4.6.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 150/1 |
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 508/2013 VAN DE RAAD
van 29 mei 2013
tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde wolfraamelektroden van oorsprong uit de Volksrepubliek China naar aanleiding van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de maatregelen op grond van artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1225/2009
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1225/2009 van de Raad van 30 november 2009 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name artikel 9, lid 4, en artikel 11, leden 2, 5 en 6,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie, ingediend na raadpleging van het Raadgevend Comité,
Overwegende hetgeen volgt:
A. PROCEDURE
1. Thans geldende maatregelen
(1) |
Na een onderzoek („het oorspronkelijke onderzoek”) heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 260/2007 (2) een definitief antidumpingrecht ingesteld op bepaalde wolfraamelektroden van oorsprong uit de Volksrepubliek China („de VRC”) („de oorspronkelijke maatregelen”). De maatregelen bestonden in een ad-valoremrecht van 63,5 % voor alle ondernemingen, uitgezonderd drie Chinese producenten-exporteurs waaraan individuele rechten werden toegekend. |
2. Opening van een nieuw onderzoek bij het vervallen van de maatregelen
(2) |
Op 9 maart 2012 heeft de Commissie met een bericht („het bericht van opening”) (3) in het Publicatieblad van de Europese Unie de opening van een nieuw onderzoek in verband met het vervallen van de antidumpingmaatregelen betreffende de invoer van bepaalde wolfraamelektroden van oorsprong uit de VRC aangekondigd. |
(3) |
Het nieuwe onderzoek werd geopend nadat Eurométaux („de indiener van het verzoek”) een onderbouwd verzoek had ingediend namens een producent van de Unie die meer dan 50 % van de totale productie van bepaalde wolfraamelektroden in de Unie voor zijn rekening neemt. |
(4) |
Het verzoek werd ingediend omdat het vervallen van de maatregelen waarschijnlijk zou leiden tot voortzetting van dumping en schade voor de bedrijfstak van de Unie. |
3. Onderzoek
3.1. Tijdvak van het nieuwe onderzoek en beoordelingsperiode
(5) |
Het onderzoek naar de waarschijnlijkheid van voortzetting of herhaling van dumping had betrekking op de periode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 („het tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „TNO”). Het onderzoek van de ontwikkelingen die relevant zijn voor de beoordeling van de waarschijnlijkheid van de voortzetting of herhaling van de schade, had betrekking op de periode van 1 januari 2008 tot het eind van het TNO („de beoordelingsperiode”). |
3.2. Bij het onderzoek betrokken partijen
(6) |
De Commissie heeft de indiener van het verzoek, andere haar bekende producenten in de Unie, haar bekende betrokken producenten-exporteurs in de VRC, niet-verbonden importeurs en gebruikers, producenten in de potentiële referentielanden en de vertegenwoordigers van de VRC officieel van de opening van het nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregelen in kennis gesteld. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld om binnen de in het bericht van opening vermelde termijn hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en te verzoeken te worden gehoord. |
(7) |
Alle belanghebbenden die daar met opgave van redenen om hadden verzocht, werden gehoord. |
(8) |
Gezien het kennelijk grote aantal producenten-exporteurs in de VRC en niet-verbonden importeurs in de Unie dat bij het onderzoek betrokken was, werd in het bericht van opening vermeld dat werd overwogen om overeenkomstig artikel 17 van de basisverordening gebruik te maken van steekproeven. Om de Commissie in staat te stellen te beslissen of een steekproef noodzakelijk was en, zo ja, deze samen te stellen, werden bovengenoemde partijen op grond van artikel 17 van de basisverordening verzocht zich binnen 15 dagen na de publicatie van het bericht van opening kenbaar te maken en de in het bericht van opening gevraagde gegevens te verstrekken. |
(9) |
Drie importeurs maakten zich kenbaar. Geen van hen voerde evenwel tijdens het TNO bepaalde wolfraamelektroden van oorsprong uit de VRC in. |
(10) |
Omdat slechts twee producenten-exporteurs uit de VRC de verzochte informatie verstrekten, hoefde er geen steekproef van producenten-exporteurs te worden samengesteld. |
(11) |
De Commissie heeft alle haar bekende betrokken partijen en alle partijen die zich binnen de in het bericht van opening vermelde termijn kenbaar hadden gemaakt, een vragenlijst toegezonden. Antwoorden werden ontvangen van twee producenten in de Unie, twee producenten-exporteurs in de VRC en één producent in de VS. |
(12) |
De Commissie heeft alle gegevens verzameld en gecontroleerd die zij nodig achtte om vast te stellen of het waarschijnlijk is dat de dumping en de daaruit resulterende schade zullen voortduren of opnieuw zullen optreden en om het belang van de Unie te bepalen. Bij de volgende ondernemingen werd ter plaatse een controle uitgevoerd:
|
B. BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT
(13) |
Het betrokken product is hetzelfde als het product dat wordt bedoeld in Verordening (EG) nr. 260/2007, namelijk laselektroden van wolfraam, met inbegrip van wolfraamstaven en -stiften voor laselektroden (met ten minste 94 gewichtspercenten wolfraam), andere dan enkel door sinteren verkregen, al dan niet op lengte gesneden, van oorsprong uit de VRC („wolfraamelektroden” of „het betrokken product”), momenteel ingedeeld onder de GN-codes ex 8101 99 10 en ex 8515 90 00. |
(14) |
Het betrokken product wordt gebruikt bij het lassen en bij soortgelijke processen. Wolfraamelektroden vinden toepassing in allerlei industriesectoren, zoals de bouw, scheepsbouw, automobielindustrie, scheepswerktuigbouwkunde, chemische en nucleaire technologie, ruimtevaartindustrie en olie- en gasleidingen. Gezien de fysische en chemische eigenschappen en de vervangbaarheid van de verschillende soorten van het product vanuit het perspectief van de gebruiker, worden alle wolfraamelektroden voor deze procedure beschouwd als één product. |
