5.6.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 152/5


VERORDENING (EU) Nr. 513/2013 VAN DE COMMISSIE

van 4 juni 2013

tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen en wafers), van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China, en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 182/2013 tot onderwerping van de invoer van deze goederen van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China aan registratie

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 7 en artikel 14, lid 5,

Na raadpleging van het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A.   PROCEDURE

1.   Inleiding van de procedure

(1)

Op 6 september 2012 heeft de Europese Commissie („de Commissie”) met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2) („het bericht van inleiding”) de inleiding van een antidumpingprocedure betreffende de invoer in de Europese Unie („de Unie”) van fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen en wafers), van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China („de VRC” of „het betrokken land”) aangekondigd.

(2)

Het onderzoek werd ingeleid naar aanleiding van een klacht die door EU ProSun („de klager”) op 25 juli 2012 was ingediend namens producenten die goed zijn voor meer dan 25 % van de totale productie van fotovoltaïsche („PV-”) modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan in de Unie. Het bij de klacht gevoegde voorlopige bewijsmateriaal over dumping van het betrokken product en de aanmerkelijke schade als gevolg daarvan werd voldoende geacht om een onderzoek te openen.

2.   Registratie

(3)

Naar aanleiding van een door de klager ingediend en met het nodige bewijsmateriaal gestaafde verzoek heeft de Commissie op 1 maart 2013 Verordening (EU) nr. 182/2013 (3) vastgesteld waarbij de invoer van fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen en wafers) van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China met ingang van 6 maart 2013 aan registratie werden onderworpen.

3.   Bij de procedure betrokken partijen

(4)

De Commissie heeft de klager, andere haar bekende producenten in de Unie, de haar bekende producenten-exporteurs, de autoriteiten van de VRC en de haar bekende importeurs van de opening van het onderzoek in kennis gesteld. De Commissie heeft ook producenten in de VS in kennis gesteld, welk land als mogelijk referentieland in aanmerking kwam.

(5)

De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van inleiding genoemde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en om te verzoeken te worden gehoord. Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord.

(6)

Gezien het grote aantal bij het onderzoek betrokken producenten-exporteurs in het betrokken land, niet-verbonden importeurs en producenten in de Unie en teneinde het onderzoek binnen de wettelijk voorgeschreven termijnen af te ronden, kondigde de Commissie in het bericht van inleiding aan dat zij had besloten het aantal producenten-exporteurs in het betrokken land, niet-verbonden importeurs en producenten in de Unie dat zou worden onderzocht, door samenstelling van een steekproef in de zin van artikel 17 van de basisverordening tot een redelijk aantal te beperken.

a)   Steekproef van producenten in de Unie

(7)

In het bericht van inleiding heeft de Commissie meegedeeld dat zij een voorlopige steekproef van producenten in de Unie had samengesteld. Alle haar bekende producenten in de Unie en haar bekende verenigingen van producenten werden ervan in kennis gesteld dat een voorlopige steekproef van producenten in de Unie zou worden samengesteld. Deze voorlopige steekproef bestond uit negen van de rond 220 producenten in de Unie waarvan voor de opening van het onderzoek bekend was dat zij het soortgelijke product vervaardigden (zie overweging 26). De samenstelling van de steekproef geschiedde op basis van de grootste representatieve productiehoeveelheid, rekening houdend met het verkoopvolume en de geografische locatie, die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. Er werd op gelet dat de steekproef zowel verticaal geïntegreerde als niet-geïntegreerde producenten in de Unie omvat. De belanghebbenden werd ook verzocht om hun standpunten over de voorlopige steekproef uiteen te zetten. Een aantal belanghebbenden maakte opmerkingen over de voorlopige steekproef en één partij verzocht erom door de raadadviseur-auditeur te worden gehoord.

(8)

Meerdere belanghebbenden hebben met betrekking tot de voorlopige steekproef van producenten in de Unie de volgende bezwaren kenbaar gemaakt.

i)

Sommige partijen voerden aan dat de over de voorlopige steekproef verstrekte informatie ontoereikend was en hen niet in staat stelde zinvolle opmerkingen over de voorgestelde steekproef te maken. Met name uitten zij kritiek op het feit dat de identiteit van de producenten in de Unie geheim werd gehouden en verzochten zij om mededeling van de lidstaten waar de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie zijn gevestigd, van het aandeel van de geselecteerde producenten in de Unie in de totale geproduceerde hoeveelheid PV-modules, -cellen en -wafers en van het procentuele aandeel in de productie en de verkoop van de in de steekproef opgenomen afzonderlijke bedrijven en van de steekproef als geheel.

ii)

Er werd bezwaar gemaakte tegen de voor de samenstelling van de steekproef gebruikte methode omdat daarmee „drie verschillende stappen werden verward”, te weten de steun voor de opening van het onderzoek, de definitie van de bedrijfstak van de Unie en de steekproefprocedure. Daarom zou niet duidelijk zijn of de bedrijfstak van de Unie reeds was gedefinieerd voordat de steekproef werd samengesteld, en daarom evenmin of de steekproef als representatief kan worden beschouwd. Zonder vaststelling van een definitie van de bedrijfstak van de Unie in de fase van de steekproefselectie zouden de belanghebbenden niet hebben kunnen verifiëren of de voorlopige steekproef representatief was en dus ook niet of de situatie van de bedrijfstak van de Unie tijdens het in overweging 19 bedoelde onderzoektijdvak op basis van de steekproef juist kon worden beoordeeld. Bovendien werd gesteld dat de voorlopige steekproef niet mocht worden geselecteerd op basis van de antwoorden van de producenten in de Unie op de vragen die zijn gesteld in het kader van de beoordeling of de opening van een onderzoek in voldoende mate werd gesteund.

iii)

Tevens werd aangevoerd dat de voorlopige steekproef slechts werd samengesteld uit bedrijven die te kennen hebben gegeven het onderhavige onderzoek te steunen.

iv)

Eén partij voerde aan dat verticaal geïntegreerde ondernemingen in de voorlopige steekproef zijn opgenomen, zodat de geproduceerde hoeveelheid wafers en cellen wellicht twee- of driemaal is meegeteld, wat twijfels doet rijzen met betrekking tot de algemene representativiteit van de steekproef. Met betrekking tot verticaal geïntegreerde producenten werd derhalve gevraagd om alleen rekening te houden met de geproduceerde hoeveelheid modules, en niet met de hoeveelheid cellen en wafers.

v)

Dezelfde partij beweerde dat de gegevens waarop de samenstelling van de steekproef was gebaseerd, ten minste gedeeltelijk onbetrouwbaar waren, wat van invloed zou kunnen zijn op de representativiteit van de voorlopige steekproef als geheel.

vi)

Eén partij diende een lijst in waar ongeveer 150 andere producenten van het soortgelijke product in de Unie op zouden staan, en stelde dat met die producenten bij de samenstelling van een steekproef van producenten in de Unie rekening had moeten worden gehouden.

(9)

De door partijen aangevoerde argumenten werden als volgt beantwoord:

i)

De producenten in de Unie hebben vanwege het risico van vergeldingsacties om geheimhouding van hun namen verzocht. Inderdaad werden aan het adres van producenten in de Unie concrete dreigementen geuit dat hun zakelijke belangen binnen en buiten de Unie zouden worden geschaad. De Commissie was van oordeel dat de verzoeken om geheimhouding in voldoende mate waren onderbouwd om te worden ingewilligd. Uit de mededeling van de vestigingsplaats of het aandeel in de productie en verkoop van individuele producenten in de Unie die deel uitmaken van de steekproef, zou de identiteit van de betrokken producenten gemakkelijk kunnen worden opgemaakt, zodat de verzoeken om bekendmaking daarvan moesten worden afgewezen.

ii)

De Commissie heeft de vaststelling van de steun voor de opening van het onderzoek, de definitie van de bedrijfstak van de Unie en de selectie van de voorlopige steekproef niet „verward”, aangezien deze stappen onafhankelijk van elkaar zijn gebleven en voorwerp waren van afzonderlijke besluitvorming. Er werd niet aangetoond in hoeverre het gebruik van de door de producenten in de Unie in het kader van het onderzoek naar de steun voor de opening van het onderzoek verstrekte productie- en verkoopgegevens de representativiteit van de steekproef had beïnvloed. Bij de opening van het onderzoek was wel degelijk een voorlopige definitie van de bedrijfstak van de Unie vastgesteld. Om de totale productie in de Unie tijdens het in overweging 19 bedoelde onderzoektijdvak voorlopig vast te stellen, werd gebruikgemaakt van alle beschikbare informatie over de producenten in de Unie, waaronder de informatie in de klacht en de gegevens die vóór de opening van het onderzoek van de producenten in de Unie en andere partijen waren verkregen.

iii)

Bij de samenstelling van de steekproef kwamen alle producenten in de Unie die vragen met betrekking tot de steun voor de opening van het onderzoek hadden beantwoord, in aanmerking, ongeacht of zij zich voor of tegen het onderzoek hadden uitgesproken of in dezen geen standpunt hadden ingenomen. Dit argument werd daarom afgewezen.

iv)

De kwestie van de dubbele dan wel drievoudige telling is bij de samenstelling van de voorlopige steekproef onderzocht. Daarbij bleek dat wanneer de productie en verkoop van wafers en cellen van de verticaal geïntegreerde producenten in de Unie zouden worden uitgesloten, geen rekening zou worden gehouden met het deel van de productie van wafers en cellen dat op de vrije markt werd verkocht. Daarom was de Commissie van oordeel dat niet per se een representatievere steekproef zou worden verkregen als die verkoop van wafers en cellen van de totale geproduceerde hoeveelheid zou worden uitgesloten. Bovendien berust de representativiteit van de steekproef niet alleen op de geproduceerde hoeveelheid, maar ook op de geografische spreiding en een evenwichtige vertegenwoordiging van verticaal geïntegreerde en niet verticaal geïntegreerde producenten. De relatieve representativiteit van de geproduceerde hoeveelheid werd per soort van het soortgelijke product bepaald. Op deze basis was de Commissie van oordeel dat voor de samenstelling van de voorlopige steekproef een redelijke methodologie is gebruikt en dat de steekproef derhalve representatief is voor de gehele bedrijfstak van de Unie die het onderzochte product vervaardigt. Dit argument werd derhalve afgewezen.

v)

Wat betreft de betrouwbaarheid van de gegevens werd de steekproef samengesteld op basis van de op het tijdstip van de samenstelling beschikbare gegevens, zoals bepaald in artikel 17, lid 1, van de basisverordening. Wat betreft de betrouwbaarheid van de ter onderbouwing van de opening van het onderzoek gebruikte gegevens zijn uit het onderzoek geen aanwijzingen naar voren gekomen dat de voor de opening ervan verzamelde gegevens grote manco's zouden vertonen. Derhalve kan redelijkerwijs worden aangenomen dat de voorlopige steekproef op een voldoende betrouwbare basis is samengesteld. Dit argument werd derhalve afgewezen.

vi)

Met betrekking tot de lijst van circa 150 andere producenten in de Unie zij erop gewezen dat deze informatie pas werd ingediend nadat de termijn waarbinnen belanghebbenden opmerkingen konden maken over de samenstelling van de voorlopige steekproef en de producenten in de Unie zich kenbaar konden maken en om opneming in de steekproef konden verzoeken, ruimschoots was verstreken. Bovendien waren rond de 30 van de in deze lijst vermelde producenten in de Unie de Commissie op het tijdstip van de samenstelling van de steekproef reeds bekend. Tevens werden alle producenten in de Unie die zich na de bekendmaking van het bericht van inleiding bij de Commissie hebben aangemeld, bij de samenstelling van de steekproef in aanmerking genomen. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat aan de representativiteit van de steekproef geen afbreuk is gedaan. Dit argument werd derhalve afgewezen.

(10)

Na ontvangst van de opmerkingen werd de samenstelling van de steekproef herzien, omdat er aanwijzingen waren dat een van de in de steekproef opgenomen ondernemingen niet in staat zou zijn geweest om volledige medewerking te verlenen. Om de representativiteit van de steekproef te behouden werd een andere producent in de Unie in de steekproef opgenomen. Deze herziene steekproef bestond uit tien ondernemingen, die waren geselecteerd op basis van de grootste representatieve productiehoeveelheid per productiestadium, rekening houdend met de verkochte hoeveelheid en de geografische locatie, die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. Uitgedrukt als percentage van de totale productie in de Unie was de aldus samengestelde herziene steekproef van producenten in de Unie, die zowel verticaal geïntegreerde als niet verticaal geïntegreerde producenten omvatte, goed voor tussen de 18 en 21 % voor modules, tussen de 17 en 24 % voor cellen en tussen de 28 en 35 % voor wafers. Aangezien aan de hand van een exact percentage de productiehoeveelheid van de bovengenoemde aan de steekproef toegevoegde producent zou kunnen worden berekend, waaruit zijn identiteit zou kunnen worden opgemaakt, konden geen exacte percentages worden meegedeeld.

b)   Steekproef van niet-verbonden importeurs

(11)

Gezien het mogelijk grote aantal niet-verbonden importeurs werd in het bericht van inleiding overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening gebruik te maken van een steekproef. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, werd aan alle importeurs gevraagd zich bij de Commissie kenbaar te maken en haar volgens de aanwijzingen in het bericht van inleiding basisinformatie te verstrekken over hun activiteiten in verband met het onderzochte product gedurende het onderzoektijdvak als hierna in overweging 19.

(12)

Van de rond 250 door de klager genoemde niet-verbonden importeurs die door de Commissie werden gecontacteerd, hebben 36 partijen op de bij het bericht van inleiding gevoegde vragenlijst voor de samenstelling van de steekproef geantwoord, namelijk 35 voor modules, slechts één voor cellen en geen voor wafers. Overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening werd een steekproef samengesteld op basis van de grootste representatieve ingevoerde hoeveelheid die binnen de beschikbare tijd redelijkerwijs kon worden onderzocht. Op deze basis heeft de Commissie een steekproef samengesteld van drie niet-verbonden importeurs voor modules en één niet-verbonden importeur voor cellen. Naar aanleiding van de ontvangen opmerkingen besloot de Commissie om voor modules nog een extra niet-verbonden importeur op te nemen in de steekproef. Deze onderneming meldde zich bij de Commissie en stelde dat gezien de omvang van haar activiteiten gerechtvaardigd opneming in de steekproef gerechtvaardigd zou zijn. Daarop werden de oorspronkelijk door de onderneming ingediende gegevens opnieuw bestudeerd, waarbij bleek dat een administratieve fout was gemaakt met betrekking tot de door de betrokken importeur opgegeven hoeveelheid ingevoerde goederen. Daarom werd de onderneming in kwestie opgenomen in de steekproef van niet-verbonden importeurs. Verder hebben twee ondernemingen die oorspronkelijk voor de steekproef waren geselecteerd, niet op de vragenlijsten geantwoord, zodat zij werden geacht niet mee te werken aan het onderzoek en uit de steekproef van niet-verbonden importeurs werden verwijderd. De steekproef van niet-verbonden importeurs bestond dus uit twee importeurs voor modules en één importeur voor cellen, die goed waren voor rond de 2 tot 5 % van de totale invoer uit het betrokken land. Na ontvangst van de antwoorden op de vragenlijsten bleek evenwel dat de kernactiviteiten van twee van de drie importeurs in de installatie van zonnepanelen en niet in de handel in het betrokken product bestond. Het onderzoek wees uit dat het merendeel van de invoer van het betrokken product op de markt van de Unie wordt gebracht via ondernemingen die aan de producenten-exporteurs in de VRC zijn verbonden, of via installateurs of projectontwikkelaars. Onder de gegeven omstandigheden werd de steekproef voorlopig als representatief beschouwd. In de loop van het nadere onderzoek zal de Commissie echter contact opnemen met verdere medewerkende niet-verbonden importeurs, teneinde na te gaan of zij als importeurs kunnen worden aangemerkt en of de omvang van de steekproef kan worden vergroot.

c)   Steekproef van producenten-exporteurs

(13)

Gezien het kennelijk grote aantal producenten-exporteurs werd in het bericht van inleiding overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening voor de vaststelling van dumping gebruik te maken van een steekproef. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, werd aan alle producenten-exporteurs gevraagd zich bij de Commissie kenbaar te maken en haar volgens de aanwijzingen in het bericht van inleiding basisinformatie te verstrekken over hun activiteiten in verband met het onderzochte product gedurende het onderzoektijdvak als bedoeld in overweging 19. De autoriteiten van het betrokken land werden eveneens geraadpleegd.

(14)

In totaal hebben 135 Chinese producenten (waarbij het vaak om uit meerdere ondernemingen bestaande groepen gaat) zich in de steekproefprocedure kenbaar gemaakt. De medewerkende ondernemingen zijn goed voor 80 % van de waarde van de totale uitvoer uit China. De geselecteerde steekproef van zeven groepen ondernemingen bestaat uit de drie medewerkende exporteurs met de grootste hoeveelheid uitgevoerde modules, de twee medewerkende exporteurs met de grootste hoeveelheid uitgevoerde cellen en de twee medewerkende exporteurs met de grootste hoeveelheid uitgevoerde wafers.

d)   Antwoorden op de vragenlijsten en controles

(15)

De Commissie heeft vragenlijsten toegezonden aan alle in de steekproef opgenomen Chinese producenten-exporteurs en aan de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, de in de steekproef opgenomen niet-verbonden importeurs en toeleveranciers en verwerkende bedrijven en hun verenigingen die zich binnen de in het bericht van inleiding vermelde termijnen bij de Commissie kenbaar hebben gemaakt. De Commissie heeft tevens contact opgenomen met een representatieve consumentenorganisatie.

(16)

Er zijn antwoorden op de vragenlijsten ontvangen van alle voor de steekproef geselecteerde Chinese producenten-exporteurs, alle geselecteerde producenten in de Unie, drie geselecteerde niet-verbonden importeurs en 21 toeleveranciers en verwerkende bedrijven en drie van hun verenigingen.

(17)

De Commissie heeft alle gegevens die zij nodig achtte voor de voorlopige vaststelling van dumping, de daardoor veroorzaakte schade en het belang van de Unie verzameld en gecontroleerd. Bij de volgende (groepen van) ondernemingen werd ter plaatse een controle uitgevoerd.

a)

Producenten in de Unie

Bij de tien producenten in de Unie die in de steekproef waren opgenomen, werd ter plaatse een controle uitgevoerd.

b)

Producenten-exporteurs in de VRC

Changzhou Trina Solar Energy Co Ltd, VRC

Delsolar (Wujiang) Co Ltd, VRC

Jiangxi LDK Solar Hi-Tech Co Ltd, VRC

JingAo Group, VRC

Jinzhou Yangguang Energy, VRC

Wuxi Suntech Power Co Ltd, VRC

Yingli Green Energy Holding Company, VRC

c)

Verbonden importeurs in de Unie

Yingli Green Energy Greece Sales GmbH, München, Duitsland

LDK Solar Italia S.r.l., San Zenone degli Ezzelini (TV), Italië

Delta Energy Systems S.r.l., Rome, Italië

Sunways AG, Konstanz, Duitsland

JA Solar GmbH, München, Duitsland

d)

Verbonden handelaren/importeurs buiten de Unie

Delsolar Co Ltd, Zhunan, Taiwan

JA Solar Hongkong Ltd, Hongkong SAR

Wealthy Rise International Ltd, Hongkong SAR

Suntech Power International Ltd, Schaffhausen, Zwitserland

Trina Solar (Schweiz) AG, Wallisellen, Zwitserland

e)

Niet-verbonden importeur in de Unie

IBC AG, Bad Staffelstein, Duitsland

f)

Toeleveranciers

Roth & Rau AG, Hohenstein-Ernsthal, Duitsland

Wacker Chemie AG, Burghausen, Duitsland

g)

Verwerkende bedrijven

Juwi Solar GmbH, Worrstadt, Duitsland

ValSolar SL, Badajoz, Spanje

h)

Verenigingen

EPIA, Brussel, België.

(18)

Daar ingeval aan de producenten-exporteurs in de VRC geen BMO wordt toegekend, voor hen een normale waarde moet worden vastgesteld, vond een controle voor de vaststelling van de normale waarde op basis van gegevens uit India als referentieland plaats in de onderstaande ondernemingen.

EMMVEE Photovoltaic Power Private Limited, Bengaluru, India

Tata Power Solar Systems Limited, Bengaluru, India.

4.   Onderzoektijdvak en beoordelingsperiode

(19)

Het onderzoek naar de dumping en de schade had betrekking op de periode van 1 juli 2011 tot en met 30 juni 2012 („onderzoektijdvak” of „OT”). Het onderzoek naar de ontwikkelingen die van belang zijn voor de schadebeoordeling had betrekking op de periode van 2009 tot het einde van het onderzoektijdvak („de beoordelingsperiode”).

B.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

1.   Betrokken product

(20)

Bij het betrokken product gaat het om fotovoltaïsche modules of panelen van kristallijn silicium en in dergelijke modules en panelen gebruikte cellen en wafers van oorsprong uit of verzonden uit vanuit de Volksrepubliek China. De cellen en wafers hebben een dikte van maximaal 400 μm. Dit product is momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 3818 00 10, ex 8501 31 00, ex 8501 32 00, ex 8501 33 00, ex 8501 34 00, ex 8501 61 20, ex 8501 61 80, ex 8501 62 00, ex 8501 63 00, ex 8501 64 00 en ex 8541 40 90 („het betrokken product”).

(21)

De volgende productsoorten vallen niet onder de productomschrijving van het onderzochte product:

zonneopladers die bestaan uit minder dan zes cellen, draagbaar zijn en apparaten van elektriciteit voorzien of batterijen opladen;

PV-producten vervaardigd met dunnelaagtechnologie;

PV-producten van kristallijn silicium die permanent in elektrische goederen zijn geïntegreerd, wanneer die elektrische goederen een andere functie hebben dan het opwekken van elektriciteit en wanneer die elektrische goederen de elektriciteit verbruiken die door de geïntegreerde PV-cel(len) van kristallijn silicium wordt opgewekt.

(22)

De PV-modules, -cellen en -wafers zetten zonlicht om in elektriciteit. De omzetting vindt plaats door cellen die zonlicht opvangen en het door middel van kristallijn silicium in elektriciteit omzetten.

(23)

Wafers vormen de eerste stap in het productieproces. Zij worden vervaardigd van kristallijn silicium en vormen de belangrijkste component voor de productie van cellen.

(24)

Eerst moet het kristallijne silicium worden gesmolten om staven van kristallijn silicium te verkrijgen, die vervolgens in wafers worden gezaagd. De wafers worden in een hoogtechnologisch verwerkingsproces voor halfgeleiders behandeld om functionerende zonnecellen te vervaardigen. Cellen vormen de tweede stap in het productieproces. Zij beschikken over een plus- en een minpool om de door de cel opgewekte energie te kunnen opnemen en doorleiden.

(25)

De modules vormen de derde stap in het productieproces. Voor de samenstelling van modules worden cellen met behulp van platte draden of metalen stroken aan elkaar gesoldeerd om aaneengeschakelde cellen te produceren. De aaneengeschakelde cellen worden van een boven- en onderlaag voorzien. Meestal wordt glas voor de bovenlaag gebruikt, terwijl de onderlaag meestal uit polymeren bestaat. Doorgaans worden frames gebruikt om de modules te kunnen monteren (bv. op daken). De module kan al dan niet zijn uitgerust met een omvormer.

2.   Soortgelijk product

(26)

Uit het onderzoek bleek dat het betrokken product, het product dat wordt geproduceerd en verkocht op de binnenlandse markt van India, dat als referentieland dient voor het vaststellen van de normale waarde, en het product dat door de bedrijfstak van de Unie wordt geproduceerd en verkocht op de markt van de Unie dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen en dezelfde basisgebruiksdoeleinden hebben. Deze producten worden bijgevolg voorlopig beschouwd als gelijk in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening.

