29.11.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 319/8


BESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 3 oktober 2012

betreffende steunmaatregel SA.23600 — C 38/08 (ex NN 53/07) — Duitsland

Financiering van de luchthaven van München, terminal 2

(Kennisgeving geschied onder nummer C(2012) 5047)

(Slechts de tekst in de Duitse taal is authentiek)

(Voor de EER relevante tekst)

(2013/693/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 2, eerste alinea (1),

Gezien de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, en met name artikel 62, lid 1, onder a),

Na de belanghebbenden overeenkomstig de genoemde artikelen (2) te hebben aangemaand hun opmerkingen te maken, en gezien deze opmerkingen,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   PROCEDURE

(1)

Bij schrijven van 3 november 2005 heeft Ryanair Ltd. (hierna „de klager” of „Ryanair” genoemd) een klacht ingediend over de financiering van de bouw van terminal 2 op de luchthaven van München en over de overeenkomsten die het Duitse Lufthansa AG (hierna „LH” genoemd) en Flughafen München GmbH (hierna „FMG” genoemd) hebben gesloten met betrekking tot het exclusieve gebruik van deze terminal. De klager beweerde onder meer dat het toekennen van financiële middelen voor de bouw van terminal 2 door de aandeelhouders van FMG (overheidsinstanties) niet in overeenstemming was met het beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie en dat de exclusieve rechten van LH en zijn Star Alliance-partners om terminal 2 te gebruiken de twee jaar daarvoor bij FMG tot een verlies van meer dan 100 miljoen EUR hadden geleid. Om deze redenen voerde Ryanair aan dat de betrokken maatregelen onrechtmatige en met de interne markt onverenigbare staatssteun vormden, waardoor economische voordelen aan LH werden toegekend.

(2)

De Commissie heeft Duitsland bij schrijven van 18 november 2005, 31 juli 2006, 6 juni 2007 en 3 oktober 2007 nadere informatie met betrekking tot de klacht gevraagd. De Duitse autoriteiten hebben bij brief van 18 januari 2006, 8 augustus 2006, 28 augustus 2007, 17 september 2007, 21 september 2007, 29 november 2007 en 13 februari 2008 geantwoord. Op 10 oktober 2007 vond een bijeenkomst plaats tussen de Commissie en Duitsland.

(3)

Bij schrijven van 31 juli 2007 heeft de klager overeenkomstig artikel 265, lid 2, VWEU formeel geklaagd over het feit dat de Commissie had verzuimd zijn klacht te onderzoeken. Op 15 november 2007 stelde de klager bij het Gerecht van de Europese Unie een beroep wegens nalaten in (3).

(4)

Bij schrijven van 23 juli 2008 lichtte de Commissie Duitsland in over haar besluit om met betrekking tot de leningen nr. 1, 5, 6, 7, 9, 10, 16, 17, 20, 21 en 23, die door KfW Bankengruppe, Bayerische Landesbank en LfA Förderbank Bayern (hierna „LfA” genoemd) aan FM Terminal 2 Immobilien-Verwaltungsgesellschaft mbH en aan Terminal 2 Betriebsgesellschaft mbH werden verstrekt, alsook met betrekking tot de door FM Terminal 2 Immobilien-Verwaltungsgesellschaft mbH aan FMG betaalde huur voor een perceel grond op de luchthaven van München, een procedure in de zin van artikel 108, lid 2, VWEU in te leiden (hierna „besluit tot inleiding van de procedure” genoemd).

(5)

Bij brief van 31 juli 2008 verzocht Duitsland om een verlenging van de antwoordtermijn; de Commissie heeft met dit verzoek ingestemd. Op vraag van Duitsland had op 12 september 2008 een bijeenkomst plaats. Duitsland deelde zijn standpunt op 6 november 2008 mee.

(6)

Op 12 november 2008 werd een rectificatie van het besluit tot inleiding van de procedure aangenomen.

(7)

Het besluit tot inleiding van de procedure is op 10 januari 2009 in het Publicatieblad van de Europese Unie  (4) bekendgemaakt. De Commissie heeft de belanghebbenden opgeroepen om binnen één maand vanaf de datum van publicatie hun opmerkingen kenbaar te maken.

(8)

De Commissie heeft opmerkingen van Ryanair ontvangen. Bij schrijven van 17 februari 2009 heeft zij deze opmerkingen aan Duitsland doorgezonden. Duitsland kreeg de gelegenheid binnen één maand zijn opmerkingen te maken. Op 1 april 2009 verzocht Duitsland om een verlenging van de antwoordtermijn; de Commissie heeft met dit verzoek ingestemd. Duitsland deelde zijn standpunt op 30 april 2009 mee.

(9)

Op 19 mei 2011 heeft het Gerecht zijn arrest gegeven in het door Ryanair ingestelde beroep wegens nalaten (5).

(10)

Bij brief van 30 april 2012 heeft de Commissie om nadere inlichtingen over de leningen nr. 17 en 20 verzocht. Duitsland antwoordde bij schrijven van 30 mei 2012.

(11)

De Commissie heeft bij brief van 23 juli 2012 nadere informatie gevraagd. Duitsland antwoordde bij schrijven van 16 augustus 2012.

2.   BESCHRIJVING VAN DE FEITEN EN REDENEN VOOR HET INLEIDEN VAN DE PROCEDURE

2.1.   AANLEIDING VOOR HET ONDERZOEK

(12)

Omdat al enkele jaren na het opstarten in 1992 duidelijk werd dat de luchthaven van München door de grote toename van het passagiersverkeer zijn capaciteitsgrens eerder dan verwacht zou bereiken, werd besloten om een tweede terminal op de luchthaven van München te bouwen. Op 15 juli 1998 ondertekenden FMG (6) en LH (7) een „Memorandum of Understanding” (memorandum van overeenstemming) voor de bouw en exploitatie van terminal 2 (de nieuwe terminal op de luchthaven van München).

(13)

Zoals bepaald in het Memorandum of Understanding, hebben FMG en LH voor de bouw en de exploitatie van de terminal ondernemingen opgericht die hun gezamenlijke eigendom waren (hierna „T2-ondernemingen” genoemd):

a)

FM Terminal 2 Immobilien-Verwaltungsgesellschaft mbH (hierna „Immo T2” genoemd): een vastgoedholding. De aandelen zijn eigendom van FMG en LH in een 60/40-verhouding. Immo T2 was belast met de bouw van terminal 2 en verhuurt het gebouw van terminal 2 via een langetermijnhuurovereenkomst aan Terminal 2 Betriebsgesellschaft mbH.

b)

Terminal 2 Betriebsgesellschaft mbH (hierna „T2-Betriebsgesellschaft” genoemd): verantwoordelijk voor de exploitatie en het beheer van terminal 2. De aandelen van T2-Betriebsgesellschaft zijn eigendom van FMG en LH, eveneens in een 60/40-verhouding.

(14)

Volgens het Memorandum of Understanding dragen FMG en LH de risico's van de T2-ondernemingen in verhouding tot hun aandelen. FMG en LH hebben met de T2-ondernemingen overeenkomsten tot winst- en verliesoverdracht gesloten. FMG en LH staan overeenkomstig hun aandelenbezit (60/40) in voor verliezen. Naar Duits recht zijn FMG en LH dus aansprakelijk voor alle verbintenissen die de T2-ondernemingen tijdens de looptijd van de overeenkomsten tot winst- en verliesoverdracht zijn aangegaan. Voor verplichtingen die werden aangegaan vóór het einde van de looptijd van deze overeenkomsten blijft deze aansprakelijkheid ook daarna bestaan.

(15)

De investeringskosten voor de bouw van terminal 2 op de luchthaven van München bedroegen in totaal ongeveer […] (8) EUR. De T2-ondernemingen hebben het project deels met eigen middelen (kapitaalinbreng van FMG en LH) en deels met leningen gefinancierd. Voor de financiering van het project Terminal 2 hebben drie Duitse staatsbanken (KfW Bankengruppe (9), Bayerische Landesbank (10) en LfA Förderbank Bayern (11)) de T2-ondernemingen langetermijnleningen van in totaal […] EUR toegekend. Beide T2-ondernemingen zijn partijen bij alle leningsovereenkomsten.

2.2.   OMVANG VAN DE FORMELE ONDERZOEKSPROCEDURE EN ONDERZOCHTE MAATREGELEN

(16)

In haar besluit tot inleiding van de procedure is de Commissie tot de conclusie gekomen dat de kapitaalinvesteringen van FMG en LH en het exclusieve gebruik van terminal 2 door LH geen staatssteun vormen.

(17)

Wat betreft de leningen die door KfW, BayernLB en LfA voor de bouw van terminal 2 aan de T2-ondernemingen werden verstrekt, was de Commissie van oordeel dat de leningen nr. 2, 3, 4, 11, 12, 13, 14, 15, 18, 19 en 22 geen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, vormen.

(18)

In het besluit tot inleiding van de procedure werden de volgende vragen gesteld:

1)

Zijn de aan de T2-ondernemingen verstrekte leningen nr. 1, 5, 6, 7, 9, 10, 16, 17, 20, 21 en 23 en de overeenkomst voor het gebruik van de percelen nr. 4935/3 en 4881 aan de staat toe te rekenen?

2)

Werden de leningen nr. 1, 5, 6, 7, 9, 10, 16, 17, 20, 21 en 23 op marktvoorwaarden aan de T2-ondernemingen toegekend? Dit zou betekenen dat deze geen staatssteunelementen inhouden. Zo niet, kan dergelijke staatssteun als verenigbaar met de interne markt worden beschouwd?