(15) |
Het nieuwe onderzoek, net als het oorspronkelijke onderzoek, bevestigde dat het betrokken product en de producten die in de VRC worden vervaardigd en op de binnenlandse markt van de VRC worden verkocht, alsook de door de bedrijfstak van de Unie vervaardigde en op de EU-markt verkochte producten en de in het referentieland vervaardigde en op de markt van dat land verkochte producten dezelfde fysische en technische basiskenmerken hebben en voor dezelfde doeleinden worden gebruikt; zij worden derhalve als soortgelijke producten in de zin van artikel 1, lid 4, van de basisverordening beschouwd. |
C. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING OF HERHALING VAN DUMPING
1. Opmerkingen vooraf
(16) |
Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening werd onderzocht of er nog sprake was van dumping, en zo ja, of het vervallen van de bestaande maatregelen waarschijnlijk tot voortzetting of herhaling van dumping zou leiden. |
(17) |
Zoals hierboven uitgelegd, hoefde er geen steekproef van producenten-exporteurs in de VRC te worden samengesteld. De twee medewerkende ondernemingen namen in het TNO tussen 80 en 85 % van de invoer van het betrokken product uit de VRC naar de Unie voor hun rekening. Hieruit werd geconcludeerd dat de medewerking groot was. |
(18) |
Een van de medewerkende producenten-exporteurs kwam in aanmerking voor behandeling als marktgerichte onderneming („BMO”) overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder c), van de basisverordening, terwijl de andere in aanmerking kwam voor een individuele behandeling (IB) overeenkomstig artikel 9, lid 5, van de basisverordening; deze behandelingen waren hun tijdens het oorspronkelijke onderzoek toegekend. Er wordt op gewezen dat in het kader van een onderzoek overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening geen heroverweging van BMO’s en IB’s plaatsvindt. Aan een derde onderneming, die in het huidige nieuwe onderzoek geen medewerking verleent, werd in het oorspronkelijke onderzoek een IB toegekend. |
2. Invoer met dumping in het TNO
2.1. Referentieland
(19) |
Aangezien de VRC een overgangseconomie is, moet de normale waarde voor producenten-exporteurs waaraan geen behandeling als marktgerichte onderneming werd toegekend, overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening, worden vastgesteld aan de hand van de prijs of de berekende waarde in een geschikt derde land met markteconomie („referentieland”). |
(20) |
Evenals in het oorspronkelijke onderzoek werden in het bericht van opening de VS voorgesteld als referentieland voor het vaststellen van de normale waarde. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken over de geschiktheid van deze keuze. Er werden hierover geen opmerkingen ontvangen. |
(21) |
De Commissie onderzocht ook of andere landen redelijkerwijs als referentieland konden worden gekozen en ging aan de hand van Eurostatgegevens na uit welke andere derde landen wolfraamelektroden werden ingevoerd. Met potentiële bekende producenten in deze landen werd contact opgenomen en zij werden uitgenodigd om aan het onderzoek mee te werken. Niemand zegde evenwel zijn medewerking toe. |
(22) |
De VS werden beschouwd als een representatieve referentiemarkt, vooral gezien de openheid en het concurrentievermogen van zijn binnenlandse markt. De VS waren bij het oorspronkelijke onderzoek ook als referentieland gebruikt. Er bleken geen nieuwe of gewijzigde omstandigheden te zijn die een wijziging zouden rechtvaardigen, en evenmin werden zulke omstandigheden aan de Commissie meegedeeld. |
(23) |
Daarom zijn de VS voor dit nieuwe onderzoek als referentieland met een markteconomie gebruikt. Met de enige bekende producent in de VS werd contact opgenomen en deze stemde ermee in om aan het onderzoek mee te werken, de vragenlijst te beantwoorden en een controle ter plaatse te laten uitvoeren. Aan de hand van de gecontroleerde verkoop- en productiecijfers van deze onderneming werd de normale waarde vastgesteld voor ondernemingen waaraan tijdens het oorspronkelijke onderzoek geen BMO was toegekend. |
2.2. Normale waarde
(24) |
Voor de onderneming waaraan in het oorspronkelijke onderzoek een BMO werd toegekend, is de normale waarde op basis van haar gegevens vastgesteld. Overeenkomstig artikel 2, lid 2, van de basisverordening werd onderzocht of de binnenlandse verkoop van wolfraamelektroden aan onafhankelijke afnemers in het TNO representatief was, d.w.z. of de verkochte hoeveelheden van het voor binnenlands verbruik bestemde product 5 % of meer vertegenwoordigden van de uitvoer van het betrokken product naar de Unie. |
(25) |
Vervolgens werd onderzocht of de binnenlandse verkoop van het soortgelijke product kon worden beschouwd als verkoop in het kader van normale handelstransacties, overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening; hiertoe werd het percentage winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt vastgesteld. |
(26) |
Voor de soorten van het betrokken product waarvan de binnenlandse verkoop representatief was en die in het kader van normale handelstransacties plaatsvond, is de normale waarde vastgesteld op basis van de prijzen die door onafhankelijke afnemers in het land van uitvoer werden betaald. Voor de resterende soorten van het betrokken product moest de normale waarde worden berekend overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening. Daarom werd de vastgestelde normale waarde, overeenkomstig artikel 2, lid 6, van de basisverordening, berekend aan de hand van de productiekosten van de onderneming, vermeerderd met haar verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten („VAA-kosten”) en de winst uit binnenlandse verkoop in het kader van normale handelstransacties. |