3.   Argumenten betreffende de productomschrijving

i)   Fysische, chemische en technische eigenschappen en gebruiksdoeleinden

(27)

Een aantal belanghebbenden voerde aan dat het onderzoek niet gericht mag zijn op drie producten met verschillende fysische, chemische en technische eigenschappen en dat modules, cellen en wafers daarom het voorwerp van drie aparte onderzoeken moeten vormen. Bovendien voerden zij aan dat niet duidelijk is of het onderzoek betrekking heeft op één product of op drie aparte producten, zodat zij hun belangen niet ten volle kunnen verdedigen. Voorts werd verzocht, voor het geval monowafers niet van de productomschrijving zouden worden uitgesloten (zie de overwegingen 42 t/m 44), als alternatief wafers van het onderzoek uit te sluiten.

(28)

De productie van wafers, cellen en modules vormt één enkel productieproces met verschillende productiestappen. Modules, cellen en wafers bepalen samen de kenmerken van het eindproduct (d.w.z. de modules). Uit het onderzoek bleek dat de productie van wafers en cellen rechtstreeks en uitsluitend is afgestemd op de productie van modules. Modules, cellen en wafers hebben dezelfde fysische, chemische en technische eigenschappen (die worden bepaald door de gebruikte grondstoffen) en hebben dezelfde basisgebruiksdoeleinden, namelijk de inbouw in PV-zonne-installaties. De prestaties van de modules zijn rechtstreeks afhankelijk van die van de wafers en cellen.

(29)

In het bericht van inleiding van de procedure werd duidelijk vermeld dat het onderzochte product modules, cellen en wafers omvat. De belanghebbenden zijn derhalve ten volle in de gelegenheid gesteld hun belangen te verdedigen op basis van het aldus omschreven betrokken product. Om die redenen werden deze argumenten verworpen.

ii)   Afwijkende nomenclatuur

(30)

Er werd voorts aangevoerd dat modules, cellen en wafers niet als één product kunnen worden beschouwd, aangezien zij anders zijn ingedeeld naar achtcijferige GN-codes, zescijferige onderverdelingen, viercijferige GS-posten en tweecijferige hoofdstukken en ook in verschillende afdelingen van de GS-nomenclatuur zijn opgenomen. Dit argument is als zodanig niet relevant voor de afbakening van de productomschrijving voor een antidumpingonderzoek dat is gebaseerd op de fysische eigenschappen van het betrokken product.

iii)   Toegevoegde waarde van cellen

(31)

Verschillende partijen voerden aan dat de waarde die bij de verwerking van de cellen wordt toegevoegd, het grootste deel van de waarde van een module vertegenwoordigt en dat cellen daarom als apart product moeten worden beschouwd.

(32)

Uit het onderzoek bleek dat de productie van cellen het technologisch meest geavanceerde onderdeel van het productieproces vormt. Uit het onderzoek kwam echter ook naar voren dat de drie stappen van het verwerkingsproces onderling verbonden zijn en dat de toegevoegde waarde niet in één bepaald stadium van het productieproces is geconcentreerd, maar verspreid is over het gehele productieproces. Om deze redenen werd het argument afgewezen.

iv)   Gescheiden handelsmarkten

(33)

Sommige belanghebbenden voerden aan dat er sprake is van gescheiden handelsmarkten voor modules, cellen en wafers, die derhalve als verschillende producten dienen te worden beschouwd, wat tevens zou blijken uit het feit dat een groot aantal producenten niet verticaal geïntegreerd is.

(34)

Modules, cellen en wafers kunnen niet worden beschouwd als aparte producten waarvan de prijzen uitsluitend als gevolg van marktfactoren aan schommelingen onderhevig zijn. De prijzen van deze producten houden namelijk nauw verband met elkaar en worden beïnvloed door de prijs voor polysilicium. Bovendien wordt het betrokken product, zoals reeds toegelicht in de overwegingen 23 tot en met 25, in één, uit verschillende stappen bestaand productieproces vervaardigd. Het feit dat sommige producenten niet verticaal zijn geïntegreerd heeft alleen te maken met zakelijke beslissingen en schaaloverwegingen en doet geen afbreuk aan deze conclusie. Daarom moest dit argument worden afgewezen.

v)   Gebruiksdoeleinden en onderlinge uitwisselbaarheid

(35)

Verschillende belanghebbenden voerden aan dat modules, cellen en wafers als verschillende producten moeten worden beschouwd aangezien zij voor verschillende gebruiksdoeleinden bestemd en niet onderling uitwisselbaar zijn.

(36)

Zoals hierboven vermeld, is uit het onderzoek gebleken dat het productieproces van wafers, cellen en modules één productieproces vormt en dat er derhalve geen sprake is van uitwisselbaarheid van de verschillende stappen van het productieproces. Bovendien zijn modules, cellen en wafers voor hetzelfde eindgebruik bestemd, namelijk het omzetten van zonlicht in elektriciteit, zodat zij niet voor andere toepassingen kunnen worden gebruikt.

vi)   Distributiekanalen

(37)

Eén belanghebbende voerde aan dat modules, cellen en wafers niet via dezelfde distributiekanalen worden verhandeld en daarom niet als één product dienen te worden beschouwd. Uit het onderzoek bleek dat modules, cellen en wafers zowel via verschillende als via dezelfde distributiekanalen kunnen worden verhandeld. Het hoofdcriterium bij het bepalen of het om één product gaat, is echter de vraag of de producten dezelfde fysische, chemische en technische eigenschappen en dezelfde gebruiksdoeleinden hebben. Gezien de overwegingen 27 tot en met 29 wordt geconcludeerd dat verschillende distributiekanalen derhalve niet als bepalende factor worden beschouwd. Dit argument moet derhalve worden verworpen.

vii)   Perceptie door de consument

(38)

Er werd aangevoerd dat modules, cellen en wafers wat de perceptie door de consument betreft aanzienlijk van elkaar verschillen en daarom niet als één enkel product dienen te worden beschouwd.

(39)

Het hoofdcriterium bij het bepalen of het om één product gaat, is echter net als hierboven de vraag of de producten dezelfde fysische, chemische en technische eigenschappen en dezelfde gebruiksdoeleinden hebben. Gezien de overwegingen 27 tot en met 29 wordt geconcludeerd dat verschillen qua perceptie door de consument derhalve niet als bepalende factor worden beschouwd. Dit argument moet derhalve worden verworpen.

viii)   Producten vervaardigd met dunnelaagtechnologie

(40)

Eén belanghebbende stelde dat PV-producten die met behulp van dunnelaagtechnologie zijn vervaardigd, in de omschrijving van het betrokken product moeten worden opgenomen, aangezien zij dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen en dezelfde basisgebruiksdoeleinden zouden hebben.

(41)

PV-producten die met dunnelaagtechnologie zijn vervaardigd, zijn duidelijk van de productomschrijving (zie overweging 21) uitgesloten. Met behulp van dunnelaagtechnologie vervaardigde PV-producten hebben immers andere fysische, chemische en technische eigenschappen dan het betrokken product. Zij worden met behulp van een ander productieproces vervaardigd en van ander materiaal dan kristallijn silicium, dat de belangrijkste grondstof vormt voor de productie van modules, cellen en wafers. Zij zetten zonlicht minder efficiënt in elektriciteit om en hebben een lager vermogen en zijn daarom niet geschikt voor dezelfde toepassingen als het betrokken product. De argumenten moesten daarom worden afgewezen.

ix)   Uitsluiting van monowafers

(42)

Eén belanghebbende voerde aan dat monowafers van de omschrijving van het betrokken product moeten worden uitgesloten, aangezien zij andere fysische, chemische en technische eigenschappen hebben dan multiwafers. Er werd gesteld dat zij verschillen vertonen wat betreft kristalstructuur, vorm en voorkomen. Bovendien werd beweerd dat er geen productie van monowafers in de Unie was.

(43)

Het onderzoek wees uit dat monowafers van hogere kwaliteit zijn dan multiwafers, maar zij worden vervaardigd met behulp van soortgelijke productieprocessen, met gebruikmaking van dezelfde grondstof (polysilicium). Derhalve luidt de conclusie dat monowafers en multiwafers dezelfde fysische, chemische en technische basiseigenschappen hebben.

(44)

Uit het onderzoek bleek dat de basisgebruiksdoeleinden identiek zijn, aangezien zowel monowafers als multiwafers uitsluitend zijn bestemd voor de productie van (mono- en multi-)zonnecellen waaruit vervolgens (mono- en multi-)zonnemodules worden vervaardigd. Er bestaan geen substantiële verschillen tussen de twee soorten wafers, die onderling uitwisselbaar zijn en allebei kunnen worden gebruikt om cellen te produceren. Wat betreft het argument dat er in de Unie geen productie van monowafers plaatsvindt, kwam daarnaast uit het onderzoek naar voren dat in de Unie zowel monowafers als multiwafers worden geproduceerd. Daarom moest dit argument worden afgewezen.

x)   Halffabricaten

(45)

Bovendien werd aangevoerd dat wafers en cellen moeten worden beschouwd als twee halffabricaten, terwijl modules eindproducten zijn, zodat er geen sprake is van één enkel product.

(46)

Het hoofdcriterium bij het bepalen of het om één product gaat, is echter, zoals hierboven reeds vermeld, de vraag of de producten dezelfde fysische, chemische en technische eigenschappen en dezelfde gebruiksdoeleinden hebben. Gezien de overwegingen 27 tot en met 29 luidt de conclusie dat verschillen tussen halffabricaten en eindproducten derhalve niet als bepalende factor worden beschouwd. Dit argument moet derhalve worden verworpen.

xi)   Zonneopladers

(47)

Eén belanghebbende verzocht om uitsluiting van zonnepanelen die alleen bestemd zijn voor het opladen van batterijen van 12 volt, op grond van het feit dat deze een ander gebruiksdoeleinde hebben dan op het elektriciteitsnet aangesloten modules, aangezien zij stroom met een veel lagere spanning opwekken en daarom niet geschikt zijn voor aansluiting op het net.

(48)

Volgens het bericht van inleiding zijn zonneopladers die bestaan uit minder dan zes cellen, die draagbaar zijn en die apparaten van elektriciteit voorzien of batterijen opladen, van het onderzochte product uitgesloten. Modules met meer dan zes cellen die alleen bestemd zijn voor het opladen van batterijen, hebben dezelfde basiseigenschappen en leveren dezelfde prestaties als modules die op het elektriciteitsnet worden aangesloten. Zij maken gebruik van een open stroomkring met een lagere spanning dan die van de stroomkring van modules die op het elektriciteitsnet worden aangesloten. Ondanks dit verschil is uit het onderzoek gebleken dat dit soort modules op het elektriciteitsnet kan worden aangesloten. De lagere spanning kan eenvoudig worden gecompenseerd door de omvang van de cellen en/of hun aantal te vergroten. Modules die voor het opladen van batterijen bestemd zijn en uit meer dan zes cellen bestaan, vallen derhalve onder de omschrijving van het betrokken product.

xii)   Conclusie

(49)

Gezien het bovenstaande luidt de voorlopige conclusie dat de hierboven beschreven PV-modules en -panelen van kristallijn silicium en cellen en wafers die in PV-modules of -panelen van kristallijn silicium worden gebruikt, één product vormen. De Commissie zal echter nader onderzoek verrichten naar de vraag of modules, cellen en wafers één product dan wel twee of drie verschillende producten vormen. Derhalve verzoekt zij alle belanghebbenden om hun standpunten in dezen aan de Commissie kenbaar te maken, rekening houdend met de voorlopige conclusie waartoe de Commissie in dit stadium is gekomen. Maar ook wanneer uiteindelijk zou worden vastgesteld dat het om twee of drie verschillende producten gaat, zou dit onderzoek in elk geval betrekking hebben op al deze verschillende producten en zouden ongeacht de vraag of het om één product of om verschillende producten gaat, ten aanzien van modules, cellen en wafers definitieve maatregelen kunnen worden ingesteld.

C.   DUMPING

1.   Volksrepubliek China

1.1.   Behandeling als marktgerichte onderneming

(50)

Ingevolge artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening wordt bij antidumpingonderzoeken betreffende producten van oorsprong uit de VRC de normale waarde vastgesteld overeenkomstig artikel 2, leden 1 tot en met 6, voor de producenten die kunnen aantonen dat zij voldoen aan de criteria van artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening.

(51)

Voor de duidelijkheid worden deze criteria hieronder nog eens kort samengevat:

1.

besluiten van bedrijven worden genomen als reactie op marktsignalen, zonder staatsinmenging van betekenis, en kosten geven marktvoorwaarden weer;

2.

ondernemingen beschikken over een duidelijke basisboekhouding die onder controle staat van een onafhankelijke instantie in overeenstemming met de internationale standaarden voor jaarrekeningen en die alle terreinen bestrijkt;

3.

er zijn geen verstoringen van betekenis die nog voortvloeien uit het vroegere systeem zonder markteconomie;

4.

faillissements- en eigendomswetten bieden rechtszekerheid en stabiliteit, en

5.

bij de omrekening van valuta’s worden marktkoersen gebruikt.

(52)

Alle in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs hebben in het kader van dit onderzoek om BMO overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder b), van de basisverordening verzocht en binnen de vastgestelde termijn het desbetreffende aanvraagformulier beantwoord.

(53)

De Commissie heeft alle gegevens verzameld die zij nodig achtte en de in de BMO-aanvraag verstrekte gegevens ter plaatse bij de ondernemingen in kwestie gecontroleerd.

(54)

Uit de controle bleek dat alle zeven producenten-exporteurs (ondernemingsgroepen) die om BMO hadden verzocht, niet voldeden aan de criteria vastgesteld in artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening.

(55)

Alle zeven ondernemingsgroepen genoten belastingvoordelen en ontvingen subsidies en konden daarom niet aantonen dat zij niet onderhevig waren aan nog uit het systeem zonder markteconomie voortvloeiende verstoringen, zodat zij niet aan criterium 3 van de BMO-beoordeling voldeden.

(56)

Zes ondernemingsgroepen hebben niet aangetoond dat hun boekhouding door een onafhankelijke instantie in overeenstemming met de internationale standaarden voor jaarrekeningen wordt gecontroleerd, en voldeden derhalve niet aan criterium 2 van de BMO-beoordeling.

(57)

Eén ondernemingsgroep heeft niet aangetoond dat al haar ondernemingen aan faillissementswetgeving zijn onderworpen en voldeed daarom niet aan criterium 4 van de BMO-beoordeling.

(58)

Daarnaast konden drie ondernemingsgroepen niet aantonen dat zij vrij waren van staatsinmenging van betekenis, zodat zij niet aan criterium 1 van de BMO-beoordeling voldeden.

(59)

Na de mededeling van de bevindingen van de BMO-beoordeling werden opmerkingen ontvangen van alle in de steekproef opgenomen ondernemingen.

(60)

Twee ondernemingsgroepen maakten een opmerking van procedurele aard en voerden aan dat het besluit over hun BMO-aanvragen te laat was genomen, namelijk na het verstrijken van de in artikel 2, lid 7, onder c), vastgestelde termijn van drie maanden, en dat het onderzoek derhalve onverwijld diende te worden beëindigd. Ter onderbouwing van hun stelling beriepen zij zich op de arresten van het Hof van Justitie in de zaak Brosmann (4) en de zaak Aokang Shoes (5).

(61)

Ten eerste zij eraan herinnerd dat de zaak Brosmann en de zaak Aokang Shoes niet relevant zijn om de wettigheid van de BMO-analyse in dit onderzoek te beoordelen, aangezien die zaken betrekking hebben op situaties waarin, anders dan in dit onderzoek, helemaal geen BMO-beoordelingen werden uitgevoerd.

(62)

Ten tweede zijn de zaak Brosmann en de zaak Aokang Shoes in het licht van de intussen gewijzigde basisverordening niet relevant om de rechtmatigheid van dit onderzoek te beoordelen. In artikel 2, lid 7, van de basisverordening, zoals gewijzigd, is bepaald dat de Commissie alleen voor ondernemingen die overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening in een steekproef zijn opgenomen, een besluit over BMO-aanvragen zal nemen, en dat zij zo’n besluit binnen normaliter zeven maanden, maar uiterlijk binnen acht maanden na de inleiding van de procedure zal nemen. Dit gewijzigde artikel geldt vanaf 15 december 2012 voor alle nieuwe en lopende onderzoeken, dus ook voor dit onderzoek.

(63)

In ieder geval moet de uitlegging van de vaste rechtspraak worden gehandhaafd, namelijk dat hoewel de termijn van drie maanden niet werd geëerbiedigd, het recht op een besluit over de toekenning van een BMO op zich niet werd geschonden.

(64)

De belangrijkste inhoudelijke opmerkingen hadden betrekking op de belastingvoordelen en subsidies. De exporteurs hebben de vastgestelde feiten niet betwist, maar betwijfelden dat zij van belang waren voor het vervullen van BMO-criterium 3. Met name stelden zij dat de staatssteun geen significant deel van hun respectieve omzet uitmaakt.

(65)

In dit verband zij erop gewezen dat een stelsel voor vennootschapsbelasting dat in een voorkeursbehandeling van bepaalde ondernemingen voorziet die de regering van strategisch belang acht, duidelijk niet strookt met dat van een markteconomie. Een dergelijk stelsel is nog steeds in grote mate onderhevig aan planning door de staat. Tevens zij erop gewezen dat verstoringen als gevolg van een verlaging van de vennootschapsbelasting „van betekenis” zijn, aangezien de winst vóór belastingen die door een onderneming moet worden behaald om aantrekkelijk te zijn voor investeerders, hierdoor volledig wordt veranderd. De verstoringen zijn tevens van blijvende aard en het absolute steunbedrag dat gedurende het onderzoektijdvak is ontvangen, is gezien het karakter van het verkregen voordeel niet relevant voor de beoordeling of de verstoring „van betekenis” is. Veeleer moet de beoordeling van het belang van de verstoring zijn gebaseerd op het algehele effect van de maatregel op de financiële en economische situatie van de onderneming.

(66)

Met betrekking tot criterium 2 voerden twee ondernemingsgroepen aan dat zij aan de respectieve internationale boekhoudkundige normen voldeden aangezien hun geconsolideerde rekeningen in de VS volledig in overeenstemming waren met die normen. Sommige ondernemingen voerden tevens aan dat hun rekeningen in het algemeen in overeenstemming zijn met de boekhoudkundige normen van de VRC, die volgens hen equivalent zijn aan de internationale. In dit geval gaat het echter niet om de vraag of de boekhoudkundige normen van de VRC in overeenstemming zijn met de internationale boekhoudkundige normen. Het gaat erom of de rekeningen al dan niet aan de toepasselijke boekhoudkundige normen voldoen. Met name gingen deze opmerkingen niet in op het feit dat de afzonderlijke jaarrekeningen van de betrokken Chinese ondernemingen tegen een aantal internationale boekhoudkundige normen (en de overeenkomstige Chinese equivalenten daarvan) bleken in te druisen, waaronder inzake afschrijvingen en informatieverschaffing over transacties met verbonden partijen.

(67)

Met betrekking tot criterium 1 wordt, rekening houdend met de van de partijen ontvangen opmerkingen en in het licht van het arrest in zaak C-337/09 P (6) geconcludeerd dat alle ondernemingen aan dit criterium voldoen.Evenwel blijven de besluiten over de BMO-aanvragen van alle in de steekproef opgenomen exporteurs ongewijzigd, aangezien zij nog steeds niet aan de criteria 2 en 3 voldoen.

(68)

Wat criterium 4 betreft, kon de in overweging 57 genoemde ondernemingsgroep aantonen dat in de tussentijd een faillissementsprocedure tegen de Chinese hoofdonderneming van de groep aanhangig was gemaakt. Derhalve wordt geconcludeerd dat dit criterium door deze ondernemingsgroep is vervuld. Evenwel blijft het besluit over de BMO-aanvraag van deze ondernemingsgroep ongewijzigd, aangezien zij nog steeds niet aan de criteria 2 en 3 voldoet.

(69)

De conclusie luidt derhalve dat niet is aangetoond dat de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs aan de BMO-criteria 2 en 3 voldoen. Daarom kan aan die ondernemingen geen BOM worden toegekend.

1.2.   Individueel onderzoek

(70)

Achttien medewerkende producenten-exporteurs of groepen producenten-exporteurs die niet in de steekproef waren opgenomen, verzochten overeenkomstig artikel 17, lid 3, van de basisverordening om een individueel onderzoek.

(71)

Gezien het grote aantal ontvangen aanvragen heeft de Commissie voorlopig geconcludeerd dat individuele onderzoeken te belastend zouden zijn en een tijdige afsluiting van het onderzoek in de weg zouden staan. Bijgevolg werd voorlopig besloten om geen van de verzoeken om een individueel onderzoek in te willigen.

1.3.   Referentieland

(72)

Volgens artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening moet de normale waarde voor producenten-exporteurs aan wie geen BMO wordt toegekend, worden vastgesteld aan de hand van de prijs of de berekende waarde in een derde land met markteconomie („referentieland”).

(73)

In het bericht van inleiding vermeldde de Commissie voornemens te zijn de Verenigde Staten als geschikt referentieland voor het vaststellen van de normale waarde voor de VRC te kiezen, en verzocht zij alle belanghebbenden hun opmerkingen hieromtrent in te dienen.

(74)

Een aantal exporteurs en importeurs heeft opmerkingen ingediend over de keuze van het referentieland en stelde dat de VS geen geschikt referentieland zouden zijn, vooral vanwege het feit dat de markt van de VS gedurende een deel van het OT tegen de invoer uit de VRC werd beschermd door middel van antidumping- en antisubsidiemaatregelen.

(75)

Door belanghebbenden werden Taiwan, India en Zuid-Korea als meer geschikte referentielanden voorgesteld. Naar aanleiding van deze opmerkingen werd besloten om de analyse voor de vaststelling van een geschikt referentieland uit te breiden. In dit kader werden alle grote producenten van zonnepanelen benaderd. In totaal werden 34 ondernemingen in India, 9 ondernemingen in Japan, 15 ondernemingen in Maleisië, 2 ondernemingen in Mexico, 34 ondernemingen in Korea, 9 ondernemingen in Singapore, 43 ondernemingen in Taiwan en 21 ondernemingen in de VS gecontacteerd.

(76)

De Commissie heeft antwoorden ontvangen van twee ondernemingen in India, twee in Taiwan en twee in de VS. Aangezien de ondernemingen in Taiwan vrijwel uitsluitend PV-cellen vervaardigden, terwijl de Chinese uitvoer voornamelijk uit modules bestaat, en de VS in het licht van de gemaakte opmerkingen niet geschikt werden geacht als referentieland, werd voorlopig besloten om India als referentieland te gebruiken. Er zij op gewezen dat de Commissie deze kwestie opnieuw kan beoordelen indien uit het nadere onderzoek mocht blijken dat het bij modules, cellen en wafers om twee of drie verschillende producten gaat. Zo kan het met name nodig blijken om een ander referentieland voor wafers aan te wijzen, daar in India geen wafers worden geproduceerd.

(77)

Eén producent uit India heeft een onvolledig antwoord ingediend. Daarom kon de door deze onderneming verstrekte informatie niet worden gebruikt voor de vaststelling van de normale waarde. Wel kon aan de hand van de informatie die door die onderneming was ingediend en die aan een controle is onderworpen, worden bevestigd dat de door de volledig medewerkende producent uit het referentieland verstrekte informatie inderdaad representatief was voor de Indiase markt.

1.4.   Normale waarde

(78)

Aangezien aan geen in de steekproef opgenomen Chinese exporteur BMO was toegekend, werd de normale waarde vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening, waarbij India werd gebruikt als referentieland met een markteconomie.

(79)

Eerst werden de door de producent in het referentieland op de binnenlandse markt verkochte productsoorten geïdentificeerd die identiek of rechtstreeks vergelijkbaar waren met de naar de Unie uitgevoerde soorten.

(80)

Vervolgens onderzocht de Commissie voor de producent in het referentieland of elke soort van het soortgelijke product die op de binnenlandse markt werd verkocht, kon worden beschouwd als zijnde verkocht in het kader van normale handelstransacties. Hiertoe werd voor elke productsoort het aandeel van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt in het OT vastgesteld.

(81)

Wanneer meer dan 80 % van de totale verkoop van een productsoort was verkocht tegen een nettoprijs die gelijk was aan of hoger was dan de berekende productiekosten, en de gewogen gemiddelde verkoopprijs van die soort gelijk was aan of hoger was dan de productiekosten, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs. Deze prijs werd berekend als een gewogen gemiddelde van de prijzen van de hele binnenlandse verkoop van die soort in het OT.