3)

Is de huur die Immo T2 aan FMG betaalt, waardoor Immo T2 van FMG het recht krijgt de percelen nr. 4935/3 en 4881 met een totale oppervlakte van ongeveer 170 000 m2 te gebruiken en daar terminal 2 te bouwen, in overeenstemming met de marktprijs?

2.2.1.   Leningen aan de T2-ondernemingen

(19)

Dit besluit heeft enkel betrekking op de in het besluit tot inleiding van de procedure vermelde leningen nr. 1, 5, 6, 7, 9, 10, 16, 17, 20, 21 en 23 die door KfW en BayernLB werden verstrekt.

(20)

De rentetarieven van alle in overweging 19 genoemde leningen werden in de betrokken leningsovereenkomsten vastgelegd. Het basispercentage werd bepaald op basis van de looptijdafhankelijke interbancaire rente die de dag waarop het rentetarief werd vastgesteld om 11 uur (plaatselijke tijd München resp. Frankfurt) in het Reuters-informatiesysteem op de bladzijde DGZF werd bekendgemaakt (rendement op de langlopende staatsobligaties van DekaBank). De risico-opslagen werden in de betrokken leningsovereenkomsten vastgelegd.

(21)

De leningen nr. 5, 6 en 7 werden in het kader van het KfW-infrastructuurprogramma toegekend in overeenstemming met de leningsovereenkomst van […] ter bevordering van de aanleg van de infrastructuur vanuit het oogpunt van de regionale en economische ontwikkeling. De rentetarieven voor de leningen nr. 5, 6 en 7 werden voor 10 jaar vastgelegd. Na afloop van de rentevaste periode van deze leningen (2009 tot 2011) worden de rentetarieven aan de gepubliceerde referentievoet van de Commissie aangepast. De in de leningsovereenkomst vastgestelde risico-opslag blijft ongewijzigd.

(22)

Volgens een leningsovereenkomst van 13 september 2000 gelden voor de leningen nr. 1, 9, 10, 16, 21 en 23 de volgende risico-opslagen (in basispunten, hierna „bps” genoemd), die voor de volledige looptijd van de leningsovereenkomst werden vastgesteld:

a)

BayernLB: […]

b)

KfW: […]

(23)

In juli 2003 sloten BayernLB en KfW naast de leningsovereenkomst van 13 september 2000 nog een leningsovereenkomst af om de behoefte aan aanvullende financiering voor terminal 2 door de gestegen bouwkosten te dekken. Het basispercentage werd bepaald op basis van de looptijdafhankelijke interbancaire rente die de dag waarop het rentetarief werd vastgesteld om 11 uur (plaatselijke tijd München resp. Frankfurt) in het Reuters-informatiesysteem op de bladzijde DGZF werd bekendgemaakt (rendement op de langlopende staatsobligaties van DekaBank). Op basis van deze herziening werden de rentemarges voor de leningen nr. 17 en 20 op […] vastgesteld (12).

(24)

De T2-ondernemingen stelden de volgende zakelijke zekerheden voor de leningen en kredietfaciliteiten:

a)

[…];

b)

[…];

c)

[…];

d)

[…].

(25)

Daarnaast behielden de banken zich het recht voor de leningsovereenkomsten te beëindigen indien:

a)

de overeenkomsten tot winst- en verliesoverdracht tussen de T2-ondernemingen en hun aandeelhouders (FMG en LH) worden beëindigd of in het nadeel van de banken worden gewijzigd;

b)

de deelstaat Beieren, Duitsland en de stad München (apart of samen) het absolute meerderheidsbelang in het kapitaal en/of de meerderheid van de stemrechten in FMG verliezen; of

c)

de deelneming en/of de stemrechten van de deelstaat Beieren in FMG tot 25 % of minder teruglopen.

(26)

In het licht van de in de overwegingen 20 tot en met 25 vermelde feiten twijfelde de Commissie of de voorwaarden waarop de leningen nr. 1, 5, 6, 7, 9, 10, 16, 17, 20, 21 en 23 door de openbare stimuleringsbanken KfW en LfA en de staatsbank BayernLB aan de T2-ondernemingen werden toegekend, onder normale marktvoorwaarden waren verkregen. Deze conclusie was hoofdzakelijk gebaseerd op het feit dat de voor deze leningen berekende rentetarieven lager leken te zijn dan de referentiepercentages die voortvloeien uit de toepassing van de Mededeling van de Commissie betreffende de geldende bij terugvordering van staatssteun toe te passen rentetarieven en de referentie- en disconteringspercentages voor 15 lidstaten, van toepassing vanaf 1 januari 2005, en de vroegere bij terugvordering van staatssteun toe te passen rentetarieven en de referentie- en disconteringspercentages van toepassing sinds 1 augustus 1997 (13) (hierna „de mededeling van de Commissie van 2005” genoemd).

(27)

De mededeling van de Commissie van 2005 werd vervangen door de Mededeling van de Commissie van 12 december 2007 over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (14) (hierna „mededeling referentiepercentages 2008” genoemd). Volgens deze mededeling moet bij het bepalen van de risico-opslagen rekening worden gehouden met de rating (kredietwaardigheid) van de onderneming in kwestie en met de beschikbare zekerheden. De Commissie was van mening dat de rating van de moederondernemingen FMG en LH in dit geval van belang is. In haar voorlopige beoordeling verklaarde de Commissie dat de rentetarieven voor de leningen in het licht van de ratings van beide ondernemingen lager leken te zijn dan de rentetarieven die voortvloeien uit de toepassing van de mededeling referentiepercentages 2008.

(28)

De voorwaarden waarop de leningen nr. 1, 5, 6, 7, 9, 10, 16, 17, 20, 21 en 23 werden toegekend, leken daardoor gunstiger te zijn dan de referentiewaarde die de Commissie op grond van de mededeling referentiepercentages 2008 voor het markttarief had bepaald.

(29)

Voorts gaf de Commissie aan dat zij twijfelde of de steunmaatregelen aan de staat toerekenbaar zijn. Voor de door BayernLB en LfA toegekende leningen lijkt het dat de instemming van de raad van bestuur niet vereist was.

2.2.2.   Overeenkomst tussen FMG en Immo T2 inzake het gebruik van het perceel

(30)

Op 30 maart 2000 hebben FMG en Immo T2 een overeenkomst gesloten waardoor Immo T2 van FMG het recht kreeg de percelen nr. 4935/3 en 4881 met een totale oppervlakte van ongeveer 170 000 m2 te gebruiken en daar terminal 2 te bouwen.

(31)

Als tegenprestatie betaalt Immo T2 jaarlijks […] huur, exclusief btw (ongeveer […] EUR), voor het exclusieve gebruiksrecht. Deze huur wordt vanaf de ingebruikneming van terminal 2 aan het einde van elk kwartaal betaald. Rekening houdend met wijzigingen van de vastgoedprijzen en rentetarieven wordt het bedrag van de jaarlijkse huur na […] jaar geëvalueerd en indien nodig aangepast.

(32)

De duur van de overeenkomst bedraagt […] jaar. […]

(33)

Met betrekking tot de overeenkomst inzake het gebruik van het perceel kon de Commissie niet uitsluiten dat de door Immo T2 aan FMG betaalde huur voor het perceel waarop terminal 2 werd gebouwd, de marktprijs is.

(34)

Voorts gaf de Commissie aan dat zij betwijfelde of de steunmaatregelen aan de staat toerekenbaar zijn. De Commissie had geen gegevens over de vraag of de openbare aandeelhouders van FMG betrokken waren bij de sluiting van de overeenkomst inzake het gebruik van het perceel.

2.2.3.   Verenigbaarheid met de interne markt van de mogelijke staatssteun aan de T2-ondernemingen

(35)

De Commissie heeft onderzocht of de in overweging 31 vermelde huur en de in overweging 19 vermelde leningen met de interne markt verenigbaar waren, voor zover deze staatssteun vormden. Met name de leningen nr. 16, 17, 20, 21 en 23 leken exploitatiesteun te omvatten, waardoor het onwaarschijnlijk is dat deze voldoen aan de voorwaarden om in de zin van artikel 107, lid 2 en lid 3, VWEU als uitzonderingen op het algemene verbod op staatssteun te worden beschouwd.

3.   OPMERKINGEN VAN DUITSLAND

3.1.   REIKWIJDTE VAN DE ONDERZOEKSPROCEDURE EN HET BEGRIP ECONOMISCHE ACTIVITEIT VAN DE T2-ONDERNEMINGEN

(36)

Allereerst maakt Duitsland opmerkingen over het begrip economische activiteit van de T2-ondernemingen en op de toepasbaarheid van artikel 107, lid 1, VWEU erop, als uitgelegd in het arrest van het Gerecht in de zaak Aéroports de Paris  (15).

(37)

Duitsland wijst erop dat BayernLB, die later de rol van leidende bank voor de toekenning van de leningen in kwestie op zich heeft genomen, reeds op 2 december 1998 een bindende toezegging van een lening voor de financiering van de T2-ondernemingen had gedaan. Duitsland verklaart daarnaast dat de voorwaarden van alle door KfW, LfA en BayernLB toegekende leningen op deze toezegging waren gebaseerd, waarin de voorwaarden voor de leningsovereenkomsten dus al definitief werden bepaald. De voorwaarden van de leningen nr. 5, 6 en 7 werden onherroepelijk vastgesteld in de leningsovereenkomst van 31 augustus 1999 en de voorwaarden van de leningen nr. 1, 9, 10, 16, 21 en 23 in de leningsovereenkomst van 13 september 2000. Beide leningsovereenkomsten werden reeds vóór het arrest in de zaak Aéroports de Paris onherroepelijk gesloten. Voorts werd de overeenkomst inzake het gebruik van het perceel op 30 maart 2000, d.w.z. eveneens vóór het arrest van het Gerecht in de zaak Aéroports de Paris, ondertekend.

