20.12.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 347/25


VERORDENING (EU) Nr. 1286/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 11 december 2013

tot vaststelling van een actieprogramma ter verbetering van het functioneren van de belastingstelsels in de Europese Unie voor de periode 2014-2020 (Fiscalis 2020) en tot intrekking van Beschikking nr. 1482/2007/EG

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name de artikelen 114 en 197,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het meerjarig actieprogramma voor belastingen van vóór 2014 heeft de samenwerking tussen de belastingautoriteiten binnen de Unie aanzienlijk vergemakkelijkt en versterkt. De belastingdiensten van de deelnemende landen hebben de meerwaarde van dit programma, met inbegrip van de meerwaarde voor de bescherming van de financiële belangen van de lidstaten, van de Unie en van de belastingbetalers onderkend. Aan de uitdagingen die de komende tien jaar worden verwacht, kan slechts het hoofd worden geboden als de lidstaten verder kijken dan de grenzen van hun eigen bestuursgebieden en nauw samenwerken met hun tegenhangers. Het Fiscalis-programma, dat door de Commissie in samenwerking met de deelnemende landen ten uitvoer wordt gelegd, verschaft de lidstaten een uniaal kader om deze samenwerkingsactiviteiten te ontplooien, en hetgeen kostenefficiënter is dan wanneer elke lidstaat afzonderlijk zijn eigen samenwerkingskader op bilaterale of multilaterale basis zou opzetten. Het is derhalve passend de voortzetting van dat programma te waarborgen door op hetzelfde gebied een nieuw programma vast te stellen.

(2)

Het krachtens deze verordening ingestelde programma, "Fiscalis 2020", en het welslagen ervan zijn in de huidige economische situatie van cruciaal belang en dienen de samenwerking in fiscale zaken te ondersteunen.

(3)

De activiteiten in het kader van Fiscalis 2020, met name de Europese informatiesystemen als bepaald in deze verordening (Europese informatiesystemen), de gemeenschappelijke acties voor ambtenaren van de belastingdiensten en de gemeenschappelijke opleidingsinitiatieven, zullen naar verwachting bijdragen tot de verwezenlijking van de Europa 2020-strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei, door de werking van de interne markt te versterken, een kader te creëren waarbinnen activiteiten die de bestuurlijke capaciteit van de belastingdiensten verbeteren worden ondersteund, en technische vooruitgang en innovatie worden bevorderd. Door een kader te creëren voor activiteiten die tot doel hebben de belastingdiensten efficiënter te laten functioneren, het concurrentievermogen van de bedrijven te versterken, de werkgelegenheid te bevorderen en de financiële en economische belangen van de lidstaten van de Unie en van de belastingbetalers te helpen beschermen, zal Fiscalis 2020 het functioneren van de belastingstelsels in de interne markt actief versterken en tevens bijdragen tot het geleidelijk wegwerken van bestaande belemmeringen en verstoringen op de interne markt.

(4)

Het toepassingsgebied van Fiscalis 2020 moet in overeenstemming worden gebracht met de huidige behoeften, zodat de nadruk komt te liggen op alle op het niveau van de Unie geharmoniseerde belastingen en andere belastingen voor zover deze van belang zijn voor de interne markt en de administratieve samenwerking tussen de lidstaten.

(5)

Ter ondersteuning van het toetredings- en associatieproces van derde landen moet deelname aan Fiscalis 2020 ook openstaan voor toetredende landen en kandidaat-lidstaten alsook voor mogelijke kandidaat-lidstaten en partnerlanden van het Europese nabuurschapsbeleid, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan en hun deelname enkel activiteiten in het kader van Fiscalis 2020 ondersteund, gericht op de bestrijding van belastingfraude en belastingontduiking, en op het aanpakken van agressieve belastingplanning. Gelet op het toenemende niveau van onderlinge verbondenheid van de wereldeconomie moet Fiscalis 2020 ook in de toekomst de mogelijkheid blijven bieden om externe deskundigen uit te nodigen om aan activiteiten in het kader van Fiscalis 2020 bij te dragen. Externe deskundigen, zoals vertegenwoordigers van overheidsinstanties, marktdeelnemers en hun organisaties of vertegenwoordigers van internationale organisaties, mogen slechts worden uitgenodigd wanneer hun bijdrage essentieel wordt geacht voor de verwezenlijking van de doelstellingen van Fiscalis 2020.