(82)

Wanneer de winstgevende verkoop van een productsoort 80 % of minder van de totale verkoop van die soort bedroeg, of de gewogen gemiddelde prijs van die soort lager was dan de productiekosten, werd de normale waarde gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs, berekend als het gewogen gemiddelde van alleen de winstgevende verkopen van die soort.

(83)

Wanneer een productsoort volledig met verlies werd verkocht, werd geconcludeerd dat deze niet in het kader van normale handelstransacties was verkocht.

(84)

Voor de verkoop van productsoorten die niet in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden en voor productsoorten die niet op de binnenlandse markt waren verkocht, werd de normale waarde door berekening vastgesteld.

(85)

Om de normale waarde te berekenen, werden de gewogen gemiddelde verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten (VAA-kosten) en de gewogen gemiddelde winst die door de enige volledig medewerkende producent in het referentieland op de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product gedurende het onderzoektijdvak in het kader van normale handelstransacties werd gemaakt, opgeteld bij zijn eigen gemiddelde productiekosten gedurende het onderzoektijdvak. Waar nodig werden de productiekosten en VAA-kosten gecorrigeerd voordat zij werden gebruikt om vast te stellen of de verkoop in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden en om de normale waarden te berekenen.

(86)

Voor zonnewafers kon de normale waarde niet aan de hand van de in de overwegingen 79 tot en met 85 beschreven methode worden vastgesteld, aangezien geen van de medewerkende Indiase producenten zonnewafers produceerde. De Commissie ging na of de normale waarde kon worden vastgesteld op basis van een product dat zeer grote overeenkomst met dit product vertoont, zo nodig met correcties om rekening te houden met verschillen in termen van fysische eigenschappen. Een zonnecel is het product dat de grootste overeenkomst vertoont met een zonnewafer. Wafers ondergaan echter nog een ingrijpend verwerkingsproces voordat zij zonnecellen opleveren. Deze berekeningsmethode zou aanzienlijke correcties vergen, die niet op betrouwbare wijze kunnen worden gekwantificeerd. Daarom kan de normale waarde van een cel niet worden gebruikt als basis voor de berekening van de normale waarde voor een wafer. Bij wijze van alternatief werd overwogen om uit te gaan van prijzen van wafers die door producenten uit landen met een markteconomie op de Indiase markt worden verkocht, daar deze prijzen representatief zijn voor de situatie op de markt voor wafers in India. Aangezien Zuid-Korea de grootste leverancier met een markteconomie is die wafers aan producenten in het referentieland verkoopt, wordt de normale waarde vastgesteld op basis van de prijzen van Zuid-Koreaanse wafers op de Indiase markt.

1.5.   Uitvoerprijs

(87)

De producenten-exporteurs voerden hun producten hetzij rechtstreeks uit naar onafhankelijke afnemers in de Unie, hetzij via in de Unie gevestigde verbonden handelsondernemingen.

(88)

Bij rechtstreekse uitvoer naar onafhankelijke afnemers in de Unie werden de uitvoerprijzen vastgesteld op basis van de werkelijk betaalde of te betalen prijzen voor het betrokken product overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening.

(89)

Bij uitvoer naar de Unie via verbonden ondernemingen in de Unie werden de uitvoerprijzen overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening vastgesteld op basis van de eerste wederverkoopprijzen van deze verbonden ondernemingen aan onafhankelijke afnemers in de Unie. Er werden correcties toegepast voor alle kosten tussen invoer en wederverkoop, zoals verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten, en winst. Voor de vaststelling van de winstmarge werd gebruikgemaakt van de winst van de medewerkende niet-verbonden importeur van het betrokken product, aangezien de werkelijke winst van de verbonden importeur niet betrouwbaar werd geacht wegens de band tussen de producent-exporteur en de verbonden importeur.

1.6.   Vergelijking

(90)

De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken in het stadium af fabriek.

(91)

Om een billijke vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs te kunnen maken, werden overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die van invloed zijn op de prijzen en de vergelijkbaarheid van de prijzen.

(92)

Correcties voor fysische kenmerken, indirecte belastingen, vervoer, verzekering, lading, overlading, lossing en bijkomende kosten, verpakking, krediet, commissies en bankkosten werden in alle gevallen toegestaan wanneer de verzoeken daartoe redelijk en nauwkeurig bleken en met gecontroleerd bewijsmateriaal waren gestaafd.

1.7.   Dumpingmarges

(93)

Voor de in de steekproef opgenomen ondernemingen werd de gewogen gemiddelde normale waarde van elke soort van het soortgelijk product, vastgesteld voor het referentieland, vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs van de overeenkomstige soort van het betrokken product, als bepaald in artikel 2, leden 11 en 12, van de basisverordening.

(94)

De gewogen gemiddelde dumpingmarge van de medewerkende niet in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs werd overeenkomstig artikel 9, lid 6, van de basisverordening berekend. Deze marge werd vastgesteld als gewogen gemiddelde van de marges die voor de in de steekproef opgenomen producenten-exporteurs waren vastgesteld.

(95)

Wat alle andere producenten-exporteurs in de VRC betreft, werden de dumpingmarges vastgesteld op basis van de beschikbare feiten overeenkomstig artikel 18 van de basisverordening. Daartoe werd eerst het medewerkingsniveau vastgesteld door een vergelijking van de hoeveelheid uitgevoerde goederen naar de Unie als meegedeeld door de medewerkende producenten-exporteurs, met de totale hoeveelheid vanuit de VRC in de Unie ingevoerde goederen.

(96)

Aangezien de medewerkende producenten-exporteurs goed waren voor meer dan 80 % van de totale Chinese uitvoer naar de Unie, is het medewerkingsniveau hoog te noemen. Aangezien er geen reden was om aan te nemen dat de producenten-exporteurs opzettelijk van medewerking hadden afgezien, werd de residuele dumpingmarge vastgesteld op het niveau van de in de steekproef opgenomen onderneming met de hoogste dumpingmarge. Dit werd passend geacht omdat er geen aanwijzingen waren dat de niet-medewerkende ondernemingen minder dumpten, en omdat zo de doeltreffendheid van de maatregelen zou worden gewaarborgd.

(97)

Op grond hiervan zijn de voorlopige gewogen gemiddelde dumpingmarges, uitgedrukt in procenten van de cif-prijs, grens Unie, vóór inklaring:

Onderneming

Dumpingmarge

Changzhou Trina Solar Energy Co., Ltd;

Trina Solar (Changzhou) Science and Technology Co., Ltd,

93,3 %

Delsolar (Wujiang) Co., Ltd,

112,6 %

Jiangxi LDK Solar Hi-Tech Co. Ltd;

LDK Solar Hi-Tech (Hefei) Co. Ltd;

LDK Solar Hi-Tech (Nanchang) Co., Ltd;

LDK Solar Hi-Tech (Suzhou) Co Ltd,

88,4 %

JingAo Solar Co. Ltd;

Shanghai JA Solar Technology Co. Ltd,

JA Solar Technology Yangzhou Co. Ltd;

Shanghai Jinglong Solar Energy Technology Co. Ltd;

Hefei JA Solar Technology Co. Ltd,

99,0 %

Jinzhou Yangguang Energy Co., Ltd;

Jinzhou Rixin Silicon Materials Co., Ltd;

Jinzhou Youhua Silicon Materials Co., Ltd;

Jinzhou Huachang Photovoltaic Technology Co., Ltd;

Jinzhou Jinmao Photovoltaic Technology Co., Ltd,

48,1 %

Wuxi Suntech Power Co., Ltd;

Luoyang Suntech Power Co. Ltd;

Suntech Power Co., Ltd;

Wuxi Sun-Shine Power Co., Ltd;

Zhenjiang Ren De New Energy Science Technology Co., Ltd;

Zhenjiang Rietech New Energy Science Technology Co., Ltd

71,5 %

Yingli Energy (China) Co. Ltd;

Hainan Yingli New Energy Resources Co. Ltd;

Baoding Tianwei Yingli New Energy Resources Co. Ltd,

96,2 %

Andere medewerkende ondernemingen (bijlage)

88,5 %

Alle andere ondernemingen

112,6 %

D.   SCHADE

1.   Definitie van de bedrijfstak van de Unie en de productie in de Unie

(98)

Het soortgelijke product werd vervaardigd door rond 220 producenten in de Unie. Zij vormen de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 4, lid 1, van de basisverordening en zullen hierna als „de bedrijfstak van de Unie” worden aangeduid.

(99)

Om de totale productie in de Unie tijdens het OT vast te stellen, werd gebruikgemaakt van alle beschikbare informatie over de bedrijfstak van de Unie, waaronder de informatie in de klacht en macro-economische gegevens die zijn verkregen van Europressedienst, van een onafhankelijk adviesbureau („de adviseur”) en van de gecontroleerde antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijsten, aangezien er geen volledige openbaar toegankelijke informatie over de productie beschikbaar was. Daar modules, cellen en wafers in de Unie worden ingevoerd onder tariefposten waaronder ook andere producten vallen die niet het voorwerp zijn van dit onderzoek, kon geen beroep op Eurostat worden gedaan om de omvang en de waarde van de invoer te bepalen. De omvang en waarde van de invoer werden bepaald aan de hand van de door de adviseur verstrekte gegevens. Waar mogelijk werden de van de adviseur ontvangen gegevens gecontroleerd aan de hand van openbaar toegankelijke bronnen en de gecontroleerde antwoorden op de vragenlijsten.

(100)

Op deze basis werd de totale productie in de Unie in het OT geraamd op ca. 4 GW voor modules, 2 GW voor cellen en 2 GW voor wafers.

(101)

Zoals vermeld in overweging 10, werden in de steekproef tien producenten in de Unie opgenomen die 18 % tot 21 % van de totale productie van modules in de Unie, 17 % tot 24 % van de totale productie van cellen in de Unie en 28 % tot 35 % van de totale productie van wafers in de Unie voor hun rekening nemen.

2.   Bepaling van de relevante markt van de Unie

(102)

Een deel van de bedrijfstak van de Unie is verticaal geïntegreerd en een substantieel deel van de productie van de bedrijfstak van de Unie is bestemd voor intern gebruik, wat met name geldt voor de productie van cellen en wafers.

(103)

Om te bepalen of de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden en verbruiks- en andere economische indicatoren vast te stellen, werd onderzocht of en in welke mate rekening moest worden gehouden met het verdere gebruik van het door de bedrijfstak van de Unie vervaardigde soortgelijke product („intern gebruik”).

(104)

Om een zo volledig mogelijk beeld van de situatie in de bedrijfstak van de Unie te verkrijgen, zijn gegevens geanalyseerd voor de totale activiteiten met betrekking tot het soortgelijke product en werd vervolgens bepaald of de productie bestemd was voor intern gebruik of voor de vrije markt.

(105)

Er werd geconstateerd dat de volgende economische indicatoren die verband houden met de bedrijfstak van de Unie, tegen de achtergrond van de totale activiteit (met inbegrip van het interne gebruik van de bedrijfstak van de Unie) moeten worden onderzocht: verbruik, verkochte hoeveelheid, productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, groei, investeringen, voorraden, werkgelegenheid, productiviteit, kasstroom, rendement van investeringen, vermogen om kapitaal aan te trekken en hoogte van de dumpingmarge. Dit omdat uit het onderzoek bleek dat die indicatoren redelijkerwijs tegen de achtergrond van de totale activiteit konden worden onderzocht, aangezien de voor intern gebruik bestemde productie eveneens te kampen had met de concurrentie door de invoer uit het betrokken land. Hierna worden de markt voor intern gebruik en de vrije markt samen als de „totale markt” aangeduid.

(106)

Wat de winstgevendheid betreft, concentreerde de analyse zich op de vrije markt, aangezien de prijzen op de markt voor intern gebruik niet altijd de marktprijzen weerspiegelden, wat van invloed was op deze indicator.

3.   Verbruik in de Unie

(107)

Het verbruik in de Unie bestond uit de totale ingevoerde hoeveelheid van het betrokken product en de totale verkochte hoeveelheid van het soortgelijke product in de Unie, met inbegrip van die voor intern gebruik. Er waren geen volledige gegevens beschikbaar over de totale verkoop van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie. Bovendien werd de invoer in de Unie geregistreerd onder tariefposten waaronder ook andere producten vallen die niet het voorwerp zijn van dit onderzoek. Derhalve kon geen beroep op Eurostat worden gedaan om de omvang en de waarde van de invoer te bepalen. Het verbruik in de Unie werd daarom bepaald op basis van gegevens die zijn verstrekt door de in overweging 99 genoemde adviseur, en gecontroleerd aan de hand van openbaar toegankelijke bronnen, zoals marktstudies en algemeen verkrijgbare studies, en aan de hand van de geverifieerde antwoorden op de vragenlijsten

(108)

Het verbruik in de Unie heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 1-a

Verbruik in de Unie voor modules (in MW)

 

2009

2010

2011

OT

Totale markt

5 465

12 198

19 878

17 538

Index (2009 = 100)

100

223

364

321

Bron:

Europressedienst.

Tabel 1-b

Verbruik in de Unie voor cellen (in MW)

 

2009

2010

2011

OT

Totale markt

2 155

3 327

4 315

4 021

Index (2009 = 100)

100

154

200

187

Bron:

Europressedienst.

Tabel 1-c

Verbruik in de Unie voor wafers (in MW)

 

2009

2010

2011

OT

Totale markt

1 683

2 376

2 723

2 163

Index (2009 = 100)

100

141

162

129

Bron:

Europressedienst.

(109)

In de beoordelingsperiode nam het totale verbruik in de Unie tussen 2009 en het eind van het OT toe met 221 % voor modules, 87 % voor cellen en 29 % voor wafers, maar tijdens het OT daalde het ten opzichte van 2011. Over het geheel genomen is het verbruik van het onderzochte product significant gestegen ten opzichte van het niveau van 2009.

4.   Invoer uit het betrokken land

4.1.   Hoeveelheid en marktaandeel van de invoer uit het betrokken land

(110)

De invoer in de Unie vanuit het betrokken land heeft zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 2-a

Invoer van modules uit de VRC (in MW)

 

2009

2010

2011

OT

Invoer uit de VRC

3 425

8 606

15 810

13 986

Index (2009 = 100)

100

251

462

408

Marktaandeel op totale markt

63 %

71 %

80 %

80 %

Bron:

Europressedienst.

Tabel 2-b

Invoer van cellen uit de VRC (in MW)

 

2009

2010

2011

OT

Invoer uit de VRC

175

530

970

1 019

Index (2009 = 100)

100

303

554

582

Marktaandeel op totale markt

8 %

16 %

22 %

25 %

Bron:

Europressedienst.

Tabel 2-c

Invoer van wafers uit de VRC (in MW)

 

2009

2010

2011

OT

Invoer uit de VRC

95

523

880

711

Index (2009 = 100)

100

551

926

748

Marktaandeel op totale markt

6 %

22 %

32 %

33 %

Bron:

Europressedienst.

(111)

Tijdens de beoordelingsperiode nam de in de Unie uit het betrokken land ingevoerde hoeveelheid aanzienlijk toe: met 308 % voor modules, 482 % voor cellen en 648 % voor wafers. Dit heeft geleid tot een aanzienlijke vergroting van het marktaandeel van de invoer uit het betrokken land in de Unie. Meer specifiek is het marktaandeel van de invoer uit het betrokken land van 63 % tot 80 % toegenomen voor modules, van 8 % tot 25 % voor cellen en van 6 % tot 33 % voor wafers. Over het geheel genomen is de invoer van het product uit de VRC tussen 2009 en het eind van het OT qua omvang en marktaandeel aanzienlijk toegenomen.

(112)

Er zij op gewezen dat de toename van de invoer uit het betrokken land veel groter was dan de toename van het verbruik van het betrokken product in de Unie. Bijgevolg konden de producenten-exporteurs profiteren van het toenemende verbruik in de Unie en hebben zij hun positie op de markt als gevolg van een groeiend marktaandeel kunnen verstevigen.

4.2.   Prijzen van de invoer en prijsonderbieding

(113)

De gemiddelde prijzen van de invoer in de Unie uit het betrokken land hebben zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 3-a

Invoerprijs van modules uit de VRC (in EUR/kW)

 

2009

2010

2011

OT

Invoerprijzen

2 100

1 660

1 350

764

Index (2009 = 100)

100

79

64

36

Bron:

Europressedienst en gecontroleerde antwoorden op de vragenlijsten van de ondernemingen in de steekproef.

Tabel 3-b

Invoerprijs van cellen uit de VRC (in EUR/kW)

 

2009

2010

2011

OT

Invoerprijzen

890

650

620

516

Index (2009 = 100)

100

73

70

58

Bron:

Europressedienst en gecontroleerde antwoorden op de vragenlijsten.

Tabel 3-c

Invoerprijs van wafers uit de VRC (in EUR/kW)

 

2009

2010

2011

OT

Invoerprijzen

550

400

400

333

Index (2009 = 100)

100

73

73

60

Bron:

Europressedienst en gecontroleerde antwoorden op de vragenlijsten.

(114)

De gemiddelde invoerprijs voor de invoer uit de VRC vertoonde over de beoordelingsperiode een aanzienlijke daling voor modules, cellen en wafers. Voor modules daalde de gemiddelde invoerprijs met 64 %, van 2 100 EUR/kW in 2009 naar 764 EUR/kW in het OT. Tevens daalde de gemiddelde invoerprijs van cellen met 42 %, van 890 EUR/kW naar 516 EUR/kW. Toijdens de beoordelingsperiode nam de gemiddelde invoerprijs van wafers af met 40 %, van 550 EUR/kW tot 333 EUR/kW.

(115)

Over het geheel genomen is de prijs van het betrokken product tussen 2009 en het eind van het OT aanzienlijk gedaald.

(116)

Ter bepaling van de prijsonderbieding tijdens het OT werden de gewogen gemiddelde verkoopprijzen die de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in rekening brengen aan niet-verbonden afnemers op de markt van de Unie, af fabriek, per productsoort, vergeleken met de overeenkomstige gewogen gemiddelde prijzen van de invoer van de medewerkende Chinese producenten-exporteurs voor de eerste onafhankelijke afnemer op de markt van de Unie, op cif-niveau, gecorrigeerd voor kosten na invoer, d.w.z. inklaringskosten en de kosten voor laden, lossen, op- en overslag. Hierbij werd uitgegaan van de gemiddelde kosten na invoer van twee in de steekproef opgenomen importeurs van modules. Het feit dat hun hoofdactiviteit niet in de invoer, maar de installatie van modules bestond, doet niets af aan de representativiteit van de gegevens.

(117)

De prijzen werden per productsoort vergeleken na aftrek van rabatten en kortingen, voor transacties op hetzelfde handelsniveau en ze zijn, indien nodig, gecorrigeerd. Het resultaat van de vergelijking, uitgedrukt als percentage van de omzet van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie tijdens het OT, gaf gewogen gemiddelde prijsonderbiedingsmarges van tussen de 17,5 % en 30,7 % voor modules, tussen de 4 % en 24,2 % voor cellen, tussen de 16,6 % en 21,6 % voor wafers en tussen de 11,2 % de 27,5 % voor het betrokken product als geheel te zien.

5.   Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie

5.1.   Algemeen

(118)

Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening heeft de Commissie een beoordeling gemaakt van alle relevante economische factoren en indicatoren die op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed zijn.

(119)

Zoals in de overwegingen 7 tot en met 10 vermeld, werd voor het onderzoek naar mogelijke door de bedrijfstak van de Unie geleden schade gebruikgemaakt van een steekproef.

(120)

Voor de schadeanalyse heeft de Commissie onderscheid gemaakt tussen macro-economische en micro-economische schade-indicatoren. De Commissie heeft de macro-economische indicatoren voor de beoordelingsperiode geanalyseerd op basis van de gegevens over alle producenten in de Unie die haar door de in overweging 99 genoemde onafhankelijke adviseur zijn verschaft. De Commissie heeft de micro-economische indicatoren geanalyseerd op basis van de gecontroleerde antwoorden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de vragenlijsten.

(121)

Voor dit onderzoek werden de volgende macro-economische indicatoren beoordeeld op basis van informatie over alle producenten in de Unie die het soortgelijke product vervaardigen. productie, productiecapaciteit, bezettingsgraad, verkochte hoeveelheid, marktaandeel, groei, werkgelegenheid, productiviteit, hoogte van de dumpingmarge en herstel van de gevolgen van dumping in het verleden.

(122)

De volgende micro-economische indicatoren werden beoordeeld op basis van informatie over alle in de steekproef opgenomen producenten in de Unie die het soortgelijke product vervaardigen: gemiddelde prijzen per eenheid, kosten per eenheid, loonkosten, voorraden, winstgevendheid, kasstroom, investeringen, rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken.

(123)

Eén belanghebbende stelde dat de marktsituatie wat betreft het betrokken product per lidstaat verschilt en dat daarom per lidstaat een analyse van de schade moet worden gemaakt. Deze bewering werd niet nader onderbouwd. Bovendien zijn uit het onderzoek geen bijzondere omstandigheden naar voren gekomen die een schadeanalyse per lidstaat zouden rechtvaardigen. Het argument werd daarom afgewezen.

5.2.   Macro-economische indicatoren

5.2.1.   Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad

(124)

De totale productie in de Unie, de productiecapaciteit en de bezettingsgraad lieten tijdens de beoordelingsperiode de volgende ontwikkeling zien:

Tabel 4-a

Modules — Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad (in MW)

 

2009

2010

2011

OT

Productievolume

2 155

3 327

4 315

4 021

Index (2009 = 100)

100

154

200

187

Productiecapaciteit

4 739

6 983

9 500

9 740

Index (2009 = 100)

100

147

200

206

Bezettingsgraad

45 %

48 %

45 %

41 %

Bron:

Europressedienst.

Tabel 4-b

Cellen — Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad (in MW)

 

2009

2010

2011

OT

Productievolume

1 683

2 376

2 723

2 024

Index (2009 = 100)

100

141

162

120

Productiecapaciteit

2 324

3 264

3 498

3 231

Index (2009 = 100)

100

140

151

139

Bezettingsgraad

72 %

73 %

78 %

63 %

Bron:

Europressedienst.

Tabel 4-c

Wafers — Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad (in MW)

 

2009

2010

2011

OT

Productievolume

1 600

2 677

2 553

2 017

Index (2009 = 100)

100

167

160

126

Productiecapaciteit

2 600

3 410

3 945

3 636

Index (2009 = 100)

100

131

152

140

Bezettingsgraad

62 %

79 %

65 %

55 %

Bron:

Europressedienst.

(125)

De totale productie van modules in de Unie nam tijdens de beoordelingsperiode met 87 % toe. De productie bereikte in 2011 een piek en daalde vervolgens in het OT. De productie van modules in de Unie nam duidelijk minder snel toe dan het verbruik, dat gedurende dezelfde periode meer dan verdrievoudigde. Tegen de achtergrond van een aanzienlijke groei van het verbruik hebben de producenten hun productiecapaciteit voor modules tijdens de beoordelingsperiode verdubbeld. Ondanks het hogere productieniveau daalde de bezettingsgraad in de bedrijfstak van de Unie met 4 procentpunten tot 41 % in het OT.

(126)

De productie van cellen in de Unie nam tijdens de beoordelingsperiode over het geheel genomen met 20 % toe. In 2011 bereikte de productie een piek, om vervolgens in het OT te dalen. De productie van cellen in de Unie volgde de ontwikkeling van het verbruik in de Unie, maar vertoonde daarbij een langzamere groei tot 2011 en vervolgens een duidelijkere daling in het OT. Conform de ontwikkeling van het verbruik in de Unie heeft de bedrijfstak van de Unie zijn capaciteit eerst met 51 % verhoogd tot 2011 en deze vervolgens tijdens het OT verminderd. Over het geheel genomen is de capaciteit in de beoordelingsperiode met 39 % uitgebreid. De bezettingsgraad nam tot 2011 toe, met een piek van 78 %, en nam daarna met 15 procentpunten af tijdens het OT. Voor cellen nam de totale bezettingsgraad in de bedrijfstak van de Unie gedurende de beoordelingsperiode af tot 63 % in het OT.