(27) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen voerde een van de partijen aan dat voor de vaststelling van de VAA-kosten andere methoden waren gebruikt dan in het oorspronkelijke onderzoek, wat van invloed kan zijn geweest op de vaststelling van de winstmarge die overeenkomstig artikel 2, lid 6, van de basisverordening voor de berekening van de normale waarde werd gebruikt. De partij onderbouwde haar argument niet met andere bewijzen dan de informatie die zij al eerder in het onderzoek had verstrekt. Opgemerkt zij dat de VAA-kosten in overeenstemming met artikel 2, lid 5, van de basisverordening zijn toegerekend op basis van de omzet, evenals in het oorspronkelijke onderzoek. |
(28) |
In het oorspronkelijke onderzoek kon geen gebruik worden gemaakt van de winst die in het kader van normale handelstransacties werd gemaakt, aangezien geen van de uitgevoerde soorten van het betrokken product op de binnenlandse markt in het kader van normale handelstransacties werd verkocht. In het huidige nieuwe onderzoek bij het vervallen van de maatregel bleek dat enkele soorten van het betrokken product winstgevend waren, zodat de met deze winstgevende transacties gemaakte winst in overeenstemming met artikel 2, leden 3 en 6, van de basisverordening voor de berekening van de normale waarde werd gebruikt. |
(29) |
Voor de onderneming waaraan in het oorspronkelijke onderzoek geen BMO werd toegekend, is de normale waarde overeenkomstig artikel 2, lid 7, onder a), van de basisverordening vastgesteld aan de hand van de informatie die van de medewerkende producent in het referentieland is verkregen. De binnenlandse verkoop van de producent in het referentieland bleek in voldoende grote hoeveelheden en in het kader van normale handelstransacties plaats te vinden en kon dus worden gebruikt als basis om de normale waarde vast te stellen voor de onderneming waaraan geen BMO werd toegekend. |
2.3. Uitvoerprijs
(30) |
Alle uitvoer naar de Unie van de producent waaraan een BMO was toegekend, verliep via verbonden importeurs, die de producten vervolgens doorverkochten aan verbonden en niet-verbonden ondernemingen in de Unie. De uitvoerprijs werd daarom overeenkomstig artikel 2, lid 9, van de basisverordening berekend aan de hand van de prijs waartegen de ingevoerde producten voor het eerst aan een onafhankelijke afnemer werden doorverkocht, naar behoren gecorrigeerd voor alle kosten tussen invoer en wederverkoop en voor een redelijke marge voor de VAA-kosten en de winst. Hierbij werd gebruikgemaakt van de eigen VAA-kosten van de verbonden ondernemingen. |
(31) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen voerde een van de partijen aan dat bij de vaststelling van de VAA-kosten van de verbonden importeurs bepaalde kosten in aanmerking werden genomen die betrekking hadden op de verkoop van andere producten dan het betrokken product en dat deze kosten daarom buiten beschouwing moesten worden gelaten. Opgemerkt zij dat in overeenstemming met artikel 2, lid 9, van de basisverordening bij de berekening van de uitvoerprijs de gecontroleerde, door de betrokken ondernemingen verstrekte VAA-kosten in aanmerking werden genomen. Het argument dat de gemelde VAA-kosten ook VAA-kosten in verband met de verkoop van andere producten omvatten, werd niet met bewijsmateriaal onderbouwd en moest daarom worden afgewezen. |
(32) |
Bovendien waren de opmerkingen van een belanghebbende over de uitvoerprijzen gebaseerd op een onjuiste koers van de betrokken munteenheid. Dit argument werd dan ook afgewezen. |
(33) |
Wat de winstmarge betreft, werkte geen van de niet-verbonden importeurs in de Unie mee. In het oorspronkelijke onderzoek werden de winstmarges van de verbonden importeurs gebruikt omdat de activiteiten van de niet-verbonden importeurs niet voldoende vergelijkbaar waren met die van de betrokken verbonden importeur. Uit het onderzoek bleek dat de verbonden importeur in het TNO dezelfde activiteiten verrichtte als in het tijdvak van het oorspronkelijke onderzoek, d.w.z. dat de meeste ingevoerde wolfraamelektroden verwerkt werden in het voornaamste product van de groep, de lastoorts. Er wordt verder opgemerkt dat de wolfraamelektroden ten opzichte van het eindproduct slechts een geringe waarde vertegenwoordigen. Derhalve werd net als in het oorspronkelijke onderzoek geconcludeerd dat de winstmarge van de verbonden importeur zelf een goede basis zou vormen voor de berekening van de uitvoerprijs. |
(34) |
Wat betreft de onderneming waaraan in het oorspronkelijke onderzoek een IB werd toegekend, geschiedde alle verkoop voor uitvoer naar de Unie rechtstreeks aan in de Unie gevestigde onafhankelijke afnemers. Overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening werd de uitvoerprijs derhalve vastgesteld op basis van de werkelijk betaalde of te betalen prijzen. |
(35) |
De uitvoerprijs van alle andere in de VRC gevestigde producenten werd bepaald aan de hand van de in de databank van artikel 14, lid 6, beschikbare invoerstatistieken. |
(36) |
In overeenstemming met artikel 11, lid 10, van de basisverordening werden de uitvoerprijzen vastgesteld door de betaalde antidumpingrechten in mindering te brengen, aangezien geen van de partijen bewijsmateriaal leverde om aan te tonen dat het recht behoorlijk in de wederverkoopprijzen en de latere verkoopprijzen in de Unie weerspiegeld was. |
2.4. Vergelijking
(37) |
De normale waarde en de uitvoerprijs werden vergeleken in het stadium af fabriek. |
(38) |
Om een billijke vergelijking te kunnen maken tussen de normale waarde en de uitvoerprijs van beide medewerkende producenten-exporteurs, werd overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening door middel van correcties rekening gehouden met verschillen in kosten van vervoer, verzekering en krediet die van invloed waren op de prijzen en hun vergelijkbaarheid. |
2.5. Dumpingmarge
(39) |
Zoals bepaald in artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd de dumpingmarge vastgesteld door de gewogen gemiddelde normale waarde te vergelijken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs. |
(40) |
Voor de medewerkende producent-exporteur waaraan in het oorspronkelijke onderzoek een BMO was toegekend, is uit deze vergelijking gebleken dat deze onderneming zich in aanzienlijke mate van dumping bleef bedienen. |
(41) |