(38)

Bijgevolg kan ook enkel in het licht van de destijds geldende voorwaarden beoordeeld worden of de risico-opslagen met de marktvoorwaarden overeenstemden. Voorts werden de exploitatie en de bouw van de luchthaven toen niet als economische activiteit beschouwd, omdat luchthavens niet binnen het toepassingsgebied van artikel 107, lid 1, VWEU vielen.

3.2.   DE VRAAG OF DE LENINGEN AAN DE T2-ONDERNEMINGEN STEUN VORMEN

3.2.1.   Marktconformiteit van bankleningen

(39)

Met betrekking tot de aan de T2-ondernemingen toegekende leningen maakt Duitsland eerst opmerkingen over het geschikte kader voor de beoordeling van de marktconformiteit van de leningen. Duitsland is het er niet mee eens dat deze beoordeling op basis van de mededeling van de Commissie van 2005 gebeurt. Het is niet passend de totale rente over de afzonderlijke aan de T2-ondernemingen toegekende leningen met de referentievoet van de Commissie te vergelijken. Het verdient de voorkeur de dienovereenkomstige risico-opslagen te onderzoeken en met de desbetreffende marktreferentie te vergelijken. De basisrente fluctueert van dag tot dag, maar de betrokkenen kunnen hierop geen invloed uitoefenen. In plaats daarvan zou de Commissie daarom marktvergelijkingsgegevens als referentie voor de risico-opslagen moeten gebruiken, omdat particuliere schuldeisers bij het sluiten van leningsovereenkomsten in de regel geen rekening houden met de in de mededeling van de Commissie van 2005 vermelde marges. Daarnaast voert Duitsland aan dat in de mededeling referentiepercentages 2008 de tekortkomingen van de mededeling van de Commissie van 2005 worden erkend, omdat deze nieuwe mededeling ook de kredietwaardigheid van de kredietnemer en de gestelde zekerheden in aanmerking neemt.

(40)

Volgens Duitsland is het evenmin nodig de mededeling referentiepercentages 2008 toe te passen, aangezien de Commissie zich bij haar onderzoek beter op marktreferenties zou baseren wanneer marktvergelijkingsgegevens beschikbaar zijn. Anderzijds zou het concurrentievermogen van openbare kredietinstellingen ernstig in gevaar komen, omdat de concrete voorwaarden uiteindelijk enkel nog op basis van de referentievoet van de Commissie en niet meer op basis van de werkelijke marktverhoudingen kunnen worden bepaald.

(41)

Voorts voert Duitsland aan dat de voorwaarden waaronder de leningen in kwestie zijn toegekend, terug te voeren zijn op de zeer goede rating en de zeer hoge kredietwaardigheid van FMG en LH. In dit verband moet de kredietwaardigheid op het niveau van FMG en LH beoordeeld worden, want in het geval van overeenkomsten tot winst- en verliesoverdracht tussen moeder- en dochterondernemingen, is het bij banken zeer gebruikelijk dat enkel met de kredietwaardigheid van de moederondernemingen rekening wordt gehouden.

(42)

Duitsland wijst erop dat het ratingbureau Standard & Poor's LH van 2001 tot en met 2003 een BBB+-rating (16) heeft gegeven. Als onderneming die volledig in handen van de overheid is, beschikt FMG niet over een externe rating. Duitsland vergelijkt de financiële situatie van FMG met die van de luchthaven Schiphol, die ook volledig in handen van de overheid is en van kredietbeoordelaar Standard & Poor's een rating tussen A (17) en AA (18) heeft gekregen. Daarnaast heeft FMG in 2006 van een internationaal consortium van in totaal 21 staatsbanken en particuliere banken een niet door zekerheden gedekt consortiaal krediet van […] EUR ontvangen. In het bijhorende memorandum heeft FMG een […]-rating (19) gekregen.

(43)

Duitsland betoogt dat, in tegenstelling tot het aan FMG toegekende consortiale krediet, voor de leningen in kwestie aanzienlijke zekerheden zijn gesteld. Er moet worden opgemerkt dat naast de in het besluit tot in leiding van de procedure vermelde zekerheden, de leningen ook worden gedekt door […]. Dit toont aan dat de risico-opslag van de leningen in kwestie nog kleiner is dan van het consortiale krediet, waarvan de marges tussen […] en […] bps bedroegen.

(44)

Duitsland verklaart verder dat geen andere zekerheden zijn gesteld dan die welke in overweging 40 en overweging 45 van het besluit tot inleiding van de procedure zijn vermeld. Volgens Duitsland bedroeg de waarde […] op 31 december 2002 […] EUR en de waarde van de dienovereenkomstige verplichtingen […] EUR. Duitsland verklaart voorts dat de waarde van de als zekerheid […] op 31 december 2003 opgelopen was tot […] EUR en de waarde van de dienovereenkomstige verplichtingen […] EUR bedroeg. Noch FMG, noch LH of de aandeelhouders van FMG hadden verdere garanties geboden.

(45)

Wat betreft de vergelijkbaarheid van de voorwaarden van de betrokken leningen met de leningemissies van Deutsche Telekom AG, Bayer AG, Volkswagen AG en Deutsche Börse AG, bleek uit de ratings van deze ondernemingen dat hun economische situatie volledig vergelijkbaar is met die van FMG en LH. De door Duitsland aangegeven ratings van deze ondernemingen worden in tabel 1 samengevat:

Tabel 1

Ratings van de door Duitsland genoemde referentieondernemingen

Onderneming

Rating (lange termijn) Standard & Poor's

Rating (lange termijn) Moody's

Deutsche Telekom AG

BBB+

Baa1

Bayer AG

A–

A3

Volkswagen AG

A–

A3

Deutsche Börse AG

AA

n.v.t.

(46)

Duitsland verwijst daarnaast naar de gemiddelde risico-opslagen (in basispunten) van bedrijfsobligaties in de eurozone met ratings tussen AA en BBB (volgens Standard & Poor's); deze worden in tabel 2 samengevat:

Tabel 2

Gemiddelde risico-opslag (in bps) van bedrijfsobligaties in de eurozone

Periode

AA

A

BBB

1997 – 2007

15,6

38,6

83,3

1997 – 3/2005

17,4

40,8

89,4

1997 – 2000

5,0

19,5

47,4

(47)

Volgens Duitsland blijkt uit tabel 2 dat de risico-opslagen in de loop van de tijd zeer volatiel zijn en daarom niet op basis van de in een bepaalde maand bestaande opslag kan worden bepaald of de risico-opslagen voor de leningen in kwestie onder normale marktvoorwaarden werden vastgesteld.

3.3.   VOORWAARDEN VAN DE OVEREENKOMST INZAKE HET GEBRUIK VAN HET PERCEEL VAN 30 MAART 2000

(48)

Met betrekking tot de voorwaarden van de op 30 maart 2000 ondertekende overeenkomst inzake het gebruik van het perceel voert Duitsland aan dat een vergelijking met de grondprijzen die in het algemeen in de regio rond de luchthaven van München gelden, aantoont dat de door Immo T2 betaalde huur in elk geval boven de vergelijkbare marktwaarde ligt.

(49)

Duitsland verklaart dat de jaarlijkse huur van […] DEM (ongeveer […] EUR) op basis van de volgende parameters werd vastgesteld:

a)

een grondoppervlakte van 170 000 m2;

b)

een aanvankelijke prijs van […] DEM (ongeveer […] EUR) per vierkante meter; en

c)

een jaarlijkse rente over deze prijs per vierkante meter van […].

(50)

Volgens Duitsland is de prijs van […] DEM (ongeveer […] EUR) per vierkante meter de marktprijs, en wel om de hierna genoemde redenen.

(51)

Ten eerste is het voor het vaststellen van de marktprijs van een perceel noodzakelijk dat de prijzen van gelijkaardige percelen worden vergeleken, in het bijzonder met betrekking tot de bebouwbaarheid, de ligging en de omvang van de bebouwing. De percelen in kwestie waren bij het sluiten van de overeenkomst in 2000 weliswaar bebouwbaar, maar niet ontsloten. Om de marktprijs voor het gebruik van de percelen in kwestie vast te stellen, moeten daarom de in tabel 3 opgenomen ontsluitingskosten hierbij worden opgeteld. Deze door Immo T2 zelf gefinancierde kosten hadden anders door de eigenaar van het terrein gedragen moeten worden.

Tabel 3

Overzicht van de door immo T2 gefinancierde infrastructuurinvesteringskosten

Door Immo T2 gefinancierde maatregelen / verrichte investeringen

miljoen EUR

Wegen en bruggen

[…]

Plaatselijk openbaar vervoer

[…]

Kanalen voor communicatie en voorzieningen (elektriciteits- en watervoorziening, verwijdering van afvalwater, telecommunicatie, enz.)

[…]

Energievoorziening

[…]

Watertoevoer en -afvoer

[…]

Telecommunicatie

[…]

Totaal

[…]

(52)

Op basis van de werkelijk gemaakte en door Immo T2 gedragen investeringskosten is de waarde van de percelen ongeveer […] EUR/m2 gestegen, tot in totaal ongeveer […] EUR/m2. Indien geen rekening wordt gehouden met de door Immo T2 gefinancierde wegen en bruggen, bedraagt de waarde van de grond nog steeds ongeveer […] EUR/m2.

(53)

Duitsland geeft bovendien aan dat deze berekening enkel dient om de waarde van de percelen met die van andere percelen te kunnen vergelijken. Bij de berekening van de huur werd de waarde van het perceel van […] EUR/m2 gehandhaafd, omdat Immo T2 in plaats van de eigenaar alle ontsluitingskosten heeft gedragen. Anders zou Immo T2 dubbel betaald hebben.