(127)

De productie van wafers in de Unie nam tijdens de beoordelingsperiode over het geheel genomen met 26 % toe. De productie in de Unie bereikte in 2010 een maximum en nam vervolgens gestaag af in 2011, om in het OT nog verder te dalen. In het licht van een groei van het verbruik in de Unie breidden de producenten van wafers in de Unie hun productiecapaciteit met 52 % uit tot 2011, waarna hun capaciteit in het OT daalde. Toch nam de productiecapaciteit voor wafers in de Unie tijdens de beoordelingsperiode over het geheel genomen met 40 % toe. Ondanks de toename van de productie, nam de bezettingsgraad in de bedrijfstak van de Unie voor wafers tot 2010 toe om daarna gestaag te dalen, waardoor de bezettingsgraad over de beoordelingsperiode in totaal met 7 procentpunten is verminderd tot 55 % in het OT.

(128)

Bijgevolg heeft de bedrijfstak van de Unie zijn capaciteit uitgebreid naar aanleiding van een toename van het verbruik. Het productieniveau van de bedrijfstak van de Unie is echter duidelijk minder snel gegroeid dan het verbruik, wat tijdens de beoordelingsperiode tot een vermindering van de bezettingsgraad voor het betrokken product heeft geleid.

5.2.2.   Verkoopvolume en marktaandeel

(129)

Het verkoopvolume en het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie hebben zich gedurende de beoordelingsperiode als volgt ontwikkeld:

Tabel 5-a

Modules — Verkoopvolume en marktaandeel (in MW)

 

2009

2010

2011

OT

Verkoopvolume op de markt van de Unie

1 037

1 890

2 683

2 357

Index (2009 = 100)

100

182

259

227

Marktaandeel

19 %

15 %

13 %

13 %

Bron:

Europressedienst.

Tabel 5-b

Cellen — Verkoopvolume en marktaandeel (in MW)

 

2009

2010

2011

OT

Verkoopvolume op de totale markt

1 470

1 913

2 245

1 545

Index (2009 = 100)

100

130

153

105

Marktaandeel

68 %

57 %

52 %

38 %

Bron:

Europressedienst.

Tabel 5-c

Wafers — Verkoopvolume en marktaandeel (in MW)

 

2009

2010

2011

OT

Verkoopvolume op de totale markt

1 363

1 520

1 608

1 269

Index (2009 = 100)

100

112

118

93

Marktaandeel

81 %

64 %

59 %

59 %

Bron:

Europressedienst.

(130)

In de beoordelingsperiode is de verkoop van modules qua omvang met 127 % gestegen. Tegen de achtergrond van een toename van het verbruik met 221 % komt dit echter neer op een daling van het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie van 19 % in 2009 naar 13 % in het OT. Wat betreft cellen, nam de verkoop van de bedrijfstak van de Unie slechts marginaal toe met 5 %, terwijl het verbruik met 87 % groeide, wat een vermindering van het marktaandeel van 68 % in 2009 tot 38 % in het OT betekent. Wat wafers betreft, nam het totale verkoopvolume af met 7 % bij een gelijktijdige groei van het verbruik, wat neerkomt op een daling van het marktaandeel voor wafers van 81 % in 2009 tot 59 % in het OT.

(131)

Bij een toenemend verbruik groeide de verkoop van modules en cellen door de bedrijfstak van de Unie duidelijk minder dan de invoer uit het betrokken land, terwijl de verkoop van wafers daalde. Bijgevolg heeft de bedrijfstak van de Unie niet van het toenemende verbruik kunnen profiteren. Als gevolg hiervan is het marktaandeel voor alle drie de segmenten tijdens de beoordelingsperiode gedaald.

5.2.3.   Werkgelegenheid en productiviteit

(132)

De werkgelegenheid en de productiviteit lieten gedurende de beoordelingsperiode de volgende ontwikkeling zien:

Tabel 6-a

Modules — Werkgelegenheid en productiviteit

 

2009

2010

2011

OT

Aantal werknemers

11 779

15 792

17 505

16 419

(Index 2009 = 100)

100

134

149

139

Productiviteit (kW/werknemer)

183

211

247

245

(Index 2009 = 100)

100

115

135

134

Bron:

Europressedienst.

Tabel 6-b

Cellen — Werkgelegenheid en productiviteit

 

2009

2010

2011

OT

Aantal werknemers

5 281

5 937

5 641

4 782

(Index 2009 = 100)

100

112

107

91

Productiviteit (kW/werknemer)

319

400

483

423

(Index 2009 = 100)

100

126

151

133

Bron:

Europressedienst.

Tabel 6-c

Wafers — Werkgelegenheid en productiviteit

 

2009

2010

2011

OT

Aantal werknemers

1 944

3 853

4 291

3 920

(Index 2009 = 100)

100

198

221

202

Productiviteit (kW/werknemer)

823

695

595

515

(Index 2009 = 100)

100

84

72

63

Bron:

Europressedienst.

(133)

Voor modules en wafers nam de werkgelegenheid tussen 2009 en het OT toe met respectievelijk 39 % en 102 %, terwijl zij voor cellen met 9 % daalde. Hierbij zij echter opgemerkt dat de werkgelegenheid voor modules en wafers tot 2011 toenam en vervolgens tijdens het OT daalde. Voor cellen nam de werkgelegenheid tot 2010 toe, waarna in 2011 en tijdens het OT een daling volgde. De totale productiviteit vertoonde voor modules en cellen met een toename van 34 % respectievelijk 33 % een positieve trend. Dit is gedeeltelijk het resultaat van de inspanningen waarmee de bedrijfstak van de Unie heeft gereageerd op de druk die werd uitgeoefend door de invoer met dumping uit de VRC. In de beoordelingsperiode nam de totale productiviteit voor wafers echter met 37 % af.

(134)

Aldus nam parallel aan de vermindering van de productie van modules en wafers in de Unie tussen 2011 en het OT ook de werkgelegenheid voor modules en wafers gedurende dezelfde periode af. Voor cellen nam de werkgelegenheid tot 2010 toe, om vervolgens in 2011 en in het OT te dalen, terwijl de productie van cellen in de Unie tot 2011 gestaag is gegroeid, waarna de productie begon terug te lopen.

5.2.3.1.   Hoogte van de dumpingmarge en herstel van eerdere dumping

(135)

Alle vastgestelde marges liggen aanzienlijk boven de de-minimisdrempel. Gezien de hoogte van de vastgestelde dumpingmarges en de omvang en de prijzen van de invoer uit het betrokken land, kunnen de gevolgen van de dumpingmarges voor de bedrijfstak van de Unie als aanzienlijk worden beschouwd.

(136)

Aangezien dit het eerste antidumpingonderzoek ten aanzien van het betrokken product is, is het herstel van de gevolgen van dumping in het verleden niet van toepassing.

5.3.   Micro-economische indicatoren

5.3.1.   Prijzen en factoren die de prijzen beïnvloeden

(137)

De gemiddelde prijzen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie voor verkopen aan niet-verbonden afnemers in de Unie lieten gedurende de beoordelingsperiode de volgende ontwikkeling zien:

Tabel 7-a

Modules — Gemiddelde verkoopprijzen in de Unie

 

2009

2010

2011

OT

Gemiddelde verkoopprijs in de Unie op de vrije markt (EUR/kW)

2 198,75

1 777,15

1 359,35

1 030,83

(Index 2009 = 100)

100

81

62

47

Productiekosten (EUR/kW)

2 155,02

1 599,44

1 400,13

1 123,60

(Index 2009 = 100)

100

74

65

52

Bron:

Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

Tabel 7-b

Cellen — Gemiddelde verkoopprijzen in de Unie

 

2009

2010

2011

OT

Gemiddelde verkoopprijs in de Unie op de vrije markt (EUR/kW)

1 525,09

1 160,99

777,62

474,91

(Index 2009 = 100)

100

76

51

31

Productiekosten (EUR/kW)

1 647,10

1 021,67

1 057,56

745,61

(Index 2009 = 100)

100

62

64

45

Bron:

Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

Tabel 7-c

Wafers — Gemiddelde verkoopprijzen in de Unie

 

2009

2010

2011

OT

Gemiddelde verkoopprijs in de Unie op de vrije markt (EUR/kW)

709

564

515

426

(Index 2009 = 100)

100

80

73

60

Productiekosten (EUR/kW)

631

496

520

648

(Index 2009 = 100)

100

78

82

103

Bron:

Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

(138)

De verkoopprijzen vertoonden in de beoordelingsperiode een scherpe daling, te weten met 53 % voor modules, 69 % voor cellen en 40 % voor wafers. De verkoopprijzen zijn gedurende de gehele beoordelingsperiode gestaag gedaald, maar in het OT daalden de prijzen bijzonder sterk tot op een onhoudbaar niveau. Tijdens de beoordelingsperiode zakten de productiekosten met 48 % voor modules en 55 % voor cellen. Voor wafers daalden de productiekosten in 2010 ten opzichte van 2009, terwijl zij in 2011 stegen, maar onder het niveau van 2009 bleven. In het OT namen de kosten verder toe en bereikten zij een niveau dat iets hoger lag dan in 2009, wat voornamelijk te wijten is aan een productiestop tijdens het OT. De bedrijfstak van de Unie wist geen profijt te trekken van zijn aanhoudende inspanningen om zijn kostenefficiëntie te verbeteren, noch strekte de vermindering van de prijs voor de belangrijkste grondstof, polysilicium, de bedrijfstak tot voordeel. Dit was hoofdzakelijk te wijten aan de toenemende prijsdruk als gevolg van de invoer met dumping, die een negatief effect had op de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie, waartegen de verbetering van de kostenefficiëntie niet opwoog. Dit komt tot uitdrukking in de negatieve ontwikkeling van de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie, zoals hierna aangegeven in overweging 144. Over het geheel genomen was er sprake van een significante daling van de gemiddelde verkoopprijs en de productiekosten van het soortgelijke product (behalve wafers), wat een verwoestend effect had op de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie.

5.3.2.   Loonkosten

(139)

Tijdens de beoordelingsperiode hebben de loonkosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie zich als volgt ontwikkeld:

Tabel 8-a

Modules — Gemiddelde loonkosten per werknemer

 

2009

2010

2011

OT

Gemiddelde loonkosten per werknemer (EUR)

38 194

40 793

41 781

42 977

(Index 2009 = 100)

100

107

110

113

Bron:

Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

Tabel 8-b

Cellen — Gemiddelde loonkosten per werknemer

 

2009

2010

2011

OT

Gemiddelde loonkosten per werknemer (EUR)

49 677

49 357

49 140

49 350

(Index 2009 = 100)

100

99

99

99

Bron:

Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

Tabel 8-c

Wafers — Gemiddelde loonkosten per werknemer

 

2009

2010

2011

OT

Gemiddelde loonkosten per werknemer (EUR)

39 409

40 933

39 323

46 060

(Index 2009 = 100)

100

104

100

117

Bron:

Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

(140)

Tussen 2009 en het OT namen de gemiddelde loonkosten per werknemer voor modules gestaag toe met in totaal 13 %. Wat betreft cellen, bleven de gemiddelde loonkosten gedurende de gehele beoordelingsperiode gelijk. Zij vertoonden weliswaar een lichte daling met 1 % tussen 2009 en 2010, maar bleven vervolgens tot het OT stabiel. Met betrekking tot wafers vertoonden de gemiddelde loonkosten per werknemer schommelingen, met een stijging tussen 2009 en 2010 en een daling in 2011, maar over de gehele beoordelingsperiode namen zij in totaal met 17 % toe. Het feit dat de loonkosten over het geheel genomen zijn gestegen, kan worden verklaard door de gelijktijdige stijging van de productiviteit (in het geval van modules), de ontwikkeling van de inflatie en de sociale kosten van sommige producenten in de Unie (in het geval van wafers) als gevolg van inkrimpingen in de bedrijfstak tussen 2011 en het OT.

5.3.3.   Voorraden

(141)

Tijdens de beoordelingsperiode lieten de voorraden van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie de volgende ontwikkeling zien:

Tabel 9-a

Modules — Voorraden

 

2009

2010

2011

OT

Eindvoorraden (in kW)

28 612

40 479

74 502

65 415

(Index 2009 = 100)

100

141

260

229

Bron:

Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

Tabel 9-b

Cellen — Voorraden

 

2009

2010

2011

OT

Eindvoorraden (in kW)

16 995

23 829

76 889

68 236

(Index 2009 = 100)

100

140

452

402

Bron:

Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

Tabel 9-c

Wafers — Voorraden

 

2009

2010

2011

OT

Eindvoorraden (in kW)

34 891

5 601

36 697

59 340

(Index 2009 = 100)

100

16

105

170

Bron:

Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

(142)

De voorraden namen gedurende de beoordelingsperiode aanzienlijk toe, namelijk met 129 % voor modules, 302 % voor cellen en 70 % voor wafers. De voorraden van modules namen gestaag toe tot een zeer hoog peil in 2011 (toename met 160 %), terwijl zij in het OT weliswaar afnamen, maar nog steeds zeer omvangrijk bleven in vergelijking tot het begin van de beoordelingsperiode. Met betrekking tot cellen was deze trend nog sterker, aangezien de voorraden tussen 2009 en 2011 met meer dan 350 % toenamen. Ook deze voorraden slonken tijdens het OT, maar bleven zeer omvangrijk in vergelijking met tot het begin van de beoordelingsperiode. Wat wafers betreft, namen de voorraden van de bedrijfstak van de Unie tussen 2009 en 2011 weliswaar met meer dan 80 % af ten gevolge van de stijgende verkoop, maar de eindvoorraden groeiden snel tot boven het niveau van 2009 en namen in het OT verder toe met 65 procentpunten.

(143)

Uit het onderzoek bleek dat de producenten in de Unie er vanwege de thans slechte marktsituatie toe neigen beperkte voorraden van het soortgelijke product aan te houden en hun productie naar inkomende orders te richten. De toename van de voorraden van het soortgelijke product in de beoordelingsperiode is derhalve een relevante factor bij de beoordeling of de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden.

5.3.4.   Winstgevendheid, kasstroom, investeringen en rendement van investeringen en vermogen om kapitaal aan te trekken

(144)

De winstgevendheid en de kasstroom lieten gedurende de beoordelingsperiode de volgende ontwikkeling zien:

Tabel 10-a

Modules — Winstgevendheid en kasstroom

 

2009

2010

2011

OT

Winstgevendheid van verkopen in de Unie aan niet-verbonden afnemers (% van omzet)

2 %

10 %

–3 %

–9 %

Kasstroom

13 %

10 %

12 %

3 %

Bron:

Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

Tabel 10-b

Cellen — Winstgevendheid en kasstroom

 

2009

2010

2011

OT

Winstgevendheid van verkopen in de Unie aan niet-verbonden afnemers (% van omzet)

–8 %

12 %

–36 %

–57 %

Kasstroom

75 %

52 %

–0,3 %

–46 %

Bron:

Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

Tabel 10-c

Wafers — Winstgevendheid en kasstroom

 

2009

2010

2011

OT

Winstgevendheid van verkopen in de Unie aan niet-verbonden afnemers (% van omzet)

11 %

12 %

–1 %

–52 %

Kasstroom

39 %

47 %

32 %

–19 %

Bron:

Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

(145)

De winstgevendheid van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie werd bepaald door de nettowinst vóór belastingen van de verkopen van het soortgelijke product aan niet-verbonden afnemers in de Unie uit te drukken als een percentage van de desbetreffende omzet.

(146)

Met betrekking tot het soortgelijke product daalde de winstgevendheid scherp en was er over de gehele beoordelingsperiode gezien sprake van verliezen. De winstgevendheid nam met 11 procentpunten af voor modules, met 49 procentpunten voor cellen en met 63 procentpunten voor wafers.

(147)

De winstgevendheid nam voor het soortgelijke product tussen 2009 en 2010 toe, maar daalde vervolgens aanzienlijk in 2011, toen de bedrijfstak van de Unie verliezen leed, en nam in het OT nog eens aanzienlijk af. In het geval van cellen en wafers was er sprake van bijzonder hoge verliezen.

(148)

De netto kasstroom, die aangeeft in hoeverre de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in staat zijn hun activiteiten zelf te financieren, vertoonde tussen 2009 en het OT eveneens een steeds negatievere trend. De kasstroom vertoonde voor modules een daling met 10 procentpunten, waarbij een lichte stijging in 2011 viel te constateren, terwijl de sterkste daling van de kasstroom tussen 2011 en het einde van het OT plaatshad. De afname van de kasstroom voor cellen en wafers was sterker dan die voor modules en daalde in het OT tot duidelijk negatieve waarden. Bijgevolg nam de kasstroom voor het soortgelijke product tijdens de beoordelingsperiode af.

(149)

Onderstaande cijfers geven de ontwikkeling van de investeringen en het rendement van investeringen van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de totale markt tijdens de beoordelingsperiode weer.

Tabel 11-a

Modules — Investeringen en rendement van investeringen

 

2009

2010

2011

OT

Investeringen (EUR)

12 081 999

50 105 017

64 643 322

32 730 559

(Index 2009 = 100)

100

415

535

271

Rendement van investeringen

–15 %

19 %

–15 %

–17 %

Bron:

Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

Tabel 11-b

Cellen — Investeringen en rendement van investeringen

 

2009

2010

2011

OT

Investeringen (EUR)

31 448 407

34 451 675

10 234 050

6 986 347

(Index 2009 = 100)

100

110

33

22

Rendement van investeringen

–4 %

10 %

–20 %

–19 %

Bron:

Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

Tabel 11-c

Wafers — Investeringen en rendement van investeringen

 

2009

2010

2011

OT

Investeringen (EUR)

201 911 346

83 802 212

74 166 331

39 938 349

(Index 2009 = 100)

100

42

37

20

Rendement van investeringen

10 %

8 %

0 %

–7 %

Bron:

Gecontroleerde antwoorden op de vragenlijst.

(150)

Uit de bovenstaande tabel blijkt dat de bedrijfstak van de Unie zijn investeringen voor modules tussen 2009 en het einde van het OT met 171 % heeft verhoogd. Deze verhoging houdt voornamelijk verband met een aanzienlijke uitbreiding van de productiecapaciteit. Gedurende dezelfde periode heeft de bedrijfstak van de Unie zijn investeringen echter met 78 % voor cellen en 80 % voor wafers verminderd. De gedane investeringen hadden voornamelijk betrekking op O&O en op de verbetering en het onderhoud van productietechnologie en -procedés met het oog op hogere efficiëntie. Aangezien de bedrijfstak van de Unie zich tijdens de beoordelingsperiode geen aanvullende investeringen kon veroorloven, was het investeringsniveau in het OT naar verhouding laag. Aangezien investeringen over het algemeen uit de kasstroom en door leningen tussen ondernemingen onderling worden gefinancierd, had de vermindering van de kasstroom een direct effect op het investeringsniveau.

(151)

Het rendement van investeringen werd uitgedrukt als de winst in procenten van de nettoboekwaarde van de investeringen. Het rendement van investeringen met betrekking tot het soortgelijke product liet tussen 2009 en het OT voor alle drie productsoorten dezelfde negatieve trend zien als de andere financiële prestatie-indicatoren. Voor cellen en wafers vertoonde het rendement van investeringen weliswaar een verhoging in 2009 en 2010, maar in 2011 volgde een aanzienlijke daling, die tot negatieve cijfers leidde. Voor modules werd gedurende de gehele beoordelingsperiode een negatief rendement opgetekend, behalve in 2010, toen het op 19 % uitkwam. Over het geheeld genomen nam het rendement van investeringen tijdens de beoordelingsperiode af tot – 17 % in het OT. Voor cellen nam het rendement van investeringen in het OT met 1 % toe, maar het bleef met – 19 % laag. Voor wafers werd een gestage negatieve trend opgetekend, waardoor het rendement in het OT op – 7 % kwam te liggen. Het totale rendement van investeringen voor het soortgelijke product vertoonde een negatieve trend gedurende de beoordelingsperiode.

(152)

Het vermogen om kapitaal aan te trekken werd geanalyseerd voor de totale markt. Hierbij werd vastgesteld dat het vermogen van de bedrijfstak van de Unie om voor het soortgelijke product een kasstroom te genereren, constant verminderde, zodat de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie verzwakte.

5.3.5.   Conclusie over schade

(153)

Uit de analyse van de situatie van de bedrijfstak van de Unie kwam een duidelijk neerwaartse trend voor alle schade-indicatoren naar voren. Tegen de achtergrond van een over het algemeen stijgend verbruik nam de totale productie voor modules en cellen in de beoordelingsperiode toe. Hoewel het verkoopvolume toenam, slonk het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie gezien de grotere toename van het verbruik tijdens de beoordelingsperiode. De gemiddelde verkoopprijzen waren over de gehele beoordelingsperiode onderhevig aan een scherpe daling, met de negatieve gevolgen van dien voor prestatie-indicatoren als winstgevendheid, de kasstroom, het rendement van investeringen en het vermogen om kapitaal aan te trekken.

(154)

In de beoordelingsperiode is de totale omvang van de verkoop van de bedrijfstak van de Unie toegenomen. De toename van het verkoopvolume van de bedrijfstak van de Unie ging evenwel gepaard met een enorme daling van de gemiddelde verkoopprijs.

(155)

In de beoordelingsperiode nam de invoer door de belanghebbenden uit de VRC zowel qua omvang als qua marktaandeel toe. Tegelijkertijd namen de invoerprijzen continu af, waardoor de gemiddelde verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie aanmerkelijk werd onderboden.

(156)

Een aantal belanghebbenden voerde aan dat de prestaties van de bedrijfstak van de Unie en met name de in de steekproef opgenomen producenten als goed moesten worden beschouwd. Zij stelden dat de ontwikkeling van bepaalde schade-indicatoren, met name de geproduceerde hoeveelheid, de productiecapaciteit, de verkoop en de werkgelegenheid en, voor sommige in de steekproef opgenomen producenten, zelfs de winstgevendheid een stijgende trend vertoonden en niet op aanmerkelijke schade wezen. Deze beweringen werden niet bevestigd door de bevindingen van het onderzoek, waaruit een duidelijke neerwaartse trend naar voren komt voor tal van schade-indicatoren die relevant zijn voor de conclusie dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden.

(157)

Gezien het bovenstaande heeft het onderzoek met name bevestigd dat de verkoopprijzen onder het niveau van de productiekosten lagen, wat negatieve gevolgen voor de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie had, die in het OT negatief is geworden. Derhalve wordt geconcludeerd dat indien met dumping ingevoerde producten de markt van de Unie blijven binnenkomen, de verliezen voor de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk zullen leiden tot de permanente stopzetting van een noemenswaardige productie van het soortgelijke product in de Unie. Dit lijkt te worden bevestigd door de ontwikkelingen tijdens en na het OT, te weten dat sommige ondernemingen faillissement hebben aangevraagd en/of de productie tijdelijk of permanent hebben stopgezet.

(158)

In het licht van het voorgaande wordt voorlopig geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening.

E.   OORZAKELIJK VERBAND

1.   Inleiding

(159)

Ingevolge artikel 3, leden 6 en 7, van de basisverordening werd nagegaan of de aanmerkelijke schade van de bedrijfstak van de Unie het gevolg was van de invoer met dumping uit het betrokken land. Ook werden andere bekende factoren dan de invoer met dumping waardoor de bedrijfstak van de Unie schade kon hebben geleden, onderzocht om te voorkomen dat schade door deze andere factoren aan de invoer met dumping werd toegeschreven.

(160)

Eén belanghebbende voerde aan dat de marktsituatie voor het betrokken product per lidstaat verschilt en dat de analyse van het oorzakelijk verband derhalve per lidstaat dient te worden uitgevoerd. De omvang van de markten in de lidstaten worden in zekere mate door nationale steunregelingen bepaald. Uit het onderzoek is echter ook gebleken dat de vraag niet uitsluitend afhankelijk is van steunregelingen. Al naargelang de geografische ligging (zonneschijn) en de elektriciteitsprijzen op een bepaalde locatie lijkt voor zonnepanelen netpariteit te zijn bereikt, of althans vrijwel te zijn bereikt, wat betekent dat bepaalde investeringen onafhankelijk van steunregelingen plaatsvinden. Daarom kon niet worden vastgesteld dat de marktsituatie uitsluitend afhankelijk is van steunregelingen, zodat dit argument moest worden afgewezen.