Voor de medewerkende producent-exporteur waaraan in het oorspronkelijke onderzoek een IB was toegekend en voor de dumpingmarge voor het gehele land die van toepassing is op alle andere niet-medewerkende producenten-exporteurs in de VRC, geldt dat een aanzienlijke dumpingmarge werd vastgesteld die nog hoger was dan in het oorspronkelijke onderzoek. |
3. Ontwikkeling van de invoer indien de maatregelen worden ingetrokken
3.1. Opmerking vooraf
(42) |
In aansluiting op de bevinding dat er in het TNO sprake was van dumping, werd nagegaan of het waarschijnlijk was dat voortzetting van dumping zou plaatsvinden indien de maatregelen zouden worden ingetrokken. |
(43) |
In dit verband dient te worden opgemerkt dat de medewerkende producenten-exporteurs slechts ongeveer 10 % van de totale productiecapaciteit in de VRC voor hun rekening namen. Daarom moesten de bevindingen grotendeels worden gebaseerd op informatie die in het verzoek om een nieuw onderzoek werd verstrekt en op algemeen beschikbare informatie. Er werd vooral gekeken naar de handelwijze van Chinese producenten met betrekking tot de prijzen voor producten die naar markten van andere derde landen worden uitgevoerd, de Chinese productiecapaciteit en beschikbare reservecapaciteit en de aantrekkelijkheid van de markt van de Unie voor Chinese exporteurs. |
3.2. Handelwijze van Chinese producenten met betrekking tot prijzen bij uitvoer naar andere derde landen
(44) |
Ten aanzien van de uitvoer naar markten van andere derde landen dient te worden opgemerkt dat de statistische informatie uit openbare Chinese databanken op een bredere productomschrijving betrekking heeft dan het betrokken product, zodat er geen betekenisvolle analyse van de naar andere markten uitgevoerde hoeveelheden of de prijzen op deze markten kon worden verricht. De twee medewerkende producenten uit de VRC exporteerden niet naar niet-verbonden afnemers op andere derde markten. Hierdoor konden de prijzen bij uitvoer naar andere derde landen in het TNO niet betrouwbaar worden vastgesteld en konden er op basis van de beschikbare informatie geen harde conclusies worden getrokken. |
3.3. Reservecapaciteit van de Chinese producenten
(45) |
De gegevens op grond waarvan onderstaande analyse is verricht, werden verstrekt door de indiener van het verzoek om een nieuw onderzoek en werden aan algemeen beschikbare informatie getoetst. |
(46) |
Aan de hand hiervan werd de capaciteit van de producenten in de VRC geschat op 1 600 000 kg. De indiener van het verzoek schat de bezettingsgraad van Chinese producenten op ongeveer 63 %, waardoor een capaciteit van zo’n 600 000 kg onbenut blijft; dat is bijna vijfmaal het totale verbruik in de Unie in het TNO. Er zijn dus grote hoeveelheden beschikbaar voor uitvoer uit de VRC, vooral omdat er geen aanwijzingen zijn dat markten van derde landen of de binnenlandse markt deze aanzienlijke reservecapaciteit kunnen opnemen. |
3.4. Omvang en prijzen van de invoer met dumping uit de VRC
(47) |
De invoer vanuit de VRC in de Unie steeg gedurende de beoordelingsperiode met 9 % tot ruim 50 000 kg in het TNO en vertegenwoordigde daarmee ongeveer de helft van het totale verbruik in de Unie in het TNO. |
(48) |
Tijdens de gehele beoordelingsperiode schommelden de invoerprijzen en volgden zij dezelfde trends als de verkoopprijzen van de bedrijfstak in de Unie op de EU-markt. In totaal stegen de invoerprijzen tussen 2008 en het eind van het TNO met 42 %; niettemin bleef er sprake van dumping. De prijsstijging wordt voornamelijk verklaard door de hogere kosten van de belangrijkste grondstof (wolfraampoeder) in het TNO. |
3.5. Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie
(49) |
De markt van de Unie behoort met rond 20 % van het wereldverbruik van wolfraamelektroden tot de grootste ter wereld. Chinese ondernemingen hebben bijzondere interesse getoond in de ontwikkeling van hun aanwezigheid op de markt van de Unie, wat onder meer blijkt uit het feit dat zij hun aanzienlijke marktaandeel van 45 % in het TNO hebben behouden en zelfs hebben vergroot. |
3.6. Conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van voortzetting van dumping
(50) |
Uit bovenstaande analyse blijkt dat Chinese producten nog steeds tegen dumpingprijzen en met aanzienlijke dumpingmarges op de markt van de Unie werden ingevoerd. Vooral gezien de analyse van de prijsniveaus op de markt van de Unie en de interesse die Chinese exporteurs voor deze markt hebben getoond, en de aanzienlijke reservecapaciteit in de VRC, die veel groter is dan het totale verbruik in de Unie, kan worden geconcludeerd dat de dumping hoogstwaarschijnlijk zal worden voortgezet als de maatregelen zouden worden ingetrokken. |
D. SITUATIE OP DE MARKT VAN DE UNIE
1. Definitie van de bedrijfstak van de Unie
(51) |
Dit onderzoek heeft bevestigd dat wolfraamelektroden door twee producenten in de Unie worden vervaardigd. Beide producenten werkten volledig aan het onderzoek mee. |
(52) |
Bovengenoemde ondernemingen vormen de bedrijfstak van de Unie in de zin van artikel 4, lid 1, en artikel 5, lid 4, van de basisverordening en worden hierna de „bedrijfstak van de Unie” genoemd. |
2. Opmerking vooraf
(53) |
Omdat slechts twee ondernemingen de bedrijfstak van de Unie vormen, worden de gegevens betreffende de bedrijfstak van de Unie hetzij in geïndexeerde vorm hetzij in orden van grootte gepresenteerd, om overeenkomstig artikel 19 van de basisverordening het vertrouwelijke karakter te beschermen. |
(54) |
Omdat de invoergegevens van Eurostat op GN-codeniveau ook andere producten dan wolfraamelektroden omvatten, is de informatie over de invoer geanalyseerd op Taric-codeniveau, aangevuld met gegevens die zijn verzameld overeenkomstig artikel 14, lid 6, van de basisverordening. Taric-gegevens worden als vertrouwelijk beschouwd omdat ze zo gedetailleerd zijn dat ze de identificatie van partijen mogelijk maken. Daarom worden bij sommige gegevens orden van grootte gehanteerd. |
3. Verbruik in de unie
(55) |