(54)

Voorts wijst Duitsland erop dat de percelen in de gemeente Oberding in het district Erding liggen. De prijs van ontsloten gronden in het industriegebied in de directe omgeving van de luchthaven in de gemeente Oberding, deelgemeente Schwaig, is de laatste jaren onveranderd […] EUR/m2 gebleven. Deze informatie werd bevestigd door de onafhankelijke grondtaxatiecommissie (unabhängiger Gutachterausschuss für Grundstückswerte) van het districtsbestuur (Landratsamt) van Erding.

(55)

Volgens Duitsland moet de prijs van […] EUR/m2 toch nog verder worden aangepast. Ten eerste moet de prijs van het referentieperceel daarom met ongeveer […] % of […] EUR/m2 worden verhoogd. De referentieprijs zou daardoor […] EUR/m2 bedragen.

(56)

Ten tweede wordt de waarde van een perceel bepaald door de ligging. In tegenstelling tot het referentieperceel in Schwaig biedt het perceel van terminal 2 direct toegang tot de luchthaven, de snelweg, de metro en ander plaatselijk openbaar vervoer. Om uitdrukking te geven aan deze economische voordelen moet de prijs volgens schattingen van deskundigen met nog ongeveer […]% of […] EUR/m2 worden verhoogd. De referentieprijs zou daardoor van […] EUR/m2 naar […] EUR/m2 stijgen.

(57)

In het licht van bovenstaande overwegingen bedraagt de waarde van de percelen in kwestie, rekening houdend met de door Immo T2 gedragen ontsluitingskosten (exclusief de kosten voor bruggen en wegen), ten minste […] EUR/m2. De waarde van de betrokken percelen ligt derhalve minstens […]% boven de referentieprijs. Daarom zou de overeenkomst inzake het gebruik van het perceel onder normale marktvoorwaarden zijn gesloten en dus geen staatssteunelement inhouden.

(58)

Tot slot wijst Duitsland erop dat al deze referentieprijzen betrekking hebben op de verkoop van percelen, d.w.z. dat het prijzen betreft waartegen een eigendomsoverdracht plaatsheeft. De overeenkomst in kwestie heeft daarentegen alleen betrekking op een recht om tegen betaling gedurende een bepaalde periode (van […] jaar) van het perceel gebruik te maken, zonder eigendomsoverdracht. Tijdens de onderhandelingen heeft LH destijds geprobeerd deze situatie te gebruiken als reden om een lagere huur te betalen. Derhalve zou Immo T2 door de in de overeenkomst opgenomen doppelte Heimfallregelung (dubbele regeling voor de terugkeer van het eigendom) noch van het terminalgebouw, noch van het perceel waarop het is gebouwd, de eigendom kunnen verwerven.

(59)

Om deze redenen is Duitsland van mening dat de huur die voor het gebruik van beide percelen wordt betaald in feite hoger is dan de marktprijs voor het verwerven van de eigendom van deze percelen en daarom geen staatssteunelementen in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU inhoudt.

4.   OPMERKINGEN VAN BELANGHEBBENDEN: RYANAIR

(60)

De Commissie heeft enkel van Ryanair opmerkingen over het besluit tot inleiding van de procedure ontvangen. Volgens Ryanair is het argument van Duitsland dat door de overeenkomsten met betrekking tot terminal 2 een optimalisering van het gebruik van de luchthaven mogelijk werd gemaakt, niet gegrond. Voorts betoogt Ryanair dat de Commissie ook de verdeling van de eigendom tussen Immo T2 en de T2-ondernemingen had moeten onderzoeken.

(61)

Wat betreft de bankleningen is een risicopremie van 75 bps volgens Ryanair onvoldoende. Verder voert Ryanair aan dat de Commissie zelf heeft toegegeven dat de T2-ondernemingen nieuwe, voor een bijzonder doel opgerichte entiteiten zonder ratingverleden zijn, dat FMG sterk afhankelijk is van de commerciële strategie van LH, dat LH met een relatief hoge kostenbasis en een geringe winstmarge in de conjunctuurgevoelige, kapitaalintensieve en door prijsconcurrentie gekenmerkte luchtvaartsector actief is, en dat de gewoonlijk door banken vereiste zekerheden blijkbaar ontbreken. Omwille van deze factoren zou een hogere risicopremie van toepassing moeten zijn.

(62)

Ryanair vermoedt dat Duitsland informatie kan hebben achtergehouden over de garanties die de staat aan de banken heeft geboden. Volgens Ryanair kan uit het feit dat de schuldeisende banken zich het recht voorbehouden de leningsovereenkomsten met de T2-ondernemingen te beëindigen indien bepaalde overheidsinstanties de zeggenschap over FMG verliezen, worden afgeleid dat deze leningen rekening houdend met een impliciete of expliciete garantie van de openbare eigenaars van de T2-ondernemingen zijn toegekend. Tegen deze achtergrond is Ryanair van mening dat de door de banken aangerekende rente lager is dan onder normale marktvoorwaarden het geval zou zijn en dat moet worden nagegaan of de T2-ondernemingen een passende vergoeding voor de garantie hebben betaald.

(63)

Met betrekking tot de huur voor de grond waarop terminal 2 werd gebouwd, wijst Ryanair erop dat, hoewel de terminal pas in juni 2003 in gebruik werd genomen, Immo T2 het perceel grond al sinds maart 2000 in gebruik had. Daarom is Ryanair van mening dat Immo T2 de grond drie jaar en drie maanden gratis heeft kunnen gebruiken. Ryanair voert voorts aan dat een periode van […] jaar tussen twee evaluaties (en eventuele aanpassingen) van de huurprijs ongewoon lang en voordelig voor de huurder is.

(64)

Wat betreft de gelijke toegang tot de infrastructuur, verklaart Ryanair dat de Star Alliance-partners van LH eveneens door de steun werden bevoordeeld. Volgens Ryanair is de preferentiële toegang voor Star Alliance-leden een door FMG toegekend bijzonder voordeel waarvoor FMG geen bijzondere tegenprestatie krijgt. Ryanair weerlegt de stelling dat er geen kwalitatief onderscheid is tussen terminal 1 en 2, onder andere met het argument dat de capaciteit, de parkeerplaatsen, de oppervlakte en de ruimte voor vliegtuigen aan de terminal van terminal 2 groter zijn dan van terminal 1. Verwacht mag worden dat terminal 1 in de toekomst sneller verzadigd zal zijn dan terminal 2. Volgens Ryanair betaalt LH blijkbaar geen toeslag voor deze voorkeursbehandeling door FMG. Ten slotte benadrukt Ryanair de negatieve effecten van de steun voor de mededinging in Zuid-Duitsland.

5.   REACTIE VAN DUITSLAND OP DE OPMERKINGEN VAN RYANAIR

(65)

In zijn antwoord op de opmerkingen van Ryanair over het besluit tot inleiding van de procedure, gaat Duitsland eerst in op de effecten van de mogelijke steun in deze zaak op de concurrentiepositie van Ryanair. Zelfs indien ervan wordt uitgegaan dat in deze zaak sprake is van staatssteun, zou deze steun de concurrentiepositie van Ryanair op de markt niet wezenlijk beïnvloeden. Immo T2 is enkel een vastgoedholding die de percelen huurt waarop terminal 2 is gebouwd en deze terminal aan T2-Betriebsgesellschaft verhuurt. T2-Betriebsgesellschaft is een onderneming die terminal 2 huurt, exploiteert en aan verscheidene huurders onderverhuurt. Beide potentiële begunstigden van de steun zijn derhalve op totaal andere markten actief dan Ryanair. Louter het feit dat LH aandelen van de T2-ondernemingen bezit, leidt niet tot een concurrentiële verhouding tussen LH en Ryanair.

(66)

Duitsland verklaart voorts dat het gebruik van de luchthaven dankzij de overeenkomsten met betrekking tot terminal 2 wel degelijk werd geoptimaliseerd. Duitsland wijst elke kritiek op de verdeling van de eigendom onder de T2-ondernemingen af. De verdeling van de eigendom weerspiegelt het kapitaal dat FMG en Lufthansa respectievelijk hebben geïnvesteerd en de verdeling van de risico's. Deze benadering is door de Commissie aanvaard, hetgeen bevestigt dat de overeenkomst marktconform is. Duitsland verklaart ook dat sancties niet nodig waren om te garanderen dat LH haar verplichtingen zou nakomen met betrekking tot de oprichting van een hub op de luchthaven, aangezien zij medeverantwoordelijk is voor de met de exploitatie van terminal 2 verbonden commerciële risico's.

(67)

Wat betreft de opmerkingen van Ryanair over het onderzoek van de leningfinanciering merkt Duitsland op dat de risicopremie van 75 bps, die de Commissie overeenkomstig de mededeling van de Commissie van 2005 in het besluit tot inleiding van de procedure heeft vastgesteld, enkel passend is indien de onderneming zich in moeilijkheden bevindt of niet in staat is voldoende zakelijke zekerheden te stellen. Geen van beide is hier het geval, omdat geen sprake is van een buitengewoon kredietrisico.