(6)

In de doelstellingen en prioriteiten van Fiscalis 2020 is rekening gehouden met de problemen en uitdagingen die de komende tien jaar op het gebied van de belastingen kunnen worden verwacht. Fiscalis 2020 moet een rol blijven spelen op cruciale gebieden zoals het coherent uitvoeren van Uniewetgeving inzake belastingen, het zorgen voor de uitwisseling van informatie, het ondersteunen van administratieve samenwerking en het versterken van de bestuurlijke capaciteit van belastingdiensten. Gelet op de complexe dynamiek van de nieuwe uitdagingen die in kaart zijn gebracht, dient extra aandacht uit te gaan naar het ondersteunen van de strijd tegen belastingfraude, belastingontduiking en agressieve belastingplanning. De aandacht dient eveneens uit te gaan naar het verminderen van de administratieve lasten voor de belastingdiensten en het verminderen van de nalevingskosten voor de belastingbetalers en het voorkomen van gevallen van dubbele belastingheffing.

(7)

Op operationeel niveau moet Fiscalis 2020 de Europese informatiesystemen ten uitvoer leggen, exploiteren en ondersteunen en activiteiten op het gebied van bestuurlijke samenwerking, de vaardigheden en competenties van belastingambtenaren versterken, het begrip en de toepassing van het Unierecht op belastinggebied bevorderen, alsook de administratieve procedures en het delen en verspreiden van goede administratieve praktijken helpen ondersteunen. Die doelstellingen moeten worden nagestreefd met de nadruk op ondersteuning van de strijd tegen belastingfraude, belastingontduiking en agressieve belastingplanning.

(8)

De instrumenten die voor Fiscalis 2020 werden gebruikt, moeten worden aangevuld om afdoend te kunnen reageren op uitdagingen waarmee de belastingdiensten de komende tien jaar zullen worden geconfronteerd en om in overeenstemming te blijven met de ontwikkeling van het Unierecht. Fiscalis 2020 moet voorzien in: bilaterale of multilaterale controles en andere vormen van administratieve samenwerking als bepaald in de relevante Uniewetgeving betreffende administratieve samenwerking; deskundigenteams; acties voor bestuurlijke capaciteitsopbouw waarmee specifieke en gespecialiseerde begeleiding op belastinggebied wordt verleend aan lidstaten in bijzondere en uitzonderlijke omstandigheden die dergelijke gerichte acties rechtvaardigen; en waar nodig in studies en gemeenschappelijke communicatieactiviteiten ter ondersteuning van de uitvoering van Uniewetgeving inzake belastingen.

(9)

De Europese informatiesystemen spelen een cruciale rol bij het onderling verbinden van de belastingdiensten en dus bij het versterken van de belastingstelsels in de Unie en moeten derhalve verder worden gefinancierd en verbeterd op grond van Fiscalis 2020. Voorts moet het mogelijk zijn nieuwe belastinggerelateerde informatiesystemen die op grond van Unierecht worden vastgesteld, in Fiscalis 2020 op te nemen. De Europese informatiesystemen moeten, waar passend, gebaseerd zijn op gezamenlijke ontwikkelingsmodellen en een gezamenlijke IT-architectuur.

(10)

In de context van het verbeteren van administratieve samenwerking in ruimere zin en ondersteuning van de strijd tegen belastingfraude, belastingontduiking en agressieve belastingplanning zou het voor de Unie nuttig kunnen zijn overeenkomsten met derde landen te sluiten, zodat deze landen de uniecomponenten van de Europese informatiesystemen kunnen gebruiken ter ondersteuning van een veilige uitwisseling van gegevens tussen henzelf en de lidstaten in het kader van bilaterale belastingovereenkomsten.

(11)

Tevens moeten gemeenschappelijke opleidingsactiviteiten in het kader van Fiscalis 2020 worden uitgevoerd. Fiscalis 2020 moet deelnemende landen ook in de toekomst steun verlenen bij het versterken van de beroepsbekwaamheid en vakkennis met betrekking tot belastingen door middel van een sterkere, gezamenlijk ontwikkelde inhoud voor opleidingen die zowel op belastingambtenaren als op marktdeelnemers is gericht. Te dien einde moet de bestaande gemeenschappelijke opleidingsaanpak van het Fiscalis-programma, die vooral gebaseerd was op de centrale ontwikkeling van e-learning, worden ontwikkeld tot een veelzijdig ondersteuningsprogramma voor opleidingen voor de Unie.

(12)

Fiscalis 2020 moet een periode van zeven jaar bestrijken, zodat de looptijd ervan samenvalt met die van het meerjarig financieel kader dat is vastgesteld bij Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 (2).

(13)

In deze verordening worden voor de gehele looptijd van Fiscalis 2020 de financiële middelen vastgelegd die voor het Europees Parlement en de Raad in het kader van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van punt 17 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer (3).