Het verbruik in de Unie werd vastgesteld aan de hand van de door de bedrijfstak van de Unie op de EU-markt verkochte hoeveelheden en de invoergegevens van Eurostat op Taric-codeniveau, aangevuld met gegevens die zijn verzameld overeenkomstig artikel 14, lid 6, van de basisverordening. |
(56) |
Tussen 2008 en het eind van het TNO („beoordelingsperiode)” daalde het verbruik in de Unie met 16 %. Het verbruik in de Unie nam tussen 2008 en 2009 sterk af. Daarna was er weer een stijgende lijn zichtbaar, maar het niveau van voor de crisis werd in het TNO niet bereikt. Vanaf het laagste niveau in 2009 tot het eind van het TNO steeg het verbruik in de Unie met bijna 40 %. Tabel 1 Verbruik
|
4. Omvang en marktaandeel van de invoer met dumping uit de VRC
(57) |
De omvang en het marktaandeel van de invoer met dumping uit de VRC werden vastgesteld op basis van statistische informatie op Taric-codeniveau, aangevuld met gegevens die zijn verzameld overeenkomstig artikel 14, lid 6, van de basisverordening. |
(58) |
Hoewel het verbruik in de Unie in absolute zin daalde, namen de ingevoerde hoeveelheden van het betrokken product uit de VRC gedurende de beoordelingsperiode met 9 % toe, waardoor het niveau in het TNO ruim boven 50 000 kg bleef (zie tabel 2). Deze toename leidde samen met de algehele daling van het verbruik in de Unie tijdens de beoordelingsperiode tot een groei van het marktaandeel van de Chinese exporteurs tot ongeveer de helft van de totale EU-markt. Tabel 2 Invoer uit de VRC
|
5. Prijzen van de invoer uit de VRC
5.1. Ontwikkeling van de prijzen
(59) |
De prijzen van de VRC stegen tussen 2008 en het eind van het TNO met rond 40 %, met een scherpe toename in het TNO. De prijsstijging wordt voornamelijk verklaard door de hogere kosten van de belangrijkste grondstof (wolfraampoeder) in het TNO. Tabel 3 Prijzen van de invoer uit de VRC
|
5.2. Prijsonderbieding
(60) |
Het onderzoek wees uit dat de prijzen van de invoer uit de VRC de gemiddelde prijzen van de bedrijfstak van de Unie onderboden. In het TNO werd een prijsonderbiedingsmarge van 37 % vastgesteld en ook nadat het antidumpingrecht in de berekening was verdisconteerd, was deze marge nog hoog, namelijk 24 %. De berekening was gebaseerd op een vergelijking van de cif-uitvoerprijzen van de medewerkende producenten-exporteurs met de gemiddelde prijzen af fabriek van de bedrijfstak van de Unie. De prijzen werden representatief voor de VRC geacht omdat de twee medewerkende producenten-exporteurs ongeveer 80 % van de invoer van wolfraamelektroden uit de VRC voor hun rekening namen. |
(61) |
Na de mededeling van feiten en overwegingen voerde een producent-exporteur aan dat de prijzen niet per soort waren vergeleken en dat de berekende prijsonderbiedingsniveaus als gevolg van de beweerde aanzienlijke prijsverschillen tussen de verschillende productsoorten zonder betekenis waren. Op basis van de beschikbare informatie was een prijsvergelijking per soort alleen mogelijk voor een deel van de verkopen van de bedrijfstak van de Unie op de markt van de Unie en voor een deel van de uitvoer naar de Unie. De partij gaf evenwel geen bewijs op grond waarvan de redelijkheid van de toegepaste methode in twijfel moest worden getrokken. Dit argument moest bijgevolg worden afgewezen. |
(62) |
Voorts werd na de mededeling van feiten en overwegingen betoogd dat de prijzen van de invoer uit de VRC en de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie niet in hetzelfde handelsstadium werden vergeleken. Dit argument werd niet onderbouwd daar de betrokken partij geen informatie of bewijs aanvoerde om aan te tonen dat er sprake is van permanente en duidelijke verschillen tussen de functies die de verkoper vervult en de prijzen die hij in de onderscheiden handelsstadia hanteert. Het argument werd daarom afgewezen. |
6. Invoer uit andere derde landen
(63) |
In onderstaande tabel worden de omvang en de prijzen van de invoer uit andere landen tijdens de beoordelingsperiode weergegeven. De omvang en het marktaandeel van deze invoer werden vastgesteld op basis van op Taric-niveau verstrekte statistische informatie, aangevuld met informatie uit in overeenstemming met artikel 14, lid 6, van de basisverordening verzamelde gegevens. Tabel 4 Invoer uit andere derde landen
|
(64) |
In de beoordelingsperiode werd vanuit andere derde landen ongeveer 33 % minder naar de markt van de Unie uitgevoerd. De marktaandelen daalden in de beoordelingsperiode en lagen in het TNO tussen 30 % en 35 %. De prijzen van de invoer uit andere derde landen stegen gedurende dezelfde periode met 21 %. |
(65) |
Er wordt op gewezen dat in het oorspronkelijke onderzoek alleen vanuit de VRC een aanzienlijke invoer van het soortgelijke product naar de markt van de Unie was geconstateerd. Uit het oorspronkelijke onderzoek bleek dat de overige Amerikaanse en Japanse producenten voornamelijk voor hun binnenlandse markt produceerden. Op grond daarvan werd geconcludeerd dat de invoer vanuit andere landen dan de VRC uiterst klein was. |
(66) |
Volgens door de bedrijfstak van de Unie verstrekte informatie worden in Vietnam en Zuid-Korea geen wolfraamelektroden geproduceerd en komt de invoer uit die landen in feite uit de VRC. In het huidige onderzoek werd evenwel geen informatie verkregen om deze bewering te staven. |
7. Economische situatie van de bedrijfstak van de Unie
7.1. Opmerkingen vooraf
(67) |
Overeenkomstig artikel 3, lid 5, van de basisverordening heeft de Commissie een beoordeling gemaakt van alle relevante economische factoren en indicatoren die op de situatie van de bedrijfstak van de Unie van invloed zijn. |
(68) |
Omdat de bedrijfstak van de Unie uit slechts twee producenten bestaat, worden de gegevens met het oog op het vertrouwelijke karakter ervan in orden van grootte vermeld. |
7.2. Productie, productiecapaciteit en bezettingsgraad
(69) |
De productie van de bedrijfstak van de Unie nam tijdens de beoordelingsperiode elk jaar af. Aan het eind van het TNO was de productie ten opzichte van 2008 met 29 % gedaald. Met name in 2009 was er sprake van een sterk neerwaartse tendens, met een daling van meer dan 40 %. Tabel 5 Totale productie in de Unie
|
(70) |
