1.7.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 192/59 |
BESLUIT VAN DE COMMISSIE
van 9 april 2014
betreffende de staatssteunregeling SA.23257 (12/C) (ex NN 8/10, ex CP 157/07) die Frankrijk ten uitvoer heeft gelegd (sectorale overeenkomst van de Franse vereniging voor tuin- en landschapsbouw Val'Hor)
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2014) 2223)
(Slechts de tekst in de Franse taal is authentiek)
(2014/416/EU)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 2, eerste alinea,
Na de belanghebbenden overeenkomstig het genoemde artikel te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken, en gezien deze opmerkingen,
Overwegende hetgeen volgt:
I. PROCEDURE
(1) |
Bij brief van 9 mei 2007 heeft de Commissie een klacht ontvangen over de algemeenverbindendverklaring van de sectorale overeenkomst van de Franse vereniging voor tuin- en landschapsbouw Val'Hor (Association française pour la valorisation des produits et des secteurs professionnels de l'horticulture et du paysage Val'Hor). Het dossier is destijds geregistreerd onder nummer CP 157/07. Op 4 februari 2010 is deze maatregel als niet-aangemelde staatssteun geregistreerd onder nr. NN 8/10. |
(2) |
In het kader van klacht CP 157/07 heeft de Commissie op 26 oktober 2009 en 16 mei 2011 nadere informatie van de klager ontvangen. |
(3) |
De diensten van de Commissie hebben de Franse autoriteiten bij brieven van 13 juli 2007, 10 december 2007, 26 juni 2008, 22 februari 2010, 16 december 2010 en 13 oktober 2011 om aanvullende informatie over mogelijke staatssteun in de tuinbouwsector verzocht. Frankrijk heeft deze informatie verstrekt bij brieven van 17 oktober 2007, 7 april 2008, 1 september 2008, 2 april 2010, 22 februari 2011 en 15 november 2011. |
(4) |
Bij Besluit C(2011) 10053 van 11 januari 2012 heeft de Commissie besloten de procedure van artikel 108, lid 2, van het VWEU in te leiden. |
(5) |
Het besluit van de Commissie tot inleiding van de procedure is bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (1). De Commissie heeft de belanghebbenden uitgenodigd hun opmerkingen over de betrokken maatregel kenbaar te maken. |
(6) |
De Commissie heeft van belanghebbenden opmerkingen ter zake ontvangen. De Commissie heeft deze voor een reactie aan Frankrijk doorgezonden. |
(7) |
Bij e-mail van 20 januari 2012 heeft de permanente vertegenwoordiging van Frankrijk bij de Europese Unie de Commissie een brief van de Franse autoriteiten doen toekomen, waarin deze de Commissie verzochten om een verlenging met een maand van de periode voor het maken van opmerkingen over de inleiding van de procedure. Deze verlenging is verleend middels een faxbericht van 26 januari 2012. |
(8) |
Bij e-mail van 14 maart 2012 heeft de permanente vertegenwoordiging van Frankrijk bij de Europese Unie de opmerkingen van de Franse autoriteiten betreffende de inleiding van de procedure van artikel 108, lid 2, van het VWEU aan de Commissie toegezonden. |
(9) |
Bij e-mail van 10 juli 2012 heeft de permanente vertegenwoordiging van Frankrijk bij de Europese Unie de reactie van de Franse autoriteiten op de door de belanghebbenden gemaakte opmerkingen aan de Commissie meegedeeld. |
II. BESCHRIJVING
VOORSTELLING VAN DE SECTORALE VERENIGING VAL'HOR
(10) |
De Franse vereniging voor tuin- en landschapsbouw Val'Hor (Association française pour la valorisation des produits et des secteurs professionnels de l'horticulture et du paysage — Val'Hor) is een erkende sectorale vereniging van de Franse tuinbouwsector. De organisatie en werking ervan zijn geregeld bij artikel L. 631-1 e.v. van het landbouwwetboek („code rural”). |
(11) |
De vereniging Val'Hor is in 1997 opgericht en op 13 augustus 1998 door de Franse overheid erkend als nationale brancheorganisatie, in de zin van artikel L. 632-1 van het Franse landbouwwetboek, voor de sector tuin- en landschapsbouw. Haar statuten zijn goedgekeurd tijdens een algemene vergadering op 25 maart 2004. |
(12) |