(14)

In overeenstemming met het engagement voor samenhang en vereenvoudiging van financieringsprogramma's, dat de Commissie in haar mededeling van 2010 over de evaluatie van de begroting van de Unie is aangegaan, moeten de middelen worden gedeeld met andere financieringsinstrumenten van de Unie wanneer de beoogde activiteiten in het kader van Fiscalis 2020, doelstellingen nastreven die gemeenschappelijk zijn voor verschillende financieringsinstrumenten, zonder dat deze activiteiten evenwel dubbel kunnen worden gefinancierd.

(15)

De voor de financiële uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen worden vastgesteld in overeenstemming met Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (4), en met de gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie (5).

(16)

De deelnemende landen dienen de kosten te dragen voor nationale elementen van Fiscalis 2020, waaronder onder meer de niet-unie componenten van de Europese informatiesystemen en elke opleiding die geen deel uitmaakt van de gemeenschappelijke opleidingsinitiatieven.

(17)

Gelet op het belang van volledige participatie van deelnemende landen aan gemeenschappelijke acties is een medefinancieringspercentage van 100 % van de subsidiabele kosten in het geval van reis- en verblijfkosten, kosten in verband met het opzetten van evenementen en dagvergoedingen mogelijk, waar dit noodzakelijk is voor het volledig verwezenlijken van de doelstellingen van Fiscalis 2020.

(18)

De financiële belangen van de Unie moeten gedurende de volledige uitgavencyclus door passende maatregelen worden beschermd, met inbegrip van voorkoming, opsporing en onderzoek van onregelmatigheden, invordering van verloren gegane, ten onrechte betaalde of onjuist gebruikte middelen en, in voorkomend geval, het opleggen van sancties.

(19)

Om eenvormige voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend in verband met de vaststelling van jaarlijkse werkprogramma's. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (6).

(20)

Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk de vaststelling van een meerjarenprogramma ter verbetering van het functioneren van de belastingstelsels in de interne markt, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, gezien zij de voor die doelstelling vereiste samenwerking en coördinatie niet efficiënt kunnen verrichten, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(21)

De Commissie moet bij de uitvoering van Fiscalis 2020 worden bijgestaan door het Fiscalis 2020-comité.

(22)

Om de evaluatie van Fiscalis 2020 te vergemakkelijken, moet vanaf het eerste begin een deugdelijk kader worden opgezet voor toezicht op de onder Fiscalis 2020 bereikte resultaten. De Commissie moet samen met de deelnemende landen aanpasbare indicatoren en vooraf bepaalde ijkpunten vaststellen voor het toezicht op de resultaten van activiteiten in het kader van Fiscalis 2020. Het resultaat van de doelstellingen van Fiscalis 2020, de doeltreffendheid daarvan en de meerwaarde op het Europees niveau moet tussentijds worden geëvalueerd. Voorts moeten in een eindevaluatie het langetermijneffect en de duurzaamheidseffecten van Fiscalis 2020 worden behandeld. Volledige transparantie wordt verzekerd op basis van regelmatig uit te brengen rapporten over het toezicht en de bij het Europees Parlement en aan de Raad in te dienen evaluatieverslagen.

(23)

Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (7) is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de lidstaten in het kader van deze verordening en onder het toezicht van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, met name de publieke onafhankelijke autoriteiten die door de lidstaten zijn aangewezen. Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (8) is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de Commissie in het kader van deze verordening en onder het toezicht van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. Het uitwisselen of doorzenden van informatie door bevoegde autoriteiten dient te geschieden overeenkomstig de in Richtlijn 95/46/EG vastgestelde regels voor het doorgeven van persoonsgegevens, en het uitwisselen of doorzenden van informatie door de Commissie dient te geschieden overeenkomstig de in Verordening (EG) nr. 45/2001 vastgestelde regels voor het doorgeven van persoonsgegevens.

(24)

Deze verordening vervangt Beschikking nr. 1482/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad (9). Deze beschikking moet derhalve worden ingetrokken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

Artikel 1

Onderwerp

1.   Een meerjarig actieprogramma "Fiscalis 2020" (hierna "het programma" genoemd) wordt hierbij vastgesteld ter verbetering van het functioneren van de belastingstelsels in de interne markt en ter ondersteuning van de samenwerking in dat verband.