2.   Gevolgen van de invoer met dumping

(161)

Uit het onderzoek bleek dat de invoer met dumping uit de VRC gedurende de beoordelingsperiode drastisch is toegenomen, waarbij de ingevoerde hoeveelheid met meer dan 300 % voor modules, met 482 % voor cellen en met 648 % voor wafers aanzienlijk is gestegen, terwijl het marktaandeel van invoer met dumping is gegroeid met 17 procentpunten voor modules, 17 procentpunten voor cellen en 27 procentpunten voor wafers. Bijgevolg werd bevestigd dat de omvang en het marktaandeel van de invoer van het betrokken product tijdens de beoordelingsperiode drastisch zijn toegenomen. De stijging van de invoer met dumping viel duidelijk samen met het verlies aan marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie. Uit het onderzoek is eveneens gebleken dat, zoals in overweging 117 vermeld, door de invoer met dumping de prijzen van de bedrijfstak van de Unie tijdens het OT werden onderboden.

(162)

Uit het onderzoek kwam naar voren dat de prijzen van de invoer met dumping in de beoordelingsperiode voor modules met 64 %, voor cellen met 42 % en voor wafers met 40 % zijn gedaald, wat tot een toenemende prijsonderbieding heeft geleid. Bij deze druk op de prijzen heeft de bedrijfstak van de Unie zich aanzienlijke inspanningen getroost om de productiekosten te verminderen. Ondanks deze inspanningen werd de bedrijfstak van de Unie door het uitzonderlijk lage prijsniveau van de invoer uit de VRC gedwongen zijn prijzen tot een onhoudbaar niveau te verlagen. Dientengevolge is de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode drastisch gedaald, waardoor tijdens het OT negatieve cijfers werden opgetekend.

(163)

Op basis van het bovenstaande wordt geconcludeerd dat de aanwezigheid van invoer uit de VRC en de toename van het marktaandeel van de invoer met dumping uit de VRC tegen prijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie voortdurend onderboden, een beslissende rol hebben gespeeld bij de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade, die in het bijzonder blijkt uit de slechte financiële situatie van de bedrijfstak en de verslechtering van de meeste schade-indicatoren.

3.   Gevolgen van andere factoren

3.1.   Invoer uit derde landen

(164)

De omvang van de invoer van modules uit andere derde landen nam tijdens de beoordelingsperiode met 19 % toe, terwijl het marktaandeel over de beoordelingsperiode van 18,4 % naar 6,8 % daalde. Taiwan is na de VRC de grootste exporteur.

(165)

De omvang van de invoer van cellen uit andere derde landen nam tijdens de beoordelingsperiode met 186 % toe, wat neerkomt op een verhoging van het marktaandeel van ca. 24 % in 2009 tot 36 % in het OT. NET als in het geval van cellen is Taiwan na de VRC de grootste exporteur. De omvang en het marktaandeel van invoer uit Taiwan zijn duidelijk groter dan die uit andere derde landen, maar kleiner dan die uit de VRC.

(166)

De omvang van de invoer van wafers uit andere derde landen nam tijdens de beoordelingsperiode met 19 % af, terwijl het marktaandeel daalde van 13,4 % in 2009 naar 8,5 % in het OT. Taiwan is na de VRC eveneens de grootste exporteur van wafers. De omvang en het marktaandeel van de invoer uit Taiwan vertoonden echter geen significante toename, maar bleven tijdens de beoordelingsperiode laag.

(167)

De invoerprijzen voor modules, cellen en wafers uit derde landen waren gemiddeld hoger dan de gemiddelde prijs per eenheid van de invoer uit de VRC. Uit de beschikbare informatie over de invoer uit Taiwan komt naar voren dat de gemiddelde invoerprijs voor modules en wafers hoger was dan de gemiddelde invoerprijs voor modules en wafers uit de VRC, terwijl de gemiddelde invoerprijs voor cellen in dezelfde orde van grootte lag als de gemiddelde invoerprijs voor cellen uit de VRC. Aangezien geen gedetailleerde informatie per producttype beschikbaar was, kan de vergelijking van de gemiddelde prijzen slechts als indicatie dienen, maar kunnen hieruit geen betrouwbare conclusies worden getrokken. Over de gehele beoordelingsperiode nam de ingevoerde hoeveelheid cellen uit Taiwan continu toe, met als gevolg een groei van het marktaandeel van deze invoer met rond 14 procentpunten. Voor het onderzochte product in het algemeen viel de ingevoerde hoeveelheid echter ondanks de toename van het marktaandeel lager uit dan die uit de VRC, terwijl de invoerprijzen tijdens het OT over het algemeen hoger waren, behalve voor cellen. Om deze redenen, en met name gezien de omvang en het marktaandeel van de invoer uit andere derde landen en de prijzen van die invoer, die gemiddeld gelijk waren aan of hoger waren dan die van de bedrijfstak van de Unie, kan voorlopig worden geconcludeerd dat de invoer uit derde landen het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade niet heeft verbroken.

Tabel 12

Invoer en marktaandeel van de invoer uit andere derde landen

Modules

2009

2010

2011

OT

Omvang van de invoer uit alle andere derde landen (MW)

1 003

1 702

1 385

1 195

(Index 2009 = 100)

100

169

138

119

Marktaandeel van de invoer uit alle andere derde landen

18,4 %

14,0 %

7,0 %

6,8 %

Gemiddelde invoerprijs (EUR/kW)

2 385,34

1 852,23

1 430,90

1 218,41

(Index 2009 = 100)

100

78

60

51

Omvang van de invoer uit Taiwan (MW)

49

144

140

135

(Index 2009 = 100)

100

294

286

276

Marktaandeel van de invoer uit Taiwan

0,9 %

1,2 %

0,7 %

0,8 %

Gemiddelde invoerprijs (EUR/kW)

2 102,04

1 659,72

1 350,00

1 125,93

(Index 2009 = 100)

100

79

64

54

Omvang van de invoer uit de VS (MW)

140

180

51

60

(Index 2009 = 100)

100

129

36

43

Marktaandeel van de invoer uit de VS

2,6 %

1,5 %

0,3 %

0,3 %

Gemiddelde invoerprijs (EUR/kW)

2 400,00

1 872,22

1 431,37

1 233,33

(Index 2009 = 100)

100

78

60

51

Omvang van de invoer uit overige Aziatische landen (MW)

720

1 140

1 029

879

(Index 2009 = 100)

100

158

143

122

Marktaandeel van de invoer uit overige Aziatische landen

13,2 %

9,3 %

5,2 %

5,0 %

Gemiddelde invoerprijs (EUR/kW)

2 400,00

1 870,18

1 440,23

1 229,81

(Index 2009 = 100)

100

78

60

51

Omvang van de invoer uit de rest van de wereld (MW)

94

238

165

121

(Index 2009 = 100)

100

253

176

129

Marktaandeel van de invoer uit de rest van de wereld

1,7 %

2,0 %

0,8 %

0,7 %

Gemiddelde invoerprijs (EUR/kW)

2 404,26

1 869,75

1 442,42

1 231,40

(Index 2009 = 100)

100

78

60

51

Bron:

Europressedienst.


Cellen

2009

2010

2011

OT

Omvang van de invoer uit alle andere derde landen (MW)

510

884

1 100

1 457

(Index 2009 = 100)

100

173

216

286

Marktaandeel van de invoer uit alle andere derde landen

23,7 %

26,6 %

25,5 %

36,2 %

Gemiddelde invoerprijs (EUR/kW)

1 166,67

1 072,40

751,82

553,88

(Index 2009 = 100)

100

92

64

47

Omvang van de invoer uit Taiwan (MW)

235

400

540

997

(Index 2009 = 100)

100

170

230

424

Marktaandeel van de invoer uit Taiwan

10,9 %

12,0 %

12,5 %

24,8 %

Gemiddelde invoerprijs (EUR/kW)

948,94

1 100,00

670,37

514,54

(Index 2009 = 100)

100

116

71

54

Omvang van de invoer uit de VS (MW)

40

40

40

33

(Index 2009 = 100)

100

100

100

83

Marktaandeel van de invoer uit de VS

1,9 %

1,2 %

0,9 %

0,8 %

Gemiddelde invoerprijs (EUR/kW)

1 350,00

1 050,00

825,00

636,36

(Index 2009 = 100)

100

78

61

47

Omvang van de invoer uit Japan (MW)

60

154

170

145

(Index 2009 = 100)

100

257

283

242

Marktaandeel van de invoer uit Japan

2,8 %

4,6 %

3,9 %

3,6 %

Gemiddelde invoerprijs (EUR/kW)

1 350,00

1 051,95

829,41

641,38

(Index 2009 = 100)

100

78

61

48

Omvang van de invoer uit de rest van de wereld (MW)

175

290

350

282

(Index 2009 = 100)

100

166

200

161

Marktaandeel van de invoer uit de rest van de wereld

8,1 %

8,7 %

8,1 %

7,0 %

Gemiddelde invoerprijs (EUR/kW)

1 348,57

1 051,72

831,43

638,30

(Index 2009 = 100)

100

78

62

47

Bron:

Europressedienst.


Wafers

2009

2010

2011

OT

Omvang van de invoer uit alle andere derde landen (MW)

225

333

235

183

(Index 2009 = 100)

100

148

104

81

Marktaandeel van de invoer uit alle andere derde landen

13,4 %

14,0 %

8,6 %

8,5 %

Gemiddelde invoerprijs (EUR/kW)

800,00

588,59

43,30

420,77

(Index 2009 = 100)

100

74

55

52

Omvang van de invoer uit Taiwan (MW)

20

50

50

36

(Index 2009 = 100)

100

250

250

180

Marktaandeel van de invoer uit Taiwan

1,2 %

2,1 %

1,8 %

1,7 %

Gemiddelde invoerprijs (EUR/kW)

800,00

580,00

440,00

416,67

(Index 2009 = 100)

100

73

55

52

Omvang van de invoer uit de VS (MW)

50

55

40

28

(Index 2009 = 100)

100

110

80

56

Marktaandeel van de invoer uit de VS

3,0 %

2,3 %

1,5 %

1,3 %

Gemiddelde invoerprijs (EUR/kW)

800,00

581,82

450,00

428,57

(Index 2009 = 100)

100

73

56

54

Omvang van de invoer uit Japan (MW)

55

50

30

26

(Index 2009 = 100)

100

91

55

47

Marktaandeel van de invoer uit Japan

3,3 %

2,1 %

1,1 %

1,2 %

Gemiddelde invoerprijs (EUR/kW)

800,00

580,00

433,33

423,08

(Index 2009 = 100)

100

73

54

53

Omvang van de invoer uit de rest van de wereld (MW)

100

178

115

93

(Index 2009 = 100)

100

178

115

93

Marktaandeel van de invoer uit de rest van de wereld

5,9 %

7,5 %

4,2 %

4,3 %

Gemiddelde invoerprijs (EUR/kW)

800,00

589,89

434,78

419,35

(Index 2009 = 100)

100

74

54

52

Bron:

Europressedienst.

(168)

Zoals reeds in overweging 108 werd vermeld, nam het verbruik in de Unie gedurende de beoordelingsperiode toe met 221 % voor modules, 87 % voor cellen en 29 % voor wafers. Het verbruik bereikte in 2011 een hoogtepunt en daalde in het OT, hoewel het duidelijk boven het niveau bleef dat aan het begin van de beoordelingsperiode in 2009 werd opgetekend. De bedrijfstak van de Unie heeft niet van deze toename van het verbruik kunnen profiteren, aangezien zijn marktaandeel in dezelfde periode voor modules van 19 % naar 13 %, voor cellen van 68 % naar 38 % en voor wafers van 81 % naar 59 % daalde. Tegelijkertijd vertoonde het marktaandeel van de VRC een scherpe stijging tot 2011, waarna het tijdens het OT bij een dalend verbruik op een stabiel hoog peil bleef. Gezien het feit dat de invoer met dumping uit de VRC, ondanks een daling van het verbruik in de Unie tijdens het OT, het marktaandeel in de beoordelingsperiode ten nadele van de bedrijfstak van de Unie heeft weten te handhaven (voor modules) of heeft kunnen uitbreiden (voor cellen en wafers) kan dus niet worden geconcludeerd dat door de daling van het verbruik het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade werd verbroken.

(169)

Op basis van de beschikbare informatie kan moeilijk worden vastgesteld in welke mate de vraag door steunregelingen van de lidstaten wordt bepaald. Zoals hierna in overweging 171 is uiteengezet, bestaat er namelijk een grote verscheidenheid aan steunregelingen en is de wisselwerking tussen deze regelingen en de vraag uiterst complex, zodat hun precieze effect moeilijk valt te kwantificeren. Evenwel wijst het beschikbare bewijsmateriaal er tevens op dat de vraag naar zonne-energie ook zonder steunregelingen zal blijven bestaan en mettertijd zelfs zal groeien, zij het op een lager niveau dan in het kader van steunmaatregelen. In dit verband voerden verschillende partijen aan dat „netpariteit” (d.w.z. een situatie waarin de kosten van de opwekking van zonne-energie gelijk zijn aan de kosten van de opwekking van conventionele energie) in sommige regio’s van de Unie reeds is bereikt of bijna is bereikt. Deze beweringen konden tot dusver niet door het onderzoek worden bevestigd en zullen nader worden bestudeerd.

3.2.   Feed-in-tarieven („Feed-in-tariffs” — „FIT’s”) als belangrijkste voorbeeld voor steunregelingen

(170)

Diverse belanghebbenden voerden aan dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade verband houdt met verlagingen van de door de lidstaten vastgestelde feed-in-tarieven. Deze verlagingen zouden hebben geleid tot een vermindering van het aantal installaties van zonnepanelen en een lagere vraag naar het onderzochte product op de markt van de Unie, wat de aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie zou hebben veroorzaakt.

(171)

De lidstaten hebben FIT’s, quotaverplichtingen met verhandelbare groenestroomcertificaten, investeringssubsidies en belastingprikkels ingevoerd om de opwekking van hernieuwbare energie te bevorderen. In bepaalde lidstaten wordt daarnaast steun verleend uit de structuurfondsen van de Unie. FIT’s waren de meest frequent toegepaste steuninstrumenten voor zonne-energie. In dit stadium was de analyse van de Commissie vooral gericht op dit type steun.

(172)

FIT’s zijn financiële steuninstrumenten ter verwezenlijking van bindende nationale doelstellingen met betrekking tot het gebruik van hernieuwbare energie, zoals voorgeschreven bij Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad (7) ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen. De mate van steun en de werking van dergelijke FIT’s variëren van lidstaat tot lidstaat. Netexploitanten zijn door de FIT’s verplicht om zonne-energie af te nemen tegen prijzen die waarborgen dat producenten van zonne-energie (doorgaans de eigenaren van de zonne-installaties) hun kosten dekken en een redelijke winstmarge behalen. FIT’s zijn net als andere steunregelingen meestal onderhevig aan toezicht op staatssteun overeenkomstig de artikelen 107 en 108 VWEU, teneinde overcompensatie van elektriciteitsproducenten te voorkomen.

(173)

Afgezien van nationale verschillen konden met betrekking tot FIT’s in de Unie drie ontwikkelingen worden geconstateerd: i) de verlaging van de FIT-tarieven, ii) de opschorting van de FIT-regeling als geheel (Spanje) en iii) de introductie van capaciteitsgrenzen voor installaties die voor steun in aanmerking komen, alsmede een algemene beperking van de jaarlijkse nieuw geïnstalleerde capaciteit die voor steun in aanmerking komt per lidstaat. Deze beperkingen lijken voornamelijk in de loop van 2012 te zijn ingevoerd en hebben daarom hoogstwaarschijnlijk geen effect gehad op het verbruik tijdens het OT. De analyse was derhalve met name gericht op de recente opschorting van de FIT’s in Spanje en de verlaging van de FIT-tarieven in de meeste lidstaten. De Commissie heeft geanalyseerd of deze opschorting en verlagingen van invloed zijn geweest op de vraag op de markt van de Unie en of zij een aanmerkelijke schade voor de bedrijfstak van de Unie kunnen hebben veroorzaakt. In dit verband werd ervan uitgegaan dat het effect van de ontwikkeling van de FIT’s op de vraag naar modules ook representatief was voor de situatie met betrekking tot cellen en wafers. Aangezien cellen en wafers onmisbaar zijn voor de productie van modules en aangezien zij niet in andere productieprocessen worden gebruikt, leidt een dalende vraag naar modules immers automatisch tot een vermindering van de vraag naar cellen en wafers.

(174)

Hoewel het onderzoek het verband tussen de ontwikkeling van de FIT’s en het verbruik heeft bevestigd, kwam uit het onderzoek naar voren dat de daling van het verbruik tussen 2011 en het OT het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping uit de VRC en de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade niet heeft verbroken, zoals nader is toegelicht in overweging 163. Daarentegen bleek uit het onderzoek dat de situatie van de bedrijfstak van de Unie verslechterde, maar dat de producenten-exporteurs erin slaagden hun grote marktaandeel voor modules (80 %) te handhaven en hun marktaandeel voor cellen en wafers zelfs enigszins te verhogen (van respectievelijk 22 % en 32 % in 2011 tot 25 % en 33 % in het OT). Daarnaast zij erop gewezen dat de door de bedrijfstak van de Unie in rekening gebrachte gemiddelde prijs voor modules gedurende de beoordelingsperiode met 53 % daalde, voornamelijk als gevolg van de aanzienlijke toename van de invoer met dumping en de aanmerkelijke prijsdruk die dit op de markt van de Unie teweegbracht. De achteruitgang van de winstgevendheid in de bedrijfstak van de Unie kan derhalve niet voor het belangrijkste deel worden toegeschreven aan verlagingen van de FIT’s.

(175)

Bijgevolg erkent de Commissie dat FIT’s vraag naar zonne-energie hebben gecreëerd en dat de recente opschorting (in Spanje) en verlaging (in andere lidstaten) van de FIT’s tot een lager verbruik van het onderzochte product tijdens het OT hebben geleid, zodat deze ontwikkelingen mogelijk tot de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade hebben bijgedragen. De verlaging van het verbruik tijdens het OT was evenwel niet zodanig dat zij het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade heeft verbroken.

(176)

Enkele partijen voerden aan dat de besnoeiingen op de FIT’s investeringen in zonne-energie onaantrekkelijk hebben gemaakt voor investeerders, waardoor de vraag naar het betrokken product in de Unie is teruggelopen.

(177)

Hoewel het onderzoek heeft bevestigd dat er een verband tussen de hoogte van de FIT’s en het niveau van de investeringen in de zonne-energiesector bestaat, is tevens uit het onderzoek gebleken dat investeringen in zonne-energie minder afhankelijk van FIT’s zijn in regio’s met veel zonneschijn, waar de productie van zonne-energie efficiënter is, en in regio’s met hoge elektriciteitsprijzen. Het onderzoek wees uit dat zelfs in het geval van een opschorting van de FIT’s (in Spanje) nog investeringen worden gedaan. Bovendien bleek uit het onderzoek dat investeringen in zonne-energie ook bij lagere FIT’s aantrekkelijk bleven.

(178)

Op basis van het bovenstaande kon niet zonder meer worden geconcludeerd dat de besnoeiingen op de FIT’s investeringen in zonne-energie onaantrekkelijk hebben gemaakt voor investeerders en zo hebben bijgedragen aan de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade.

(179)

Eén belanghebbende voerde aan dat de verlaging van de FIT’s de producenten in de Unie ertoe hebben gedwongen hun prijzen te verlagen om investeringen in zonne-energie aantrekkelijk te houden en de vraag en de groei verder te ontwikkelen.

(180)

Het onderzoek heeft aangetoond dat de bedrijfstak van de Unie zich hoofdzakelijk vanwege de druk als gevolg van de invoer met dumping, en niet vanwege de besnoeiingen op de FIT’s gedwongen zag zijn prijzen te verlagen. Een aanwijzing hiervoor is het feit dat de bedrijfstak van de Unie zijn prijzen in 2010 en 2011 het sterkst heeft verlaagd, nog voordat de besnoeiingen op de FIT’s plaatsvonden. In werkelijkheid heeft de toename van de invoer uit de VRC met dumping, waardoor de prijzen van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk werden onderboden, de bedrijfstak van de Unie gedwongen zijn prijzen steeds sterker te verlagen.

(181)

Om deze redenen werd het argument afgewezen.

(182)

Samenvattend kan worden gesteld dat FIT’s een belangrijke factor zijn voor de ontwikkeling van de PV-markt in de Unie en dat de FIT’s van invloed waren op de veranderingen in het verbruik van het onderzochte product. Uit het onderzoek is evenwel gebleken dat het verbruik ondanks omvangrijke besnoeiingen op de FIT’s niet aanzienlijk is afgenomen. Daarom luidt de voorlopige conclusie dat de ontwikkelingen met betrekking tot de FIT’s niet zodanig waren dat zij het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade hebben verbroken.

3.3.   Overige financiële steunverlening aan de bedrijfstak van de Unie

(183)

Sommige belanghebbenden beweerden dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade het gevolg was van een vermindering van de steunverlening aan de bedrijfstak van de Unie. Tot staving van deze bewering werd informatie verstrekt met betrekking tot subsidies die vóór de beoordelingsperiode (van 2003 tot 2006) aan een van de producenten in de Unie waren verstrekt.

(184)

Uit het aangeleverde bewijsmateriaal is niet gebleken van enig verband tussen de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade en een beweerdelijke subsidieverlening aan een van de producenten in de Unie gedurende de beoordelingsperiode. Aangezien voornoemde informatie betrekking heeft op de tijd vóór de beoordelingsperiode, is deze niet relevant. Derhalve kon tussen vermeende subsidies aan de bedrijfstak van de Unie en de doorh hem geleden aanmerkelijke schade geen verband worden aangetoond. Op deze grond werd het argument afgewezen.

3.4.   Overcapaciteit

(185)

Er werd gesteld dat de aanmerkelijke schade die door de bedrijfstak van de Unie is geleden, het gevolg was van overcapaciteit op de markt van de Unie en op de wereldmarkt in het algemeen. Tevens werd aangevoerd dat de overcapaciteit op de wereldmarkt tot de thans plaatsvindende consolidering van de bedrijfstak van de Unie heeft geleid en dat de geleden schade een gevolg was van te veel productie-installaties. Bovendien beweerden verschillende belanghebbenden dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade verband hield met een al te sterke uitbreiding van de productiecapaciteit, die de bedrijfstak aan zichzelf te wijten heeft. Sommige belanghebbenden stelden daarentegen dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade is veroorzaakt doordat de bedrijfstak van de Unie heeft nagelaten de nodige investeringen in capaciteitsuitbouw te doen.

(186)

In werkelijkheid heeft de bedrijfstak van de Unie zijn productiecapaciteit weliswaar verhoogd, maar was het totale productievolume niet toereikend om aan de toenemende vraag op de markt van de Unie in de beoordelingsperiode te voldoen. De uitbreiding van de productiecapaciteit van de bedrijfstak van de Unie was dus redelijk en gebaseerd op de marktontwikkelingen, d.w.z. op de toename van het verbruik. De uitbreiding van de productiecapaciteit kan dus niet als oorzaak van de geleden schade worden beschouwd.

(187)

In het kader van het onderzoek kon het argument dat de bedrijfstak van de Unie niet heeft geïnvesteerd in capaciteitsuitbouw, gezien het bovenstaande evenmin worden bevestigd. Integendeel, de bedrijfstak van de Unie heeft zijn productiecapaciteit tijdens de gehele beoordelingsperiode uitgebreid en hij beschikte tijdens die periode over voldoende extra capaciteit, waaruit kan worden opgemaakt dat de bedrijfstak in staat was om aan extra vraag te voldoen. Dit argument moest derhalve worden afgewezen.