Val'Hor kan, net als andere erkende brancheorganisaties, overeenkomsten sluiten en bij alle leden van de onder de organisatie vallende beroepsgroepen vrijwillige bijdragen ter financiering daarvan innen. Die overeenkomsten kunnen, onder de in het Franse landbouwwetboek vastgestelde voorwaarden, bij interministerieel besluit verbindend worden gemaakt voor alle tot de branche behorende actoren, ongeacht of zij bij Val'Hor zijn aangesloten of niet (zogenaamde „algemeen verbindend verklaarde overeenkomsten”). Het landbouwwetboek staat de algemeenverbindendverklaring van overeenkomsten slechts toe indien deze een gezamenlijk belang beogen dat gebaseerd is op acties in het algemeen belang die verenigbaar zijn met de regels van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (zie artikel L. 632-3 van het landbouwwetboek). |
(13) |
Val'Hor heeft op 12 november 2004 een sectorale financieringsovereenkomst aangenomen, welke bij aanhangsel nr. 1 van 14 september 2006 is gewijzigd. Artikel II van die overeenkomst bepaalt dat elk lid (natuurlijke persoon of rechtspersoon) van een in de brancheorganisatie Val'Hor vertegenwoordigde beroepsgroep een jaarlijkse bijdrage dient te betalen. |
(14) |
De in het kader van Val'Hor gesloten sectorale financieringsovereenkomst is een eerste keer, voor de duur van één jaar, algemeen verbindend verklaard bij besluit van het Ministère de l'agriculture, de l'alimentation, de la pêche et de la ruralité van 12 april 2005, dat op 12 mei 2005 in het Journal officiel de la République française is gepubliceerd. Zij is een tweede keer voor de duur van één jaar algemeen verbindend verklaard bij een besluit van 16 november 2006, dat op 8 december 2006 in het Journal officiel de la République française is bekendgemaakt. |
(15) |
Bij besluit van 31 maart 2008, gepubliceerd in het Journal officiel de la République française van 11 april 2008, zijn de bepalingen van de sectorale overeenkomst van 21 februari 2008 voor de periode van 1 juli 2007 tot en met 30 juni 2008 algemeen verbindend verklaard voor alle leden van de onder de organisatie vallende beroepsgroepen. Bij besluit van 16 september 2008, gepubliceerd in het Journal officiel de la République française van 25 september 2008, zijn de bepalingen van de sectorale overeenkomst van 22 juli 2008 algemeen verbindend verklaard tot en met 30 juni 2010. Bij besluit van 27 mei 2010, gepubliceerd in het Journal officiel de la République française van 8 juni 2010, zijn de bepalingen van de sectorale overeenkomst van 22 juli 2008 algemeen verbindend verklaard voor de campagne die loopt van 1 juli 2010 tot en met 30 juni 2011. Ten slotte zijn bij besluit van 3 oktober 2011, gepubliceerd in het Journal officiel de la République française van 15 oktober 2011, de bepalingen van de sectorale overeenkomst van 12 september 2011 algemeen verbindend verklaard tot en met 30 juni 2014. |
(16) |
Blijkens de informatie die de Franse autoriteiten op 17 oktober 2007 hebben verstrekt, was de verplichte vrijwillige bijdrage („cotisation volontaire obligatoire” of CVO) die van de bedrijven uit de sector siergewassen afkomstig van de tuinbouw en plantenkwekerijen en de sector landschapsbouw werd verlangd, bestemd voor de financiering van acties voor de gezamenlijke bevordering van tuinbouw, sierbloementeelt en -handel en landschapsbouw alsmede de producten en ambachten van deze sectoren op de interne en externe markten; voor het vergroten van de kennis van vraag en aanbod en van de marktmechanismen; voor het verbeteren van de werking, de beheersing en de transparantie van de markt; voor het verbeteren van de productkwaliteit; voor de organisatie en verbetering van de praktijken en interprofessionele relaties in de sector; voor de implementatie van programma's voor opleiding, toegepast en experimenteel onderzoek en ontwikkeling; en voor het functioneren van de vereniging. |
ROL VAN DE STAAT
(17) |
De Franse staat heeft bij besluit van 13 augustus 1998 Val'Hor erkend als brancheorganisatie in de zin van artikel L. 632-1 van het Franse landbouwwetboek. |
(18) |