2.   Het programma loopt van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

1)   "belastingdienst": de voor belastingheffing of voor belastinggerelateerde taken verantwoordelijke overheden en andere lichamen in de deelnemende landen;

2)   "externe deskundigen":

a)

vertegenwoordigers van overheidsinstanties, daaronder begrepen diegenen van landen die niet krachtens artikel 3, lid 2, deelnemen aan het programma;

b)

marktdeelnemers en organisaties die economische actoren vertegenwoordigen;

c)

vertegenwoordigers van internationale en andere relevante organisaties;

3)   "belastingen":

a)

belasting over de toegevoegde waarde overeenkomstig Richtlijn 2006/112/EG van de Raad (10);

b)

accijnzen op alcohol overeenkomstig Richtlijn 92/83/EEG van de Raad (11);

c)

accijnzen op tabaksproducten overeenkomstig Richtlijn 2011/64/EU van de Raad (12);

d)

belastingen op energieproducten en elektriciteit overeenkomstig Richtlijn 2003/96/EG van de Raad (13);

e)

andere belastingen die onder het toepassingsgebied van artikel 2, lid 1, onder a), van Richtlijn 2010/24/EU van de Raad (14) vallen, voor zover zij van belang zijn voor de interne markt en de administratieve samenwerking tussen de lidstaten;

4)   "bilaterale of multilaterale controles": de gecoördineerde controle van de fiscale aansprakelijkheid van een of meerdere met elkaar in verband staande belastingplichtigen, die wordt georganiseerd door twee of meer deelnemende landen, waaronder ten minste twee lidstaten, die gemeenschappelijke of aanvullende belangen hebben.

Artikel 3

Deelname aan het programma

1.   Aan het programma wordt deelgenomen door de lidstaten en de in lid 2 bedoelde landen, mits aan de in dat lid bepaalde voorwaarden is voldaan.

2.   Aan het programma kan worden deelgenomen door elk van de volgende landen:

a)

toetredende landen, kandidaat-lidstaten en mogelijke kandidaat-lidstaten die onder een pre-toetredingsstrategie vallen, overeenkomstig de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van deze landen aan programma’s van de Unie, zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomsten, besluiten van de Associatieraad of soortgelijke overeenkomsten;

b)

partnerlanden van het Europese nabuurschapsbeleid, mits de betrokken wetgeving en bestuurlijke methoden in deze landen voldoende zijn aangepast aan die in de Unie.

De partnerlanden als bedoeld in de eerste alinea, onder punt b), nemen deel aan het programma overeenkomstig de bepalingen die met deze landen moeten worden overeengekomen, na het sluiten van kaderovereenkomsten betreffende hun deelname aan programma's van de Unie. Hun deelname beperkt zich tot het ondersteunen van activiteiten in het kader van het programma, die gericht zijn op het bestrijden van belastingfraude en belastingontduiking, en op het aanpakken van agressieve belastingplanning.

Artikel 4

Deelname aan activiteiten krachtens het programma

Externe deskundigen kunnen worden uitgenodigd om bij te dragen aan bepaalde, in het kader van het programma opgezette activiteiten wanneer dit absoluut nodig is voor de verwezenlijking van de in de artikelen 5 en 6 bedoelde doelstellingen. Die externe deskundigen worden in samenwerking met de deelnemende landen door de Commissie geselecteerd op basis van hun vaardigheden, ervaring en kennis met betrekking tot de specifieke activiteiten, waarbij rekening wordt gehouden met mogelijke belangenconflicten en een evenwicht wordt gezocht tussen vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en andere deskundigen uit het maatschappelijk middenveld. Een lijst met geselecteerde externe deskundigen wordt openbaar gemaakt en wordt regelmatig bijgewerkt.

Artikel 5

Overkoepelende doelstelling en specifieke doelstelling

1.   De overkoepelende doelstelling van het programma is het verbeteren van het functioneren van de belastingstelsels in de interne markt door de samenwerking tussen de deelnemende landen, hun belastingdiensten en hun ambtenaren te versterken.

2.   De specifieke doelstelling van het programma bestaat erin de bestrijding van belastingfraude, belastingontduiking en agressieve belastingplanning en de toepassing van het Unierecht op belastinggebied te ondersteunen door uitwisseling van informatie te verzekeren, administratieve samenwerking te ondersteunen en, waar nodig en passend, de bestuurlijke capaciteit van de deelnemende landen te versterken, teneinde bij te dragen tot het verminderen van de administratieve lasten voor de belastingdiensten en van de nalevingskosten voor de belastingbetalers.

3.   De verwezenlijking van de doelstellingen bedoeld in dit artikel wordt in het bijzonder gemeten aan de hand van het volgende:

a)

de beschikbaarheid van en onbeperkte toegang tot het gemeenschappelijk communicatienetwerk voor de Europese informatiesystemen;

b)

de feedback van deelnemende landen aangaande de resultaten van acties in het kader van het programma.