(68)

Wat betreft de opmerkingen van Ryanair over de voorwaarden van de overeenkomst inzake het gebruik van het perceel legt Duitsland eerst uit waarom Immo T2 tijdens de drie jaar en drie maanden durende bouw van terminal 2 geen huur heeft betaald. Duitsland bevestigt dat Immo T2 tijdens de bouw geen huur heeft betaald voor het gebruik van de grond. De overeenkomst in kwestie moet echter in zijn geheel worden beoordeeld, dat wil zeggen rekening houdend met de betalingen die na de bouw van terminal 2 zijn uitgevoerd, waardoor het niet betalen van huur gedurende de eerste drie jaar en drie maanden wordt gecompenseerd. Voorts moet rekening worden gehouden met het feit dat de T2-ondernemingen niet de mogelijkheid hebben gekregen om de percelen aan te kopen. Wat betreft de twijfel van Ryanair over de geschiktheid van de aanpassingsperiode van tien jaar heeft Duitsland er reeds op gewezen dat de rente boven de marktwaarde lag, en dit is doorslaggevend.

(69)

Daarnaast benadrukt Duitsland opnieuw dat beide terminals kwalitatief gelijkwaardig zijn. De door Ryanair aangebrachte kwantitatieve argumenten zijn niet relevant. Er zijn verschillen omdat terminal 1 voor punt-tot-puntverkeer is bedoeld, terwijl terminal 2 als hub werd gebouwd en groter is. Wat de kwaliteit betreft, is terminal 1 echter niet minderwaardig. De bewering van Ryanair dat terminal 1 sneller verzadigd zal zijn, is niet correct: momenteel wordt maar 66 % van de capaciteit van terminal 1 benut, terwijl terminal 2 bijna op volle capaciteit (90 %) wordt gebruikt.

(70)

Tot slot stelt Duitsland dat deze zaak niet binnen het toepassingsgebied van het staatssteuntoezicht valt. De Commissie heeft zelf bevestigd dat de exploitatie van een internationale luchthaven pas sinds het arrest van het Gerecht in de zaak Aéroports de Paris als economische activiteit wordt beschouwd. Maatregelen die vóór deze datum werden genomen, vormen bijgevolg bestaande steun in de zin van artikel 1, onder b), punt v), van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag (20). Duitsland verklaart voorts dat de maatregelen individuele steun in de zin van artikel 1, onder e), van Verordening (EG) nr. 659/1999 vormden en dat de Commissie daarom geen controlebevoegdheid ten aanzien van deze maatregelen heeft.

(71)

Tot slot wijst Duitsland erop dat in deze zaak niet het arrest van het Gerecht uit 2000 relevant is, maar het onherroepelijke arrest van het Hof van Justitie van 24 oktober 2002. Pas in het laatstgenoemde arrest werd de zaak definitief geregeld en werd rechtszekerheid gecreëerd.

6.   BEOORDELING VAN DE STEUNMAATREGEL: DE VRAAG OF ER SPRAKE IS VAN STEUN AAN DE T2-ONDERNEMINGEN

(72)

Krachtens artikel 107, lid 1, VWEU „zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de interne markt, voor zover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt”.

(73)

De criteria van artikel 107, lid 1, VWEU zijn cumulatief. De maatregelen in kwestie vormen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU indien is voldaan aan alle criteria onder a) tot en met d). De financiële bijdrage

a)

wordt door de staat of met staatsmiddelen bekostigd;

b)

begunstigt bepaalde ondernemingen of bepaalde producties;

c)

vervalst de mededinging of dreigt deze te vervalsen; en

d)

beïnvloedt het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig.

6.1.   LENINGEN AAN DE T2-ONDERNEMINGEN

6.1.1.   Toepasbaarheid van de staatssteunregels op de financiering van luchthaveninfrastructuur

(74)

Aan de aanleg van luchthavens lagen tot voor kort vaak louter op ruimtelijke ordening gebaseerde overwegingen of, in bepaalde gevallen, militaire eisen ten grondslag. De exploitatie ervan was georganiseerd als onderdeel van de bestuurlijke taken, en niet als commerciële onderneming. Ook de concurrentie tussen luchthavens en luchthavenexploitanten was beperkt, maar nam geleidelijk toe. Tegen deze achtergrond werd de financiering van luchthavens en luchthaveninfrastructuur door de overheid tot dusver door de Commissie zelf als een algemene economische beleidsmaatregel beschouwd, die niet onder de bepalingen inzake staatssteun van het VWEU viel (21).

(75)

Deze situatie is in de loop van de laatste jaren echter veranderd. Aspecten van ruimtelijke ordening en administratieve structuren spelen weliswaar soms nog een rol, maar de meeste luchthavens zijn nu ondernemingen naar handelsrecht geworden om in een omgeving met steeds grotere concurrentie hun bedrijf tegen marktvoorwaarden te kunnen uitoefenen. De overgang naar de particuliere sector verliep gewoonlijk via privatisering of een geleidelijke openstelling van het kapitaal. De afgelopen jaren hebben private-equityfondsen, maar ook investerings- en pensioenfondsen grote belangstelling voor de verwerving van luchthavens getoond.

(76)

De voorbije jaren heeft de luchthavenindustrie in de Unie fundamentele structurele veranderingen ondergaan, niet alleen door een grote belangstelling van particuliere investeerders voor de luchthavensector, maar ook omwille van een veranderde houding van de overheid ten aanzien van particuliere participatie in de ontwikkeling van luchthavens. Een en ander heeft geleid tot een toenemende diversiteit en complexiteit van de functies die luchthavens vervullen.

(77)

Deze veranderingen uit de afgelopen periode hebben opnieuw voor een verschuiving in de economische relaties tussen luchthavens gezorgd. Werd in het verleden bij de exploitatie van luchthaveninfrastructuur vooral gekeken naar criteria als toegankelijkheid en ruimtelijke ordening, nu streven sinds enkele jaren steeds meer luchthavens economische doelstellingen na en concurreren zij onderling in de strijd om luchtverkeer.

(78)

Door de geleidelijke evolutie van de marktwerking in deze sector is het niet eenvoudig te bepalen sinds wanneer de exploitatie van luchthavenvoorzieningen zonder twijfel als economische activiteit kan worden beschouwd. De rechtspraak van het Gerecht weerspiegelt wel de wijziging van de aard van luchthavenexploitatie. Zo stelde het Gerecht in het arrest in de zaak Aéroports de Paris vast dat de exploitatie van een luchthaven, waaronder ook de verlening van luchthavendiensten aan luchtvaartmaatschappijen en aan de verschillende dienstverleners op een luchthaven, als economische activiteit moet worden aangemerkt, omdat „het ter beschikking van luchtvaartmaatschappijen en verschillende dienstverrichters stellen van luchthaveninstallaties door een overheidsinstelling tegen betaling van een vergoeding waarvan het tarief vrijelijk door haar is vastgesteld […], […] activiteiten van economische aard [zijn] die weliswaar op het publiek domein worden verricht, maar daardoor nog niet de uitoefening van een overheidstaak vormen” (22). Sinds het arrest Aéroports de Paris (12 december 2000) kunnen de bouw en de exploitatie van luchthavens daarom niet meer worden beschouwd als een door een overheidsdienst uitgevoerde overheidstaak die buiten het staatssteuntoezicht valt.

(79)

Zoals bevestigd door het Gerecht in het arrest in de zaak Flughafen Leipzig-Halle kan niet bij voorbaat worden uitgesloten dat luchthavens binnen het toepassingsgebied van de regels inzake staatssteun vallen, aangezien de exploitatie van een luchthaven een economische activiteit is waarvan de bouw van de luchthaveninfrastructuur een onscheidbaar deel is (23). Zodra een luchthavenexploitant, ongeacht zijn rechtsvorm of zijn financieringswijze, een economische activiteit uitoefent, is deze een onderneming in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU en zijn de bepalingen inzake staatssteun van het VWEU van toepassing (24).

(80)

In het arrest Flughafen Leipzig-Halle stelde het Gerecht voorts vast dat het vanaf 2000 niet langer mogelijk was om de toepassing van staatssteunvoorschriften van de Unie op de financiering van luchthaveninfrastructuur uit te sluiten (25).

(81)

In het licht van de overwegingen 74 tot en met 80 is de Commissie van oordeel dat de lidstaten vóór het arrest van het Gerecht in de zaak Aéroports de Paris konden veronderstellen dat financieringsmaatregelen die definitief genomen waren vóór het arrest Aéroports de Paris geen staatssteun vormden en daarom niet bij de Commissie moesten worden aangemeld. Derhalve kan de Commissie financieringsmaatregelen die vóór het arrest Aéroports de Paris zijn genomen, niet ter discussie te stellen op basis van de staatssteunregels van de Unie.

(82)

Financieringsmaatregelen die definitief waren genomen voordat er in de luchtvaartsector sprake was van concurrentie vormden op het moment van hun inwerkingtreding weliswaar geen staatssteun, maar moeten nu in de zin van artikel 1, onder b), punt v), van Verordening (EG) nr. 659/1999 als bestaande steun worden beschouwd.

(83)

Wat betreft de onderhavige zaak en de leningen die voor de financiering van de bouw van terminal 2 aan de T2-ondernemingen zijn toegekend, meende de Commissie in het besluit tot inleiding van de procedure dat de rentetarieven waren vastgesteld op het tijdstip van de toekenning van de leningen, d.w.z. op de datum waarop het geld aan de T2-ondernemingen werd uitgekeerd.

(84)

Tijdens de formele onderzoeksprocedure heeft Duitsland echter verklaard dat de voorwaarden voor de leningen nr. 5, 6 en 7 in de leningsovereenkomst van 31 augustus 1999 en de voorwaarden voor de leningen nr. 1, 9, 10, 16, 21 en 23 in de leningsovereenkomst van 13 september 2000 onherroepelijk zijn vastgesteld. Voorts leverde Duitsland verdere bewijzen voor het feit dat de voorwaarden van de leningsovereenkomsten van 31 augustus 1999 en 13 september 2000 op basis van een juridisch bindende toezegging van een lening van 2 december 1998 werden vastgesteld. De voorwaarden van deze leningen werden sindsdien niet gewijzigd.