De productiecapaciteit is in de beoordelingsperiode constant gebleven. Naarmate de productie afnam, daalde de bezettingsgraad tussen 2008 en het eind van het TNO in totaal met 27 %; in het TNO bedroeg de bezettingsgraad nog maar 41 %. Zie onderstaande tabel: Tabel 6 Productiecapaciteit en bezettingsgraad
|
7.3. Voorraden
(71) |
De eindvoorraden van de bedrijfstak van de Unie zijn tussen 2008 en het eind van het TNO met 20 % afgenomen. Deze trend volgt de tendens van dalend verbruik op de markt van de Unie in dezelfde periode. Tabel 7 Eindvoorraden
|
7.4. Omvang van de verkoop
(72) |
De verkoop door de bedrijfstak van de Unie aan niet-verbonden afnemers op de EU-markt nam tussen 2008 en het eind van het TNO af met 23 %, met een forse daling tussen 2008 en 2009. Deze negatieve trend was sterker dan de afname van het totale verbruik, met uitzondering van het jaar 2010. Tabel 8 Verkoop aan niet-verbonden afnemers
|
7.5. Marktaandeel
(73) |
Als gevolg van de in de vorige overweging genoemde ontwikkeling van de omvang van de verkoop van de bedrijfstak in de Unie op de EU-markt daalde het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie tijdens de beoordelingsperiode. De bedrijfstak van de Unie verkocht weliswaar minder dan voorheen, maar kon zijn marktaandeel in 2009 en 2010 vasthouden. In het TNO kampte hij echter met een terugslag, waarbij de verkoop ondanks de groeiende markt afnam. Dit resulteerde in een marktaandeel tussen 20 % en 25 %, iets kleiner dan aan het begin van de beoordelingsperiode. Tabel 9 Marktaandeel van de Unie
|
7.6. Groei
(74) |
Zoals hierboven vermeld, nam het verbruik in de Unie als gevolg van de economische teruggang tussen 2008 en 2009 sterk af; daarna was er weer een stijgende lijn zichtbaar, maar het niveau van voor de crisis werd in het TNO niet bereikt. De bedrijfstak van de Unie verkocht weliswaar minder dan voorheen, maar kon zijn marktaandeel in 2009 en 2010 vasthouden. In het TNO kampte hij echter met een terugslag, waarbij de verkoop afnam ondanks de groeiende markt. |
7.7. Werkgelegenheid en productiviteit
(75) |
De werkgelegenheid in de bedrijfstak van de Unie nam tussen 2008 en het eind van het TNO met 13 % af. |
(76) |
Als gevolg van de productievermindering nam ook de productiviteit per werknemer, gemeten in kg productie per werknemer, tijdens de beoordelingsperiode af. Zie onderstaande tabel: Tabel 10 Totale werkgelegenheid en productiviteit in de Unie
|
7.8. Verkoopprijzen per eenheid
(77) |
De verkoopprijzen per eenheid van de bedrijfstak van de Unie voor niet-verbonden afnemers in de Unie zijn tussen 2008 en 2010 licht gedaald en weerspiegelden deels de gevolgen van de economische crisis. Tussen 2010 en het eind van het TNO namen de verkoopprijzen per eenheid sterk toe. Over de gehele beoordelingsperiode bezien zijn de verkoopprijzen per eenheid van de bedrijfstak van de Unie met 35 % gestegen. Deze prijsontwikkeling, vooral tussen 2010 en het eind van het TNO, werd veroorzaakt door de stijging van de prijzen van de belangrijkste componenten van wolfraamelektroden. Tabel 11 Eenheidsprijs op de EU-markt
|
7.9. Winstgevendheid
(78) |
De winstgevendheid verbeterde tussen 2008 en het eind van het TNO, nadat in 2009 en 2010 een lager niveau was bereikt. Over de gehele beoordelingsperiode gezien, bleef de winstgevendheid echter negatief. Tabel 12 Winstgevendheid
|
7.10. Investeringen en rendement van investeringen
(79) |
De investeringen in het betrokken product daalden in de beoordelingsperiode aanzienlijk. |
(80) |
Het rendement van investeringen liep gelijk met de ontwikkeling van de winstgevendheid. In 2008 registreerde de bedrijfstak van de Unie een negatief rendement dat tijdens het TNO licht verbeterde, al bleef het negatief. Tabel 13 Investeringen en rendement van investeringen
|
7.11. Kasstroom en vermogen om kapitaal aan te trekken
(81) |
De kasstroom, d.w.z. het vermogen van de bedrijfstak om zijn activiteiten zelf te financieren, uitgedrukt als percentage van de omzet van het betrokken product, nam tijdens de beoordelingsperiode sterk toe, hoewel de waarde negatief bleef. Tabel 14 Kasstroom
|
7.12. Lonen
(82) |
Tussen 2008 en het eind van het TNO daalden de loonkosten in de bedrijfstak van de Unie met 16 % in lijn met de vermindering van het aantal werknemers. |
7.13. Hoogte van de dumpingmarge
(83) |
Ondanks de maatregelen bleef dumping in het TNO een belangrijke rol spelen, op een niveau dat aanzienlijk boven het huidige niveau van de maatregelen ligt. Gezien de grote reservecapaciteit, de uit de VRC ingevoerde hoeveelheden en de prijzen die de verkoopprijs van de bedrijfstak van de Unie aanzienlijk onderbieden, kunnen de gevolgen van de huidige dumpingmarges voor de bedrijfstak van de Unie niet als verwaarloosbaar worden aangemerkt. |
7.14. Herstel van de gevolgen van eerdere dumping
(84) |
Onderzocht werd of de bedrijfstak van de Unie zich van de gevolgen van eerdere dumping had hersteld. Ondanks de van kracht zijnde antidumpingmaatregelen slaagde de bedrijfstak van de Unie er niet in zich te herstellen van de gevolgen van eerdere dumping. Als reactie op de prijsdruk door de Chinese invoer trachtte de bedrijfstak van de Unie zijn marktaandeel te behouden. Daardoor leed hij echter verliezen. |
8. Conclusie betreffende de situatie van de bedrijfstak van de Unie
(85) |
De bedrijfstak van de Unie bevond zich nog steeds in een kwetsbare economische situatie en bleef aanmerkelijke schade lijden. Vrijwel alle schade-indicatoren die betrekking hebben op de financiële prestaties van de producenten in de Unie, zijn tijdens de beoordelingsperiode verslechterd. Daarom kon niet worden geconcludeerd dat de positie van de bedrijfstak van de Unie veilig was. |
(86) |
Als reactie op de prijsdruk door de Chinese invoer trachtte de bedrijfstak van de Unie zijn marktaandeel te behouden, maar verkocht hij zijn producten tegen prijzen die verre van kostendekkend waren. De toename van de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie tussen 2010 en het eind van het TNO hield verband met de stijging van de grondstofprijzen en dekte niet de totale kosten van de bedrijfstak van de Unie. |