De werking, de taken en de samenstelling van Val'Hor zijn geregeld bij de statuten van deze organisatie. Opdat deze brancheorganisatie erkend zou kunnen worden, dienden de bevoegde autoriteiten te controleren of zij voldoet aan diverse criteria, met name of haar statuten in overeenstemming zijn met de wet (artikel L. 632-1 van het landbouwwetboek) en of de betrokken samenstellende organisaties van Val'Hor representatief zijn en handelen conform de doelstellingen van het nationale beleid en het EU-beleid. Het bestaan, de taken en de werking van de organisatie zijn geregeld bij artikel L. 631-1 e.v. van het landbouwwetboek. |
(19) |
Volgens de Franse autoriteiten waren tot in 2007 de CVO's die de leden van de in Val'Hor verenigde beroepsgroepen betaalden, voor deze brancheorganisatie de enige bron van inkomsten. Hoewel Val'Hor een privaatrechtelijke rechtspersoon is en middels bijdragen van de betrokken sector wordt gefinancierd, vereist de goede werking van het CVO-systeem de tussenkomst van de staat. Derhalve is een ministerieel decreet of besluit noodzakelijk om de CVO's verplicht te maken voor de hele branche. |
(20) |
Val'Hor kan worden geraadpleegd over de oriëntaties en maatregelen van het desbetreffende sectorale beleid (artikel L. 632-2-1 van het landbouwwetboek). |
NATIONALE RECHTSGRONDSLAG
(21) |
Landbouwwetboek, zesde boek, titel III (artikelen L. 631-1 tot en met L. 632-13). Interministeriële besluiten betreffende de algemeenverbindendverklaring van de sectorale overeenkomsten (zie de punten 13 en 14); sectorale overeenkomsten (zie de punten 10 tot en met 12). |
DE MAATREGEL
(22) |
De CVO-inkomsten worden gebruikt voor het uitvoeren van acties ten bate van de tuinbouwsector in de volgende drie categorieën: promotieacties, onderzoeks- en ontwikkelingsacties en acties inzake technische bijstand. |
(23) |
De Franse autoriteiten verklaren dat deze middelen nooit gebruikt worden ter dekking van de kosten van ondernemingen, uit welke branche dan ook, maar uitsluitend worden ingezet voor gezamenlijk ontplooide initiatieven. |
III. REDENEN VOOR HET INLEIDEN VAN DE FORMELE ONDERZOEKSPROCEDURE
(24) |
De Commissie heeft de procedure van artikel 108, lid 2, van het VWEU ingeleid omdat zij van mening was dat de geïnde bijdragen een parafiscale heffing vormen, d.w.z. openbare middelen zijn, en dat de acties van de brancheorganisatie aan de staat worden toegerekend. Zij baseerde zich daarbij met name op haar interpretatie van het arrest Pearle (2) en stelde dat de onderhavige maatregel niet voldeed aan alle door het Hof in die zaak gestelde voorwaarden, met name omdat de goedkeuring door de overheid, in de vorm van de erkenning van de brancheorganisatie, een voorafgaande voorwaarde voor de vaststelling van de bijdragen vormde en omdat een overheidsbesluit (het interministeriële besluit) vereist was opdat deze bijdragen hun volledige effect zouden sorteren (3). |
IV. OPMERKINGEN VAN DE FRANSE AUTORITEITEN OVER DE INLEIDING VAN DE FORMELE PROCEDURE
(25) |
In de brief die zij de Europese Commissie op 14 maart 2012 via e-mail hebben doen toekomen, betwisten de Franse autoriteiten het standpunt van de Commissie dat de activiteiten die door Val'Hor dankzij de CVO-inkomsten worden ontplooid, ten laste van de staat zijn en worden gefinancierd met staatsmiddelen in de zin van artikel 107, lid 1, van het VWEU. |
(26) |
Volgens de Franse autoriteiten voldoen de door die brancheorganisatie ontplooide activiteiten aan de eisen van het arrest Pearle en vormen zij bijgevolg geen staatssteun. De vereniging Val'Hor is namelijk een privaatrechtelijke rechtspersoon die onder de wet van 1 juli 1901 inzake associatiecontracten valt. Zij is op 28 mei 1997 op vrijwillige basis opgericht op initiatief van de meest representatieve organisaties op het gebied van de teelt van, de handel in en de valorisatie van siergewassen in de sectoren tuin- en landschapsbouw. Overeenkomstig artikel L. 632-1 van het landbouwwetboek is zij erkend bij besluit van 13 augustus 1998, gepubliceerd in het Journal officiel de la République française van 3 september 1998. Alvorens deze erkenning te verlenen, heeft de administratieve autoriteit alleen gecontroleerd of de beroepsorganisaties die Val'Hor hebben opgericht, representatief zijn en of die brancheorganisatie ten doel heeft gezamenlijke acties op het getouw te zetten in het economisch belang van de particuliere bedrijven van de sector. |
