19.1.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 17/13


VERORDENING (EU) Nr. 20/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 15 januari 2013

tot uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausule en het stabilisatiemechanisme voor bananen in de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Midden-Amerika, anderzijds

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 207, lid 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 23 april 2007 heeft de Raad de Commissie gemachtigd om namens de Unie en haar lidstaten onderhandelingen te openen met bepaalde Midden-Amerikaanse landen („Midden-Amerika”) over een overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Midden-Amerika, anderzijds („de Overeenkomst”).

(2)

Deze onderhandelingen zijn afgesloten en de Overeenkomst is op 29 juni 2012 ondertekend, is op 11 december 2012 door het Europees Parlement goedgekeurd en zal in werking treden overeenkomstig artikel 353 van de Overeenkomst.

(3)

De meest geschikte procedures moeten worden vastgesteld om de doeltreffende toepassing zeker te stellen van de bepalingen van de Overeenkomst die de bilaterale vrijwaringsclausule betreffen, alsook voor de toepassing van het stabilisatiemechanisme voor bananen waarover met Midden-Amerika overeenstemming is bereikt.

(4)

Het is ook nodig dat passende vrijwaringsmechanismen worden ingesteld om ernstige schade te voorkomen aan de bananenteeltsector van de Europese Unie, die van groot belang is voor de landbouwers in veel ultraperifere regio's van de Unie. Het feit dat deze regio's wegens hun natuurlijke kenmerken slechts beperkte mogelijkheden tot diversificatie hebben, maakt de bananensector extra kwetsbaar. Het is derhalve van essentieel belang om de preferentiële invoer uit de desbetreffende derde landen te onderwerpen aan doeltreffende mechanismen teneinde zeker te stellen dat de bananenteelt in de Unie gehandhaafd blijft onder de meest optimale omstandigheden omdat dit cruciaal is voor de werkgelegenheid in bepaalde gebieden, en in het bijzonder de ultraperifere regio's.

(5)

De termen „ernstige schade”, „dreiging van ernstige schade” en „overgangsperiode” als bedoeld in de artikelen 104 en 105 van de Overeenkomst moeten worden gedefinieerd.

(6)

Zoals in artikel 104 van de Overeenkomst is vastgelegd, mogen vrijwaringsmaatregelen alleen worden overwogen indien het betrokken product in dermate toegenomen hoeveelheden, in absolute zin of in verhouding tot de productie in de Unie, en onder zodanige voorwaarden in de Unie wordt ingevoerd dat de producenten in de Unie die soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten vervaardigen, ernstige schade ondervinden of dreigen te ondervinden.

(7)

Er moeten specifieke vrijwaringsbepalingen beschikbaar zijn wanneer het desbetreffende product in dermate toegenomen hoeveelheden en onder zodanige voorwaarden wordt ingevoerd dat de economische situatie van één of verschillende ultraperifere gebieden van de Unie als genoemd in artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) ernstig verslechtert of dreigt te verslechteren.

(8)

De vrijwaringsmaatregelen moeten worden genomen in de vorm van een van de in artikel 104, lid 2, van de Overeenkomst genoemde mogelijkheden.

(9)

De taken bestaande uit de monitoring en het herzien van de Overeenkomst, het uitvoeren van inspecties en indien nodig het opleggen van vrijwaringsmaatregelen zijn taken die op zo transparant mogelijke wijze moeten worden uitgevoerd.

(10)

De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad een jaarlijks verslag in over de tenuitvoerlegging van de Overeenkomst en de toepassing van de vrijwaringsmaatregelen en het stabilisatiemechanisme voor bananen.

(11)

De uitdagingen die in Midden-Amerika bestaan op het gebied van mensenrechten, sociale rechten, arbeidsrechten en rechten inzake milieu in samenhang met producten uit deze regio, vereisen een nauwe dialoog tussen de Commissie en maatschappelijke organisaties in de Unie.

(12)

Het is van bijzonder belang dat de internationale arbeidsnormen die door de Internationale Arbeidsorganisatie zijn opgesteld en worden gecontroleerd, worden nageleefd.

(13)

De Commissie dient bovendien toezicht uit te oefenen op de wijze waarop de in titel VIII van deel IV van de Overeenkomst vastgestelde sociale en ecologische normen door Midden-Amerikaanse landen worden nageleefd.

(14)

Er moeten nadere bepalingen over de inleiding van procedures worden vastgesteld. De lidstaten moeten de Commissie informatie, waaronder beschikbaar bewijsmateriaal, verstrekken wanneer de ontwikkeling van de invoer toepassing van vrijwaringsmaatregelen kan vereisen.

(15)

Betrouwbare statistieken over alle invoer uit Midden-Amerika naar de Unie zijn bijgevolg van cruciaal belang om te kunnen vaststellen of aan de voorwaarden voor de toepassing van vrijwaringsmaatregelen is voldaan.

(16)

In sommige gevallen kan een geconcentreerde toename van de invoer in één of meer ultraperifere gebieden of lidstaten een ernstige verslechtering of ernstige schade van de economische situatie van de betrokken gebieden veroorzaken of dreigen te veroorzaken. De Commissie dient de mogelijkheid te hebben voorafgaande toezichtmaatregelen in te stellen in het geval zich een geconcentreerde toename in een of meer ultraperifere gebieden of lidstaten voordoet.