Artikel 6

Operationele doelstellingen en prioriteiten van het programma

1.   De operationele doelstellingen en prioriteiten van het programma zijn:

a)

de Europese informatiesystemen voor belastingen ten uitvoer te leggen, te verbeteren, te exploiteren en te ondersteunen;

b)

activiteiten op het gebied van administratieve samenwerking te ondersteunen;

c)

de vaardigheden en competenties van belastingambtenaren te versterken;

d)

de interpretatie en toepassing van het Unierecht op belastinggebied te bevorderen;

e)

administratieve procedures en het delen van goede administratieve praktijken te ondersteunen.

2.   De in het eerste lid bedoelde doelstellingen en prioriteiten worden nagestreefd met bijzondere nadruk op de ondersteuning van de strijd tegen belastingfraude, belastingontduiking en agressieve belastingplanning.

HOOFDSTUK II

Subsidiabele acties

Artikel 7

Subsidiabele acties

1.   Uit hoofde van het programma wordt, onder de voorwaarden die zijn vastgesteld in het in artikel 14 bedoelde jaarlijkse werkprogramma, financiële steun verleend voor het volgende:

a)

gezamenlijke acties:

i)

seminars en workshops;

ii)

projectgroepen, waaraan gewoonlijk wordt deelgenomen door een beperkt aantal landen, die gedurende een beperkte tijd actief zijn en streven naar een vooraf bepaald doel met een welomschreven resultaat;

iii)

bilaterale of multilaterale controles en andere activiteiten waarin het Unierecht inzake administratieve samenwerking voorziet, georganiseerd door twee of meer deelnemende landen, waaronder ten minste twee lidstaten;

iv)

werkbezoeken, opgezet door de deelnemende landen of een ander land, om ambtenaren in de gelegenheid te stellen deskundigheid of kennis op het gebied van belastingaangelegenheden te verwerven of te vergroten;

v)

deskundigenteams, te weten gestructureerde vormen van samenwerking, met een tijdelijk karakter, waarin deskundigheid wordt samengebracht om taken op specifieke terreinen, in het bijzonder de Europese informatiesystemen, uit te voeren, eventueel met de steun van onlinesamenwerkingsdiensten, administratieve bijstand en faciliteiten op het gebied van infrastructuur en apparatuur;

vi)

acties voor bestuurlijke capaciteitsopbouw en -ondersteuning;

vii)

studies;

viii)

communicatieprojecten;

ix)

overige activiteiten ter ondersteuning van de in de artikelen 5 en 6 vermelde algemene, specifieke en operationele doelstellingen en prioriteiten, mits de noodzaak van die overige activiteiten naar behoren wordt gemotiveerd;

b)

het opzetten van Europese informatiesystemen: de ontwikkeling, het onderhoud, de exploitatie en de kwaliteitscontrole van de uniecomponenten van de in punt A van de bijlage genoemde Europese informatiesystemen, alsook van nieuwe Europese informatiesystemen die in het kader van het Unierecht worden opgezet met als doel belastingdiensten onderling op doeltreffende wijze in verbinding te stellen;

c)

gemeenschappelijke opleidingsactiviteiten: gezamenlijk ontwikkelde opleidingsacties ter ondersteuning van de vereiste beroepsbekwaamheid en vakkennis op het gebied van belastingen.

Werkbezoeken als bedoeld in punt a), onder iv), van de eerste alinea, mogen niet langer duren dan één maand. Voor werkbezoeken georganiseerd binnen derde landen, komen alleen reis- en verblijfkosten (logies en dagvergoeding) in aanmerking voor vergoeding uit hoofde van het programma.

Deskundigenteams als bedoeld in punt a), onder v), van de eerste alinea worden georganiseerd door de Commissie in samenwerking met de deelnemende landen en, bestaan niet langer dan één jaar, tenzij een langere looptijd naar behoren gerechtvaardigd wordt.

2.   De middelen voor de in dit artikel bedoelde subsidiabele acties worden toegekend op evenwichtige wijze en in verhouding tot de werkelijke behoeften voor die acties.

3.   De Commissie beoordeelt bij de evaluatie van het programma de noodzaak om begrotingsplafonds in te voeren voor de verscheidene subsidiabele acties.

Artikel 8

Specifieke uitvoeringsbepalingen voor gezamenlijke acties

1.   Deelname aan gezamenlijke acties als bedoeld in artikel 7, lid 1, eerste alinea, onder a), geschiedt op vrijwillige basis.

2.   De deelnemende landen dragen er zorg voor dat ambtenaren met een geschikt profiel en passende kwalificaties, waaronder talenkennis, worden aangewezen voor deelname aan de gezamenlijke acties.

3.   De deelnemende landen nemen, waar passend, de nodige maatregelen om de gezamenlijke acties onder de aandacht te brengen en om ervoor te zorgen dat de gerealiseerde outputs optimaal worden benut.