(188)

Volgens sommige belanghebbenden bevonden alle marktdeelnemers, met inbegrip van toeleveranciers en verwerkende bedrijven, zich als gevolg van de overcapaciteit op de wereldmarkt en de daaruit voortvloeiende veranderingen op de markt in een moeilijke situatie. In dit verband werd gesteld dat het onderzochte product een grondstof is geworden waarvoor de prijzen niet meer door de individuele producenten kunnen worden bepaald, maar onderhevig zijn aan vraag en aanbod op de wereldmarkt. Gesteld werd dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade door deze situatie, en niet door de invoer met dumping werd veroorzaakt.

(189)

Het onderzoek bevestigde dat er sprake was van overcapaciteit op de wereldmarkt, die voornamelijk in de VRC was ontstaan. Vermeende veranderingen op de markt op grond waarvan het onderzochte product een grondstof zou zijn geworden, rechtvaardigen echter geen oneerlijk prijsstellingsbeleid of oneerlijke handelspraktijken. In dit verband zij erop gewezen dat het onderzochte product sinds meer dan 20 jaar door de bedrijfstak van de Unie wordt geproduceerd en verkocht, terwijl de bedrijfstak van de VRC die het betrokken product vervaardigt, pas kort geleden (rond het midden van het vorige decennium) is ontstaan en voornamelijk werd aangedreven door de feed-in-tarieven en ander stimulerend beleid in de Unie en de daaruit voortvloeiende toename van de vraag.

(190)

Om die redenen werden deze argumenten verworpen.

3.5.   Effect van de grondstoffenprijzen

(191)

Verschillende belanghebbenden voerden aan dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade verband hield met de ontwikkeling van de prijzen voor polysilicium, de belangrijkste grondstof voor de productie van wafers. Zij stelden dat de bedrijfstak van de Unie langlopende leveringscontracten met vaste prijzen had gesloten en daarom niet kon profiteren van de daling van de prijzen voor polysilicium in de beoordelingsperiode.

(192)

Het onderzoek bracht aan het licht dat de prijzen voor polysilicium in 2008 stegen, maar in 2009 weer daalden, waarna in 2010 en 2011 slechts een lichte stijging werd opgetekend. De prijzen vertoonden tijdens het OT een sterke daling.

(193)

Uit het onderzoek kwam naar voren dat de bedrijfstak van de Unie weliswaar langlopende leveringscontracten voor polysilicium had gesloten, maar dat in het licht van de prijsontwikkelingen van polysilicium meestal opnieuw over de contractvoorwaarden werd onderhandeld, zodat de contractueel vastgelegde prijzen op het niveau van de prijzen op de spotmarkt, of zelfs daaronder, kwamen te liggen.

(194)

Om deze redenen wordt geconcludeerd dat zelfs indien sommige specifieke producenten in de Unie mogelijk nadeel hebben ondervonden van langlopende contracten voor de levering van polysilicium, de bedrijfstak van de Unie als geheel geen schade heeft geleden als gevolg van dergelijke langetermijncontracten en in de gelegenheid waren om volledig van de prijsdaling van polysilicium te profiteren. Derhalve kon niet worden vastgesteld dat langetermijncontracten tot de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade hebben bijgedragen.

3.6.   Aan zichzelf te wijten schade: gevolgen van automatisering, schaalvergroting, schaalvoordelen, consolidering, innovatie en kostenefficiëntie

(195)

Diverse belanghebbenden voerden aan dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade het gevolg was van een hoge mate van automatisering van het productieproces. Zij stelden dat de kleinschalige producenten ten opzichte van de grotere verticaal geïntegreerde producenten in het nadeel waren, zodat de door deze producenten geleden schade niet aan de invoer met dumping kon worden toegeschreven. In dit verband werd eveneens gesteld dat de bedrijfstak van de Unie als geheel in elk geval kleinschalig was en derhalve niet van schaalvoordelen kon profiteren.

(196)

Uit het onderzoek bleek dat ook de kleinschalige producenten op de markt van de Unie een hoge mate van automatisering in hun productieproces hadden ingevoerd, wat een positief effect had op hun productiekosten. De meeste producenten in de Unie hebben zich op één onderdeel van het productieproces (wafers, cellen of modules) toegelegd, zodat zij hun concurrentievermogen met betrekking tot de specifieke door hen vervaardigde productsoort door specialisatie wisten te verhogen. Het argument dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade te wijten was aan het effect van een hoge mate van automatisering, moest derhalve worden afgewezen.

(197)

Sommige belanghebbenden stelden dat de prijsdruk in een consolidering van de bedrijfstak van de Unie resulteerde, die op haar beurt de oorzaak zou zijn van de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade. Het onderzoek toonde echter aan dat de consolidering veeleer een gevolg was van de invoer met dumping. Bovendien droeg deze partij geen bewijsmateriaal aan waaruit zou blijken in welke mate het consolideringsproces de oorzaak was van de geleden schade.

(198)

Bovendien werd gesteld dat het gebrek aan verticale integratie in de bedrijfstak van de Unie de oorzaak was van de geleden schade. In het algemeen zullen de verticaal geïntegreerde producenten onder normale marktomstandigheden meer controle over hun toeleveringsketen hebben. Uit het onderzoek bleek echter dat het voordeel van verticale integratie door het deel van de bedrijfstak van de Unie dat verticaal is geïntegreerd, niet volledig kon worden benut, aangezien er sprake was van een extreem hoge prijsdruk als gevolg van de invoer met dumping. Bovendien kon de bedrijfstak van de Unie, zelfs de verticaal geïntegreerde producenten in de Unie, als gevolg van de invoer met dumping de hoge bezettingsgraad niet ten volle benutten om schaalvoordelen te realiseren. Voorts heeft het onderzoek geen correlatie tussen verticale integratie en hogere winstgevendheid kunnen aantonen, aangezien deze correlatie als gevolg van de hoge prijsdruk is komen te vervallen.

(199)

Sommige belanghebbenden stelden dat er in de bedrijfstak van de Unie geen technische innovatie of investeringen in nieuwe technologie plaatsvonden. Uit het onderzoek bleek niet van enige feitelijke omstandigheid die deze beweringen kon bevestigen. Integendeel, het onderzoek bracht aan het licht dat het merendeel van de investeringen van de bedrijfstak van de Unie voor nieuwe machines en O&O was bestemd en dat de wereldwijd vervaardigde producten geen relevante technologische verschillen vertonen.

(200)

Voorts stelde één belanghebbende dat de geleden aanmerkelijke schade het gevolg is van een gebrekkige projectuitvoering (mislukte projecten). In dit verband moet worden opgemerkt dat dit argument niet met bewijsmateriaal werd gestaafd. Daarnaast kan de mislukking van projecten veeleer worden beschouwd als gevolg van de invoer met dumping. Dit argument moest derhalve worden verworpen.

(201)

Verschillende belanghebbenden voerden aan dat de bedrijfstak van de Unie niet in staat was om in reactie op de ontwikkelingen op de wereldmarkt zijn kosten te rationaliseren. Andere belanghebbenden stelden dat de loon- en overheadkosten in de Unie hoger zijn dan in de VRC.

(202)

Uit het onderzoek bleek dat de productiekosten van de bedrijfstak van de Unie gedurende de beoordelingsperiode gestaag afnamen, behalve voor wafers, waarvoor de kosten in 2010 afnamen, maar in 2011 en daarna ook in het OT stegen tot een niveau dat iets hoger was dan dat aan het begin van de beoordelingsperiode (zie overweging 138). De productiviteit nam in het geval van modules en cellen toe, maar daalde in het geval van wafers. Zoals hierboven reeds vermeld, was de bedrijfstak van de Unie als gevolg van de sterke stijging van de invoer met dumping en de daaruit resulterende hoge prijsdruk niet in staat om van de kostenverlaging te profiteren.

(203)

Er zij op gewezen dat de producenten-exporteurs in de VRC wat grondstoffen (polysilicium) en machines geen comparatief voordeel genieten, aangezien deze meestal uit de Unie werden ingevoerd. Met betrekking tot de loon- en overheadkosten valt te constateren dat zij in het OT gemiddeld minder dan 10 % van de totale kosten per module uitmaakten en niet worden geacht een rol van betekenis te hebben gespeeld.

(204)

Voorts werd aangevoerd dat sommige producenten in de Unie wafers, cellen en/of modules aankochten in het betrokken land en deze producten als eigen producten op de markt van de Unie doorverkochten. Uit het onderzoek kwam naar voren dat de invoer van het betrokken product door de bedrijfstak van de Unie een aanvullend karakter had en qua omvang beperkt was vergeleken met de productie in de Unie, zodat die invoer niet kan worden geacht het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade te hebben verbroken.

(205)

Om gelijke tred te kunnen houden met de dalende trend van de prijzen voor ingevoerde goederen uit de VRC moest de bedrijfstak van de Unie zich in aanzienlijke mate inspannen om de eigen productiekosten terug te dringen. Ondanks de inspanningen van de bedrijfstak van de Unie kon deze kostenvermindering niet in de verkoopprijzen tot uiting komen als gevolg van de sterke prijsonderbieding door de invoer met dumping.

(206)

Om deze redenen moesten alle bovengenoemde argumenten worden afgewezen.

3.7.   Concurrentie van dunnelaag-PV-producten en andere PV-technologie

(207)

Diverse belanghebbenden stelden dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade was veroorzaakt door de concurrentie van dunnelaag-PV-producten en andere PV-technologieën, aangezien deze technologieën uitwisselbaar zijn en geschikt zijn voor hetzelfde gebruiksdoeleinde.

(208)

Uit het onderzoek bleek dat dunnelaag-PV-producten uit andere grondstoffen worden vervaardigd en dat daarbij geen gebruik wordt gemaakt van wafers van kristallijn silicium. Over het algemeen zetten zij zonlicht minder efficiënt om in elektriciteit en hebben zij een lager vermogen dan modules van kristallijn silicium. Hierdoor kunnen zij niet op kleinere afgebakende oppervlakten, zoals daken, worden gebruikt, zodat zij niet volledig uitwisselbaar zijn met het betrokken product. Hoewel er mogelijk sprake is van een zekere mate van concurrentie tussen met dunnelaagtechnologie vervaardigde producten en het betrokken product, wordt deze concurrentie daarom van marginaal belang geacht.

(209)

Derhalve werd in het kader van het onderzoek geen verband vastgesteld tussen de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade en de concurrentie van dunnelaag-PV-producten en andere PV-technologieën.

(210)

Daarom moest dit argument worden afgewezen.

3.8.   De financiële crisis en haar gevolgen

(211)

Er werd gesteld dat de financiële crisis en de economische recessie negatieve gevolgen hadden voor de toegang tot financiering voor de bedrijfstak van de Unie en dat zij derhalve de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade hebben veroorzaakt.

(212)

Het vermogen van de bedrijfstak van de Unie om kapitaal aan te trekken is gedurende de beoordelingsperiode sterk achteruitgegaan. Aangezien de zonne-energiesector kapitaalintensief is, is het vermogen om kapitaal aan te trekken van cruciaal belang. De economische recessie had een zeker effect op de situatie van de bedrijfstak van de Unie. Het onderzoek wees echter uit dat de situatie van de bedrijfstak van de Unie, ondanks de groei van de markt van de Unie tussen 2009 en 2011, is verslechterd als gevolg van de invoer met dumping uit de VRC, waardoor de prijzen van de bedrijfstak van de Unie sterk worden onderboden. Derhalve werd geconcludeerd de mogelijke gevolgen van de financiële crisis werden verergerd door de toename van de invoer met dumping vanuit de VRC en dat de beperkte toegang tot financiering grotendeels een gevolg was van het ongunstige marktklimaat, de situatie en de vooruitzichten van de bedrijfstak van de Unie die voortvloeiden uit de invoer met dumping. De financiële crisis was dus weliswaar in zekere mate van invloed op de situatie van de bedrijfstak van de Unie, maar deze invloed was niet zodanig dat daardoor het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade wordt verbroken. Het argument werd derhalve afgewezen.

3.9.   Uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie

(213)

Sommige belanghebbenden voerden aan dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade is veroorzaakt door een aanzienlijke daling van de uitvoer van de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode, met name tussen 2009 en 2011 voor modules en tussen 2009 en het eerste kwartaal van 2012 voor cellen.

(214)

Zoals echter uit de onderstaande tabel blijkt, zijn de uitgevoerde hoeveelheden modules ondanks een lichte daling in het OT op een hoog peil gebleven en lagen de gemiddelde prijzen in het OT boven de gemiddelde kosten van modules gedurende de gehele beoordelingsperiode. Derhalve kan dit geen oorzaak van de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade zijn geweest. Wat cellen betreft, maakte de uitgevoerde hoeveelheid slechts 12 % van in totaal geproduceerde hoeveelheid cellen uit. Ondanks de lage prijzen tijdens het OT kunnen de uitvoerprestaties dus slechts een beperkt effect op de situatie van de bedrijfstak van de Unie hebben gehad. Tot slot vormde de uitvoer van wafers rond de 24 % van de in totaal geproduceerde hoeveelheid, zodat de uitvoerprestaties ondanks de lage uitvoerprijzen in het OT ook in dit verband slechts van beperkte invloed kunnen zijn geweest op de situatie van de bedrijfstak van de Unie. De desbetreffende argumenten moesten derhalve worden afgewezen.

Tabel 13-a

Modules

 

2009

2010

2011

OT

Uitgevoerde hoeveelheid in MW

989

1 279

1 157

1 148

(Index 2009 = 100)

100

129

117

116

Gemiddelde uitvoerprijs (EUR/kW)

2 500

1 900

1 470

1 230

(Index 2009 = 100)

100

76

59

49

Bron:

Europressedienst.

Tabel 13-b

Cellen

 

2009

2010

2011

OT

Uitgevoerde hoeveelheid in MW

62

320

315

238

(Index 2009 = 100)

100

516

508

384

Gemiddelde uitvoerprijs (EUR/kW)

1 350

1 050

830

640

(Index 2009 = 100)

100

78

61

47

Bron:

Europressedienst.

Tabel 13-c

Wafers

 

2009

2010

2011

OT

Uitgevoerde hoeveelheid in MW

93

916

750

486

(Index 2009 = 100)

100

985

806

523

Gemiddelde uitvoerprijs (EUR/kW)

850

590

530

480

(Index 2009 = 100)

100

70

63

57

Bron:

Europressedienst.

(215)

Om deze redenen werd geconstateerd dat het effect van de uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie niet zodanig was dat dit tot de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade heeft begedragen. De desbetreffende argumenten van de partijen in dit verband moesten derhalve worden afgewezen.

3.10.   Ontdekking van schaliegasvoorraden in de Europese Unie

(216)

Eén belanghebbende stelde dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade was veroorzaakt door de ontdekking van schaliegasvoorraden in de Unie en dat het vooruitzicht van een toenemende productie van goedkoop schaliegas in de Unie tot een vermindering van de publieke en private investeringen in projecten op het gebied van hernieuwbare energie heeft geleid.

(217)

In het kader van het onderzoek werd vastgesteld dat het verbruik van het onderzochte product tijdens de beoordelingsperiode aanzienlijk is toegenomen, zoals reeds vermeld in overweging 108. Verder heeft het onderzoek geen feitelijke bewijzen opgeleverd voor de stelling dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade te wijten was aan de ontdekking van schaliegasvoorraden in de Europese Unie. Het argument werd daarom afgewezen.

3.11.   De EU-regeling voor emissiehandel (ETS)

(218)

Dezelfde belanghebbende voerde aan dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade was veroorzaakt door lage investeringen in de opwekking van zonne-energie als gevolg van de lage marktprijzen voor CO2-emissierechten in het kader van de EU-regeling voor emissiehandel.

(219)

Deze stelling werd echter niet met bewijs onderbouwd en uit het onderzoek bleek niet van enige feitelijke omstandigheid die deze beweringen kon bevestigen. Integendeel kwam uit het onderzoek naar voren dat het verbruik van het onderzochte product tijdens de beoordelingsperiode aanmerkelijk toenam. Om deze redenen werd het argument afgewezen.

3.12.   Bedrijfsvoering

(220)

Sommige belanghebbenden stelden dat de schade van ten minste één van de producenten in de Unie was veroorzaakt door een verkeerde bedrijfsvoering. Deze bewering stoelde op de jaarrekeningen en bepaalde informatie in een brief die een aandeelhouder van het bedrijf aan de andere aandeelhouders had toegezonden.

(221)

Geen enkele informatie in het dossier wees erop dat er sprake was van een ongewone of onverstandige bedrijfsvoering van de betrokken onderneming of dat die bedrijfsvoering van invloed was op de bedrijfstak van de Unie als geheel. De in dit verband aangevoerde argumenten werden derhalve afgewezen.

3.13.   Overig overheidsbeleid

(222)

Eén belanghebbende voerde aan dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade werd veroorzaakt door ander overheidsbeleid, zoals beleidsmaatregelen op het gebied van hernieuwbare energie, beleidsmaatregelen gericht op de stimulering van innovatie, beleidsmaatregelen ter vermindering van de bureaucratie, beleidsmaatregelen ter bevordering van de handel en regelgeving inzake nettoegang, aangezien dergelijke beleidsmaatregelen ten goede komen aan de producenten-exporteurs. Ook al kan worden beweerd dat een aantal van de genoemde beleidsmaatregelen de invoer uit derde landen en de groei van de zonne-energiesector als geheel zou kunnen bevorderen, zouden deze maatregelen eveneens ten goede komen aan de bedrijfstak van de Unie. Bovendien betekenen deze beleidsmaatregelen niet dat een dergelijke invoer in de Unie tegen schadeveroorzakende dumpingprijzen moet plaatsvinden. De in dit verband aangevoerde argumenten werden derhalve afgewezen.

3.14.   Conclusie inzake het oorzakelijke verband

(223)

Uit het onderzoek is gebleken dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade en de invoer met dumping uit de VRC. Andere mogelijke oorzaken van de schade, zoals de invoer uit andere derde landen, het verbruik, feed-in-tarieven, andere financiële steun aan de bedrijfstak van de Unie, overcapaciteit, het effect van grondstofprijzen, schade die de bedrijfstak van de Unie aan zichzelf te wijten heeft, concurrentie van dunnelaag-PV-producten, de financiële crisis en haar gevolgen, de uitvoerprestaties van de bedrijfstak van de Unie, de ontdekking van schaliegasvoorraden in de Europese Unie, de bedrijfsvoering, de EU-regeling voor emissiehandel en andere beleidsmaatregelen van de overheid, werden geanalyseerd maar geen van deze mogelijke oorzaken bleek het oorzakelijke verband tussen de invoer met dumping uit de VRC en de door de bedrijfstak van de Unie geleden aanmerkelijke schade te verbreken.

(224)

Op grond van bovenstaande analyse, waarbij een duideljk onderscheid is gemaakt tussen de gevolgen van alle bekende factoren voor de situatie van de bedrijfstak van de Unie en de schadelijke gevolgen van de invoer met dumping, luidde de voorlopige conclusie derhalve dat er tussen de invoer met dumping uit de VRC en de door de bedrijfstak van de Unie in het OT geleden aanmerkelijke schade een oorzakelijk verband bestond.

F.   BELANG VAN DE UNIE

1.   Opmerkingen vooraf

(225)

Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening heeft de Commissie onderzocht of er ondanks de voorlopige conclusie inzake schade veroorzakende dumping dwingende redenen waren om te concluderen dat het niet in het belang van de Unie was in dit bijzondere geval voorlopige maatregelen te nemen. Het belang van de Unie werd vastgesteld aan de hand van een afweging van alle belangen van de betrokkenen, met inbegrip van die van de bedrijfstak van de Unie, de toeleveranciers en verwerkende bedrijven in de PV-sector, de importeurs, de gebruikers en de consumenten van het betrokken product.

(226)

Rond 150 marktdeelnemers hebben zich na de opening van het onderzoek kenbaar gemaakt bij de Commissie. Aan niet-verbonden importeurs, toeleveranciers (met inbegrip van een grondstoffenproducent en leveranciers van productieapparatuur voor het onderzochte product), verwerkende bedrijven (met inbegrip van projectontwikkelaars en installateurs) en de consumentenorganisatie BEUC werden specifieke vragenlijsten verstuurd. Drie verenigingen die verschillende marktdeelnemers in de PV-sector vertegenwoordigen (bv. de bedrijfstak van de Unie, toeleveranciers en verwerkende bedrijven), hebben informatie verstrekt.

2.   Belang van de bedrijfstak van de Unie

(227)

De bedrijfstak van de Unie had tijdens het OT ongeveer 25 000 personeelsleden rechtstreeks in dienst voor de productie en verkoop van het soortgelijke product.

(228)

Uit het onderzoek is vast komen te staan dat de bedrijfstak van de Unie in de beoordelingsperiode aanmerkelijke schade heeft geleden als gevolg van de invoer met dumping uit het betrokken land. Er zij aan herinnerd dat een aantal schade-indicatoren gedurende de beoordelingsperiode een negatieve trend liet zien. Met name de schade-indicatoren die betrekking hebben op de financiële prestaties van de medewerkende producenten in de Unie, zoals de winstgevendheid, kasstroom en het rendement van investeringen, liepen sterk terug. In feite maakten de producenten van modules, cellen en wafers in de Unie in 2011 en in het OT verlies. Bijgevolg waren sommige producenten in de Unie reeds gedwongen hun productiefaciliteiten te sluiten, terwijl voor sommige anderen faillissement dreigde. Als er geen maatregelen worden genomen, lijkt een verdere verslechtering van de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie zeer waarschijnlijk.

(229)

Verwacht wordt dat de instelling van voorlopige antidumpingrechten tot een herstel van eerlijke handelsvoorwaarden op de markt van de Unie zullen leiden, zodat de bedrijfstak van de Unie zijn prijzen voor het soortgelijke product in overeenstemming kan brengen met de productiekosten, teneinde zijn winstgevendheid te verbeteren. Door de instelling van voorlopige maatregelen kan de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk ten minste een deel van haar tijdens de beoordelingsperiode verloren marktaandeel terugwinnen, wat een positief effect zal hebben op zijn winstgevendheid en algemene financiële situatie. Voorts zou de bedrijfstak van de Unie beter toegang moeten kunnen krijgen tot kapitaal en in staat moeten zijn om verder in O&O en innovatie op de PV-markt te investeren. Tot slot wees het onderzoek op een mogelijke hervatting van de bedrijfsactiviteiten van de producenten in de Unie die als gevolg van de door de uitvoer uit de VRC veroorzaakte druk gedwongen waren de productie stop te zetten. Volgens dit scenario zouden niet alleen de (in het OT) bestaande 25 000 banen in de bedrijfstak van de Unie veilig worden gesteld, maar zouden ook redelijke vooruitzichten bestaan voor een verdere uitbreiding van de productie en een stijging van de werkgelegenheid.

(230)

Indien geen maatregelen worden ingesteld, kunnen verdere verliezen van marktaandeel en een verdere verslechtering van de winstgevendheid van de bedrijfstak van de Unie worden verwacht. Deze situatie zou op korte tot middellange termijn onhoudbaar zijn. Als gevolg hiervan zouden naast het grote aantal producenten in de Unie die, zoals beschreven in overweging 157, reeds gedwongen waren de markt te verlaten, ook andere producenten failliet kunnen gaan, wat er op korte tot middellange termijn waarschijnlijk toe zou leiden dat de bedrijfstak van de Unie verdwijnt, wat aanzienlijke gevolgen zou hebben voor de bestaande banen.

(231)

Derhalve wordt voorlopig geconcludeerd dat de instelling van antidumpingrechten in het belang van de bedrijfstak van de Unie is.

3.   Belang van niet-verbonden importeurs

(232)

Zoals in overweging 12 vermeld, vormde de handel in het betrokken product voor slechts één van de drie in de steekproef opgenomen importeurs de kernactiviteit van de onderneming.

(233)

Er werd aangevoerd dat de instelling van maatregelen voor het betrokken product een negatief effect zal hebben op de bedrijfsactiviteiten van de importeur. Ten eerste is het niet de bedoeling dat de instelling van maatregelen in een volledige beëindiging van de import uit de VRC resulteert. Ten tweede valt weliswaar te verwachten dat de instelling van maatregelen een negatief effect kan hebben voor de financiële situatie van importeurs die uitsluitend uit de VRC importeren, maar gezien het feit dat de invoer uit andere derde landen waarschijnlijk gaat toenemen, zouden importeurs die goederen uit verschillende landen betrekken, in staat moeten zijn van invoerbron te wisselen.