(17)

Indien er voldoende voorlopig bewijsmateriaal is om de inleiding van een procedure te rechtvaardigen, moet de Commissie een bericht als bedoeld in artikel 111, lid 3, van de Overeenkomst in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendmaken.

(18)

Ingevolge artikel 111, lid 3, van de Overeenkomst moeten nadere bepalingen worden vastgesteld over de opening van onderzoeken, de toegang van belanghebbenden tot de verzamelde informatie en hun inzage in deze informatie, alsmede over het horen van de betrokken belanghebbenden en de gelegenheid die zij krijgen hun standpunt uiteen te zetten.

(19)

Ingevolge artikel 116 van de Overeenkomst moet de Commissie Midden-Amerika schriftelijk in kennis stellen van de opening van een onderzoek en moet zij het Associatiecomité van de resultaten van de onderzoeken in kennis stellen.

(20)

Tevens moeten ingevolge artikel 112 van de Overeenkomst termijnen worden vastgesteld voor de opening van een onderzoek en voor de vaststelling van de wenselijkheid van vrijwaringsmaatregelen, teneinde een snelle afhandeling van de procedures te waarborgen en daardoor de rechtszekerheid voor de betrokken marktdeelnemers te vergroten.

(21)

Vrijwaringsmaatregelen mogen alleen na een onderzoek worden ingesteld, doch de Commissie moet de mogelijkheid hebben om in de in artikel 106 van de Overeenkomst bedoelde kritieke omstandigheden voorlopige vrijwaringsmaatregelen te nemen.

(22)

Nauw toezicht dient een tijdig besluit met betrekking tot de mogelijke start van een onderzoek of de oplegging van maatregelen te vergemakkelijken. Daarom moet de Commissie vanaf de datum van toepassing van de Overeenkomst geregeld toezicht op de invoer van bananen houden. Het toezicht moet op naar behoren gemotiveerd verzoek worden uitgebreid tot overige sectoren.

(23)

Preferentiële douanerechten moeten op korte termijn voor een periode van drie maanden kunnen worden opgeschort wanneer de invoer het vastgestelde jaarlijkse drempelvolume overschrijdt. Het besluit over toepassing van het stabilisatiemechanisme voor bananen wordt genomen rekening houdend met de stabiliteit van de bananenmarkt van de Unie.

(24)

Vrijwaringsmaatregelen mogen enkel worden toegepast voor zover en zo lang zij noodzakelijk zijn om ernstige schade te voorkomen en aanpassingen te vergemakkelijken. De maximumduur van de vrijwaringsmaatregelen moet worden bepaald en er moeten specifieke bepalingen inzake verlenging en herziening van de maatregelen worden vastgesteld, zoals bedoeld in artikel 105 van de Overeenkomst.

(25)

De Commissie moet overleg plegen met het Midden-Amerikaans land dat gevolgen ondervindt van de maatregelen.

(26)

De uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausule en het stabilisatiemechanisme voor bananen als voorzien in de Overeenkomst vereist eenvormige voorwaarden voor de vaststelling van voorlopige en definitieve vrijwaringsmaatregelen, voor de instelling van voorafgaande toezichtsmaatregelen, voor de beëindiging van een onderzoek zonder maatregelen en voor de tijdelijke opschorting van het preferentiële douanerecht dat is vastgesteld in het kader van het stabilisatiemechanisme voor bananen waarover met Midden-Amerika overeenstemming is bereikt. Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten deze maatregelen door de Commissie worden vastgesteld overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de voorschriften en algemene beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (2).

(27)

Voor de vaststelling van toezichts- en voorlopige vrijwaringsmaatregelen moet de raadplegingsprocedure wordt toegepast, gelet op de effecten van de genoemde maatregelen en de sequentiële logica ervan met betrekking tot de vaststelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen. Indien een vertraging bij het opleggen van voorlopige vrijwaringsmaatregelen schade zou veroorzaken die moeilijk te herstellen zou zijn, moet de Commissie onmiddellijk toepasbare uitvoeringshandelingen kunnen vaststellen.

(28)

Gezien de aard en de relatief korte duur van de maatregelen als voorzien in het stabilisatiemechanisme voor bananen, en om negatieve gevolgen voor de situatie op de markt voor bananen in de Unie te voorkomen, moet de Commissie ook onmiddellijk toepasbare uitvoeringshandelingen vaststellen voor het tijdelijk opschorten van het preferentiële douanerecht dat is vastgesteld in het kader van het stabilisatiemechanisme voor bananen, of om te bepalen dat een dergelijke opschorting niet passend is. Indien dergelijke onmiddellijk toepasbare uitvoeringshandelingen worden toegepast, moet de raadplegingsprocedure worden gevolgd.

(29)

De Commissie moet op voortvarende en effectieve wijze een beroep doen op het stabilisatiemechanisme voor bananen om een dreigende ernstige verslechtering of reële ernstige verslechtering van de situatie van producenten in de ultraperifere regio's van de Unie te voorkomen. Vanaf 1 januari 2020 blijft het algemene bilaterale vrijwaringsmechanisme van toepassing, inclusief de bijzondere bepalingen voor ultraperifere regio's.

(30)

Artikel 247 bis van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek (3) is van toepassing op de vaststelling van de nodige uitvoeringsbepalingen voor de toepassing van de voorschriften in aanhangsel 2A van bijlage II („Definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking”) en aanhangsel 2 van bijlage I („Afschaffing van douanerechten”) van de Overeenkomst.