Artikel 9

Specifieke uitvoeringsbepalingen voor de Europese informatiesystemen

1.   De Commissie en de deelnemende landen dragen er zorg voor dat de in punt A van de bijlage bedoelde Europese informatiesystemen ontwikkeld, geëxploiteerd en naar behoren onderhouden worden.

2.   De Commissie coördineert, in samenwerking met de deelnemende landen, het opzetten en functioneren van de unie- en niet-uniecomponenten van de in punt A van de bijlage bedoelde Europese informatiesystemen op die punten die nodig zijn om de werking, interconnectiviteit en voortdurende verbetering ervan te garanderen.

3.   Niet-deelnemende landen mogen slechts gebruikmaken van de in punt A van de bijlage bedoelde uniecomponenten van de Europese informatiesystemen nadat met deze landen in overeenstemming met artikel 218 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie een overeenkomst is gesloten.

Artikel 10

Specifieke uitvoeringsbepalingen voor gemeenschappelijke opleidingsactiviteiten

1.   Deelname aan gemeenschappelijke opleidingsactiviteiten als bedoeld in artikel 7, lid 1, eerste alinea, onder c), geschiedt op vrijwillige basis.

2.   De deelnemende landen dragen er zorg voor dat ambtenaren met een geschikt profiel en passende kwalificaties, waaronder talenkennis, worden aangewezen voor deelname aan de gemeenschappelijke opleidingsactiviteiten.

3.   De deelnemende landen nemen, waar passend, gezamenlijk ontwikkelde opleidingsinhoud, met inbegrip van e-learningmodules, opleidingsprogramma's en gezamenlijk overeengekomen opleidingsnormen, in hun nationale opleidingsprogramma's op.

HOOFDSTUK III

Financieel kader

Artikel 11

Financieel kader

1.   De financiële middelen voor de uitvoering van het programma worden vastgesteld op 223 366 000 EUR in huidige prijzen.

2.   De financiële middelen voor het programma kunnen eveneens de kosten dekken van voorbereidende werkzaamheden, toezicht, controles, audits en evaluaties die regelmatig voor het beheer van het programma en de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma vereist zijn, met name studies, bijeenkomsten van deskundigen, voorlichtings- en communicatieactiviteiten die verband houden met de doelstelling bepaald in deze verordening, kosten van IT-netwerken voor de verwerking en de uitwisseling van informatie, en alle andere kosten van technische en administratieve bijstand die de Commissie maakt voor het beheer van het programma.

Het aandeel van de administratieve uitgaven mag in het algemeen niet hoger zijn dan 5 % van de totale kosten van het programma.

Artikel 12

Financieringsvormen

1.   De Commissie legt het programma ten uitvoer overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.

2.   De financiële steun van de Unie voor de in artikel 7 genoemde activiteiten wordt verleend in de vorm van:

a)

subsidies;

b)

overeenkomsten voor overheidsopdrachten;

c)

de vergoeding van kosten van externe deskundigen als bedoeld in artikel 4.

3.   Het medefinancieringspercentage voor subsidies bedraagt 100 % van de subsidiabele kosten in het geval van reis- en verblijfkosten, kosten in verband met het organiseren van evenementen, en dagvergoedingen.

Dit percentage geldt voor alle subsidiabele acties, met uitzondering van deskundigenteams zoals bedoeld in artikel 7, lid 1, eerste alinea, onder a), punt v). Het toepasselijke medefinancieringspercentage voor deskundigenteams wordt, wanneer voor die acties subsidieverlening vereist is, vastgesteld in de jaarlijkse werkprogramma's.

4.   De uniecomponenten van de Europese informatiesystemen worden gefinancierd door het programma. De deelnemende landen dragen de kosten voor in het bijzonder de aanschaf, de ontwikkeling, de installatie, het onderhoud en de dagelijkse exploitatie van de niet-Uniecomponenten van de Europese informatiesystemen.

Artikel 13

Bescherming van de financiële belangen van de Unie

1.   De Commissie neemt passende maatregelen om ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van op grond van deze verordening gefinancierde acties, de financiële belangen van de Unie via de toepassing van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, worden beschermd door middel van doeltreffende controles en, indien onregelmatigheden worden ontdekt, door middel van terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen en, voor zover van toepassing, door middel van doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties.

2.   De Commissie of haar vertegenwoordigers en de Rekenkamer hebben de bevoegdheid om audits, op basis van documenten en ter plaatse, uit te voeren bij alle begunstigden, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van deze verordening middelen van de Unie hebben ontvangen.

3.   Het Europees Bureau voor fraudebestrijding (European Anti-fraud Office - OLAF) kan onderzoeken instellen, met inbegrip van controles en verificaties ter plaatse, overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad (15) en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad (16), om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten in verband met een uit hoofde van deze verordening gefinancierde subsidieovereenkomst of -besluit of contract, waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad.

