slechts de teksten in de Engelse, Griekse, Kroatische, en Spaanse taal zijn authentiek)

(2014/459/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1451/2007 van de Commissie van 4 december 2007 betreffende de tweede fase van het in artikel 16, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van biociden (1) bedoelde tienjarige werkprogramma, en met name artikel 5, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1896/2000 van de Commissie (2), is voor koper een kennisgeving ingediend voor gebruik in productsoort 11, zoals gedefinieerd in bijlage V bij Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad (3).

(2)

Binnen de voorgeschreven termijnen is geen volledig dossier ter ondersteuning van de opneming van koper in bijlage I, IA of IB bij Richtlijn 98/8/EG ingediend. Overeenkomstig Besluit 2012/78/EU van de Commissie (4) in samenhang met artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1451/2007, mag koper vanaf 1 februari 2013 niet langer op de markt worden gebracht voor gebruik in productsoort 11.

(3)

Overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 1451/2007 hebben Kroatië, Spanje, Ierland en Griekenland afzonderlijk aanvragen ingediend bij de Commissie om te kunnen toestaan dat biociden die koper bevatten voor een aantal toepassingen op de markt worden gebracht.

(4)

De Commissie heeft de aanvragen langs elektronische weg publiek beschikbaar gesteld.

(5)

Blijkens sommige aanvragen worden biociden die koper bevatten gebruikt om de groei van organismen in de belangrijkste watertoevoerleidingen van offshore olie- en gasplatforms en andere installaties op zee of aan de kust te verhinderen, wanneer dat gebruik essentieel is ter voorkoming van de blokkering van de toevoer van water dat o.a. dient voor verwerking, drink- en zwemwaterproductie, en bluswerkzaamheden, aangezien blokkering van die toevoer fataal kan zijn voor de gezondheid en veiligheid van het personeel van de installatie.

(6)

Blijkens sommige aanvragen worden biociden die koper bevatten bovendien gebruikt om de groei van organismen in de belangrijkste watertoevoerleidingen van schepen te verhinderen, wanneer dat gebruik essentieel is ter voorkoming van de blokkering van de toevoer van water dat in het hele pijpleiding- en watersysteem van een schip wordt gebruikt. Dit omvat de inwendige delen van alle pijpleidingen, zoals het brandbestrijdingssysteem, die van cruciaal belang zijn voor de veilige werking van het schip.

(7)

Er zijn tijdens de openbare raadpleging over deze aanvragen geen opmerkingen ontvangen. De lidstaten die de aanvragen hebben ingediend, hebben aangevoerd dat op hun grondgebied een voldoende aanbod van technisch en economisch haalbare alternatieven beschikbaar moet zijn om de groei van organismen te verhinderen ter vermindering van het risico dat de belangrijkste watertoevoerleidingen van offshore-installaties, in andere installaties op zee of aan de kust of op schepen worden geblokkeerd.

(8)

Het lijkt dan ook waarschijnlijk dat het niet verlenen van toestemming voor het gebruik van koper voor het voorkomen van de groei van organismen in de watertoevoer van offshore olie- en gasplatforms, in andere installaties op zee of aan de kust of op schepen, in die lidstaten thans een ernstig risico voor de volksgezondheid zou opleveren. Bovendien kunnen de kosten, logistieke en praktische haalbaarheid van het uitschakelen of vervangen van de huidige op koper gebaseerde systemen op schepen in vele gevallen prohibitief zijn. Ook als vervanging haalbaar is, kan dit enige tijd in beslag nemen. Daarom moeten de gevraagde afwijkingen voor essentiële toepassingen worden toegestaan.

(9)

Tenzij onverwijld een volledige aanvraag voor goedkeuring van het gebruik van koper in productsoort 11 wordt ingediend, moeten gebruikers van biociden die koper bevatten echter alternatieve methoden toepassen voor het voorkomen van de groei van organismen. Het is bijgevolg passend te eisen dat in een dergelijk geval de gebruikers in die lidstaten tijdig actief worden geïnformeerd om hen in staat te stellen die alternatieve methoden te gebruiken vóór de biociden die koper bevatten van de markt moeten worden gehaald,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Mits Kroatië, Spanje, Ierland en Griekenland voldoen aan de voorwaarden van artikel 5, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1451/2007 mogen zij toestemming verlenen om biociden die koper bevatten op de markt te brengen (EG nummer 231-159-6; CAS-nummer 7440-50-8) voor het in de bijlage bij dit besluit aangeduide gebruik.

2.   Indien dossiers inzake de goedkeuring van dergelijk gebruik van koper voor productsoort 11 uiterlijk op 31 december 2014 zijn ingediend en door de beoordelende lidstaat als volledig zijn aangemerkt, mogen Kroatië, Spanje, Ierland en Griekenland tot de in artikel 89 van Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad (5) gestelde termijn voor gevallen waarin een stof al dan niet is goedgekeurd, toestemming blijven verlenen om die producten op de markt te brengen.

3.   In andere dan de in lid 2 bedoelde gevallen mogen het Kroatië, Spanje, Ierland en Griekenland tot en met 31 december 2017 toestemming blijven verlenen om die producten op de markt te brengen, mits die lidstaten er vanaf 1 januari 2015 voor zorgen dat de gebruikers actief worden geïnformeerd over de dringende noodzaak om voor de betrokken doeleinden alternatieve methoden toe te passen.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje en de Republiek Kroatië.

Gedaan te Brussel, 10 juli 2014.

Voor de Commissie

Janez POTOČNIK

Lid van de Commissie


(1)  PB L 325 van 11.12.2007, blz. 3.

(2)  Verordening (EG) nr. 1896/2000 van de Commissie van 7 september 2000 inzake de eerste fase van het in artikel 16, lid 2, van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende biociden bedoelde programma (PB L 228 van 8.9.2000, blz. 6).

(3)  Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden (PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1).

(4)  Besluit 2012/78/EU van de Commissie van 9 februari 2012 betreffende de niet-opneming van bepaalde stoffen in bijlage I, IA of IB van Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van biociden (PB L 38 van 11.2.2012, blz. 48).

(5)  Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1).


BIJLAGE

GEBRUIK WAARVOOR DE HIERONDER GENOEMDE LIDSTATEN TOELATING MOGEN VERLENEN, MITS VOLDAAN IS AAN DE VOORWAARDEN VAN ARTIKEL 1

Nr.

Lidstaat

Productsoort 11

1.

Kroatië

Voor de verhindering van bioaangroei in de watertoevoer/pompen en in het hele pijpleiding- en watersysteem van een schip.

2.

Spanje

Voor de verhindering van bioaangroei in de watertoevoer/pompen en in het hele pijpleiding- en watersysteem van offshore olie- en gasplatformen, en andere installaties op zee of aan de kust.

Voor de verhindering van bioaangroei in de watertoevoer/pompen en in het hele pijpleiding- en watersysteem van een schip.

3.

Ierland

Voor de verhindering van bioaangroei in de watertoevoer/pompen en in het hele pijpleiding- en watersysteem van offshore olie- en gasplatformen, en andere installaties op zee of aan de kust.

Voor de verhindering van bioaangroei in de watertoevoer/pompen en in het hele pijpleiding- en watersysteem van een schip.

4.

Griekenland

Voor de verhindering van bioaangroei in de watertoevoer/pompen en in het hele pijpleiding- en watersysteem van een schip.