(31)

Deze verordening dient alleen van toepassing te zijn op producten van oorsprong uit de Unie of uit Midden-Amerika,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

VRIJWARINGSBEPALINGEN

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a)

„product”: een goed van oorsprong uit de Unie of uit een Midden-Amerikaans land. Een aan een onderzoek onderworpen product kan een of meerdere tariefposten of een subsegment daarvan omvatten, afhankelijk van de specifieke marktomstandigheden, of een productsegmentatie die de bedrijfstak van de Unie gewoonlijk toepast;

b)

„belanghebbenden”: partijen die gevolgen ondervinden van de invoer van het desbetreffende product;

c)

„bedrijfstak van de Unie”: het geheel van producenten in de Unie van het soortgelijke product of van rechtstreeks concurrerende producten die op het grondgebied van de Unie hun bedrijf uitoefenen, producenten in de Unie van wie de gezamenlijke productie van het soortgelijke product of van rechtstreeks concurrerende producten een groot deel van de totale productie in de Unie van die producten uitmaakt of, indien het soortgelijke of rechtstreeks concurrerende product slechts een van diverse producten is die worden vervaardigd door de producenten in de Unie, de specifieke werkzaamheden die voor de productie van het soortgelijke of rechtstreeks concurrerende product nodig zijn;

d)

„ernstige schade”: een aanmerkelijke algehele aantasting;

e)

„dreiging van ernstige schade”: een duidelijk risico op ernstige schade in de nabije toekomst;

f)

„ernstige verslechtering”: een aanmerkelijke verstoring van een sector of bedrijfstak van de Unie;

g)

„dreigende ernstige verslechtering”: een duidelijk risico op ernstige verslechtering in de nabije toekomst;

h)

„overgangsperiode” voor een product waarvoor de lijst van de EU-partij, als opgenomen in bijlage 1 (Afschaffing van douanerechten) van de Overeenkomst („Lijst inzake tariefafschaffing”), voorziet in een tariefafschaffingsperiode van minder dan 10 jaar: 10 jaar na de datum van toepassing van de Overeenkomst; voor een product waarvoor de Lijst inzake tariefafschaffing voorziet in een tariefafschaffingsperiode van 10 jaar of meer: de in de Lijst inzake tariefafschaffing voor dat product vastgestelde tariefafschaffingsperiode plus 3 jaar;

i)

„Midden-Amerikaans land”: Costa Rica, El Salvador, Guatemala, Honduras, Nicaragua of Panama.

De dreiging van ernstige schade in de zin van de eerste alinea, onder e), wordt vastgesteld op basis van controleerbare feiten en niet louter op die van beweringen, gissingen of vage mogelijkheden. Bij de vaststelling of er sprake is van een dreiging van ernstige schade moet onder meer rekening worden gehouden met prognoses, ramingen en analyses op basis van de in artikel 5, lid 5, bedoelde factoren.

Artikel 2

Beginselen

1.   In overeenstemming met deze verordening kan een vrijwaringsmaatregel worden ingesteld wanneer een product van oorsprong uit een Midden-Amerikaans land, als gevolg van de verlaging of de afschaffing van de douanerechten op dat product, in dermate toegenomen hoeveelheden, in absolute zin of in verhouding tot de productie in de Unie, en onder zodanige voorwaarden wordt ingevoerd dat de bedrijfstak van de Unie ernstige schade ondervindt of dreigt te ondervinden.

2.   Een vrijwaringsmaatregel kan bestaan in:

a)

een opschorting van een verdere verlaging van het douanerecht op het betrokken product als voorzien in de Lijst inzake tariefafschaffing;

b)

verhoging van het douanerecht op het betrokken product tot een niveau dat niet hoger ligt dan het laagste van de volgende rechten:

het op het product toegepaste meestbegunstigingsdouanerecht dat geldt op het tijdstip waarop de maatregel wordt genomen, of

het op het product toegepaste meestbegunstigingsdouanerecht dat geldt op de dag die onmiddellijk voorafgaat aan de dag waarop de Overeenkomst in werking treedt.

3.   Een vrijwaringsmaatregel wordt niet toegepast binnen de grenzen van de bij de Overeenkomst toegekende preferentiële rechtenvrije tariefcontingenten.

Artikel 3

Toezicht

1.   De Commissie houdt toezicht op de ontwikkeling van de statistieken over de invoer van bananen uit Midden-Amerikaanse landen. Hiertoe werkt zij samen met de lidstaten en de bedrijfstak van de Unie en wisselt zij op gezette tijden informatie met hen uit.

2.   Op naar behoren gemotiveerd verzoek van de betrokken bedrijfstakken kan de Commissie overwegen het toepassingsgebied van de monitoring uit te breiden naar andere sectoren.

3.   De Commissie dient jaarlijks een controleverslag in bij het Europees Parlement en de Raad met bijgewerkte statistieken over de invoer uit Midden-Amerikaanse landen van bananen en de sectoren waarnaar het toezicht is uitgebreid.

4.   De Commissie dient toezicht uit te oefenen op de wijze waarop de in titel VIII van deel IV van de Overeenkomst vastgestelde sociale en ecologische normen door Midden-Amerikaanse landen worden nageleefd.

Artikel 4

Inleiding van een procedure

1.   Op verzoek van een lidstaat, van een rechtspersoon of van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid die optreedt namens de bedrijfstak van de Unie, of op initiatief van de Commissie, wordt een procedure geopend indien het de Commissie duidelijk is dat er, als vastgesteld op basis van de in artikel 5, lid 5, vermelde factoren, voldoende voorlopig bewijsmateriaal is om een onderzoek te rechtvaardigen.