(27) |
De Franse autoriteiten voegen daaraan toe dat, krachtens de artikelen L. 632-3 en L. 632-6 van het landbouwwetboek, de sectorale overeenkomsten die Val'Hor bij eenstemmigheid van de aangesloten beroepsorganisaties sluit, verbindend kunnen worden gemaakt voor alle beroepsbeoefenaren van de sector en kunnen worden gefinancierd met de CVO's mits deze voor gezamenlijke of op een gemeenschappelijk belang gerichte acties zijn bestemd. De administratieve autoriteit controleert alleen of de overeenkomst voldoet aan de nationale en Europese regelgeving en of de inkomsten van de geïnde CVO's regelmatig worden gebruikt ter financiering van de acties die de brancheorganisatie zelf ten bate van de hele sector ontwikkelt. Bijgevolg is voor de administratieve autoriteit geen enkele rol weggelegd met betrekking tot de samenstelling, de organisatie en de werking van Val'Hor. Die organisatie beschikt dus over de grootst mogelijke autonomie bij de vaststelling van de sectorale acties die zij wenst te ondernemen. |
(28) |
De Franse autoriteiten besluiten derhalve dat de sectorale acties die Val'Hor onderneemt, geen instrument voor de tenuitvoerlegging van overheidsbeleid vormen, aangezien de staat op geen enkel moment bij machte is om het gebruik van de CVO's voor de financiering van dergelijke acties te sturen. |
(29) |
Wat betreft het standpunt van de Commissie over de mate waarin de CVO's en het gebruik van de CVO-inkomsten als discriminerend ten aanzien van uit- of ingevoerde producten kunnen worden aangemerkt, alsook over de vraag of deze financieringswijze de concurrentie tussen de lidstaten niet dreigt te verstoren, wijzen de Franse autoriteiten erop dat het areaal dan wel het aantal werknemers van een bedrijf de enige grondslag voor de door Val'Hor vastgestelde bijdragen vormt en dat de CVO's dus niet op in- of uitgevoerde producten worden geheven. De financiering van sectorale acties door middel van CVO's leidt dus geenszins tot discriminatie tussen binnenlandse en in- of uitgevoerde producten en veroorzaakt geen enkele concurrentiedistorsie. |
(30) |
Ten slotte wijzen de Franse autoriteiten erop dat — aangezien de CVO's niet op ingevoerde producten worden geheven — de daarmee gefinancierde maatregelen huns inziens in elk geval vallen onder Besluit C(2008) 7846 van de Commissie van 10 december 2008, waarbij de Commissie de verenigbaarheid van de aangemelde steunregeling met de interne markt heeft bevestigd. |
V. OPMERKINGEN VAN DE BELANGHEBBENDEN OVER DE INLEIDING VAN DE PROCEDURE
(31) |
Op 4 april 2012 heeft de Commissie van een belanghebbende derde opmerkingen ontvangen over de inleiding van de procedure. |
(32) |
Belanghebbende plaatst daarbij vraagtekens bij het opzetten van regelingen waarbij de brancheorganisatie Val'Hor tegelijk initiatiefnemer, regelgever en ontvanger van financiële bijdragen is. Deze vragen waren gerezen bij de lezing van de statuten van de brancheorganisatie, waarin de regels inzake de vertegenwoordiging van de syndicaten worden geconcretiseerd en het lidmaatschap van de organisatie wordt beperkt tot de vertegenwoordigers van een minderheid van grotere bedrijven. |
(33) |
Op 5 april 2012 heeft de Commissie opmerkingen van een andere belanghebbende over de inleiding van de procedure ontvangen. |
(34) |
Daarin deelt belanghebbende volledig de analyse van de Commissie inzake de aard van de CVO's en stelt hij dat deze strijdig zijn met artikel 110 van het VWEU. Belanghebbende vestigt de aandacht van de Commissie op het volkomen onwettige karakter van de CVO's en op de rol van de nationale rechterlijke instanties bij de bestraffing van deze onwettige toestand, welke zou moeten resulteren in de erkenning van het recht op volledige terugbetaling van de betaalde CVO's. |