(85)

De Commissie merkt op dat de voorwaarden van de leningen nr. 1, 5, 6, 7, 9, 10, 16, 21 en 23 onherroepelijk werden vastgesteld vóór het arrest Aéroports de Paris (d.w.z. vóór 12 december 2000). Daarom besluit de Commissie dat zij niet bevoegd is de leningen nr. 1, 5, 6, 7, 9, 10, 16, 21 en 23 op basis van de staatssteunvoorschriften van de Unie te beoordelen en ter discussie te stellen.

(86)

In het licht van de in de overwegingen 74 tot en met 82 geschetste juridische situatie zal de Commissie haar beoordeling beperken tot de leningen nr. 17 en 20, die in het kader van de in 2003 gesloten aanvullende leningsovereenkomst aan de T2-ondernemingen werden toegekend.

(87)

In dit verband stelt de Commissie vast dat T2-Betriebsgesellschaft terminal 2 commercieel exploiteert en tegen betaling van vergoedingen aan luchtvaartmaatschappijen, restaurants en winkeliers verhuurt. Wanneer wordt beoordeeld of de leningen nr. 17 en 20 staatssteun vormen, moet T2-Betriebsgesellschaft daarom worden beschouwd als een onderneming die een economische activiteit in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU uitoefent.

6.1.2.   Selectief economisch voordeel

(88)

De Commissie onderzoekt op basis van het „beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie” of een onderneming een voordeel heeft genoten doordat haar op gunstiger voorwaarden een lening is toegekend. Volgens dit beginsel kan vreemd vermogen dat direct of indirect door de staat aan een onderneming ter beschikking wordt gesteld op voorwaarden die met de normale marktvoorwaarden overeenkomen, niet als staatssteun worden aangemerkt (26).

(89)

In deze zaak moet de Commissie nagaan of T2-Betriebsgesellschaft door de voorwaarden van de leningen nr. 17 en 20 een economisch voordeel heeft genoten dat deze onderneming onder normale marktomstandigheden niet had gekregen.

(90)

Duitsland is van oordeel dat het beginsel van de particuliere investeerder in een markteconomie volledig in acht werd genomen, omdat de leningen nr. 17 en 20 op marktvoorwaarden zijn toegekend. Om de voorwaarden van de betrokken leningen te rechtvaardigen, vergelijkt Duitsland de financiering van T2-Betriebsgesellschaft met de financieringsvoorwaarden voor Deutsche Telekom AG, Bayer AG, Volkswagen AG en Deutsche Börse AG, alsook met een in 2006 aan FMG toegekend consortiaal krediet.

(91)

Om te beoordelen of de financieringsmiddelen in kwestie op gunstiger voorwaarden werden toegekend, kan de Commissie volgens haar besluitvormingspraktijk bij gebrek aan andere comparatieve indicatoren nagaan of het rentetarief van de betrokken lening met het referentiepercentage van de Commissie overeenstemt. Het referentiepercentage van de Commissie wordt volgens de in de mededeling referentiepercentages 2008 beschreven methode vastgesteld.

(92)

In de mededeling referentiepercentages 2008 wordt de methode bepaald voor het vaststellen van de referentie- en disconteringspercentages die in plaats van de marktpercentages worden toegepast. Aangezien het referentiepercentage van de Commissie echter alleen een indicatie is, kan zij, indien er in een bepaalde zaak andere indicatoren zijn voor het rentetarief dat de kredietnemer op de markt had kunnen krijgen, haar kredietbeoordeling op deze indicatoren baseren.

(93)

Om de voorwaarden van de leningen in kwestie met de door Duitsland opgegeven referentiewaarden te kunnen vergelijken, moet de Commissie eerst de kredietwaardigheid van T2-Betriebsgesellschaft beoordelen.

(94)

Geen enkel ratingbureau heeft tot nu toe de kredietwaardigheid van T2-Betriebsgesellschaft beoordeeld. Duitsland voert evenwel aan dat rekening moet worden gehouden met de rating van de moederondernemingen gezien de overeenkomsten tot winst- en verliesoverdracht die in verhouding tot hun aandeel tussen T2-Betriebsgesellschaft en LH en FMG werden gesloten.

(95)

De Commissie merkt op dat LH en FMG naar Duits recht aansprakelijk blijven voor elke lening die de T2-ondernemingen sluiten in de periode waarin de overeenkomsten tot winst- en verliesoverdracht geldig zijn, zelfs indien de overeenkomst daarna wordt opgezegd.

(96)

In deze context is de Commissie van mening dat de rating van T2-Betriebsgesellschaft ten minste overeenstemt met de laagste van de ratings van de moederondernemingen, LH en FMG.

(97)

De kredietwaardigheid van LH werd door Standard & Poor's en Moody's beoordeeld. Op het ogenblik dat de leningen nr. 17 en 20 werden toegekend (maart 2005), kreeg LH van Standard & Poor's de langetermijnrating BBB en van Moody's Baa2; beide ratingbureaus hebben de onderneming dus in dezelfde ratingcategorie geplaatst.

(98)

Geen enkel ratingbureau heeft tot nu toe de kredietwaardigheid van FMG beoordeeld. In dit verband wijst de Commissie erop dat de ratings volgens de mededeling referentiepercentages 2008 niet door ratingbureaus moeten worden gegeven; ratingsystemen die banken gebruiken voor het vaststellen van het wanbetalingsrisico kunnen ook aanvaard worden. Uit de overeenkomst inzake een consortiaal krediet die in september 2006, d.w.z. kort na de toekenning van de leningen nr. 17 en 20, tussen FMG en 21 staatsbanken en particuliere banken werd gesloten, blijkt dat de banken FMG een rating van minstens […] gaven.

(99)

In het licht van de overwegingen 94 tot en met 98 is de Commissie van mening dat T2-Betriebsgesellschaft ten minste de rating van LH, d.w.z. ten minste de rating […] moet krijgen.

(100)

De Commissie stelt vast dat de in 2006 gesloten overeenkomst inzake een consortiaal krediet voor FMG niet als referentie voor de leningen in kwestie kan worden gebruikt, omdat de rating van T2-Betriebsgesellschaft eventueel lager kon zijn dan de rating van FMG. Bovendien werden de voorwaarden voor de leningen nr. 17 en 20 in 2003 afgesproken, terwijl de overeenkomst inzake het consortiale krediet in een ander jaar werd gesloten.

(101)

Met betrekking tot de andere door Duitsland aangegeven referentieondernemingen, met name Deutsche Telekom AG, Bayer AG, Volkswagen AG en Deutsche Börse AG, stelt de Commissie vast dat deze maar een beperkte steekproef vormen. Bovendien heeft enkel Deutsche Telekom AG, dat van Standard & Poor's de langetermijnrating BBB+ en van Moody's de langetermijnrating Baa1 heeft gekregen, een rating die vergelijkbaar is met die van T2-Betriebsgesellschaft. Voorts moet worden opgemerkt dat de financieringsvoorwaarden van Deutsche Telekom AG in oktober 2000 werden vastgesteld, d.w.z. op een heel ander tijdstip dan de voorwaarden van de betrokken leningen.

(102)

Om de in overwegingen 100 en 101 vermelde redenen is de Commissie van oordeel dat Duitsland geen gepaste marktvergelijking heeft gemaakt om de voorwaarden van de leningen nr. 17 en 20 te rechtvaardigen.

(103)

Om na te gaan of de leningen nr. 17 en 20 op marktvoorwaarden werden toegekend, heeft de Commissie voorts een vergelijking met marktindicatoren op basis van kredietverzuimswapspreads (CDS-spreads) gemaakt.

(104)

In overeenstemming met de methode die ten grondslag ligt aan de mededeling referentiepercentages 2008 is de Commissie van mening dat de rente op de leningen als marktconform kan worden aangemerkt indien de leningen worden toegekend tegen een rentetarief dat minstens overeenkomt met een referentierente die als volgt wordt berekend:

Formula

(105)

De basisrente komt overeen met de kosten die banken hebben voor het verschaffen van liquiditeit (financieringskosten). Bij vastrentende leningen (d.w.z. leningen waarvan het rentetarief voor de volledige looptijd vaststaat) wordt de basisrente bepaald op basis van swappercentages (27) die overeenkomen met de looptijd en de valuta van de betreffende verplichting. De risico-opslag vormt de vergoeding van de kredietverlener voor de met de financiering verbonden risico's, met name het kredietrisico. De risico-opslag kan worden afgeleid uit een juiste steekproef van CDS-spreads (28) met betrekking tot referentie-eenheden (bv. bedrijfsobligaties) met een rating die vergelijkbaar is met die van de leningen aan T2-Betriebsgesellschaft. Tot slot lijkt het gepast 10 tot 20 basispunten toe te voegen als een benadering van de bankkosten die de ondernemingen gewoonlijk moeten betalen (29).

(106)

Om de relevante looptijd van de leningen in kwestie vast te stellen, moet rekening worden gehouden met de aflossing van de leningen. Hiertoe heeft de Commissie de gewogen gemiddelde looptijd van de leningen berekend; deze geeft het gemiddelde aantal jaren weer dat elke euro verschuldigd blijft. De gewogen gemiddelde looptijd van lening nr. 17 werd op […] jaar berekend, de gewogen gemiddelde looptijd van lening nr. 20 op […] jaar.