2.   Het verzoek tot opening van een procedure bevat bewijs dat aan de voorwaarden voor het instellen van een vrijwaringsmaatregel van artikel 2, lid 1, is voldaan. Het verzoek bevat gewoonlijk de volgende informatie: het tempo en de omvang van de toename van de invoer van het betrokken product in absolute en relatieve cijfers, het door de toegenomen invoer veroverde deel van de interne markt, wijzigingen in de omvang van de verkoop, de productie, de productiviteit, de bezettingsgraad, winst en verlies en de werkgelegenheid.

3.   Een procedure kan ook worden geopend als de toename van de invoer geconcentreerd is in een of meer lidstaten of ultraperifere gebieden, mits er in overeenstemming met artikel 5, lid 5, voldoende voorlopig bewijsmateriaal is dat aan de voorwaarden voor de opening van een onderzoek is voldaan.

4.   Indien de invoer uit een Midden-Amerikaans land zich dusdanig ontwikkelt dat vrijwaringsmaatregelen noodzakelijk lijken, stelt een lidstaat de Commissie daarvan in kennis. Deze kennisgeving bevat het in overeenstemming met artikel 5, lid 5, beschikbare bewijsmateriaal.

5.   De Commissie verschaft informatie aan de lidstaten wanneer zij een verzoek tot het inleiden van een procedure heeft ontvangen of wanneer de Commissie overweegt een procedure op eigen initiatief in te leiden.

6.   Wanneer blijkt dat er voldoende voorlopig bewijsmateriaal in overeenstemming met artikel 5, lid 5, voorhanden is om de inleiding van een procedure te rechtvaardigen, leidt de Commissie de procedure in en maakt zij dit bekend door een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie. De procedure wordt ingeleid binnen een maand na ontvangst van het verzoek of de informatie door de Commissie overeenkomstig lid 1.

7.   Het in lid 6 bedoelde bericht:

a)

bevat een samenvatting van de ontvangen informatie en het verzoek de Commissie alle nuttige informatie toe te zenden;

b)

vermeldt de termijn waarbinnen belanghebbenden hun standpunt schriftelijk kenbaar kunnen maken en informatie kunnen verstrekken, zodat die standpunten en informatie bij de procedure in aanmerking kunnen worden genomen;

c)

vermeldt de termijn waarbinnen belanghebbenden kunnen vragen om overeenkomstig artikel 5, lid 9, door de Commissie te worden gehoord.

Artikel 5

Onderzoeken

1.   Na de inleiding van de procedure begint de Commissie met een onderzoek. De in lid 3 vermelde periode begint op de dag waarop het besluit om een onderzoek in te stellen in het Publicatieblad van de Europese Unie wordt bekendgemaakt.

2.   De Commissie kan de lidstaten verzoeken informatie te verstrekken en de lidstaten nemen alle nodige maatregelen om aan dit verzoek te voldoen. Als deze informatie van algemeen belang is en als zij niet vertrouwelijk is in de zin van artikel 12, wordt zij toegevoegd aan het niet-vertrouwelijke dossier als bedoeld in lid 8 van dit artikel.

3.   Het onderzoek wordt zo mogelijk binnen zes maanden na de opening ervan afgesloten. In uitzonderlijke omstandigheden, bijvoorbeeld bij de betrokkenheid van een ongewoon hoog aantal belanghebbenden of complexe marktsituaties, kan deze termijn met drie maanden worden verlengd. De Commissie informeert alle betrokken partijen over deze verlenging en legt de redenen daarvoor uit.

4.   De Commissie wint alle informatie in die zij nodig acht om conclusies te trekken ten aanzien van de in artikel 2, lid 1, genoemde voorwaarden, en tracht, in voorkomend geval, deze informatie te controleren.

5.   Bij het onderzoek evalueert de Commissie alle ter zake dienende factoren van objectieve en kwantificeerbare aard die van invloed zijn op de situatie van de bedrijfstak van de Unie, met name het tempo en de omvang van de toename van de invoer van het betrokken product in absolute en relatieve cijfers, het door de toegenomen invoer veroverde deel van de interne markt, wijzigingen in de omvang van de verkoop, de productie, de productiviteit, de bezettingsgraad, winst en verlies en de werkgelegenheid. Deze lijst is niet uitputtend en de Commissie kan bij haar vaststelling van ernstige schade of dreiging van ernstige schade ook rekening houden met andere relevante factoren, zoals de voorraden, de prijzen, het rendement van geïnvesteerd vermogen, de kasstroom en andere factoren die ernstige schade aan de bedrijfstak van de Unie toebrengen, kunnen hebben toegebracht of dreigen toe te brengen.

6.   Belanghebbenden die overeenkomstig artikel 4, lid 7, onder b), informatie hebben ingediend en de vertegenwoordigers van het betrokken Midden-Amerikaans land kunnen op schriftelijk verzoek inzage krijgen in alle informatie die de Commissie in het kader van het onderzoek heeft ontvangen, met uitzondering van door de autoriteiten van de Unie of haar lidstaten opgestelde interne documenten, voor zover deze informatie relevant is voor de presentatie van hun dossier, niet vertrouwelijk is in de zin van artikel 12 en door de Commissie bij het onderzoek wordt gebruikt. Belanghebbenden die informatie hebben ingediend, kunnen de Commissie hun standpunt over de informatie mededelen. Indien voldoende voorlopig bewijsmateriaal ter ondersteuning van deze standpunten aanwezig is, neemt de Commissie deze in aanmerking.