(87) |
De moeilijkheden van de bedrijfstak van de Unie kunnen derhalve duidelijk in verband worden gebracht met de laaggeprijsde invoer van het betrokken product uit de VRC, die ondanks de geldende maatregelen in massale hoeveelheden en met aanzienlijke dumping op de markt van de Unie wordt verkocht. Deze factor was toereikend om vast te stellen dat de bedrijfstak van de Unie verliezen lijdt in een poging om een redelijk marktaandeel te behouden. Bovendien werden deze moeilijkheden in bijna de gehele beoordelingsperiode nog versterkt door twee factoren: de slechte situatie op de markt tijdens de economische crisis van 2008-2009 en, weliswaar in mindere mate, de plotselinge stijging van de grondstofprijzen in het TNO. Hierdoor ontstond een scenario waarbij de verliezen sterk opliepen. |
(88) |
Gezien de negatieve ontwikkeling van de indicatoren voor de bedrijfstak van de Unie wordt ervan uitgegaan dat deze tijdens de beoordelingsperiode aanmerkelijke schade in de zin van artikel 3, lid 5, van de basisverordening is blijven lijden. |
E. WAARSCHIJNLIJKHEID VAN VOORTZETTING VAN DE SCHADE
1. Opmerkingen vooraf
(89) |
Tijdens de beoordelingsperiode bevond de bedrijfstak van de Unie zich in een kwetsbare positie en had hij nog altijd te kampen met de schadelijke gevolgen van de invoer met dumping uit de VRC. |
(90) |
Overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening is de invoer uit het betrokken land onderzocht om na te gaan of het waarschijnlijk is dat de schade zich zal voortzetten indien de maatregelen komen te vervallen. |
2. Uit de VRC ingevoerde hoeveelheden
(91) |
Er wordt op gewezen dat het verbruik op de markt van de Unie sinds het oorspronkelijke onderzoek aanzienlijk is gedaald, hoofdzakelijk vanwege de economische teruggang. Tezelfdertijd stegen de vanuit de VRC ingevoerde hoeveelheden tot ruim boven 50 000 kg in het TNO. De ingevoerde hoeveelheden zijn met 9 % toegenomen, terwijl het marktaandeel van de bedrijfstak van de Unie kleiner werd. |
3. Reservecapaciteit in de VRC
(92) |
Zoals beschreven in overweging 46, is er een aanzienlijke reservecapaciteit in de VRC aanwezig. Dit kon worden vastgesteld op basis van de beschikbare informatie. Naar verwachting kan zonder antidumpingmaatregelen een groot deel van deze reservecapaciteit worden gebruikt om de invoer op de markt van de Unie te vergroten. Dat komt omdat er geen aanwijzingen zijn dat markten van derde landen of de Chinese binnenlandse markten deze aanzienlijke Chinese reservecapaciteit kunnen opnemen. De capaciteit om de invoer naar de Unie sterk te laten stijgen, is dus aanwezig. De onbenutte capaciteit zou naar schatting bijna vijfmaal groter zijn dan het verbruik in de Unie tijdens het TNO. |
(93) |
Bovendien bleek uit tijdens het onderzoek ingediende informatie dat de markt van de voor de vervaardiging van het betrokken product gebruikte grondstof (ammoniumparawolframaat — „APT”) ernstig was verstoord. Voor deze grondstof gelden door de Chinese autoriteiten opgelegde uitvoerquota en uitvoerrechten. Dit beperkt de uitvoer van APT en zorgt voor een kunstmatig hogere wereldmarktprijs. Door deze verstoringen wordt de Chinese bedrijfstak waarschijnlijk nog meer gestimuleerd om tegen lage prijzen te produceren en te exporteren, terwijl de bedrijfstak van de Unie het soortgelijke product op basis van kunstmatig hoge grondstofprijzen moet vervaardigen. |
4. Aantrekkelijkheid van de markt van de Unie
(94) |
Aangetoond is dat de Chinese producenten-exporteurs voortdurend interesse in de EU-markt hadden en de ingevoerde hoeveelheden konden vergroten ten koste van de verkoop door de bedrijfstak van de Unie. Zij vergrootten zelfs hun reeds aanzienlijke marktaandeel in het TNO. |
5. Conclusie
(95) |
De bedrijfstak van de Unie lijdt al jaren onder de gevolgen van de Chinese invoer met dumping en bevindt zich nog steeds in een zwakke economische positie. |
(96) |
Als de maatregelen vervallen, is de kans groot dat de invoer met dumping toeneemt, waardoor het voortbestaan van de bedrijfstak van de Unie ernstig kan worden bedreigd. In de VRC is namelijk een aanzienlijke reservecapaciteit aanwezig, die, mochten de maatregelen vervallen, waarschijnlijk grotendeels op de EU-markt zal worden gericht, en wel tegen dumpingprijzen die de verkoopprijzen van de bedrijfstak van de Unie op de EU-markt onderbieden. |
(97) |
Gezien de bevindingen van het onderzoek — namelijk de voorzetting van dumping, de reservecapaciteit in de VRC, de vastgestelde verstoring op de grondstoffenmarkt, de mogelijkheden van de producenten-exporteurs in de VRC om hun uitvoer weer op de EU-markt te richten, de handelwijze van de Chinese exporteurs met betrekking tot prijzen die de prijzen van de bedrijfstak van de Unie duidelijk onderbieden, en de aantrekkelijkheid van de EU-markt — zal intrekking van de maatregelen waarschijnlijk opnieuw tot schade leiden. |
F. BELANG VAN DE UNIE
1. Inleiding
(98) |
Overeenkomstig artikel 21 van de basisverordening werd onderzocht of handhaving van de bestaande maatregelen in strijd is met het belang van de Unie als geheel. Het belang van de Unie werd bepaald aan de hand van een afweging van de belangen van de betrokkenen, namelijk die van de bedrijfstak van de Unie, de importeurs en de gebruikers. Alle belanghebbenden werden overeenkomstig artikel 21, lid 2, van de basisverordening in de gelegenheid gesteld hun standpunt uiteen te zetten. |
(99) |
Er wordt aan herinnerd dat bij het oorspronkelijke onderzoek de instelling van maatregelen niet in strijd met het belang van de Unie werd geacht. Bovendien kan nu, omdat het om een nieuw onderzoek gaat waarbij een situatie wordt onderzocht waarin al antidumpingmaatregelen van toepassing zijn, worden nagegaan of die maatregelen ongewenste negatieve gevolgen voor de betrokken partijen hebben. |
(100) |
Op grond hiervan werd onderzocht of er, ondanks de conclusie betreffende de waarschijnlijkheid van een voortzetting van schade veroorzakende dumping, dwingende redenen waren die tot de conclusie leiden dat het in dit bijzondere geval niet in het belang van de Unie is de maatregelen te handhaven. |