HOOFDSTUK IV

Uitvoeringsbevoegdheden

Artikel 14

Werkprogramma

Voor de uitvoering van het programma stelt de Commissie, via uitvoeringshandelingen, jaarlijkse werkprogramma's vast, waarin de na te streven doelstellingen, de verwachte resultaten, de wijze van uitvoering en het totale bedrag dat te dien einde is uitgetrokken, worden beschreven. Deze bevatten ook een beschrijving van de te financieren acties, alsmede een indicatie van het aan elk soort actie toegewezen bedrag en een indicatief tijdschema voor de uitvoering. De jaarlijkse werkprogramma's omvatten wat betreft subsidies ook de prioriteiten, de essentiële beoordelingscriteria en het maximale medefinancieringspercentage. Die uitvoeringshandelingen zijn gebaseerd op de resultaten van de voorgaande jaren en worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 15, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Artikel 15

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

HOOFDSTUK V

Toezicht en evaluatie

Artikel 16

Toezicht op acties in het kader van het programma

1.   De Commissie houdt in samenwerking met de deelnemende landen toezicht op het programma en de in het kader ervan verrichte acties.

2.   De Commissie en de eelnemende landen stellen kwalitatieve en kwantitatieve indicatoren in en voegen, indien nodig, gedurende de loop van het programma nieuwe indicatoren toe. De indicatoren worden gebruikt om de effecten van het programma te toetsen aan vooraf bepaalde ijkpunten.

3.   De Commissie maakt het resultaat van het in lid 1 bedoelde toezicht en de in lid 2 bedoelde indicatoren openbaar.

4.   Het resultaat van het toezicht wordt gebruikt voor het evalueren van het programma overeenkomstig artikel 17.

Artikel 17

Evaluatie en toetsing

1.   De Commissie legt aan het Europees Parlement en aan de Raad een tussentijdse evaluatie en een eindevaluatieverslag met betrekking tot de in de leden 2 en 3 bedoelde zaken. De resultaten van die evaluaties worden geïntegreerd in besluiten over de eventuele verlenging, wijziging of opschorting van dit programma voor daaropvolgende perioden. Die evaluaties worden verricht door een onafhankelijke externe beoordelaar.

2.   De Commissie stelt uiterlijk 30 juni 2018 een tussentijds evaluatieverslag op over de verwezenlijking van de doelstellingen van de acties in het kader van het programma, over de doeltreffendheid van het gebruik van middelen en de meerwaarde op het Europees niveau van het programma. In dat verslag wordt ook aandacht geschonken aan de vereenvoudiging en de blijvende relevantie van de doelstellingen en de bijdrage van het programma aan de prioriteiten van de Unie inzake slimme, duurzame en inclusieve groei.

3.   De Commissie stelt uiterlijk 31 december 2021 een eindevaluatieverslag op over de in lid 2 bedoelde zaken, alsook over de langetermijnimpact en de duurzaamheid van de gevolgen van het programma.

4.   De deelnemende landen verstrekken op verzoek van de Commissie, alle beschikbare gegevens en informatie die van belang zijn voor de opstelling van haar tussentijdse verslagen en eindevaluatieverslagen.

HOOFDSTUK VI

Slotbepalingen

Artikel 18

Intrekking

Beschikking nr. 1482/2007/EG wordt met ingang van 1 januari 2014 ingetrokken.

Financiële verplichtingen die voortvloeien uit acties in het kader van die beschikking, blijven evenwel daaraan onderworpen totdat deze acties zijn voltooid.

Artikel 19

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 11 december 2013.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

V. LEŠKEVIČIUS


(1)  PB C 143 van 22.5.2012, blz. 48, en PB C 11 van 15.1.2013, blz. 84.

(2)  Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (Zie bladzijde 884 van dit Publicatieblad).

(3)  PB C 37 van 20.12.2013, blz. 1.

(4)  Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

(5)  Gedelegeerde verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).

(6)  Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).

(7)  Richtlijn 95/45/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).

(8)  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

(9)  Beschikking nr. 1482/2007/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2007 tot vaststelling van een communautair programma ter verbetering van het functioneren van de belastingstelsels in de interne markt (Fiscalis 2013) en tot intrekking van Beschikking nr. 2235/2002/EG (PB L 330 van 15.12.2007, blz. 1).

(10)  Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1).

(11)  Richtlijn 92/83/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op alcohol en alcoholhoudende dranken (PB L 316 van 31.10.1992, blz. 21).

(12)  Richtlijn 2011/64/EU van de Raad van 21 juni 2011 betreffende de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabrikaten (PB L 176 van 5.7.2011, blz. 24).