7.   De Commissie draagt er zorg voor dat alle gegevens en statistieken die voor het onderzoek worden gebruikt, beschikbaar, begrijpelijk, transparant en verifieerbaar zijn.

8.   Zodra het nodige technische kader hiervoor is ingesteld, zorgt de Commissie voor met een wachtwoord beveiligde onlinetoegang tot het niet-vertrouwelijke dossier dat zij beheert en via welk alle relevante, niet-vertrouwelijke informatie in de zin van artikel 12 wordt verspreid. Aan belanghebbenden, lidstaten en het Europees Parlement wordt toegang tot dit onlineplatform verleend.

9.   De Commissie hoort belanghebbenden, met name indien zij hierom binnen de in het Publicatieblad van de Europese Unie genoemde termijn schriftelijk hebben verzocht en daarbij hebben aangetoond dat het resultaat van het onderzoek waarschijnlijk werkelijk gevolgen voor hen zal hebben en dat er bijzondere redenen zijn om hen te horen.

De Commissie hoort belanghebbenden bij volgende gelegenheden als daarvoor bijzondere redenen zijn.

10.   Wanneer informatie niet binnen de door de Commissie gestelde termijn wordt verstrekt of wanneer het onderzoek ernstig wordt belemmerd, kan de Commissie op grond van de beschikbare gegevens conclusies beschikbaar maken. Indien de Commissie constateert dat een belanghebbende of een derde haar onjuiste of misleidende inlichtingen heeft verstrekt, laat zij deze buiten beschouwing en kan zij de beschikbare gegevens gebruiken.

11.   De Commissie stelt het betrokken Midden-Amerikaanse land schriftelijk in kennis van de opening van een onderzoek.

Artikel 6

Voorafgaande toezichtmaatregelen

1.   De Commissie kan voorafgaande toezichtsmaatregelen met betrekking tot invoer van oorsprong uit een Midden-Amerikaans land vaststellen indien:

a)

de invoer van een product van oorsprong zich zodanig ontwikkelt dat dit kan leiden tot een van de situaties als bedoeld in artikelen 2 en 4, of

b)

er een sterke schommeling van de invoer van bananen is, die zich concentreert in een of meer lidstaten, of op een of meer ultraperifere regio's van de Unie.

2.   De Commissie stelt voorafgaande toezichtmaatregelen vast volgens de raadplegingsprocedure als bedoeld in artikel 14, lid 2.

3.   Voorafgaande toezichtmaatregelen gelden gedurende beperkte tijd. Behoudens andersluidende bepalingen vervallen zij aan het einde van de tweede periode van zes maanden volgend op de eerste periode van zes maanden na hun invoering.

Artikel 7

Voorlopige vrijwaringsmaatregelen

1.   In kritieke omstandigheden worden voorlopige vrijwaringsmaatregelen toegepast wanneer vertraging moeilijk te herstellen schade zou veroorzaken, nadat op basis van de in artikel 5, lid 5, vermelde factoren voorlopig is vastgesteld dat er voldoende voorlopig bewijsmateriaal is voor een toename van de invoer van een product van oorsprong uit een Midden-Amerikaans land als gevolg van de verlaging of afschaffing van een douanerecht overeenkomstig de Lijst inzake tariefafschaffing, en dat dergelijke invoer ernstige schade veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor de bedrijfstak van de Unie.

De Commissie stelt voorlopige vrijwaringsmaatregelen vast volgens de raadplegingsprocedure als bedoeld in artikel 14, lid 2. In geval van dwingende en urgente redenen, inclusief het geval bedoeld in lid 2 van dit artikel, stelt de Commissie volgens de in artikel 14, lid 4, bedoelde procedure onmiddellijk toepasselijke voorlopige vrijwaringsmaatregelen vast.

2.   Als een lidstaat om een onmiddellijk optreden van de Commissie verzoekt en aan de voorwaarden van lid 1 is voldaan, neemt de Commissie binnen vijf werkdagen na de ontvangst van het verzoek een besluit.

3.   Voorlopige vrijwaringsmaatregelen zijn niet langer dan 200 kalenderdagen van toepassing.

4.   Indien de voorlopige vrijwaringsmaatregelen worden ingetrokken omdat uit het onderzoek blijkt dat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 2, lid 1, worden de douanerechten die uit hoofde van de voorlopige vrijwaringsmaatregelen zijn geïnd, automatisch terugbetaald.

5.   Voorlopige vrijwaringsmaatregelen zijn van toepassing op elk product dat na de datum van inwerkingtreding van deze maatregelen in het vrije verkeer wordt gebracht. Deze maatregelen vormen evenwel geen belemmering voor het vrije verkeer van producten die reeds op weg zijn naar de Unie, indien de bestemming van dergelijke producten niet kan worden gewijzigd.

Artikel 8

Beëindiging van onderzoeken en procedures zonder maatregelen

1.   Wanneer uit de definitief vastgestelde feiten blijkt dat niet aan de in artikel 2, lid 1, bedoelde voorwaarden is voldaan, stelt de Commissie overeenkomstig de onderzoeksprocedure bedoeld in artikel 14, lid 3, een besluit vast om het onderzoek en de procedure te beëindigen.