2. Belang van de bedrijfstak van de Unie
(101) |
Gezien de situatie van de bedrijfstak van de Unie en de analyse van de waarschijnlijkheid van herhaling van schade is het duidelijk dat de financiële positie van de bedrijfstak van de Unie waarschijnlijk ernstig zal verslechteren indien de antidumpingrechten komen te vervallen. Tijdens de gehele beoordelingsperiode namen de productie en de verkochte hoeveelheden van de bedrijfstak van de Unie af, terwijl de invoer uit het betrokken land ondanks de van kracht zijnde maatregelen toenam. In dezelfde periode verslechterde de financiële situatie van de bedrijfstak van de Unie, omdat hij zware verliezen leed. Daarom moeten doeltreffende mededingingsvoorwaarden op de markt van de Unie worden gehandhaafd. |
(102) |
Voortzetting van de maatregelen komt de bedrijfstak van de Unie ten goede, omdat deze dan in staat is meer te verkopen en zijn financiële situatie te verbeteren. Daarentegen komt de levensvatbaarheid van de bedrijfstak van de Unie ernstig in het gedrang als de maatregelen worden stopgezet. |
3. Belang van de gebruikers
(103) |
Geen van de vijftien gebruikers met wie contact was opgenomen, toonde zich bereid om mee te werken. Net als bij het oorspronkelijke onderzoek werden van belanghebbende gebruikers geen antwoorden op de vragenlijst ontvangen. In het oorspronkelijke onderzoek werd de niet-medewerking verklaard door het feit dat wolfraamelektroden slechts weinig invloed op hun productiekosten hebben, omdat kwaliteit en betrouwbaarheid de belangrijkste criteria voor afnemers vormen. Gezien de kennelijke marginale effecten die het betrokken product op de kosten van downstreamproducten had, werd geconcludeerd dat de maatregelen de verwerkende ondernemingen niet nadelig zouden beïnvloeden. |
4. Belang van de importeurs
(104) |
In het begin van het onderzoek namen drie importeurs contact op met de Commissie, maar zij werden niet als belanghebbenden beschouwd omdat zij het betrokken product in het TNO niet vanuit de VRC hadden ingevoerd. Omdat de importeurs van wolfraamelektroden tijdens het onderzoek geen interesse toonden, werd geconcludeerd dat het duidelijk niet in strijd met het belang van de Unie is de maatregelen te handhaven. |
5. Conclusie
(105) |
Gezien het bovenstaande wordt geconcludeerd dat er geen dwingende redenen zijn om de huidige antidumpingmaatregelen niet te handhaven. |
G. ANTIDUMPINGMAATREGELEN
(106) |
Alle partijen zijn in kennis gesteld van de belangrijkste feiten en overwegingen op grond waarvan de Commissie wil aanbevelen de bestaande maatregelen te handhaven. Zij konden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken. Wanneer deze opmerkingen gegrond waren, werd daarmee rekening gehouden. |
(107) |
Uit het bovenstaande volgt dat de antidumpingmaatregelen die bij Verordening (EG) nr. 260/2007 werden ingesteld op de invoer van bepaalde wolfraamelektroden van oorsprong uit de VRC, overeenkomstig artikel 11, lid 2, van de basisverordening moeten worden gehandhaafd. |
(108) |
Om, gelet op het grote verschil tussen de hoogte van de rechten, het gevaar van ontwijking zoveel mogelijk te beperken, moeten in dit geval bijzondere maatregelen worden genomen om een goede toepassing van de antidumpingrechten te garanderen. Deze bijzondere maatregelen, die alleen van toepassing zijn op ondernemingen waarvoor een individueel recht is vastgesteld, omvatten: overlegging aan de douaneautoriteiten van de lidstaten van een geldige handelsfactuur die voldoet aan de vereisten die zijn vermeld in de bijlage bij deze verordening. Voor invoer die niet van een dergelijke factuur vergezeld gaat, geldt het residuele antidumpingrecht dat van toepassing is op alle andere producenten, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
1. Er wordt een definitief antidumpingrecht ingesteld op de invoer van wolfraamelektroden (met inbegrip van wolfraamstaven en -stiften voor laselektroden), met ten minste 94 gewichtspercenten wolfraam, andere dan enkel door sinteren verkregen, al dan niet op lengte gesneden, ingedeeld onder de GN-codes ex 8101 99 10 en 8515 90 00 (Taric-codes 8101991010 en 8515900010), en afkomstig uit de Volksrepubliek China.
2. Het antidumpingrecht, dat van toepassing is op de nettoprijs, franco grens Unie, vóór inklaring, voor de in lid 1 omschreven producten die door onderstaande ondernemingen zijn vervaardigd, is als volgt:
Onderneming |
Antidumpingrecht |
Aanvullende Taric-code |
Shandong Weldstone Tungsten Industry Co. Ltd |
17,0 % |
A754 |
Shaanxi Yuheng Tungsten & Molybdenum Industrial Co. Ltd |
41,0 % |
A755 |
Beijing Advanced Metal Materials Co. Ltd |
38,8 % |
A756 |
Alle andere ondernemingen |
63,5 % |
A999 |
3. De individuele rechten voor de in lid 2 genoemde ondernemingen zijn uitsluitend van toepassing indien aan de douaneautoriteiten van de lidstaten een geldige handelsfactuur, opgesteld conform de voorwaarden in de bijlage, wordt overgelegd. Als een dergelijke factuur niet wordt overgelegd, wordt het antidumpingrecht voor „alle andere ondernemingen” toegepast.
4. Tenzij anders vermeld, zijn de geldende bepalingen inzake douanerechten van toepassing.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in alle lidstaten.
Gedaan te Brussel, 29 mei 2013.
Voor de Raad
De voorzitter
R. BRUTON
(1) PB L 343 van 22.12.2009, blz. 51.
(2) PB L 72 van 13.3.2007, blz. 1.
(3) PB C 71 van 9.3.2012, blz. 23.
BIJLAGE
De in artikel 1, lid 3, van deze verordening bedoelde geldige handelsfactuur moet een door een medewerker van de onderneming ondertekende verklaring bevatten met de volgende gegevens:
1. |
De naam en functie van de medewerker van de onderneming die de handelsfactuur heeft opgesteld. |
2. |
De navolgende verklaring: „Ondergetekende verklaart dat de (hoeveelheid) wolfraamelektroden die naar de Europese Unie wordt uitgevoerd en waarop deze factuur betrekking heeft, vervaardigd werd door (naam en adres van de onderneming) (aanvullende Taric-code) in (land). Ik verklaar dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is.”. |