(13)  Richtlijn 2003/96/EG van de Raad van 27 oktober 2003 tot herstructurering van de communautaire regeling voor de belasting van energieproducten en elektriciteit (PB L 283 van 31.10.2003, blz. 51).

(14)  Richtlijn 2010/24/EG van de Raad van 16 maart 2010 betreffende de wederzijdse bijstand inzake de invordering van schuldvorderingen die voortvloeien uit belastingen, rechten en andere maatregelen (PB L 84 van 31.3.2010, blz. 1).

(15)  Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1).

(16)  Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden ((PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).


BIJLAGE

EUROPESE INFORMATIESYSTEMEN EN UNIECOMPONENTEN DAARVAN

A.

De Europese informatiesystemen zijn de volgende:

1)

het gemeenschappelijk communicatienetwerk met gemeenschappelijke systeeminterface (CCN/CSI – CCN2), CCN-mail3, CSI-bridge, http-bridge, CCN LDAP en bijbehorende tools, CCN-webportaal, CCN-toezicht;

2)

ondersteunende systemen, met name de tool voor de applicatieconfiguratie voor CCN, de tool voor activiteitenrapportage (Activity Reporting Tool - ART2), het elektronische onlineprojectbeheer van Taxud (Taxud Electronic Management of Project Online - Tempo), de tool voor dienstenbeheer (Service Management Tool - SMT), het gebruikersbeheersysteem (User Management system - UM), het BPM-systeem, het beschikbaarheidsdashboard en AvDB, het portaal voor het IT-dienstenbeheer, het beheer van de directory en de gebruikerstoegang;

3)

het informatie- en communicatieplatform van de programma's (Programmes' information and communication space - PICS);

4)

de systemen betreffende de btw, met name het btw-informatie-uitwisselingssysteem (VIES) en het btw-teruggaafsysteem, inclusief de initiële VIES-applicatie, de toezichttool voor VIES, het statistische systeem voor de belastingen, VIES-on-the-Web, de configuratietool voor VIES-on-the-Web, de testtools voor VIES en de btw-teruggaaf, de btw-nummeralgoritmen, de uitwisseling van elektronische btw-formulieren, de btw-heffing op e-diensten (VAT on e-Services of VoeS); de testtool voor VoeS, de testtool voor elektronische btw-formulieren, het mini-eenloketsysteem (mini one-stop-shop - MoSS);

5)

de systemen betreffende invordering, met name elektronische formulieren voor de invordering van schuldvorderingen, elektronische formulieren voor de uniforme executoriale titel (UET) en het uniform notificatieformulier (UNF);

6)

de systemen betreffende de directe belastingen, met name het systeem betreffende de belastingheffing van inkomsten uit spaargelden, de testtool voor de belastingheffing van inkomsten uit spaargelden, elektronische formulieren voor directe belastingen, het fiscaal identificatienummer TIN-on-the-web, de uitwisselingen uit hoofde van artikel 8 van Richtlijn 2011/16/EU van de Raad (1) en daarmee verband houdende testtools;

7)

andere systemen betreffende belastingen, met name de "Taxes in Europe"-databank (TEDB);

8)

de accijnssystemen, met name het systeem voor de uitwisseling van accijnsgegevens (System for exchange of excise data - SEED), het systeem voor toezicht op het verkeer van accijnsgoederen (Excise Movement and Control System - EMCS), elektronische formulieren voor het accijnsgoederencontrolesysteem (MVS), testapplicatie (TA);

9)

andere centrale systemen, met name het informatie- en communicatiesysteem voor belastingen van de lidstaten (Taxation Information and Communication system -TIC), het selfservice-testsysteem (SSTS), het statistisch systeem voor belastingen, de centrale applicatie voor webformulieren, de centrale diensten/managementinformatiesysteem accijnzen (CS/MISE).

B.

De uniecomponenten van de Europese informatiesystemen zijn:

1)

IT-onderdelen zoals hardware, software en netwerkverbindingen van de systemen, inclusief de daarmee verband houdende data-infrastructuur;

2)

IT-diensten die nodig zijn voor de ondersteuning van de ontwikkeling, het onderhoud, de verbetering en de werking van de systemen; en

3)

elk ander element dat om redenen van efficiëntie, veiligheid en rationalisering door de Commissie wordt aangemerkt als gemeenschappelijk voor de deelnemende landen.


(1)  Richtlijn 2011/16/EU van de Raad van 15 februari 2011 betreffende de administratieve samenwerking op het gebied van de belastingen en tot intrekking van Richtlijn 77/799/EEG (PB L 64 van 11.3.2011, blz. 1).