2.   De Commissie publiceert een verslag met haar bevindingen en gemotiveerde conclusies over alle relevante feitelijke en juridische kwesties, waarbij zij naar behoren rekening houdt met de bescherming van vertrouwelijke informatie in de zin van artikel 12.

Artikel 9

Definitieve vrijwaringsmaatregelen

1.   Wanneer uit de definitief vastgestelde feiten blijkt dat aan de in artikel 2, lid 1, bedoelde voorwaarden is voldaan, verwijst de Commissie de zaak voor onderzoek naar het Associatiecomité overeenkomstig artikel 116 van de Overeenkomst. Indien het Associatiecomité binnen 30 dagen na de verwijzing geen aanbeveling heeft gedaan of er geen bevredigende oplossing wordt gevonden, kan de Commissie een besluit vaststellen tot instelling van definitieve vrijwaringsmaatregelen overeenkomstig de onderzoeksprocedure bedoeld in artikel 14, lid 3.

2.   De Commissie publiceert een verslag met een samenvatting van de voor het besluit relevante concrete feiten en overwegingen, waarbij zij naar behoren rekening houdt met de bescherming van vertrouwelijke informatie in de zin van artikel 12.

Artikel 10

Duur en herziening van vrijwaringsmaatregelen

1.   Een vrijwaringsmaatregel blijft niet langer van kracht dan nodig is om ernstige schade aan de bedrijfstak van de Unie te voorkomen of te verhelpen en aanpassingen te vergemakkelijken. De maatregel mag niet langer dan twee jaar van toepassing zijn, tenzij deze overeenkomstig lid 3 wordt verlengd.

2.   Een vrijwaringsmaatregel blijft gedurende de verlengingstermijn van kracht totdat het onderzoek in verband met een eventuele verlenging overeenkomstig lid 3 is afgesloten.

3.   De aanvankelijke duur van een vrijwaringsmaatregel mag bij wijze van uitzondering met maximaal twee jaar worden verlengd, mits de maatregel nodig blijft om ernstige schade aan de bedrijfstak van de Unie te voorkomen of te verhelpen en er bewijzen zijn dat de bedrijfstak van de Unie zich aanpast.

4.   Een verlenging overeenkomstig lid 3 van dit artikel wordt voorafgegaan door een onderzoek op verzoek van een lidstaat, van een rechtspersoon of van een vereniging zonder rechtspersoonlijkheid die optreedt namens de bedrijfstak van de Unie, of op initiatief van de Commissie, indien er op basis van de in artikel 5, lid 5, bedoelde factoren voldoende voorlopig bewijsmateriaal is dat aan de in lid 3 van dit artikel neergelegde voorwaarden is voldaan.

5.   De opening van een onderzoek wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 4, leden 6 en 7. Het onderzoek naar en de eventuele beslissing over een verlenging krachtens lid 3 van dit artikel vindt plaats overeenkomstig de artikelen 5, 8 en 9.

6.   De totale duur van een vrijwaringsmaatregel, inclusief een eventuele voorlopige vrijwaringsmaatregel, bedraagt niet meer dan vier jaar.

7.   Na afloop van de overgangsperiode worden geen vrijwaringsmaatregelen toegepast, behalve met de toestemming van het desbetreffende Midden-Amerikaanse land.

8.   Ten aanzien van de invoer van een product waarop al eerder een vrijwaringsmaatregel van toepassing was, mag voordat een periode is verstreken die gelijk is aan de helft van de duur van de direct daaraan voorafgaande periode waarin de vrijwaringsmaatregel werd toegepast, niet opnieuw een vrijwaringsmaatregel worden toegepast.

Artikel 11

Ultraperifere gebieden van de Unie

Wanneer een product van oorsprong uit een Midden-Amerikaans land in dermate toegenomen hoeveelheden en onder zodanige voorwaarden wordt ingevoerd dat de economische situatie van één of verschillende ultraperifere gebieden van de Unie als genoemd in artikel 349 VWEU ernstig verslechtert of dreigt te verslechteren, kan overeenkomstig dit hoofdstuk een vrijwaringsmaatregel worden ingesteld.

Artikel 12

Vertrouwelijkheid

1.   De op grond van deze verordening ontvangen informatie wordt uitsluitend gebruikt voor het doel waarvoor zij werd gevraagd.

2.   Informatie van vertrouwelijke aard of op vertrouwelijke basis verstrekte informatie die op grond van deze verordening werd ontvangen, wordt niet bekendgemaakt zonder de uitdrukkelijke instemming van degene die de informatie heeft verstrekt.

3.   Bij elk verzoek om vertrouwelijke behandeling van informatie wordt aangegeven waarom deze vertrouwelijk is. Echter, indien degene die de informatie heeft verstrekt, verzoekt dat deze informatie publiek noch openbaar wordt gemaakt, in zijn geheel of in samengevatte vorm, en indien blijkt dat het verzoek om vertrouwelijke behandeling niet gegrond is, kan deze informatie buiten beschouwing worden gelaten.

4.   Informatie wordt in elk geval als vertrouwelijk beschouwd indien het waarschijnlijk is dat uit de bekendmaking ervan aanzienlijk nadeel voortvloeit voor degene die de informatie heeft verstrekt of van wie deze afkomstig is.

5.   De leden 1 tot en met 4 beletten de autoriteiten van de Unie niet algemene informatie te vermelden en in het bijzonder te verwijzen naar de motivering van de op grond van deze verordening genomen besluiten. Deze autoriteiten moeten echter rekening houden met het rechtmatige belang dat de betrokken natuurlijke personen en rechtspersonen erbij hebben dat hun zakengeheimen niet worden bekendgemaakt.