(35) |
Op 6 april 2012 heeft de Commissie opmerkingen van nog een andere belanghebbende ontvangen over de inleiding van de procedure. |
(36) |
Daarin betwist belanghebbende de analyse van de Commissie volgens welke de door Val'Hor ondernomen acties ten laste zijn van de staat en de door deze organisatie ingezette middelen moeten worden gelijkgesteld met staatsmiddelen, aangezien de staat slechts toeziet op de naleving van de wettelijke bepalingen en niet op het door de brancheorganisatie gevoerde beleid. |
(37) |
Bij brief van 10 juli 2012 hebben de Franse autoriteiten hun reactie op de opmerkingen van de diverse belanghebbenden kenbaar gemaakt; zij stellen daarin dat deze opmerkingen de standpunten welke de Franse autoriteiten aan de Commissie hebben meegedeeld, onverlet laten. |
VI. BEOORDELING
(38) |
De Commissie wil er vooraf op wijzen dat een gedeelte van de reclame- of promotieacties ten behoeve van de tuinbouw die hier aan de orde zijn, werden gefinancierd door subsidies van France-Agrimer („FAM”) uit hoofde van de steunregelingen die bij de Commissie zijn aangemeld onder de nummers N 671/07 en XA 220/07 (waarbij laatstgenoemd nummer een vrijgestelde steunmaatregel betreft). Het onderhavige besluit laat de reeds uitgebrachte beoordeling omtrent het staatssteun-karakter van die subsidies onverlet. Insgelijks heeft het onderhavige besluit geen betrekking op de vraag naar de aard van de steun aan de sector in de vorm van eventuele subsidies die niet voor een specifieke actie worden toegewezen maar in het budget van de brancheorganisatie Val'Hor worden bijgeschreven. |
(39) |
De Commissie zal derhalve hierna uitsluitend onderzoeken of er in het geval van de financiering van de kwestieuze acties door middel van CVO's sprake is van staatssteun. |
VI.1. Staatssteun
(40) |
Krachtens artikel 107, lid 1, van het VWEU zijn „steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de interne markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt”. |
(41) |
Bijgevolg moeten de onderzochte acties, willen zij als staatssteun worden aangemerkt, ten laste komen van de staat en met staatsmiddelen worden bekostigd. |
(42) |
Ten aanzien van het systeem van de brancheorganisaties en de aard van de CVO's heeft de Commissie, om te kunnen bepalen of bedoelde bijdragen wellicht als staatsmiddelen kunnen worden aangemerkt, de kwestieuze maatregel onder meer bezien in het licht van het arrest van het Hof van 30 mei 2013 in de zaak C-677/11 („Doux élevages”). |
De rechtspraak van het Hof in het arrest Doux Élevages
(43) |
In de zaak Doux Élevages heeft het Hof een antwoord gegeven op een prejudiciële vraag over de interpretatie van artikel 107, lid 1, van het VWEU en met name van het begrip „staatsmiddelen” in het geval van verplicht gestelde vrijwillige bijdragen. |
(44) |
Het Hof heeft in zijn arrest geconcludeerd „dat het besluit waarbij een nationale overheidsinstantie een overeenkomst die, zoals de sectorale overeenkomst in het hoofdgeding, een bijdrage invoert in het kader van een door de nationale overheid erkende sectorale organisatie, voor alle ondernemingen van een sector in de landbouw algemeen verbindend verklaart, waardoor die bijdrage verplicht wordt om acties te kunnen voeren op het gebied van communicatie, promotie, externe relaties, kwaliteitsgarantie, onderzoek en verdediging van de belangen van de sector, geen bestanddeel van een steunmaatregel van de staat vormt”. |
(45) |
In zijn arrest stelt het Hof dat de bijdragen in kwestie afkomstig zijn van particuliere economische subjecten die een activiteit op de betrokken markten verrichten, hetgeen impliceert dat dit mechanisme geen directe of indirecte overdracht van staatsmiddelen inhoudt. De fondsen die worden gevormd door de betaling van die bijdragen passeren niet via de begroting van de staat of een andere publieke entiteit en de staat doet geen afstand van middelen, in welke vorm ook, zoals belastingen, heffingen, bijdragen of andere middelen die volgens de nationale wettelijke regeling naar de staatskas moeten vloeien. |