(107)

Aangezien de gewogen gemiddelde looptijd van lening nr. 17 […] jaar bedraagt (en voor deze looptijd geen swappercentages beschikbaar zijn), heeft de Commissie voor het bepalen van de basisrente van deze lening het 2-jaarse EUR-swappercentage (30) als referentie gebruikt. Voor lening nr. 20 wordt het 5-jaarse EUR-swappercentage (31) als dichtste benadering voor de gewogen gemiddelde looptijd van […] jaar gebruikt. Beide swappercentages zijn afkomstig van Bloomberg en hebben betrekking op de dag waarop de leningen werden toegekend (23 maart 2005). Het desbetreffende swappercentage bedraagt 2,73 % voor lening nr. 17 en 3,28 % voor lening nr. 20 (32).

(108)

Wat de opslag betreft, stelt de Commissie vast dat voor beide betrokken leningen hoge zekerheden zijn gesteld (33). De graad van zekerheidsstelling van de leningen bedroeg op 31 december 2003 […] % (de waarde van de activa bedroeg op 31 december 2003 […] EUR en de waarde van de dienovereenkomstige verplichtingen […] EUR). In de praktijk wordt de rating van het schuldbewijs in kwestie (de „emissierating”) in vergelijking met de rating van de emittent één trap verhoogd (34). Derhalve moet de rating van T2-Betriebsgesellschaft voor de betrokken leningen met één trap verhoogd worden tot een rating van (minstens) […].

(109)

Op basis van de gegevens van Bloomberg heeft de Commissie steekproeven samengesteld van referentie-eenheden met een rating van […] uit alle economische sectoren, behalve de overheidssector en de financiële sector. De steekproef voor lening nr. 17 (op basis van 3-jaarse CDS-percentages (35)) omvat 29 referentie-eenheden; de steekproef voor lening nr. 20 (op basis van 5-jaarse CDS-percentages) omvat 38 ondernemingen. De op de datum van de toekenning van de leningen vastgestelde mediane CDS-spreads bedragen 19 bps voor een looptijd van drie jaar (36) en 28 bps voor een looptijd van vijf jaar (37).

(110)

Deze benadering resulteert in een referentierente van 3,12 % (38) voor lening nr. 17 en van 3,76 % (39) voor lening nr. 20. De rentetarieven van de leningen nr. 17 en 20 zijn hoger dan de berekende referentierentes (lening nr. 17: […] en lening nr. 20: […]), waaruit volgens de Commissie kan worden opgemaakt dat de leningen inderdaad marktconform waren.

(111)

Omwille van de nauwe banden tussen LH en T2-Betriebsgesellschaft heeft de Commissie in het kader van een verder onderzoek de omvang van de CDS-spreads van LH zelf beoordeeld. Het 3-jaarse (40) CDS-percentage voor LH bedroeg op de datum van de toekenning van lening nr. 17 […] bps. Het 5-jaarse CDS-percentage voor LH bedroeg […] bps. Om de hoge zekerheidsstelling van de leningen nr. 17 en 20 in aanmerking te nemen, moeten de verkregen CDS-percentages neerwaarts worden bijgesteld. Wanneer een vermenigvuldigingsfactor van 2/3 (41) wordt toegepast, levert deze methode een referentierente op van […]% voor lening nr. 17 en van […]% voor lening nr. 20. Voorts is deze aanpak een verdere aanwijzing voor het feit dat de risico-opslagen voor de leningsvoorwaarden marktconform waren.

(112)

In het licht van bovenstaande overwegingen (103-111) stelt de Commissie vast dat de leningen nr. 17 en 20 tegen rentetarieven werden toegekend die boven de berekende referentiepercentages lagen en daarom als marktconform kunnen worden aangemerkt.

(113)

Omdat Duitsland geen marktreferentie heeft opgegeven, zal de Commissie de voorwaarden van de leningen nr. 17 en 20 op basis van de mededeling referentiepercentages 2008 toetsen. In deze mededeling wordt de methode bepaald voor het vaststellen van de referentie- en disconteringspercentages die in plaats van de marktpercentages worden toegepast.

(114)

De referentiepercentages worden berekend op basis van een basispercentage (de Interbank Offered Rate (IBOR) voor één jaar), waarbij de desbetreffende risico-opslagen moeten worden opgeteld. Afhankelijk van de kredietwaardigheid van de onderneming en de geboden zekerheden bedragen deze opslagen 60 tot 1 000 bps. Normaliter wordt het basispercentage met 100 bps verhoogd, indien het leningen betreft aan ondernemingen met een bevredigende rating en een hoge zekerheidsstelling of ondernemingen met een goede rating en een normale zekerheidsstelling of ondernemingen met een zeer goede rating zonder zekerheidsstelling.

(115)

In dit geval wordt het basispercentage gedefinieerd als het driemaandelijkse gemiddelde van de 1-jaarse EURIBOR (42) -rente voor september tot en met november van het voorgaande jaar (2004). Voor de betrokken leningen kan als bruikbaar basispercentage bij benadering 2,34 % worden opgegeven.

(116)

De risico-opslag hangt af van de rating van de onderneming in kwestie en van de gestelde zekerheden. Zoals vermeld in overweging 99 bedraagt de rating van T2-Betriebsgesellschaft minstens […].

(117)

De Commissie stelt voorts vast dat voor de betrokken leningen hoge zekerheden zijn gesteld (verlies bij wanbetaling (LGD) minder dan 30 %), met name door […] (43). Het LGD van minder dan 30 % is gebaseerd op de waarde van de kortlopende vorderingen en de activa. De Commissie stelt vast dat het LGD voor een lening waarbij […] als zekerheid is gesteld, gewoonlijk ongeveer 35 % bedraagt (44). Bovendien wordt […] als zekerheid gesteld voor de lening in kwestie en bedraagt de graad van zekerheidsstelling van de lening […].

(118)

In de mededeling referentiepercentages 2008 wordt voor leningnemers met ten minste een […]-rating en bij een hoge zekerheidsstelling een risico-opslag van minstens […] bps vastgesteld. Na toevoeging van het basispercentage van 2,34 % en de risico-opslag van […] bps levert dit een rentetarief van […]% op.

(119)

De Commissie merkt op dat het rentepercentage van lening nr. 17 op […] en van lening nr. 20 op […] is vastgesteld. De rente van beide leningen ligt derhalve boven het referentiepercentage van de Commissie.

6.1.3.   Conclusie

(120)

De Commissie kan concluderen dat de leningen nr. 17 en 20 op marktvoorwaarden werden toegekend. Aangezien geen economisch voordeel werd vastgesteld, hoeft niet te worden nagegaan of de maatregelen aan de staat toe te rekenen zijn.

(121)

Omdat niet is voldaan aan de cumulatieve criteria van artikel 107, lid 1, VWEU is de Commissie van oordeel dat de leningen nr. 17 en 20 geen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU inhouden.

6.2.   OVEREENKOMST TUSSEN FMG EN IMMO T2 INZAKE HET GEBRUIK VAN HET PERCEEL

6.2.1.   De begrippen onderneming en economische activiteit

(122)

Zoals vermeld in de overwegingen 71 tot en met 84, was het tot 12 december 2000 niet duidelijk hoe de exploitatie en de bouw van luchthaveninfrastructuur in het kader van de staatssteunregels moesten worden aangemerkt. Hoewel in de sector geleidelijk concurrentie ontstond, beschouwden de Commissie en de lidstaten deze activiteiten als een overheidstaak, en niet als economische activiteiten.

(123)

Met betrekking tot de overeenkomst tussen FMG en Immo T2 inzake het gebruik van het perceel verklaarde Duitsland in het kader van de formele onderzoeksprocedure dat de voorwaarden voor het gebruik van de percelen nr. 4935/3 en 4881 in de op 30 maart 2000 gesloten overeenkomst inzake het gebruik van het perceel onherroepelijk waren.

(124)

De Commissie merkt op dat de voorwaarden voor het gebruik van de percelen nr. 4935/3 en 4881 onherroepelijk werden vastgesteld vóór het arrest Aéroports de Paris (d.w.z. vóór 12 december 2000). Zelfs wanneer deze maatregel een voordeel zou inhouden, is de Commissie om de in 6.1.1. vermelde redenen dus niet bevoegd om deze maatregel op basis van de staatssteunregels te beoordelen en ter discussie te stellen.

7.   CONCLUSIE

(125)

Op basis van het voorgaande besluit de Commissie dat zij niet bevoegd is de leningen nr. 1, 5, 6, 7, 9, 10, 16, 21 en 23 op basis van de staatssteunvoorschriften te beoordelen en ter discussie te stellen.

(126)

Met betrekking tot de leningen nr. 17 en 20 besluit de Commissie dat deze op marktvoorwaarden werden toegekend. Omdat niet is voldaan aan de cumulatieve criteria van artikel 107, lid 1, VWEU is de Commissie van oordeel dat de leningen nr. 17 en 20 geen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, VWEU inhouden.

(127)

Wat betreft de voorwaarden voor het gebruik van de percelen nr. 4935/3 en 4881 is de Commissie van mening dat zij niet bevoegd is de overeenkomst inzake het gebruik van het perceel op basis van de staatssteunregels te beoordelen en ter discussie te stellen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De leningen nr. 17 en 20 ten bedrage van in totaal […] EUR, die in het kader van de leningsovereenkomst van juli 2003 door KfW Bankengruppe, Bayerische Landesbank en LfA Förderbank Bayern aan FM Terminal 2 Immobilien-Verwaltungsgesellschaft mbH en Terminal 2 Betriebsgesellschaft mbH werden toegekend, zijn geen staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 2

Dit besluit is gericht tot de Bondsrepubliek Duitsland.

Gedaan te Brussel, 3 oktober 2012.