(234)

Bijgevolg wordt voorlopig geconcludeerd dat instelling van de voorgestelde rechten een zeker negatief effect op de situatie van de niet-verbonden importeurs van het betrokken product kan hebben.

4.   Belang van de toeleveranciers

(235)

De toeleveranciers zijn voornamelijk actief op het gebied van de productie van grondstoffen en de productie en constructie van fabricageapparatuur voor het onderzochte product. Van acht toeleveranciers werden antwoorden op de vragenlijst ontvangen. Er werden twee inspectiebezoeken verricht, één bij een grondstoffenproducent en één bij een producent van fabricageapparatuur.

(236)

Het op het onderzochte product gerichte aandeel van de activiteiten van de acht medewerkende toeleveranciers in hun totale activiteiten liep in het OT in het algemeen uiteen en maakte slechts voor één medewerkende onderneming 100 % van haar bedrijfsactiviteiten uit, terwijl dit percentage in het geval van de andere ondernemingen tussen de 6 en 80 % varieerde. Gemiddeld vormden de activiteiten in verband met het betrokken product tijdens het OT rond de 41 % van de totale activiteiten van de medewerkende toeleveranciers. Wat de werkgelegenheid betreft, hadden de acht medewerkende toeleveranciers in het OT ongeveer 4 200 personen in dienst. De winstgevendheid varieerde per segment en bedrijf van zeer hoge positieve winstcijfers tot lage negatieve waarden. Uit het onderzoek bleek dat de marktdeelnemers met een negatieve winstgevendheid onder de verslechterde situatie van de bedrijfstak van de Unie leden, aangezien sommige klanten die zij hadden verloren, producenten van het onderzochte product waren, evenals onder het teruglopende verbruik.

(237)

De toeleveranciers verkochten hun producten aan producenten in de Unie, de VRC en andere derde landen. In het OT was de verkoop onderverdeeld in een uitvoer van gemiddeld 20 % naar de Unie, bijna 50 % naar de VRC en rond de 30 % naar andere derde landen.

(238)

Sommige toeleveranciers voerden aan dat de instelling van antidumpingmaatregelen van nadelige invloed zou zijn op hun bedrijfsactiviteiten, aangezien de VRC hun belangrijkste uitvoermarkt vormt. Er werd gesteld dat de rechten tot een ernstige beperking van de invoer van het betrokken product uit de VRC in de Unie zouden leiden, waarop de VRC de invoer van polysilicium en productieapparatuur uit de Unie aan banden zou leggen. Als gevolg hiervan zouden de toeleveranciers in de Unie hun bedrijfsactiviteiten moeten inkrimpen en banen moeten schrappen.

(239)

Allereerst zij erop gewezen dat de rechten niet ten doel hebben de invoer van het betrokken product uit de VRC geheel te beëindigen, maar erop zijn gericht gelijke concurrentievoorwaarden te scheppen. Daarom dient de markt van de Unie ook in de toekomst in zekere mate te worden bevoorraad door invoer uit de VRC, evenwel tegen eerlijke prijzen. Voorts bleek uit het onderzoek dat de toeleveranciers in de Unie wereldwijd op verschillende nationale markten actief zijn en derhalve niet uitsluitend afhankelijk zijn van de uitvoer naar de VRC. Redelijkerwijs kan dus worden aangenomen dat de toeleveranciers in de Unie op de wereldwijde markt voor PV-producten waarschijnlijk in staat zullen zijn de eventuele vermindering van de uitvoer naar de VRC op te vangen door de uitvoer naar de andere markten, die volgens openbaar toegankelijke marktstudies naar alle verwachting zullen groeien. In elk geval heeft de Chinese markt voor PV-producten reeds te kampen met een aanzienlijke overcapaciteit, zodat mag worden betwijfeld of de producenten van machines in de Unie op korte tot middellange termijn veel meer fabricageapparatuur zouden kunnen verkopen.

(240)

Gezien het bovenstaande luidt de voorlopige conclusie dat antidumpingrechten geen effect van betekenis op de producenten van machines zouden hebben, terwijl het effect voor de leverancier van grondstoffen op korte termijn negatief kan uitvallen, gezien de mogelijke vermindering van zijn uitvoer naar de VRC.

5.   Belang van de verwerkende bedrijven

(241)

De verwerkende bedrijven zijn voornamelijk actief op het gebied van projectontwikkeling, marketing en communicatie en de installatie van zonnepanelen. Van de 13 antwoorden op de vragenlijst die van de verwerkende bedrijven werden ontvangen, waren er slechts zeven volledig genoeg om een zinvolle beoordeling mogelijk te maken. Er werden twee inspectiebezoeken verricht met betrekking tot PV-projectontwikkeling en installatie van zonnepanelen. Bij de analyse van de antwoorden op de vragenlijsten die van de 36 medewerkende niet-verbonden importeurs werden ontvangen, bleek dat een aantal van hen eigenlijk als verwerkende bedrijven moeten worden ingedeeld, aangezien hun hoofdactiviteiten in het installeren van zonnepanelen bestaan. Deze kwestie zal in het verdere verloop van het onderzoek nader worden bestudeerd.

(242)

Het aandeel van de op het betrokken product gerichte activiteiten van de verwerkende bedrijven in hun totale activiteiten liep over het algemeen uiteen. Gemiddeld bedroeg het in het OT 41 %. De winstgevendheid van de medewerkende marktdeelnemers met betrekking tot het onderzochte product bedroeg in het OT gemiddeld ca. 11 %. Wat de werkgelegenheid betreft, hadden de zeven medewerkende verwerkende bedrijven in het OT ongeveer 550 personen in dienst.

(243)

Er werd aangevoerd dat de antidumpingmaatregelen niet in het belang van de Unie zijn omdat zij tot een verhoging van de prijzen voor modules leiden, wat eindgebruikers/consumenten ervan weerhoudt PV-producten te installeren. Hierdoor zouden de verwerkende bedrijven duidelijk minder orders ontvangen en hun bedrijfsactiviteiten moeten inkrimpen. Deze inschatting was gebaseerd op een in de loop van het onderzoek ingediende studie van Prognos over het mogelijke verlies van banen. Volgens de studie is een grote meerderheid van de banen op de PV-markt in de Unie in gevaar indien rechten worden ingesteld. De studie gaat uit van een raming door de brancheorganisatie European Photovoltaic Industry Association (EPIA) volgens welke de gehele leveringsketen van PV-producten in de Unie, met inbegrip van producenten in de Unie, importeurs, toeleveranciers en verwerkende bedrijven, in 2011 in totaal 265 000 banen telde. Uitgaande van de raming van 2011 van het totale aantal rechtstreekse banen in de PV-sector kwam Prognos tot de conclusie dat al naargelang de hoogte van de rechten binnen drie jaar tot 242 000 van de 265 000 banen zouden verdwijnen. Het grootste verlies aan banen valt volgens de studie in de verwerkende sector te verwachten, die volgens Prognos in 2011 rond 220 000 mensen in dienst had.

(244)

Dit scenario werd niet door het onderzoek bevestigd, dat erop wees dat het aantal rechtstreekse banen in de PV-sector van de Unie in 2011, tijdens het OT en in 2012 veel lager was.

(245)

Om te beginnen deed het onderzoek twijfels rijzen of het door de Europese brancheorganisatie aangegeven totale aantal rechtstreekse banen in de PV-sector juist was. Met name bleek tijdens het inspectiebezoek bij EPIA dat de gegevens die aan de raming van 265 000 banen ten grondslag lagen, onnauwkeurig waren en een dergelijke conclusie niet toelieten. Uit de tijdens het inspectiebezoek verkregen gegevens blijkt veeleer dat de foutmarge van het voor 2011 geraamde aantal banen in de PV-sector wel 20 % kan bedragen. Voorts heeft de raming ook betrekking op de werkgelegenheid in andere Europese landen buiten de Europese Unie en op werkgelegenheid in verband met dunnelaag-PV-producten, die buiten het kader van dit onderzoek vallen.

(246)

Afgezien deze twijfels valt ook wanneer de oorspronkelijke werkgelegenheidsraming voor de analyse van het effect van de maatregelen wordt gebruikt, het volgende op te merken. De raming heeft betrekking op het aantal banen in de Europese PV-sector in 2011, dat verband hield met een zeer hoog aantal installaties van zonnepanelen in de EU in dat jaar (ca. 20 GW). Gezien het teruglopende aantal installaties, dat tot rond 17,5 GW in het OT en tot 15 GW in 2012 daalde, kan redelijkerwijs worden aangenomen dat met name het aantal banen in verwerkende bedrijven, dat direct met het aantal installaties samenhangt, dienovereenkomstig is afgenomen. In dit verband nam volgens openbaar toegankelijke berichten in de gespecialiseerde pers de werkgelegenheid in de PV-sector in Duitsland, de grootste nationale markt, tussen 2011 en 2012 van 128 000 af tot 100 000, waarbij tevens rekening is gehouden met de banen bij producenten. Voorts deed het onderzoek ernstige twijfels rijzen of de cijfers alleen betrekking hadden op voltijdbanen die uitsluitend activiteiten in de PV-sector behelzen. In dit verband wees het onderzoek uit dat de PV-activiteiten met name in de verwerkende sector (installaties) over het algemeen slechts een deel vormen van veel bredere bedrijfsactiviteiten, waarbij de primaire bedrijfsactiviteiten in de installatie van verwarmings- of elektrische installaties, loodgieterswerkzaamheden, enz. bestaan.

(247)

Gezien het bovenstaande is het waarschijnlijk dat de instelling van maatregelen in de Unie tot een verhoging van de prijzen voor het onderzochte product kan leiden, waardoor op korte termijn mogelijk minder PV-installaties zullen plaatsvinden. Toch kan de werkgelegenheid in dit deel van de sector gezien de onderstaande factoren slechts in beperkte mate worden aangetast. Ten eerste maken de PV-activiteiten ten minste voor sommige installateurs slechts een deel van hun bedrijfsactiviteiten uit dat bovendien seizoengebonden is. De installateurs zouden derhalve in staat moeten zijn andere activiteiten te verrichten in het geval van een lagere vraag naar PV-installaties. Daar de op EU-niveau overeengekomen doelstellingen inzake hernieuwbare energie en energie-efficiëntie bindend zijn voor de lidstaten, zal de lagere vraag naar de installatie van zonnepanelen naar verwachting een hogere vraag naar andere vormen van hernieuwbare energie en energie-efficiëntie opleveren. Tal van werknemers in de verwerkende sector beschikken waarschijnlijk over de nodige vaardigheden om van de toenemende vraag in deze aanverwante sectoren te kunnen profiteren. Gezien de bestaande winstmarges in de verwerkende sector (zie overweging 242) zouden de installateurs in staat moeten zijn een deel van de prijsstijging op te vangen, zodat het effect op de eindprijzen en daarmee op de vraag naar installaties van zonnepanelen zou worden beperkt.

(248)

Ongeacht de instelling van rechten blijkt uit openbaar toegankelijke prognoses met betrekking tot de vraag naar de installatie van zonnepanelen dat die vraag in 2013 waarschijnlijk zal krimpen tot een jaarlijks geïnstalleerd vermogen van tussen de 9,8 en 16,5 GW, wat waarschijnlijk in elk geval negatieve gevolgen zou hebben voor het aantal banen in de verwerkende sector.

(249)

Tot slot zij opgemerkt dat deze prijsstijging zich waarschijnlijk toch zou voordoen, aangezien het erop lijkt dat met de productie van de VRC voor de EU-markt grotendeels verlies wordt gemaakt, wat een onhoudbare situatie is.

(250)

Gezien het bovenstaande luidt de voorlopige conclusie dat antidumpingrechten op korte termijn een beperkt negatief effect op de verwerkende bedrijven zouden hebben, als gevolg van het feit dat zich met betrekking tot installaties volgens de prognoses van grote onderzoekscentra een grotere krimp zou voordoen dan in het tegenovergestelde scenario waarin geen rechten worden ingesteld, voor zover de kosten van de rechten niet door de verwerkende bedrijven kunnen worden opgevangen. Ondanks de mogelijke afname van de vraag naar de installatie van zonnepanelen zouden installateurs in staat moeten zijn om andere activiteiten te verrichten, ofwel in verband met andere groene energiebronnen of op het gebied van hun voornaamste bedrijfsactiviteiten, zoals hierboven uiteengezet.

6.   Belang van de eindgebruikers (consumenten)

(251)

Er zijn geen opmerkingen ontvangen van partijen die rechtstreeks de belangen van eindgebruikers vertegenwoordigen, zoals consumentenorganisaties. Het gaat in dit geval om twee soorten eindgebruikers: consumenten (huishoudens) en andere eindgebruikers (zoals instellingen en bedrijven). Het onderzoek bracht aan het licht dat rond een kwart van de bestaande installaties van PV-producten in de Unie (dakinstallaties, kleinere installaties) in opdracht van consumenten wordt uitgevoerd. De overige installaties (grondinstallaties van industriële en commerciële aard op veel grotere schaal) werden in opdracht van andere eindgebruikers uitgevoerd.

(252)

Verschillende partijen voerden aan dat consumenten nadeel zouden ondervinden van stijgende prijzen voor PV-modules indien antidumpingrechten worden ingesteld. Hoewel de prijzen voor PV-modules op de markt in de Unie als gevolg van de rechten naar verwachting enigszins zouden stijgen, zal dit waarschijnlijk slechts een beperkt effect hebben voort de consumenten en andere eindgebruikers, daar uit het onderzoek naar voren is gekomen dat de prijs van een module maximaal 50 % van de totale kosten van een PV-installatie vormt. Gezien de door de projectontwikkelaars en installateurs behaalde winstmarges kan redelijkerwijs worden aangenomen dat de eventuele stijging van de prijzen voor modules door hen ten minste ten dele kan worden opgevangen, zodat de prijsstijging voor de consument wordt afgezwakt. Op basis van het beschikbare bewijsmateriaal wordt voorlopige geconcludeerd dat de voorgestelde rechten ten minste gedeeltelijk zullen worden opgevangen door de toeleveringsketen en derhalve op het niveau van de detailhandel niet noodzakelijkerwijs in hogere prijzen voor de consument zullen resulteren.

(253)

Voorts zij erop gewezen dat wanneer geen rechten worden ingesteld, de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk zal verdwijnen, waardoor de consumenten in de toekomst mogelijk slechts nog over één bron voor de levering van modules zouden beschikken. In dit scenario zouden de producenten-exporteurs in de VRC in staat zijn hun zeer sterke marktpositie verder uit te bouwen, wat op korte tot middellange termijn eveneens tot hogere prijzen ten nadele van de consumenten/eindgebruikers zou kunnen leiden. In elk geval zou zich, zoals hierboven reeds vermeld, toch een prijsverhoging voordoen gezien het feit dat de productie in de VRC verlies maakt.

(254)

Op basis van het bovenstaande wordt voorlopig geconcludeerd dat de instelling van maatregelen in het algemeen beperkte gevolgen voor consumenten en andere eindgebruikers zou hebben. Dit onafhankelijk van de rol van nationale steunregelingen bij de bevordering van de vraag naar de installatie van zonnepanelen, zoals uiteengezet in overweging 182. Indien de nationale steunregelingen worden aangepast aan de hogere prijzen voor zonnepanelen (door middel van hogere FIT’s) zullen de consumenten mogelijk geen gevolgen van die maatregelen ondervinden.

7.   Verdere argumenten

(255)

Sommige partijen voerden aan dat de bedrijfstak van de Unie niet in staat is een toereikende voorziening van de EU-markt te waarborgen en dat daarom in het geval van de instelling van rechten een ernstig risico van tekorten in de EU bestaat, die tot een verdere toename van de prijzen voor het betrokken product kunnen leiden.

(256)

Blijkens het onderzoek is dit argument ongegrond. De bedrijfstak van de Unie benut haar productiecapaciteit sinds 2009 maar ten dele. In het OT bedroeg de bezettingsgraad van de productiecapaciteit van de Unie voor modules 41 %, met een vrije capaciteit van rond 5,7 GW; de bezettingsgraad van de productiecapaciteit in de Unie voor cellen bedroeg 63 %, met een vrije capaciteit van ca. 1,2 GW, en de bezettingsgraad van de productiecapaciteit van de Unie voor wafers bedroeg 55 %, met een vrije capaciteit van rond 1,6 GW. Dankzij de beschikbare extra capaciteit zou de bedrijfstak van de Unie op korte termijn om verdere marktaandelen kunnen concurreren. Tevens kan redelijkerwijs worden aangenomen dat de bedrijfstak van de Unie zijn productiecapaciteit op middellange termijn zal uitbreiden, teneinde meer schaalvoordelen te realiseren en verdere prijsverminderingen mogelijk te maken. Bovendien zijn er andere leveranciers in de wereld die aanwezig zijn op de markt van de Unie en die in staat zullen zijn om op de markt van de Unie te concurreren indien de invoer van producten uit de VRC afneemt. Uit het onderzoek bleek dat de beschikbare vrije capaciteit van de niet-Chinese productie buiten de EU in het OT 5,6 GW bedroeg voor modules, 6 GW voor cellen en 6 GW voor wafers. Derhalve wordt geconcludeerd dat de totale vrije capaciteit van de EU en overige producenten buiten de EU volstaat om de mogelijke afname van de invoer uit de VRC op korte termijn aan te vullen in het licht van de vraag naar PV-installaties in de EU die volgens de prognoses van grote onderzoekscentra zoals EPIA voor 2013 (tussen de 9,8 en 16,5 GW) en 2014 (tussen de 9 en 17,1 GW) te verwachten valt.

(257)

Sommige partijen voerden tevens aan dat de instelling van antidumpingrechten op het betrokken product de ontwikkeling van de PV-markt in Europa zou schaden, waardoor de doelstellingen van de Agenda 2020 van de EU betreffende hernieuwbare energiebronnen en de vermindering van de emissie van broeikasgassen niet zouden worden bereikt.

(258)

Om te beginnen is de verwezenlijking van de 2020-doelstellingen niet alleen afhankelijk van zonne-energie. Andere groene energiebronnen, zoals windkracht, biomassa, waterkracht enz. zijn even belangrijk. Aangezien bij de 2020-doelstellingen geen specifiek percentage is toegewezen aan zonne-energie, zal een iets lager aantal installaties van zonnepanelen de totale kosten van de Agenda 2020 naar verwachting niet verhogen. Bovendien is de prijs van zonnepanelen slechts één van vele factoren die beslissend zijn voor de ontwikkeling van de PV-sector in Europa. Een bevorderlijk wetgevings- en financieel kader op Europees en nationaal niveau, betere toegang tot financiering van projecten op het gebied van hernieuwbare energie en investeringen in O&O zijn even belangrijk. Wat betreft de financiering van investeringen in zonne-energie, zou de instelling van rechten de situatie van de bedrijfstak van de Unie en de PV-sector als geheel verbeteren. Hierdoor zal waarschijnlijk ook de toegang tot kapitaal voor zowel de bedrijfstak van de Unie als investeerders in de PV-sector worden verbeterd. Tot slot zij eraan herinnerd dat de rechten niet ten doel hebben om de invoer uit de VRC te beëindigen, maar om eerlijke concurrentie te herstellen. Mocht de prijs van het betrokken product stijgen, dan kan op grond van de in de verwerkende sector behaalde winstmarges worden aangenomen dat de prijsverhoging gedeeltelijk zal worden opgevangen door de verwerkende bedrijven. De prijs voor modules zou daarom naar verwachting voor de eindgebruikers/consumenten niet noemenswaardig moeten stijgen, terwijl de vraag naar installaties voor zonne-energie binnen de voorspelde grenzen zou kunnen blijven.

(259)

Op basis van het bovenstaande wordt voorlopig geconcludeerd dat de instelling van maatregelen over het algemeen geen aanmerkelijk negatief effect op andere beleidsmaatregelen van de EU zou hebben.

8.   Conclusie inzake het belang van de Unie

(260)

De over het algemeen positieve gevolgen voor de bedrijfstak van de Unie zijn groter dan het te verwachten negatieve effect voor andere marktdeelnemers op de PV-markt, met inbegrip van consumenten en andere eindgebruikers.

(261)

Gelet op het bovenstaande luidt de voorlopige conclusie dat er, gezien de beschikbare informatie over het belang van de Unie, geen dwingende redenen zijn die tegen de instelling van voorlopige maatregelen ten aanzien van de invoer van het betrokken product van oorsprong uit de VRC pleiten.

G.   VOORLOPIGE ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(262)

Gelet op de conclusies inzake dumping, schade, het oorzakelijk verband en het belang van de Unie moeten voorlopige antidumpingmaatregelen worden ingesteld om te voorkomen dat de bedrijfstak van de Unie nog meer schade lijdt door de invoer met dumping.

1.   Schademarge

(263)

Bij de vaststelling van de hoogte van de rechten werd rekening gehouden met de vastgestelde dumpingmarges en het bedrag aan rechten dat noodzakelijk is om de schade voor de bedrijfstak van de Unie op te heffen, zonder de geconstateerde dumpingmarges te overschrijden.

(264)

Bij de berekening van het recht dat nodig is om de gevolgen van de schade veroorzakende dumping op te heffen, werd ervan uitgegaan dat de maatregelen de bedrijfstak van de Unie in staat moeten stellen om de productiekosten te dekken en een winst vóór belasting te maken die door deze bedrijfstak onder normale concurrentieomstandigheden, dat wil zeggen in afwezigheid van invoer met dumping, redelijkerwijs op de verkoop van het soortgelijke product in de Unie kan worden behaald. Daarom werd vastgesteld dat een winstmarge van 10 % van de omzet kan worden beschouwd als een passend minimum dat de bedrijfstak van de Unie in afwezigheid van schade veroorzakende dumping had kunnen verwachten.

(265)

Op basis hiervan is voor het soortgelijk product een prijs berekend waarbij de bedrijfstak van de Unie geen schade lijdt. De prijs waarbij de bedrijfstak van de Unie geen schade lijdt, werd berekend door bovengenoemde winstmarge van 10 % bij de productiekosten van de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie in het OT op te tellen.

(266)

De noodzakelijke prijsverhoging werd vervolgens vastgesteld door vergelijking van de gewogen gemiddelde invoerprijs van de in de steekproef opgenomen medewerkende producenten-exporteurs in de VRC, zoals bij de berekening van de prijsonderbieding vastgesteld en gecorrigeerd voor de invoerkosten en de douanerechten, met de gewogen gemiddelde geen schade veroorzakende prijs van het soortgelijke product dat tijdens het OT door de in de steekproef opgenomen producenten in de Unie op de markt van de Unie werd verkocht. Het verschil dat deze vergelijking opleverde, werd vervolgens uitgedrukt als percentage van de gemiddelde cif-waarde bij invoer.

2.   Voorlopige maatregelen

(267)

Gelet op het voorgaande wordt overeenkomstig artikel 7, lid 2, van de basisverordening geoordeeld dat op PV-modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen en wafers), van oorsprong uit of verzonden uit de VRC, voorlopige antidumpingmaatregelen moeten worden ingesteld, die volgens de „regel van het laagste recht” gelijk moeten zijn aan de dumpingmarge dan wel aan de schademarge indien deze lager is.

(268)

Gezien de hoge mate van medewerking van de Chinese producenten-exporteurs werd het recht voor alle andere ondernemingen vastgesteld op het niveau van het hoogste recht dat wordt ingesteld ten aanzien van de ondernemingen die in de steekproef waren opgenomen respectievelijk die aan het onderzoek hebben meegewerkt. Het recht voor alle andere ondernemingen zal gelden voor de ondernemingen die niet aan het onderzoek hebben meegewerkt.

(269)

Voor de in de bijlage vermelde medewerkende ondernemingen die niet in de steekproef waren opgenomen, wordt het voorlopige recht vastgesteld op het gewogen gemiddelde van de rechten van de in de steekproef opgenomen ondernemingen.