(46) |
Volgens het Hof blijven die bijdragen gedurende hun hele parcours van privaatrechtelijke aard en kunnen de nationale overheidsinstanties de middelen die afkomstig zijn uit de in het hoofdgeding aan de orde zijnde bijdragen niet daadwerkelijk gebruiken om bepaalde ondernemingen te steunen. Het is de betrokken brancheorganisatie die beslist hoe die middelen — die volledig worden besteed aan door haar vastgestelde doelen — worden gebruikt. Die middelen staan ook niet constant onder staatscontrole of ter beschikking van de overheidsinstanties. |
(47) |
De mogelijke invloed die de staat op de werking van de brancheorganisatie kan uitoefenen door het besluit tot algemeenverbindendverklaring van een sectorale overeenkomst voor alle ondernemingen van een sector, doet volgens het Hof niet af aan bovenstaande vaststellingen. Het Hof benadrukt inderdaad dat de regeling in kwestie de bevoegde overheidsinstantie geen bevoegdheid verleent om het beheer van de fondsen te sturen of te beïnvloeden. |
(48) |
Bovendien mogen, volgens de rechtspraak van de bevoegde nationale rechterlijke instanties, de overheidsinstanties op grond van de bepalingen van het landbouwwetboek die betrekking hebben op de algemeenverbindendverklaring van een overeenkomst die bijdragen invoert in het kader van een brancheorganisatie, met betrekking tot die bijdragen enkel nagaan of zij rechtmatig zijn en stroken met de wet. De overheidsinstanties treden slechts op als een „instrument” om de bijdragen die de brancheorganisaties hebben ingesteld om door henzelf vastgestelde doelstellingen na te streven, verplicht te stellen. Voorts benadrukt het Hof dat door brancheorganisaties gebruikte particuliere middelen geen „overheidsmiddelen” worden op de loutere grond dat zij worden gebruikt tezamen met middelen die mogelijk uit de overheidsbegroting komen. |
(49) |
Ook stelt het Hof dat noch de bevoegdheid van de staat om een brancheorganisatie te erkennen overeenkomstig artikel L. 632-1 van het landbouwwetboek, noch de bevoegdheid van die staat om een sectorale overeenkomst overeenkomstig de artikelen L. 632-3 en L. 632-4 van dat wetboek algemeen verbindend te verklaren voor alle ondernemingen van een sector, de conclusie wettigt dat de acties van de brancheorganisatie kunnen worden toegerekend aan de staat. |
(50) |
In het besluit tot inleiding van de procedure heeft de Commissie haar beoordeling van het bestaan van staatssteun, en met name van de vraag of met de financiering van de maatregel staatsmiddelen zijn gemoeid en of de acties aan de staat worden toegerekend, uitdrukkelijk gebaseerd op de argumenten welke door het Hof in het voornoemde arrest Doux Élevages zijn weerlegd. |
Toepassing van de rechtspraak in de zaak Doux Élevages op het onderhavige geval
(51) |
Ten aanzien van de brancheorganisatie Val'Hor: net als in het geval van andere Franse brancheorganisaties is voor het bestaan, de taakomschrijving en de werking van Val'Hor een erkenning door de overheid vereist. Val'Hor blijft evenwel een privaatrechtelijke rechtspersoon die geen deel uitmaakt van de overheidsadministratie: zoals blijkt uit de door de Franse autoriteiten verstrekte informatie blijft de rol van de staat beperkt tot de erkenning en tot de algemeenverbindendverklaring van de overeenkomsten die de brancheorganisatie gemachtigd is te sluiten. |
(52) |
Ten aanzien van het CVO-mechanisme: op grond van artikel L. 632-6 van het landbouwwetboek worden de CVO's, ondanks hun verplicht karakter, als privaatrechtelijke schuldvorderingen aangemerkt. Zij passeren niet via de begroting van de staat en evenmin via een openbare instantie of een door de overheid gecontroleerd fonds. Uit de bepalingen van het landbouwwetboek blijkt inderdaad dat de rol van de staat beperkt blijft tot de algemeenverbindendverklaring van de overeenkomsten en dat de brancheorganisatie — in dit geval Val'Hor — bevoegd is voor de vaststelling van de hoogte van de bijdragen en voor het gebruik ervan voor doelstellingen die zij zelf vaststelt. |