Artikel 13

Verslaglegging

1.   De Commissie dient bij het Europees Parlement en de Raad een jaarlijks verslag in over de toepassing, uitvoering en naleving van de verplichtingen uit hoofde van deel IV van de Overeenkomst en deze verordening.

2.   Het verslag omvat informatie over de vaststelling van voorlopige en definitieve maatregelen, voorafgaande toezichtmaatregelen, regionale toezichtmaatregelen en vrijwaringsmaatregelen en de beëindiging van onderzoeken en procedures zonder maatregelen.

3.   Het verslag omvat informatie over de activiteiten van de diverse instanties die bevoegd zijn voor het toezicht op de uitvoering van de Overeenkomst, over de naleving van de verplichtingen uit hoofde van titel VIII van deel IV van de Overeenkomst en over de activiteiten met adviesgroepen uit het maatschappelijk middenveld.

4.   Het verslag geeft een samenvatting van de statistieken en de ontwikkeling van de handel met Midden-Amerika en omvat actuele statistieken over de invoer van bananen uit Midden-Amerika.

5.   Het Europees Parlement kan binnen een maand na de indiening van haar verslag de Commissie op een ad-hocvergadering van zijn bevoegde commissie uitnodigen om alle aspecten met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de verordening uiteen te zetten en toe te lichten.

6.   Uiterlijk drie maanden na de indiening van haar verslag aan het Europees Parlement en de Raad maakt de Commissie het verslag openbaar.

Artikel 14

Comitéprocedure

1.   De Commissie wordt bijgestaan door het comité dat is ingesteld bij artikel 4, lid 1, van Verordening (EG) nr. 260/2009 van de Raad van 26 februari 2009 betreffende de gemeenschappelijke invoerregeling (4) („het Comité”). Het Comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

4.   Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met artikel 4 daarvan, van toepassing.

5.   Het Comité kan kwesties in verband met de toepassing van deze verordening onderzoeken die door de Commissie of op verzoek van een lidstaat aan de orde worden gesteld. De lidstaten mogen om informatie verzoeken en mogen van gedachten wisselen in het comité of rechtstreeks met de Commissie.

HOOFDSTUK II

STABILISATIEMECHANISME VOOR BANANEN

Artikel 15

Stabilisatiemechanisme voor bananen

1.   Voor bananen van oorsprong uit Midden-Amerika, ingedeeld onder code 0803 00 19 van de Gecombineerde Nomenclatuur (verse bananen met uitzondering van „plantains”) en opgenomen in categorie „ST” in de Lijst inzake tariefafschaffing, geldt tot 31 december 2019 een stabilisatiemechanisme.

2.   Een afzonderlijk jaarlijks drempelvolume voor de invoer wordt vastgesteld voor de invoer van producten bedoeld in lid 1, als aangegeven in de tabel in de bijlage. De invoer van de in lid 1 bedoelde producten tegen het preferentiële douanerecht wordt onderworpen, in aanvulling op het bewijs van oorsprong zoals vastgesteld in bijlage II (betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en methoden van administratieve samenwerking) van de Overeenkomst, aan de overlegging van een uitvoercertificaat dat is uitgegeven door de bevoegde autoriteit van de republiek van het Midden-Amerikaanse land waaruit de producten worden uitgevoerd. Zodra het drempelvolume voor een Midden-Amerikaans land tijdens het desbetreffende kalenderjaar wordt bereikt, stelt de Commissie, overeenkomstig de in artikel 14, lid 4, bedoelde spoedprocedure, een uitvoeringshandeling vast waarbij zij hetzij het preferentiële douanerecht dat wordt toegepast op producten van de desbetreffende oorsprong tijdens datzelfde jaar tijdelijk opschort voor een periode van niet meer dan drie maanden, die het eind van het kalenderjaar niet mag overschrijden, hetzij bepaalt dat een dergelijke opschorting niet passend is.

3.   Wanneer zij besluit of er maatregelen moeten worden getroffen overeenkomstig lid 2, houdt de Commissie rekening met de gevolgen van de betreffende invoer op de situatie van de markt voor bananen in de Unie. Bij deze beoordeling worden factoren betrokken als de gevolgen van de betreffende invoer voor het prijspeil in de Unie, de ontwikkeling van de invoer uit overige bronnen en de algehele stabiliteit van de markt in de Unie.

4.   Indien de Commissie beslist om het geldende preferentiële douanerecht te schorsen, past zij het basisdouanerecht toe, of het meestbegunstigingsrecht dat geldt op het tijdstip waarop deze maatregel wordt genomen, indien dat lager is.

5.   Indien de Commissie de in leden 2 en 4 bedoelde maatregelen neemt, pleegt zij onmiddellijk overleg met het betrokken Midden-Amerikaanse land of landen om de situatie op basis van beschikbare feiten te analyseren en te evalueren.

6.   De toepassing van het stabilisatiemechanisme als vastgelegd in dit hoofdstuk laat de toepassing van maatregelen als bedoeld in hoofdstuk I onverlet. Maatregelen die zijn vastgesteld krachtens bepalingen uit beide hoofdstukken, kunnen evenwel niet tegelijkertijd worden toegepast.