Voor de Commissie

Joaquín ALMUNIA

Vicevoorzitter


(1)  Vanaf 1.12.2009 zijn de artikelen 87 en 88 VEG respectievelijk de artikelen 107 en 108 VWEU geworden. De bepalingen in beide verdragen zijn inhoudelijk identiek. In het kader van dit besluit moeten verwijzingen naar de artikelen 107 en 108 VWEU waar nodig worden begrepen als verwijzingen naar, respectievelijk, de artikelen 87 en 88 VEG. Bij het VWEU zijn ook enkele wijzigingen in de terminologie aangebracht, zoals de vervanging van „Gemeenschap” door „Unie” en van „gemeenschappelijke markt” door „interne markt”. In dit besluit wordt de terminologie van het VWEU gehanteerd.

(2)  PB C 5 van 10.1.2009, blz. 4.

(3)  Dit beroep werd geregistreerd als zaak T-423/07 Ryanair / Commissie (PB C 8 van 12.1.2008, blz. 28).

(4)  Zie voetnoot 2.

(5)  Arrest van 19 mei 2011 in zaak T-423/07, Ryanair / Commissie, Jurispr. 2011, blz. II-2397.

(6)  FMG is de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid in handen van de overheid die de luchthaven van München exploiteert. De aandeelhouders zijn de deelstaat Beieren (51 %), de Bondsrepubliek Duitsland (26 %) en de stad München (23 %).

(7)  LH is een wereldwijd actieve, sinds 1966 op de Duitse beurs genoteerde en sinds 1997 volledig geprivatiseerde luchtvaartmaatschappij.

(8)  Vertrouwelijke informatie.

(9)  KfW Bankengruppe (hierna „KfW” genoemd) is een publiekrechtelijke instelling (Anstalt des öffentlichen Rechts) ter bevordering van de ontwikkeling op verscheidene gebieden, bijvoorbeeld van kleine en middelgrote ondernemingen, milieubescherming en infrastructuur. Zij is in handen van de Bondsrepubliek Duitsland (80 %) en de deelstaten (20 %). KfW herfinanciert haar kredietverleningsactiviteiten op de internationale kapitaalmarkten.

(10)  Bayerische Landesbank (hierna „BayernLB” genoemd) is een publiekrechtelijke instelling. Op het tijdstip van afsluiting van elk van de leningsovereenkomsten was zij via BayernLB Holding AG reeds indirect in gezamenlijke eigendom van de deelstaat Beieren en Sparkassenverband Bayern, die ieder 50 % van de aandelen in bezit hadden. Nu heeft de deelstaat Beieren 94 % van de aandelen van BayernLB Holding in handen; de overige 6 % zijn eigendom van Sparkassenverband Bayern.

(11)  LfA Förderbank Bayern (hierna „LfA” genoemd) is een publiekrechtelijke instelling die gespecialiseerd is in de bevordering van de algemene economische ontwikkeling (met inbegrip van de plaatselijke infrastructuur) in Beieren. Zij is volledig in handen van de deelstaat Beieren.

(12)  Brief van 17.3.2005.

(13)  PB C 88 van 12.4.2005, blz. 5.

(14)  PB C 14 van 19.1.2008, blz. 6.

(15)  Arrest van 12 december 2000 in zaak T-128/98, Aéroports de Paris / Commissie, Jurispr. 2000, blz. II-3929 (hierna „arrest Aéroports de Paris” genoemd), in hogere voorziening bevestigd bij arrest van 24 oktober 2002 in zaak C-82/01 P, Aéroports de Paris / Commissie, Jurispr. 2002, blz. I-9297 (hierna „arrest in hogere voorziening Aéroports de Paris” genoemd).

(16)  Met deze rating wordt aangegeven dat een kredietnemer over voldoende capaciteit beschikt om zijn financiële verplichtingen na te komen. Het is echter waarschijnlijk dat ongunstige commerciële en economische ontwikkelingen een ongunstige invloed hebben op de capaciteit van de kredietnemer om zijn financiële verplichtingen na te komen.

(17)  Met deze rating wordt een kredietnemer aangeduid die over een goede capaciteit beschikt om zijn financiële verplichtingen na te komen, maar gevoeliger is voor ongunstige commerciële en economische ontwikkelingen dan de kredietnemers met een betere rating.

(18)  Met deze rating wordt aangegeven dat een kredietnemer over een zeer goede capaciteit beschikt om zijn financiële verplichtingen na te komen.

(19)  […].

(20)  PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1.

(21)  Mededeling inzake de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het EG-Verdrag en van artikel 61 van de EER-Overeenkomst op Steunmaatregelen van de Staten in de luchtvaartsector, PB C 350 van 10.12.1994, blz. 5.

(22)  Arrest in hogere voorziening Aéroports de Paris, punt 75 (met verdere referenties).

(23)  Arrest van het Gerecht van 24 maart 2011 in de zaken T-443/08 en T-455/08, Mitteldeutsche Flughafen AG en Flughafen Leipzig-Halle GmbH / Commissie, Jurispr. 2011, blz. II-1311, met name de punten 105 en 106.

(24)  Zie met name het besluit van de Commissie van 17 juni 2008 in de zaak C 29/08 Flughafen Frankfurt Hahn – Mogelijke staatssteun aan de luchthaven en de overeenkomst met Ryanair (PB C 12 van 17.1.2009, blz. 6), overwegingen 204-208, en het besluit van de Commissie van 21 maart 2012 in de zaak C 76/2002 Brussels South Charleroi Airport – Mogelijke staatssteun aan de luchthaven en aan Ryanair (PB C 248 van 17.8.2012, blz. 1).

(25)  Arrest in de zaak Flughafen Leipzig-Halle, met name punt 106.

(26)  Mededeling van de Commissie aan de lidstaten – Toepassing van de artikelen 92 en 93 van het EEG-Verdrag en van artikel 5 van Richtlijn 80/723/EEG op openbare bedrijven in de industriesector, PB C 307 van 13 november 1993, blz. 3, punt 11. Deze mededeling heeft betrekking op de industriesector, maar geldt ook voor andere economische sectoren. Zie het arrest van 30 april 1998 in zaak T-16/96 Cityflyer / Commissie, Jurispr. 1998, blz. II-757, punt 51).

(27)  Het swappercentage komt overeen met de Interbank Offered Rate (IBOR), maar heeft een langere looptijd. Deze wordt op de financiële markten als referentierente gebruikt voor het bepalen van de financieringsrente.

(28)  Een kredietverzuimswap (CDS) is een (verhandelbaar) kredietderivatencontract dat tussen een zekerheidssteller en een zekerheidsnemer wordt gesloten en waarmee het kredietrisico van een onderliggende referentie-eenheid van de zekerheidsnemer op de zekerheidssteller wordt overgedragen. De zekerheidsnemer betaalt de zekerheidssteller op regelmatige tijdstippen een premie, tot de vervaldatum van het CDS-contract of tot een vooraf vastgestelde kredietgebeurtenis met betrekking tot de onderliggende referentie-eenheid (indien deze eerder plaatsheeft). Deze premie die op regelmatige tijdstippen door de zekerheidsnemer wordt betaald (uitgedrukt in procent of in basispunten van het verzekerde bedrag, de „nominale waarde”), wordt de CDS-spread genoemd. CDS-spreads kunnen als een goede indicator voor de prijs van het kredietrisico worden gebruikt.

(29)  Zie bijvoorbeeld Oxera, Estimating the cost of capital for Dutch water companies, 2011 (blz. 3) of de gegevens van Bloomberg met betrekking tot de intekeningskosten bij de leningemissie. Hierna wordt een vergoeding van 20 basispunten gebruikt om tot een voorzichtige raming te komen.

(30)  Bloombergcode EUSA2.

(31)  Bloombergcode EUSA5.

(32)  Bron: Bloomberg.

(33)  Zie overwegingen 24, 25 en 44.

(34)  Zie bijvoorbeeld Moody's, Updated Summary Guidance for Notching Bonds, Preferred Stocks and Hybrid Securities of Corporate Issuers (februari 2007).

(35)  De CDS-spread voor lening nr. 17 zou in principe moeten overeenkomen met de gewogen gemiddelde looptijd van de lening van […] jaar (op twee jaar benaderd). Voor de periode waarin de leningen werden toegekend zijn echter geen CDS-gegevens voor looptijden van twee jaar beschikbaar. Daarom werd uitgegaan van CDS-spreads met de looptijd van de leningen (drie jaar). Met deze benadering wordt een bovengrens verkregen.

(36)  Bron: Bloomberg. Interkwartielafstand (d.w.z. de afstand tussen het eerste en het derde kwartiel): 16 tot 29 bps.

(37)  Bron: Bloomberg. Interkwartielafstand: 23 tot 37 bps.

(38)  Formula

(39)  Formula

(40)  Indertijd bestond er geen handel in CDS-en op LH met een looptijd van twee jaar of minder.

(41)  De graad van zekerheidsstelling kan gemeten worden als het verlies bij wanbetaling (LGD), dit is het verwachte verlies uitgedrukt als percentage van de verplichtingen van de debiteur, met inachtneming van de uit de zakelijke zekerheden en de failliete boedel te realiseren bedragen; het LGD is dus omgekeerd evenredig met de waarde van de zekerheidsstelling. Dit weerspiegelt het verschil in LGD tussen de categorieën „hoge zekerheidsstelling” (LGD < 30 %) en „normale zekerheidsstelling” (30 % < LGD < 60 %) uit de mededeling referentiepercentages 2008.

(42)  De Euro Interbank Offered Rate (hierna „EURIBOR” genoemd) is een dagelijks referentiepercentage op basis van de gemiddelde rentetarieven waartegen banken in de eurozone andere banken op de euro-interbankenmarkt niet-gegarandeerde leningen aanbieden.

(43)  […].

(44)  Zie Bank voor Internationale Betalingen, International Convergence of Capital Measurement and Capital Standards, http://www.bis.org/publ/bcbs128.pdf