(53) |
Wat betreft bovengenoemde doelstellingen welke de brancheorganisaties met name door het ondernemen van acties dienen te bereiken, wijst het Hof er in het arrest Doux Élevages op dat artikel L. 632-3 van het landbouwwetboek een zeer algemene en niet-uitputtende omschrijving geeft van de doelstellingen die een sectorale overeenkomst dient na te streven, wil zij door de overheid algemeen verbindend kunnen worden verklaard, en dat de algemeenverbindendverklaring van dergelijke overeenkomsten dus niet afhankelijk wordt gemaakt van het nastreven van concrete, door de overheid omschreven en vastgestelde doelen. |
(54) |
Uit het arrest Doux Élevages komt naar voren dat de nationale overheid daadwerkelijk niet in de mogelijkheid verkeert om de uit de CVO's verkregen middelen te gebruiken ter ondersteuning van bepaalde bedrijven. Het is de betrokken brancheorganisatie die beslist over de bestemming van deze middelen, die geheel worden ingezet voor de door die organisatie zelf vastgestelde doelen. Deze middelen staan ook niet onder voortdurend overheidstoezicht en overheidsinstanties kunnen er niet over beschikken. De desbetreffende regelgeving machtigt de bevoegde overheid niet om het beheer van deze middelen te sturen of te beïnvloeden. Zoals het Hof voorts opmerkt, laat de eventuele invloed die de staat op de werking van de brancheorganisatie kan uitoefenen door het besluit om een sectorale overeenkomst verbindend te maken voor alle beroepsbeoefenaren van een sector, de hierboven vermelde conclusies onverlet. |
(55) |
Het Hof benadrukt dat particuliere middelen die door brancheorganisaties worden ingezet, niet automatisch „openbare middelen” worden omdat ze tezamen met eventueel van de overheid afkomstige middelen worden gebruikt; het loutere feit dat bepaalde acties eveneens met subsidies van de FAM worden gefinancierd, betekent dus niet dat de CVO's in kwestie als staatsmiddelen kunnen worden aangemerkt indien er geen aanwijzingen zijn dat de staat door die subsidies beduidende zeggenschap heeft verkregen over de door de inning van de CVO's verkregen middelen. |
(56) |
Het Hof stelt bovendien dat noch de bevoegdheid van de staat om een brancheorganisatie te erkennen overeenkomstig artikel L. 632-1 van het landbouwwetboek, noch de bevoegdheid van die staat om een sectorale overeenkomst overeenkomstig de artikelen L. 632-3 en L. 632-4 van dat wetboek verbindend te verklaren voor alle ondernemingen van een sector, de conclusie wettigt dat de acties van de brancheorganisatie kunnen worden toegerekend aan de staat. |
(57) |
Om de in de voorgaande overwegingen genoemde redenen is de Commissie van mening dat de CVO's die door de brancheorganisatie Val'Hor worden ingezet ter financiering van de onderhavige uitgevoerde acties, geen staatsmiddelen zijn en derhalve geen staatssteun vormen. |
VII. CONCLUSIE
(58) |
Uit het voorgaande volgt dat de financiering van acties door middel van CVO's geen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het VWEU is, |
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Onverminderd de vraag of staatssubsidies voor een brancheorganisatie een steun aan de betrokken sector vormen of niet, en onverminderd de vraag of de voor de hierna genoemde acties verleende subsidies als staatssteun moeten worden aangemerkt, is de financiering door de brancheorganisatie Val'Hor van acties op het gebied van promotie, reclame, technische bijstand en onderzoek en ontwikkeling door middel van verplichte vrijwillige bijdragen in de loop van de periode 2005-2014 geen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het VWEU.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de Franse Republiek.
Gedaan te Brussel, 9 april 2014.
Voor de Commissie
Dacian CIOLOȘ
Lid van de Commissie
(1) PB C 66 van 6.3.2012, blz. 32.
(2) Arrest van 15 juli 2004, zaak C-345/02.
(3) Arrest van 20 september 2007 in zaak T-136/05, Commissie tegen Salvat.