7.   De in de leden 2 en 4 bedoelde maatregelen gelden gedurende de periode die op 31 december 2019 afloopt.

HOOFDSTUK III

UITVOERINGSBEPALINGEN

Artikel 16

Uitvoeringsbepalingen

Voor de vaststelling van de nodige uitvoeringsbepalingen voor de toepassing van de regels van de aanhangsel 2A van bijlage II bij de Overeenkomst („betreffende de definitie van het begrip ‧producten van oorsprong‧ en methoden van administratieve samenwerking”), en aanhangsel 2 van bijlage I bij de Overeenkomst („Afschaffing van douanerechten”) is artikel 247 bis van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van toepassing.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 17

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van de datum van toepassing van de Overeenkomst als bepaald in artikel 353 van de Overeenkomst. De datum van toepassing van de Overeenkomst wordt in een bericht in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 15 januari 2013.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

L. CREIGHTON


(1)  Standpunt van het Europees Parlement van 11 december 2012 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 20 december 2012.

(2)  PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13.

(3)  PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1.

(4)  PB L 84 van 31.3.2009, blz. 1.


BIJLAGE

Tabel inzake reactievolumes voor de toepassing van het stabilisatiemechanisme voor bananen als voorzien in aanhangsel 3 van bijlage I bij de Overeenkomst

Jaar

Reactievolume (ton)

Costa Rica

Panama

Honduras

Guatemala

Nicaragua

El Salvador

Tot 31 december 2010

1 025 000

375 000

50 000

50 000

10 000

2 000

1.1-31.12.2011

1 076 250

393 750

52 500

52 500

10 500

2 100

1.1-31.12.2012

1 127 500

412 500

55 000

55 000

11 000

2 200

1.1-31.12.2013

1 178 750

431 250

57 500

57 500

11 500

2 300

1.1-31.12.2014

1 230 000

450 000

60 000

60 000

12 000

2 400

1.1-31.12.2015

1 281 250

468 750

62 500

62 500

12 500

2 500

1.1-31.12.2016

1 332 500

487 500

65 000

65 000

13 000

2 600

1.1-31.12.2017

1 383 750

506 250

67 500

67 500

13 500

2 700

1.1-31.12.2018

1 435 000

525 000

70 000

70 000

14 000

2 800

1.1-31.12.2019

1 486 250

543 750

72 500

72 500

14 500

2 900

1.1.2020 en daarna

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing

Niet van toepassing


VERKLARING VAN DE COMMISSIE

De Commissie is tevreden met het akkoord dat het Europees Parlement en de Raad in eerste lezing hebben bereikt over Verordening (EU) nr. 20/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 tot uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausule en het stabilisatiemechanisme voor bananen in de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Midden-Amerika, anderzijds (1).

Zoals in Verordening (EU) nr. 20/2013 wordt beoogd, zal de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een jaarlijks verslag indienen over de uitvoering van deel IV van de Overeenkomst, en zij is bereid alle problemen die voortvloeien uit de uitvoering van deel IV van de Overeenkomst te bespreken met de verantwoordelijke commissie van het Europees Parlement.

De Commissie zal bijzonder belang hechten aan de effectieve uitvoering van de in de Overeenkomst vervatte verbintenissen inzake handel en duurzame ontwikkeling, rekening houdend met de specifieke informatie die wordt verstrekt door de bevoegde toezichtsorganen van de fundamentele overeenkomsten van de Internationale Arbeidsorganisatie en de multilaterale milieuovereenkomsten die zijn opgenomen in titel VIII van deel IV van de Overeenkomst. In dit verband zal de Commissie ook peilen naar de standpunten van de relevante adviesgroepen uit het maatschappelijk middenveld.

Na het verstrijken van het stabilisatiemechanisme voor bananen op 31 december 2019 zal de Commissie de situatie van de bananenmarkt van de Unie en de toestand van de bananenproducenten van de Unie evalueren. De Commissie zal haar bevindingen rapporteren aan het Europees Parlement en de Raad en zal daarbij een voorlopige evaluatie maken van de werking van het „Programme d'Options Spécifiques à l'Éloignement et l'Insularité” (POSEI) bij de instandhouding van de bananenproductie in de Unie.


(1)  Zie bladzijde 13 van dit Publicatieblad.


GEZAMENLIJKE VERKLARING

Het Europees Parlement en de Commissie zijn het eens over het belang van nauwe samenwerking bij het toezicht op de uitvoering van deel IV van de Overeenkomst en Verordening (EU) nr. 20/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 15 januari 2013 tot uitvoering van de bilaterale vrijwaringsclausule en het stabilisatiemechanisme voor bananen in de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Midden-Amerika, anderzijds. Met het oog hierop komen zij het volgende overeen (1):

Op verzoek van de verantwoordelijke commissie van het Europees Parlement brengt de Commissie bij haar verslag uit over de specifieke problemen in verband met de uitvoering door de Midden-Amerikaanse landen van hun verbintenissen inzake handel en duurzame ontwikkeling.

Als het Europees Parlement een aanbeveling goedkeurt om een vrijwaringsonderzoek te openen, zal de Commissie zorgvuldig onderzoeken of aan de in Verordening (EU) nr. 20/2013 opgenomen voorwaarden voor een opening ambtshalve is voldaan. Als de Commissie van mening is dat dit niet het geval is, dient zij een verslag in bij de bevoegde commissie van het Europees Parlement met een toelichting van alle factoren die voor de opening van een onderzoek relevant zijn.


(1)  Zie bladzijde 13 van dit Publicatieblad.