(270)

De voorgestelde voorlopige antidumpingrechten zijn als volgt:

Onderneming

Dumpingmarge

Schademarge

Recht

Changzhou Trina Solar Energy Co., Ltd;

Trina Solar (Changzhou) Science and Technology Co., Ltd,

93,3 %

51,5 %

51,5 %

Delsolar (Wujiang) Co., Ltd,

112,6 %

67,9 %

67,9 %

Jiangxi LDK Solar Hi-Tech Co. Ltd;

LDK Solar Hi-Tech (Hefei) Co. Ltd;

LDK Solar Hi-Tech (Nanchang) Co., Ltd;

LDK Solar Hi-Tech (Suzhou) Co Ltd,

88,4 %

55,9 %

55,9 %

JingAo Solar Co. Ltd;

Shanghai JA Solar Technology Co. Ltd,

JA Solar Technology Yangzhou Co. Ltd;

Shanghai Jinglong Solar Energy Technology Co. Ltd;

Hefei JA Solar Technology Co. Ltd,

99,0 %

58,7 %

58,7 %

Jinzhou Yangguang Energy Co., Ltd;

Jinzhou Rixin Silicon Materials Co., Ltd;

Jinzhou Youhua Silicon Materials Co., Ltd;

Jinzhou Huachang Photovoltaic Technology Co., Ltd;

Jinzhou Jinmao Photovoltaic Technology Co., Ltd,

48,1 %

38,3 %

38,3 %

Wuxi Suntech Power Co., Ltd;

Luoyang Suntech Power Co. Ltd;

Suntech Power Co., Ltd;

Wuxi Sun-Shine Power Co., Ltd;

Zhenjiang Ren De New Energy Science Technology Co., Ltd;

Zhenjiang Rietech New Energy Science Technology Co., Ltd

71,5 %

48,6 %

48,6 %

Yingli Energy (China) Co. Ltd;

Hainan Yingli New Energy Resources Co. Ltd;

Baoding Tianwei Yingli New Energy Resources Co. Ltd,

96,2 %

37,3 %

37,3 %

Andere medewerkende ondernemingen (bijlage)

88,5 %

47,6 %

47,6 %

Alle andere ondernemingen

112,6 %

67,9 %

67,9 %

(271)

De hierboven vermelde antidumpingmaatregelen worden voorlopig vastgsteld in de vorm van ad-valoremrechten.

(272)

De bij deze verordening voor de afzonderlijke ondernemingen vastgestelde individuele antidumpingrechten zijn gebaseerd op de bevindingen van dit onderzoek. Zij weerspiegelen daarom de situatie die bij dit onderzoek voor die ondernemingen werd geconstateerd. Deze rechten (in tegenstelling tot het voor het gehele land geldende recht, dat van toepassing is op „alle andere ondernemingen”) gelden dus uitsluitend voor ingevoerde producten van oorsprong uit de Volksrepubliek China die vervaardigd zijn door de specifiek vermelde juridische entiteiten. Deze rechten zijn niet van toepassing op ingevoerde producten die zijn vervaardigd door andere, niet specifiek in het dispositief van deze verordening met naam genoemde ondernemingen, ook al gaat het hierbij om entiteiten die verbonden zijn met de specifiek genoemde ondernemingen; op die producten is het recht van toepassing dat geldt voor „alle andere ondernemingen”.

(273)

Verzoeken in verband met de toepassing van deze individuele antidumpingrechten voor bepaalde ondernemingen (bv. na de naamswijziging van de entiteit of na de oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen) moeten onverwijld aan de Commissie (8) worden gericht, onder opgave van alle relevante gegevens, met name indien deze naamswijziging of deze oprichting van nieuwe productie- of verkoopmaatschappijen verband houdt met wijzigingen in de activiteiten van de onderneming op het gebied van productie en verkoop in binnen- en buitenland. Indien het verzoek gerechtvaardigd is, zal de verordening dienovereenkomstig worden gewijzigd door bijwerking van de lijst van ondernemingen die voor een individueel recht in aanmerking komen.

(274)

Om een goede handhaving van het antidumpingrecht te garanderen, moet het voor alle andere ondernemingen vastgestelde recht niet alleen gelden voor de niet-medewerkende producenten-exporteurs, maar ook voor de producenten die het betrokken product in het OT niet naar de Unie hebben uitgevoerd.

(275)

Zoals in punt 5 van de het bericht van inleiding werd vermeld, is de Commissie aan het onderzoeken of de gehele invoer van het betrokken product uit de VRC kan worden beschouwd als van oorsprong uit de VRC. Dit is met name van belang voor modules, die componenten en onderdelen afkomstig uit verschillende landen kunnen bevatten. Volgens artikel 1, lid 3, van de basisverordening kan het land van uitvoer van een product ten aanzien waarvan dumping plaatsvindt, ook een tussenland zijn. Hierbij moet worden opgemerkt dat de klacht betrekking heeft op invoer uit de VRC, zonder vermelding van de oorsprong van die invoer. Ten slotte is uit de door de VS uitgevoerde antidumping- en antisubsidieonderzoeken met betrekking tot de invoer uit de VRC van hetzelfde product de complexiteit duidelijk geworden van de productie en assemblage, die al dan niet oorsprong kunnen verlenen (9). Op grond van deze overwegingen en onverminderd de conclusie die over deze aangelegenheden in het definitieve stadium zal worden bereikt, wordt het passend geacht dat de voorlopige maatregelen moeten gelden voor het onderzochte product, van oorsprong uit of verzonden uit de VRC, tenzij het om een goed in doorvoer in de zin van artikel V van de GATT-overeenkomst gaat.

(276)

Zoals in overweging 3 vermeld, heeft de Commissie de invoer van het betrokken product van oorsprong uit of verzonden uit de VRC bij Verordening (EU) nr. 182/2013 aan een registratieplicht onderworpen. Dit gezien de mogelijke toepassing met terugwerkende kracht van de antidumping- en compenserende maatregelen uit hoofde van artikel 10, lid 4, van de basisverordening en artikel 16, lid 4, van Verordening (EG) nr. 597/2009 van de Raad van 11 juni 2009 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid van de Europese Gemeenschap zijn (10).

(277)

Wat het onderhavige antidumpingonderzoek betreft, dient in het licht van de bovenstaande bevindingen de voor het antidumpingonderzoek in overeenstemming met artikel 14, lid 5, van de basisverordening verrichte registratie van de invoer te worden beëindigd.

(278)

Wat het gelijktijdige antisubsidieonderzoek betreft, dat de Commissie met een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie van 8 november 2012 (11) overeenkomstig artikel 10 van de basisantisubsidieverordening heeft geopend, dient de registratie van de invoer uit hoofde van artikel 24, lid 5, van de basisantisubsidieverordening te worden voortgezet

(279)

In dit stadium van de procedure kan nog geen besluit worden genomen over de eventuele toepassing van antidumpingmaatregelen met terugwerkende kracht.

(280)

Gelet op de uitzonderlijke omstandigheden van de onderhavige procedure, met name dat zij betrekking heeft op een product dat bestemd is voor een markt waarop een stabiele toelevering op korte termijn vereist is, wordt het passend geacht de voorlopige maatregelen in fasen in te stellen. Aangezien de bedrijfstak van de Unie door de oneerlijke handelspraktijken uit het betrokken land met name in het OT schade heeft geleden, kunnen de producenten in de Unie niet onmiddellijk de nodige hoeveelheden leveren wanneer de maatregelen ertoe leiden dat de invoer daalt. Door een gefaseerde instelling van het antidumpingrecht zal de bedrijfstak van de Unie zijn aanbod op korte termijn kunnen verhogen. Door de bedrijfstak van de Unie voldoende tijd te gunnen om zijn productie te verhogen, zal het betrokken product ook in voldoende mate beschikbaar blijven om aan de vraag te voldoen. Derhalve wordt het passend geacht om het recht in twee stappen in te stellen.

I.   SLOTBEPALING

(281)

Gelet op de beginselen van behoorlijk bestuur moet een termijn worden vastgesteld waarbinnen de belanghebbenden die zich binnen de in de verordening vermelde termijn kenbaar hebben gemaakt, schriftelijk opmerkingen kunnen maken en kunnen vragen te worden gehoord. Voorts zij opgemerkt dat de bevindingen betreffende de instelling van een recht in het kader van deze verordening voorlopig zijn en bij de instelling van een definitief recht opnieuw kunnen worden overwogen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   Er wordt een voorlopig antidumpingrecht ingesteld op fotovoltaïsche modules of panelen van kristallijn silicium en in dergelijke modules en panelen gebruikte cellen en wafers (cellen en wafers met een dikte van niet meer dan 400 μm), momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 3818 00 10, ex 8501 31 00, ex 8501 32 00, ex 8501 33 00, ex 8501 34 00, ex 8501 61 20, ex 8501 61 80, ex 8501 62 00, ex 8501 63 00, ex 8501 64 00 en ex 8541 40 90 (Taric-codes 3818001011, 3818001019, 8501310081, 8501310089, 8501320041, 8501320049, 8501330061, 8501330069, 8501340041, 8501340049, 8501612041, 8501612049, 8501618041, 8501618049, 8501620061, 8501620069, 8501630041, 8501630049, 8501640041, 8501640049, 8541409021, 8541409029, 8541409031 en 8541409039), van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China, tenzij het om goederen in doorvoer in de zin van artikel V van de GATT-overeenkomst gaat.

De volgende productsoorten vallen niet onder de productomschrijving van het onderzochte product:

zonneopladers die bestaan uit minder dan zes cellen, draagbaar zijn en apparaten van elektriciteit voorzien of batterijen opladen;

fotovoltaïsche producten vervaardigd met dunnelaagtechnologie;

fotovoltaïsche producten van kristallijn silicium die permanent in elektrische goederen zijn geïntegreerd, wanneer die elektrische goederen een andere functie hebben dan het opwekken van elektriciteit en wanneer die elektrische goederen de elektriciteit verbruiken die door de geïntegreerde fotovoltaïsche cel(len) van kristallijn silicium wordt opgewekt.

2.   Het voorlopige antidumpingrecht dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, van de in lid 1 genoemde en door de hieronder vermelde ondernemingen vervaardigde producten is als volgt:

i)

vanaf de inwerkingtreding van deze verordening tot en met 5 augustus 2013:

Onderneming

Recht

Alle ondernemingen

11,8 %

ii)

vanaf 6 augustus 2013:

Onderneming

Recht

Aanvullende Taric-code

Changzhou Trina Solar Energy Co., Ltd;

Trina Solar (Changzhou) Science and Technology Co., Ltd;

51,5 %

B791

Delsolar (Wujiang) Co., Ltd,

67,9 %

B792

Jiangxi LDK Solar Hi-Tech Co. Ltd;

LDK Solar Hi-Tech (Hefei) Co. Ltd;

LDK Solar Hi-Tech (Nanchang) Co., Ltd;

LDK Solar Hi-Tech (Suzhou) Co Ltd,

55,9 %

B793

JingAo Solar Co. Ltd;

Shanghai JA Solar Technology Co. Ltd,

JA Solar Technology Yangzhou Co. Ltd;

Shanghai Jinglong Solar Energy Technology Co. Ltd;

Hefei JA Solar Technology Co. Ltd,

58,7 %

B794

Jinzhou Yangguang Energy Co., Ltd;

Jinzhou Rixin Silicon Materials Co., Ltd;

Jinzhou Youhua Silicon Materials Co., Ltd;

Jinzhou Huachang Photovoltaic Technology Co., Ltd;

Jinzhou Jinmao Photovoltaic Technology Co., Ltd,

38,3 %

B795

Wuxi Suntech Power Co., Ltd;

Luoyang Suntech Power Co. Ltd;

Suntech Power Co., Ltd;

Wuxi Sun-Shine Power Co., Ltd;

Zhenjiang Ren De New Energy Science Technology Co., Ltd;

Zhenjiang Rietech New Energy Science Technology Co., Ltd

48,6 %

B796

Yingli Energy (China) Co. Ltd;

Hainan Yingli New Energy Resources Co. Ltd;

Baoding Tianwei Yingli New Energy Resources Co. Ltd,

37,3 %

B797

In de bijlage vermelde ondernemingen

47,6 %

 

Alle andere ondernemingen

67,9 %

B999

3.   Bij het in het vrije verkeer brengen in de Unie van het in lid 1 genoemde product wordt een zekerheid gesteld die gelijk is aan het bedrag van het voorlopige recht.

4.   Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.

Artikel 2

Onverminderd artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1225/2009 kunnen belanghebbenden binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening verzoeken in kennis te worden gesteld van de bijzonderheden die ten grondslag liggen aan de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan deze verordening werd vastgesteld, schriftelijk opmerkingen maken en vragen door de Commissie te worden gehoord.

Overeenkomstig artikel 21, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 kunnen de betrokken partijen binnen een maand na de inwerkingtreding van deze verordening opmerkingen maken over de toepassing van deze verordening.

Artikel 3

Verordening (EU) nr. 182/2013 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Een nieuw kopje G en een nieuwe overweging 22 worden ingevoegd:

„G.   BEËINDIGING VAN DE REGISTRATIE MET HET OOG OP BESCHERMING TEGEN INVOER MET DUMPING

(22)

Met ingang van 6 juni 2013 biedt een voorlopig antidumpingrecht bescherming tegen invoer met dumping. Derhalve is het niet langer noodzakelijk om de invoer te registreren met het oog op bescherming tegen invoer met dumping.”.

2)

In artikel 1, lid 1, wordt de formulering „artikel 14, lid 5, van Verordening (EG) nr. 1225/2009 en” geschrapt.

Artikel 4

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 1 is gedurende een periode van zes maanden van toepassing.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 4 juni 2013.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.

(2)  PB C 269 van 6.9.2012, blz. 5.

(3)  PB L 61 van 5.3.2013, blz. 2.

(4)  Arrest van het Hof van Justitie van 2 februari 2012 in zaak C-249/10 P, Brosmann Footwear HK en anderen tegen Raad.

(5)  Arrest van het Hof van Justitie van 15 november 2012 in zaak C-247/10 P, Zhejiang Aokang Shoes Co. Ltd tegen Raad.

(6)  Arrest in zaak C-337/09 P, Raad tegen Zhejiang Xinan Chemical Industrial Group Co., Ltd.

(7)  PB L 140 van 5.6.2009, blz. 16.

(8)  Europese Commissie, Directoraat-generaal Handel, Directoraat H, 1049 Brussel, BELGIË.

(9)  Zie „Issues and Decision Memorandum for the Final Determination in the Antidumping Duty Investigation of Crystalline Silicon Photovoltaic Cells, Whether or Not Assembled into Modules, from the People’s Republic of China”, 9 oktober 2012, op: http://ia.ita.doc.gov/frn/summary/prc/2012-25580-1.pdf

(10)  PB L 188 van 18.7.2009, blz. 93.

(11)  PB C 340 van 8.11.2012, blz. 13.


BIJLAGE

Niet in de steekproef opgenomen medewerkende Chinese producenten-exporteurs

Naam van de onderneming

Aanvullende Taric- code

AIDE Solar Energy Technology Co., Ltd

B798

Alternative Energy (AE) Solar Co., Ltd

B799

Anhui Chaoqun Power Co., Ltd

B800

Anhui Schutten Solar Energy Co., Ltd

B801

Anji DaSol Solar Energy Science & Technology Co., Ltd

B802

Arhui Titan PV Co., Ltd

B803

BP SunOasis (Prime) Co., Ltd

B804

Canadian Solar Manufacturing (Luoyang) Inc.

CSI Cells Co., Ltd

Canadian Solar Manufacturing (Changshu) Inc.

B805

Changzhou NESL Solartech Co., Ltd

B806

Changzhou Shangyou Lianyi Electronic Co., Ltd

B807

Chinaland Solar Energy Co., Ltd

B808

China Sunergy (Nanjing) Co., Ltd

CEEG (Shanghai) Solar Science Technology Co., Ltd

CEEG Nanjing Renewable Energy Co., Ltd

B809

Chint Solar (Zhejiang) Co., Ltd

B810

ChuangZhou EGing Photovoltaic Technology Co., Ltd

B811

Cixi City Rixing Electronics Co., Ltd

B812

CNPV Dongying Solar Power Co., Ltd

B813

CSG PVtech Co., Ltd

B814

DCWATT POWER Co., Ltd

B815

Dongfang Electric (Yixing) MAGI Solar Power Technology Co., Ltd

B816

EOPLLY New Energy Technology Co., Ltd

B817

ERA Solar Co., Ltd

B818

ET Solar Industry Limited

Dotec Electric Co., Ltd

B819

GD Solar (Jiangsu) Co., Ltd

B820

Greenway Solar-Tech (Shanghai) Co., Ltd

B821

Guodian Jintech Solar Energy Co., Ltd

B822

GS PV Holdings Group

B823

Hangzhou Bluesun Solar Energy Technology Co., Ltd

B824

Hangzhou Zhejiang University Sunny Energy Science and Technology Co., Ltd

B825

Hanwha SolarOne Co., Ltd

Hanwha SolarOne (Qidong) Co., Ltd

B826

Hengdian Group DMEGC Magnetics Co., Ltd

B827

Hengji PV-Tech Energy Co., Ltd

B828

Himin Clean Energy Holdings Co., Ltd

B829

Jetion Solar (China) Co., Ltd

B830

Jiangsu Green Power PV Co., Ltd

B831

Jiangsu Hosun Solar Power Co., Ltd

B832

Jiangsu Jiasheng Photovoltaic Technology Co., Ltd

B833

Jiangsu Runda PV Co., Ltd

B834

Jiangsu Sainty Photovoltaic Systems Co., Ltd

B835

Jiangsu Seraphim Solar System Co., Ltd

B836

Jiangsu Shunfeng Photovoltic Technology Co., Ltd

B837

Jiangsu Sinski PV Co., Ltd

B838

Jiangsu Sunlink PV Technology Co., Ltd

B839

Jiangsu Zhongchao Solar Technology Co., Ltd

B840

Jiangxi Risun Solar Energy Co., Ltd

B841

Jiangyin Hareon Power Co., Ltd

Schott Solar Hareon Co., Ltd

Hareon Solar Technology Co., Ltd

B842

Jiangyin Shine Science and Technology Co., Ltd

B843

Jinggong P-D Shaoxing Solar Energy Tech Co., Ltd

B844

Jinko Solar Co., Ltd

Zhejiang Jinko Solar Co., Ltd

B845

Juli New Energy Co., Ltd

B846

Jumao Photonic (Xiamen) Co., Ltd

B847

King-PV Technology Co., Ltd

B848

Kinve Solar Power Co., Ltd (Maanshan)

B849

Konca Solar Cell Co., Ltd

Suzhou GCL Photovoltaic Technology Co., Ltd

Jiangsu GCL Silicon Material Technology Development Co., Ltd

B850

Lightway Green New Energy Co., Ltd

Lightway Green New Energy (Zhuozhou) Co., Ltd

B851

Motech (Suzhou) Renewable Energy Co., Ltd

B852

Nanjing Dago New Energy Co., Ltd

B853

Nice Sun PV Co., Ltd

Levo Solar Technology Co., Ltd

B854

Ningbo Best Solar Energy Technology Co., Ltd

B855

Ningbo Huashun Solar Energy Technology Co., Ltd

B856

Ningbo Jinshi Solar Electrical Science & Technology Co., Ltd

B857

Ningbo Komaes Solar Technology Co., Ltd

B858

Ningbo Osda Solar Co., Ltd

B859

Ningbo Qixin Solar Electrical Appliance Co., Ltd

B860

Ningbo South New Energy Technology Co., Ltd

B861

Ningbo Sunbe Electric Ind Co., Ltd

B862

Ningbo Ulica Solar Science & Technology Co., Ltd

B863

Perfectenergy (Shanghai) Co., Ltd

B864

Perlight Solar Co., Ltd

B865

Phono Solar Technology Co., Ltd

B866

Qingdao Jiao Yang Lamping Co., Ltd

B867

Risen Energy Co., Ltd

B868

Shandong Linuo Photovoltaic Hi-Tech Co., Ltd

B869

Shanghai Alex Solar Energy Science & Technology Co., Ltd

Shanghai Alex New Energy Co., Ltd

B870

Shanghai BYD Co., Ltd

B871

Shanghai Chaori Solar Energy Science & Technology Co., Ltd

Shanghai Weixue Solar Energy Co., Ltd

B872

Shanghai Propsolar New Energy Co., Ltd

Propsolar (Zhejiang) New Energy Technology Co., Ltd

B873

Shanghai Shanghong Energy Technology Co., Ltd

B874

Shanghai Solar Energy Science & Technology Co., Ltd

Lianyungang Shenzhou New Energy Co., Ltd

Shanghai Shenzhou New Energy Development Co., Ltd

B875

Shanghai ST-Solar Co., Ltd

Jiangsu ST-Solar Co., Ltd

B876

Shanghai Topsolar Green Energy Co., Ltd

B877

Shenzhen Sacred Industry Co., Ltd

B878

Shenzhen Sungold Solar Co., Ltd

B879

Shenzhen Topray Solar Co., Ltd

B880

Sopray Energy Co., Ltd

B881

Sun Earth Solar Power Co., Ltd

Ningbo Sun Earth Solar Power Co., Ltd

B882

Suzhou Shenglong PV-Tech Co., Ltd

B883

TDG Holding Co., Ltd

B884

Tianwei New Energy Holdings Co., Ltd

Tianwei New Energy (Chengdu) PV Module Co., Ltd

B885

Wenzhou Jingri Electrical and Mechanical Co. Ltd

B886

Winsun New Energy Co., Ltd

B887

Worldwide Energy and Manufacturing USA Co., Ltd

B888

Wuhu Zhongfu PV Co., Ltd

B889

Wuxi Saijing Solar Co., Ltd

B890

Wuxi Shangpin Solar Energy Science & Technology Co., Ltd

B891

Wuxi Solar Innova PV Co., Ltd

B892

Wuxi Taichang Electronic Co., Ltd

B893

Wuxi UT Solar Technology Co., Ltd

B894

Xiamen Sona Energy Co., Ltd

B895

Xi’an Huanghe Photovoltaic Technology Co., Ltd

B896

Xi’an LONGi Silicon Materials Corporation

Wuxi LONGi

B897

Years Solar Co., Ltd

B898

Yuhuan BLD Solar Technology Co., Ltd

Zhejiang BLD Solar Technology Co., Ltd

B899

Yuhuan Sinosola Science & Technology Co., Ltd

B900

Yunnan Tianda Photovoltaic Co., Ltd

B901

Zhangjiagang City SEG PV Co., Ltd

B902

Zhejiang Fengsheng Electrical Co., Ltd

B903

Zhejiang Global Photovoltaic Technology Co., Ltd

B904

Zhejiang Heda Solar Technology Co., Ltd

B905

Zhejiang Jiutai New Energy Co., Ltd

Zhejiang Yutai Photovoltaic Material Co., Ltd

B906

Zhejiang Kingdom Solar Energy Technic Co., Ltd

B907

Zhejiang Koly Energy Co., Ltd

B908

Zhejiang Longbai Photovoltaic Tech Co., Ltd

B909

Zhejiang Mega Solar Energy Co., Ltd

B910

Zhejiang Shuqimeng Photovoltaic Technology Co., Ltd

B911

Zhejiang Shinew Photoeletronic Technology Co., Ltd

B912

Zhejiang SOCO Technology Co., Ltd

B913

Zhejiang Sunflower Light Energy Science & Technology Limited Liability Company

Zhejiang Yauchong Light Energy Science & Technology Co., Ltd

B914

Zhejiang Sunrupu New Energy Co., Ltd

B915

Zhejiang Tianming Solar Technology Co., Ltd

B916

Zhejiang Trunsun Solar Co., Ltd

B917

Zhejiang Wanxiang Solar Co., Ltd

B918

Zhejiang Xiongtai Photovoltaic Technology Co., Ltd

B919

Zhejiang Yuanzhong Solar Co., Ltd

B920

Zhejiang Yuhui Solar Energy Source Co., Ltd

RENESOLA JIANGSU LTD

B921

Zhongli Talesun Solar Co., Ltd

B922

Znshine PV-Tech Co., Ltd

B923

Zytech Engineering Technology Co., Ltd

B924